Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 34e Jaargang Vrijdag 6 Februari 1920. No 6 UIT HET WOORD. RedacteurenDs. L. BOXJMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg, lists Mfidivirksrs0.0. R. J. v. I ÏEEI, J. 0. IIELEIEI), F. J. i l EIDE, B. MEIJER, H. P. M. S. DE WALLE ia F. I. J. VOLF. Abonnementsprijsper kwartaal bjj vooruitbetaling 75 cent. UITHAYK VAN DE PBRSVBRBBNIGING ZBBUWSCÜB KERKBODE. Adres vu de Administratie Firma LITTOOIJ &OLTHOFF, Middelbnrg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. GEROEPEN TOT DE BRUILOFT DES LAMS. Te weinig gaan onze gedachten naar boven, naar den hemel. Onze ziel kleeft aan het stof. Wij weenen vaak, waar wij juichen moesten. Is niet de hemelstad het doel van 's Christus pelgrimstocht. Hier vreemdelingen, daar 't Vaderhuis. Hier zuchting en geween, daar juichen en ver blijd zijn. Hier het tranendal, daar geen traan meer. Hier 's uitnemendste moeite en verdriet, daar geen; moeite meer, maar elk volkomen toegerust om zijn hemeltaak te vervullen, zijn werk te werken tot ver heerlijking van zijnen Vader in de hemelen en van het Lam. Hier de angst en vreeze voor ons en onze lievelingen, of wij wel zullen kunnen ingaan, daar ontkomen aan den strik des vogelvangers, verlost van zonde, wereld en satan, verzadigd met het goddelijk beeld, eeuwig veilig en zalig, om altijd met den Heere te wezen. En toch willen wij onze geliefden niet loslaten, wanneer God ze komt halen door zijne engelen, wanneer Jezus ze oproept om in te gaan in de hemelsche woning in 't Vaderhuis bereid. In ons reisplan rekenen wij te weinig met de hemelsche bestemming, te veel met de aardscbe. Het ^geroepen tot de bruiloft des Lams" gaat ons vaak te hoog. Hier wordt gesproken van ^geroepenen," en wel tot een hemehche bruiloft. Er is een die roept. Wie zou ook ongenoodigd, ongeroepen, kunnen of durven komen tot de bruiloft des Lams. Wie komt er ongenoodigd tot een gast maal. De gast noodigt niet zich zelf maar wordt genoodigd. Veel meer nog is voor komen tot een bruiloft noodiging voor waarde. In 't Oosten was het zelfs onmogelijk althans bij vorsten, ongenoodigd onder de bruiloftsgasten plaats te nemen. De Oos- terscbe vorsten hadden voor iederen ge- noodigde bet bruiloftskleed gereed liggen. Voor wie ongenoodigd kwam, was er geen kleed. Drong hij toch binnen, onmiddelijk werd hij ontdekt. Hij had geen bruilofts kleed aan. Al de gasten in 't witte feest kleed van den vorst, de indringer alleen in eigen kleed, maar daarom ook weer uit geworpen. Wie zou 't ook wagen binnen te dringen in eenige bruiloftszaal bij de grooten der aarde. Men weet, alleen voor de genoo- digden is er plaats. Hun naam wordt ge noemd, zij worden opgeroepen, aau de tafel is hun plaats aangewezenmaar een vreemde duldt men er niet. En deze bruiloft des Lams is niet op aarde, maar in den hemelniet bij een Oostersch of een Westersch vorst, maar bij den Heere der Heeren. Hier is binnenkomen zonder geroepen worden ten eenenmale onmogelijk. Bij het Dgeroepen" mogen wij hier den ken, aan al wat tot die roeping behoort, vanaf het eerste oogenblik dier goddelijke roeping, totdat de geroepenen eindelijk mag aanzitten aan het avondmaal van de brui loft des Lams. Dan ziet men ook, dat heel de roeping één handeling is, die altoos uit gaat van Een, hier van den Heer des Hoeren, ook al staat er hier of daar een knecht, die het woord zijns Meesters overbrengt, hetzij voor 't eerst, hetzij bij vernieuwing. De Heer roept dan door Zijne knechten. Er is velerlei roeping. Er is eon alge- meece, en er is een bijzondere roeping. Een algemeene roeping, die komt door do stem der natuur, een bijzondere roeping die komt door de prediking des Woords. Ook de bijzondere roeping is weer te onderscheiden. Men spreekt van een inwen dige en een uitwendige roeping. De uit wendige roeping komt tot allen dio leven onder 't Woord, ook tot hen die verloren gaan. De inwendige roeping komt alleen tot de verkorenen, tot hen die zalig worden. Elke geroepene is van nature in de duisternis, en wordt geroepen tot het licht van nature dood, en wordt geroepen tot het leven in de wereld, en wordt geroepen tot het koninkrijk van Gods eeuwige liefde, tot de eeuwige heerlijkheid, of gelijk wij hier lezen, tot de bruiloft des Lams. Dat »Lam" is Christus zelf. De Christus gekruist, geslacht, gestorven, maar ook opgestaan. De Christus, gewordea uit een vrouw, geworden onder de wetgeworden tot een vloek, opdat Hij ons van den vloek der wet verlossen zou. De eerste roeping ging reeds uit van Christus. Al de profeten spraken door Hem. Johannes de Dooper was zijn vooriooper, zijn heraut, maar ook de vriend des Bruidegoms. Hij trad terug, zoodra de Christus zelf kwam, en zijn woord: Hij moet wassen, ik minder wor den," wijst voor alle eeuwen aan, dat al de vrucht der roeping voor Christus is. Slechts korten tijd was Christus zelf op aarde. Hij riep, riep tot het ambt en tot de zaligheid. Hij riep de apostelen, de zeventigen, Paul us, en velen geloofden in hem. Hij ging heen, maar bleef roepen door zijn Geest en Woord en dienaren. Christus roept overal waar 't evangelie wordt ge hoord. Wat stem van goddelijke genade klinkt ia die roeping in 't midden van de wereld. Goddelijke genade omdat het hier steeds gaat zonder aanzien des persoons, omdat hier wegvallen alle muren door de zonde opgetrokken tusschen volken en volkeD, standen en standen, hoog en laag. Christus roept tegelijk heer en knecht, patroon en werkman; de klassenstrijd was eens niet in het Paradijs, zal in't nieuwe Paradijs niet zijn. Hij roept tegelijk blank en bruin, rood en zwart, uit alle taal en volk en natie en geslacht. Eén moet in Christus worden, wat door de zonde uit een viel. Eerste voorwaarde voor Jezus volgen is daarom zichzelf verloochenen. Jezus roept, roept met en naast u mogelijk uw vijand. Maar wie waarlijk door Jezus is geroepen, verstaat, nu is het vrede. Een vrede niet van deze aarde, maar van boven. Jezus roept en elk waarlijk geroepene verheugt zich over ieder mederoepene. Haman kon Mordechai zelfs piet ver dragen in de poort des Konings. Bij de waarlijk geroepenen wordt nyd, haat en vijandschap gedood. Elk der geroepenen ziet niet op den andere, maar verwondert zich dat Christus naar zulk een zondaar om heeft willen zien en de vraag komt uit 't hart, hoe kon Jezus mij, arme zondaar, roepen. Zondaren is de algemeeno naam voor allen die geroepen worden. De zonde en de zondeval maakte de roeping noodzakelijk, zou er één zalig worden. Toen Adam viel, vluchtte hij. God deed hem stil staan met zijn: »Waar zijt gij." Sedert zijn de dui zenden geroepen die langs duizenderlei wegen uit 't verderf naar de hemelstad gevoerd worden. Zondaren zijn alien die geroepen worden, zondaren, geroepen tot bekeering, geroepen tot de bruiloft des Lams. Zondaren zijn allen die geroepen worden, echter worden niet alle zondaren geroepen. Hoevele duizenden leven er nog zonder 't evangelie. De zending vraagt veel, steeds meer in onzen tijd, maar lettend op de uitgestrektheid van den zendingsakker, moeten wij allen dag s chreiend uitroepen »de arbeiders zijn weinige," met de beide »Stoot, Heere, dan arbeiders uit in uwen wijngaard." Christus roept, maar 't zen dingsbevel luidtPredikt het evangelie aan alle creaturen." Zondaren worden geroepen, echter niet alle zondaren. Zoovelen leven ook in Christenlanden buiten bearbeiding van het evangelie. De nood der beidenen roept tot zendingsarbeid. Maar hoe velen leven in ons land zonder het evangelie, 't Is waar door eigen schuld't evangelie is er in dorpen en in steden. Overal kan 't woord beluisterd worden. Maar wordt 't verlorene wel gezocht, komen wij met water tot de dorstigen Doen wij door evangelisatie van dorp tot dorp en van stad tot stad, wat kan gedaan worden om wie belangeloos of vijandig zijn en tot den dienst des Woords niet komen, toch het evangelie te doen hooren? De wereld weet bruggen en bruggetjes te leggen om op haar terrein te doen over gaan. Niet in eens geleidelijk dit ver staat de wereld. Welnu de evangelisatie legge de bruggen ea bruggetjes om uit de wereld over te doen treden op 't terrein der gemeente. Zondaren worden geroepen, echter niet allen, zelfs niet op 't terrein der gemeente des Heeren. 't Is niet al Israël, wat Israël genaamd wordt. Velen zija geroepen, wei nigen uitverkoren. Niet die daar roepen Heere, Heere, maar die doen den wil des hemelschen Vaders, zullen ingaan. Brengt dan vruchten voort der bekeering waardig, zoo heet het ook voor de kinderen des verbonds. Het woord van Christus moet niet slechts tot ons komen, het moet in ons wonen. Elk moet daarom zichzelven onderzoeken of de stem der roeping Christi ook doordrong tot 't verborgen van zijn zieleleven. Dan komt het schaamtegevoel, want wij zijn zondaren. Geroepen door Christus, weten wij ons ontdekt, willen wy vluchten, vluchten verre van Hem, die ons riep. Onrein, schuldig, gansch melaatscb, kun nen wij toch niet verschijnen voor deoogen van het onbestralïelijke, en onbevlekte Lam. Gelukkig wie dan niet vluchten-kan. Het behoeft immers ook niet. Jezus kent zijn geroepenen. Hij kent ze als zondaren. Het Lam, dat roept, heeft ons gekocht met zijn dierbaar bloed, wil ons wasschen in zijn bloed, vernieuwen door zijn Geest. Het bloed van Jezus Christus reinigt ;oaarvan alle zonden. Kon het bruiloftskleed door Oostersche vorsten den bruiloftsgasten gegeven .nog weer bevlekt worden, het kleed dat.ideae hemelvorst geeft is onbevlekkelijk en onyer- derfelijk. Zondaren roept Jezus; komen wij «dan als arme zondaren tot Hem, en die-tot Hem komt zal Hij geenzins uitwerpen. En hij zeide tot mij Schrijf: zalig^yn zij, die geroepen zijn. Johannes mocht, ja moest hetsebryyen. Het mag niet alleen gezegd, maar ook geschreven worden, want het is waar. Hot moet geschreven worden, opdat' velen gelooven mogen, opdat wie geroepen wor den het kruis in lijdzaamheid mogen.loeren dragen en de schande vereebteufvoora de vreugde die hun voorgesteld wordt. Zalig zijn ze, die hemelingen in de brui- lolfszaal. Daar is het einde, .de «bestem ming van alle waarlijk geroepenen. O, zalig zijn ook hier reeds,, die hoeren naar de klanken uit het hemelscht heilig dom. Maar hier is nog de zonde, dreigt nog de dood, woedt nog satan,benauwt nog.de wereld. De zaligheid is in de hemelen. Eerst dan wanneer de roeping tot haar einde^komt, wordt die zaligheid het deel der geroepenen. Dan valt weg de dienst der aardsche knechten. Zij kunnen roepen in Jezus naam tot in de poort des hemels; maar in den hemel zelf roepen Gods engelen, om te brengen voor het Lam. Dan mogen de geroepenen hem zien, die riep tot de hemelsche zaligheid. Zullen wij beschrijven de blijdschap, die de ziele eens geroepenen dan mag smaken Slechts ééa woord is er onager in weer te geven al wat de ziele dan geniet, het ia het woordzalig. Zalig, wie door die reine hemelboden ingeleid mogen worden in de hemelsche feestzalen. Nog zijn niet alle geroepenen er, maar die er zijn mogen alles zien, watdaar gedaan wordt, om de feestzaal voor (Jo bruid te bereiden. Intusschen bereidt Christus zyn bruid. De groote dag komt dat de laatste geroe penen hunne plaatsen zullen innemenLaan het avondmaal van de bruiloft des Lams. Dan zal uit aller gezaligden mond het Halleluja" eeuwig worden gehoord. Het is de Bruiloft des Lams. O, bij een bruiloft kan de aanblik van twee elkander minnende harten, in liefde aan elkander verbonden, reeda; iafvervoe ring brengen. Maar hier is nog wat me f Zeeuvsctie Kerkbode. Afzonderlijke nummers 6 cent. AdTtrtentleprUs 10 cent per regel b|j jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. En bij zeide tot mijschrijfzalig zijn zij, die geroepen zijn tot bet avondmaal van de bruiloft des Lams. Openb 19 9a.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1