Gezag.
Een stem uit de gemeente.
maakt aan 't zaaien van wantrouwen, dat niet
anders dan heillooze vruchten kon dragen.
Mannen, die warB zyn van allen noodeloozen
strijd en die tevens niet veel gevoelen voor
fijnere onderscheidingen, hebbeu zich er niet
aan gestoord en verkondigen het ovangelie zon
der rekening te houden met de historie, welke
uiet zonder de leiding des Heeren tot stand
is gekomen en met de lijnen, waarlangs het
verbond zich door de eeuwen voort beweegt.
Gevolg daarvan is, dat de herinnering aan Gods
werk in de historie verzwakt en dat het ker
kelijk besef vermindert. En dit komt, om dat
eigenwilligheid en eigenzinnigheid de plaats
innemen van heldere godsvrucht, welke ons
vragen leert wat wilt Gy, dat ik doen zal
en welke ons doet verstaaD, dat gehoorzamen
heter is dan offeranden en opmerken dan het
vette der rammen. Er is wel veel aandoening,
veel godsdienstig gevoel, maar men merkt zoo
weiüig van gebondenheid aan 't Woord Gods.
Men meent het zoo goed, men is zoo overtuigd,
dat het zoo moet, men hoopt zoo, dat het alles
wel terecht zal komen, maar men schijnt niet
te weten, dat men Gods heil alleen aanschouwt
in den weg, dien Hü ons wijst. D!t alles gaat
gepaard met een oppervlakkigheid en zorge
loosheid, welke met vreeze voor de toekomst
vervullen, omdat het levendig bewustzijn aan
zonde en schuld ontbreekt. Het hart is vol
van wat er gebeurt in de wereld, maar zonder
dat het hongert naar de gerechtigheid, welke
Uit God is.
Over het uittreden van de kerk te Werken
dam (B.) waag ik het niet mij uit te laten,
want daarmee beu ik niet genoeg op de hoogte
en het is altijd gevaarlijk om op geruchten
af te gaan. Büuma.
li
De machtendie er zijn, zijn van God verordend.
God wil, dat er gezagdragers zullen zijn.
Stel nu bijvoorbeeld, dat zekere revolutionaire
partij bestaande overheid van haar macht
en gezag berooft, om zichzelve meester te ma
ken van het gezag, en dat gezag met geweld
van wapenen te handhaven, zooals nu in dezen
tjjd de Bolsjewiken in Rusland, dan geldt ook
voor de onderdanen in dat rijk de regel: „De
machten, die er zijn, zijn van God verordend',
en zijn dus de onderdanen geroepen tot ge
hoorzaamheid aan dat gezag n.l. zoolang van
hen niets geëischt wordt, waardoor zij in strijd
zouden komen met hun plicht om God te ge
hoorzamen. Want alleen in dit laatste geval
mag de gehoorzaamheid aan de overheid wor
den opgezegd. Dan moet men handelen naar
het bekende woord van den Apostel Petrus
voor den Joodschen Raad, Hand. 5:29: Gode
meer gehoorzaam zijn dan den inenscheD. Welke
machten zich ook als overheid doen gelden,
en in welken vorm die overheid ook moge op
treden, er moet een overheid zijn, ér moet in
het volksleven een macht boven ons als on
derdanen staan. Dat is Gods ordinantie. En
die macht boven ons, moet worden erkend,
geëerbiedigd, gehoorzaamd. Zóó alleen zal een
geordende saamleving mogelijk zijn. Elke re-
geering, welke ook, is derhalve van God ver
ordend.
Nu kan men wel een andere overheid boven
zich wensclien. Christenmenschen willen liefst
onderdanen zjjn van eene Christelijke overheid.
Maar als 't eens anders is, als zij door Revo
lutiemannen geregeerd worden, dan mogen zy
nog niet daarom zich tegen dat overheidsgezag
verzetten. Zoolang die overheid die Christenen
vrijlaat pm naar hunne consciëntie God te die
nen, dan hebben zij haar gezag te erkennen,
en aan anderen een exempel van gehoorzaam
heid te bieden: aalzoo dat die zich tegen de
macht stelt, de verordening van God wederstaat*
zegt Paulus in Rom. 13 2. En dat schreef de
apostel in een tijd toen er geen Christelijke
maar een heidensGhe overheid was, en toen ook
telkens verschillende staatsvormen optraden,
toen telkens het eene gezag door het andere
verdrongen werd. Nu wordt door Paulus niet
de. eene gezagsvorm boven den anderen voor
getrokken, maar hij scheert alle vormen van
gezag over één kam. De bestaande machten
moeten door de geloovigen worden gehoor
zaamd. En wie uit andere oorzaak dan om
der consciëntie wille zich tegen het gezag stelt,
die wederstaat Gods ordinantie, en haalt daar
door over zich een oordeel.
De overheid is eene instelling tot zegening
voor de menschen. Maar wordt die ordinantie
weerstaan, dan verandert de zegen in een vloek.
Als zonder wettige reden aan de overheid de
gehoorzaamheid wordt opgezegd, dan komt over
zulk een volk een oordeel Gods. Dat zien we
verwerkelijkt in de door revolutiegeest bezielde
.volkeren van den tegenwoordigen tijd. De ont
zettende onwentelingen welke op het tegen
woordige wereldtooneel plaatsgrijpen, zijn ook
maar niet een willekeurig spel van blinde
krachten. Er zit ook achter die omwentelingen
Eén op den troon, die met oordeelen de vol
kerenwereld vonnist. Dat 't in onderscheidene
natiën op 't oogenblik een chaos en ruïne is
op het gebied der uitoefening van het gezag,
is o.i. een oordeel Gods over vroeger misbruik
van het gezag en over het jarenlang stelsel-
matig verkondigen van den leugen „toch God,
tóch meester'. Zulke afwijkingen van Gods
In ons vorig artikel sloop een leelijke
drukfout ,in, waardoor een grove onwaarheid
werd verkondigd. Er stond te lezen „onder
werping aan het gezag is tegenstaan van God'.
Hier viel een regel uit. Het moet aldus luiden
„Onderwerping aan het gezag is onderwerping
aan God, tegenstaan van het gezag is tegen
staan van God*. Nadenkende lezers zullen by
zickzelveu die correctie hebben aangebracht.
ordinantiën schijnen ongemoeid een tydlangjte
kunnen doorwerken, maar op den duur loopt
't spaak, en komt 't oordeel. Evenals de ver-
stokkiDgvan Faiao's hart over hem kwam als
een oordeel Gods, zoo komt 't bolsjewikisme
over een natie als een oordeel Gods, wanneer
in die natie tevoren op mensehonieerendö wyze
de macht is misbruikt en de theorie van ge-
zagsverwerping is gepredikt. Zij die wind ge
zaaid hebben, moeten dan storm oogsten.
Geen enkel gezag op aarde heeft vastigheid, als
het niet gebaseerd is op recht en gerechtigheid,
en uitgaat van de beginselen van liefde tot God
en liefde tot den naaste. Gezag, dat op onrecht
gegrondvest werd, wordt door den eersten den
besten schok al omvergeworpen. Daarom is
ook niet veel blijvend goeds te wachten van
de regeeringen in de landen, die thans door
revolutiestorinen en revolutievloedgolven ge
teisterd worden. Macht, welke door geweld of
onrecht verkregen is, kan zichzelve niet op den
duur handhaven. Zulke tronen staan van den
eersten dag af al wankel en storten gewis na
korteren of langeren tijd ineen. Mogendheden,
die haar gezag meenen te moeten handhaven
door geweldoefening, door geslepen diplomatie,
of door overmacht van kanonnen, dreadnoughts,
onderzeebooten, tanks of luchtschepen, zullen
eenmaal de waarheid moeten ondervinden, dat
zulk een gezag op een slechten bodem staat.
Een vaste grondslag is alleen recht en gerech
tigheid. Daarom is Gods troon onwankelbaar,
omdat gerechtigheid en gericht de vastigheid
Zijns troons zijn, Psalm 89:15a.
Onze woelige tijd, waarin zooveel tronen wan
kelden en vorstenkronen langs de straten rolden,
waarin telkens gezagsdragers van hun gezag
beroofd worden, predikt dan ook o.i. duidelijk
en luide: „Tot de Wet en de getuigenis!",
„Terug naar recht en gerechtigheid En zoo
niet, zij zullen geen dageraad hebben. Door
ongerechtigheid wordt elk gezag ondermijnd.
Elk onrecht dat wordt toegelaten of wat
nog erger is bevorderd, brengt van stonde
aan het gezag aan 't wankelen. Onrecht is gsen
grondslag, waarop het gezag kan blijven stand
houden, maar is als een vulkanische bodem,
die alwat er op gebouwd wordt, 't avond of
morgen omverwerpt.
De ongerechtigheden van de gezagdragers
zijn meestal de oorzaken, dat zij ten lests van
hun gezag worden beroofd op geweldadigde
manier. Daarom moeten wij als geloovigen
altoos toezieü, dat het gezag in staat en maat
schappij op goede basis berust, en in gerech
tigheid wordt gehandhaafd. Zulk een gezag toch
alleen zal duurzaam blijken.
Tegen het bestaande gezag mag een Christen
dan ook alleen optreden om der consciëntie wille
anders nooit.
Wanneer de Overheid van den Christus iets
vergt, wat hij met zijne consciëntie voor God
niet kan verantwoorden, dan mag hy verzet
bieden. Maar dat behoeft nog niet op geweld
dadige manier te geschieden. Do Christen be
gint met op grond van Gods Woord, zooals
hij dat verstaat en inziet, te protesteeren. Hij
móet aan de Overheid zijne bezwaren kenbaar
maken. Een verstandige overheid zal dan ook
met consciëntiebezwaren rekening houden, om
dat geen mensch over zjjn eigen consciëntie
mag heenwerken. Er zijn vele Christenen, dia
ernstige bezwaren hebben tegen vaccinatie en;
tegen verzekering. Zij zyn in hun gemo.ed ten'
volle ervan overtuigd, dat zjj zoo iets niofr
mogen doen. Ik laat voor 't oogenblik daar ofj
hun standpunt juist is en werkelijk grond vindt;
in Gods Woord. Maar feit is, dat zulke Chris-j
tenen, die overigens in alles schuldige gehoor-:
zaamheid aan de overheid bewijzen, op die.
bepaalde punten zich ernstig bözwaard gevoelen.;
Wanneer de overheid zoo onverstandig is om>
zulke menschen te dwingen, dan pleegt die;
overheid onrecht, pleegt geweld aan de con
sciëntie, en daarom mogen die christenen om!
hunner consciëntie wille op dat punt gehoor
zaamheid weigeren. Maar zij moeten bijv. te
genover den verzekeringsdwang gelijk zjjf
't noemen duidelijk laten bemerken dat 't
bij hun niet een portemonnaiebezwaar is.-
Houdt de overheid vast aan haar vastgestelden,
maatregel, wordt weigering van het opvolgen'
daardoor met straf bedreigd, dan moeten die
zelfde christenen ook gewillig die straf willen
dragen, ook al meenen zij dat er hun onrecht
door wordt aangedaan.
Zjj kunnen en mogen en moeten eerst be-!
proeven een maatregel opgeheven te krijgen,
die tegen hun consciëntie zou ingaan. Gelukt?
hun dat, dan mogen zy er zich in verblijden;
en moeten gewillig op andere manier de gel-i
delijke nadeelen willen dragen, maar gelukt;
't hun niet, dan houdt de Schrift dezulken
voor le. dat zij volgens hunne consciëntie moe
ten handeleü, 2e. dat zij liever schade en on
recht moeten lijden dan tegen hun consciëntie1
ingaan en 3e. dat zij om der consciëntie wille
tot het brengen van buitengewone offers moe
ten bereidwaardig gevonden worden.
We spreken in zulke gevallen van lijdelijk
verzet. Maar lijdelijk verzet is toch ook verzet
is een weerstaan van 't gezag, is een opzeg
gen van de gehoorzaamheid. En daarvoor mag
maar één oorzaak zijn, n.l. dat de consciëntie
't ons gebiedt.
Bij den uitgever J3. Bootsma te 's Graven-;
hage verscheen eene brochure, getiteld: „De
houdiüg van ds. Netelenbos", welke de vraag
behandelt„Is er kerkelijke samenwerking mo
gelijk tusschen Ethischen en Gereformeerden"?
waarop het antwoord zoo beslist mogelijk ont
kennend luidt. De schrijver ervan is de heer
H. A. Verduin te 's Gravenhage.
Aan het geschrift zelve gaat nog vooraf een
inleidend woord van twee bekende leden der
Geref. Kerk te den Haag, die zich aansluiten
Iby het geschrift van broeder Verduin, n.l. J-
van Andel en Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen.
Om den juisten broederlijken toon, welken
dat inleidend woord aanslaat, laten wij het
hier voor onze lezers volgen
„Het optreden van ds. Netelenbos, veel be
sproken in de pers, bracht eenige leden van
de Geref. Kerk van 's Gravenhage, waaronder
de ondergeteekenden en de schrijver van dit
vlugschrift, samen, om te bespreken of wellicht
een weg kon worden gevonden om te getuigen
van wat leeft in den boezem van de gemeente
met betrekking tot ds. Netelenbos, zyn stand
punt en zijn optreden. We achten gewenscht,
dat ook uit de gemeente een stem zou klinkeD,
omdat zoo veelszins de strijd, door ds. Netelen
bos ontketend, wordt voorgesteld als een soort
van achtervolging van de zyde der predikan
ten. We wenschten, dat zou blijken hoe een
„leek" over de quaesties oordeelt.
Het gaat ons om de Kerk, en ook om onze
predikanten. Het optreden van ds. Netelenbos
verwekt wellicht den schijn dat in de predi
king in onze Kerk het ethisch element niet
voldoende tot zijn recht zou komen, en zou als
zoodanig dus een aanklacht tegen de wjjze van
verkondiging van het Evangelie behelzen. Hier
tegen moest worden opgekomen.
Maar het gaat vooral ook om de Kerk. De
bloei van ons kerkelijk leven, waarvoor we God
mogen danken wekt de tegenstanders van het
Gereformeerde leven tot het zoeken van grond
voor critiek. Dien grond gaf hun hetgeen ds.
Netelenbos deed. Wij, die de Kerk liefhebben,
lijden er onder, dat zij in opspraak kwam. We
nemen gaarne aan, dat ds. Netelenbos ook lijdt
onder de gevolgen van zijn optreden voor de
Kerk waarin hij is grootgebracht. We betreu
ren, dat hy moeilijkheden verwekte en zelf ook
in moeilijkheden kwam. Maar dit weerhoudt
ons1 niet er van te spreken.
Want uit liefde voor de Kerk moeten we dit
doen. Het gevaar is zoo groot, dat er verwar
ring ontstaat. Gaarne willen we ijveren voor
betere realiseering van het ethisch clement in
het Gereformeerde leven, maar we vreezen voor
het veldwinnen van het Ethisch beginsel.
Daarom komen we op voor het Gereformeerd
beginsel in de belijdenis, in de Kerk en in het
leven der leden onzer Kerk.
Wat dit beginsel beteekent, en hoe het zich
in het leven openbaart, zet dit geschrift op
sympathieke wjjze uiteen.
We hopen, dat de wijze waarop de zaak van
ds. Netelenbos verder zal worden besproken,
ook een waardig karakter moge dragen naar
den eisch der liefde.
We achten het niet naar den eisch der liefde
de kerkmuren af te breken, maar wel om bin
nen eigen muren zooveel mogelijk te arbeiden
aan den sehoonen groei en bloei van het ge
loofsleven, opdat de vruchten, ook buiten de
muren, verkwikking mogen brengen.
Maar in het algemeen begrijpt men dit niet.
Want het zuiver houden van eigen gaarde
wordt veelal als onverdraagzaamheid, als eng
hartigheid gekenmerkt. Dien smaad hopen we
als Christenen te dragen, en getrouw te blij
ven in geloof en liefde te arbeiden aan den
opbouw van God3 Koninkrijk. Wij veroordeelen
niemand om een afwijkende meaning, maar
beperken ons kerkelijk gemeenschapsleven tot
hen die met ons één belijdenis liefhebben en hun
leven naar die belijdenis begeeren te richten*.
Dat deze Haagsehe bróeders zoo met nadruk
wijzen op het onderscheid tusschen het ethische
element in de prediking en de Ethische begin
selen, is voorzeker niet overbodig. Bleek niet
op de jongste vergadering der Classis-Middel-
burg, hoe een broeder ouderling uit Middel
burg, wien het woord gegund werd door de
vergadering al was hy geen afgevaardigde
zijner Kerk, en die iedereen toeh wel tot de
meest ontwikkelde rekent, ook die beide be
grippen met elkaar verwarde? Hoe licht zal
dan niet een eenvoudig gemaAntelid dit onder
scheid uit het oog verliezen. Wat ds. Landwehr
van Rotterdam door zijn kostelijk referaat nog
eens naar voren bracht, is dat door de Gere
formeerde prediking het stuk der heiligmaking
meer nadrukkelijk worde behandeld. En daar
mee zal ieder goed Gereformeerde accoord gaan.
Maar heel iets anders is het Gereformeerde
beginsel te vervangen door het beginsel der Ethi
schen. Het Geref. beginsel zoekt de bron voor
de kennis der waarheid in de Heilige Schrift
als Gods onfeilbaar Woord, terwijl het Ethische
beginsel die bron zoekt in het geloovig subject,
in het gemoed der kinderen Gods.
Welnu, met dat laatste kan en mag geen
Gereformeerde ooit accoord gaan.
Laat ieder onzer dan ook dit verschil terdege
in 't oog vatten, opdat niemand door misleidende
taal in verwarring gebracht worde.
En nu de brochure van br. Verduin. Hy
heeft de lezing van ds. N. gehoord over
„Ethiech-Gereformeerd" en naar aanleiding van
hetgeen hy daar hoorde, verdedigt de schrijver
nu de beginselen van ons, Gereformeerden. Hy
doet dat op bevattelijke wyze, vaak met rake
zetten, maar zoo dat een eenvoudig lid der
gemeente zeer juist kan vatten en gevoelen
waarom 'tgaat in deze kwestie.
Behoudens enkele uitdrukkingen kunnen we
met den inhoud dier brochure instemming be
tuigen en zou dén. haar gaarne ter lezing aan
bevelen aan de gemeenteleden in Middelburg.
We willen een kleine proeve bieden, hoe
deze schrijver argumenteert.
Op blz. 9 leest ge
„De Ethischen, zegt ds. Nelelenbos, zyn blij
moedig in het belijden. Heel goed doch toon
eens met de feiten van de Gereformeerden
het tegendeel aan Men moet toch getuigen
tegen de zonde. Waar is het aanpakken in
den arbeid van Gods Koninkrijk? Waar is de
meeste offervaardigheid Waar is de meeste
zendingsijver Op welk terrein arbeidt de Ge
reformeerde niet Op het gebied der barm
hartigheid, der inwendige zending, op het ge
bied van staat en maatschappij enz. arbeidt
men met ijver en toewijding. Zyn dit geen
symptonen van liefde Is hierin niet de liefde
van Christus? Wat wil men dan toch?"
Als ds. N. beweert, „dat de Gereformeerde
Kerk zoo weinig oog heeft voor de wereld buiten
onze Kerken, die verteerd wordt door hebzucht
en wraakzuchtdat de ontferming voor het
verlorene, die toch door Jezus is gepredikt, zoo
weinig door ons wordt gekend"zegt de
heer Verduin
„Dit is inderdaad eene zware beschuldiging.
Is deze beschuldiging echter waar? Ds. N.
durft veel te zeggen Het is my onverklaarbaar
hoe een Gereformeerd predikant zulke woorden
kan spreken".
En dan wijst hy op onze goede armenver
zorging, die zeker aan andere kerken ten voor
beeld kan gesteldop den arbeid der zondags
scholen, der stadsevangelisaties, op de zending
onder de Joden, op den arbeid onder krank
zinnigen, ideoten, blinden, gevallenen, welke
arbeid wel met anderen saam ook ondernomen
wordt, maar waarin toch de Gereformeerden
steeds met liefde arbeiden.
Op die manier wyst de schrijver de beschul
diging van ds. N. af. Waarlijk ook de Gerefor
meerden zoeken het verlorene, ook al moeten
zy erkennen dat zy in dezen arbeid der liefde
nog veel meer overvloedig kunnen worden.
Een aantal weloverwogen opmerkingen wor
den in dit boekje ten beste gegeven vooral
tegenover sommige ook onder ons welbekende
pikante uitdrukkingen van ds. N. En waar 't
Geref. Kerkelijke leven verbetering vraagt, wordt
dit door den schrijver niet verbloemd, maar
volmondig erkend.
Die stem uit de gemeente waardeeren we.
Ze kan ook nog ten goede iets uitwerken.
Niet iedere uitdrukking zouden we onder
schrijven. Het komt ons niet gewenscht voor,
zooals de schrijver doet op de laatste bladzijde,
een scheidslijn te trekken tusschen „jong-Gere-
formeerden* en „de kern, het volk des Heeren."
Met al hun critiek blijven de jongeren voor
ons behooren tot het verbond der genade. Ook
is niet geheel juist, wat op blz. 7 staat, dat
het gravamen van dr. Buizer „de onderteo-
kening draagt van ds. Netelenbos." Ondertee
kend heeft hy 't nietwèl toen hy vanwege
zyn kerkeraad tot oordeelen geroepen werd
heeft hy daarmede zyne instemming betuigd.
Nu is dat verschjl wel niet heel groot, maar
ds. N. zelf beriep zich telkens op dat verschil.
Ds. N. van zyn Ethisch standpunt uit, zal uit
zichzelf niet voor den dag komen met een gra
vamen tegen de belijdenisschriften, ook al denkt
hy over sommige waarheden anders als daarin
staat omschreven. Dat is juist het eigenaardige
van de mannen der Ethische richting, dat zij
zich die subjectieve vrijheid gaarne voorbe
houden. Keekhof.
Kurk- 911 M«h«oliüt0iws,
BEROEPEN
te Schiermonnikoog: B. Hagenaar cand.
te Arnhem
te Bennekom J. H. Douner em. predt. te Breda
te Goënga: A. M- v. d. Berg te Opperdoes;
te Bruinisseds. J. E. Westerhuis
te Oud-Loodsdrecht
AANGENOMEN
naar Raard W. Weener te Yianen
naar Doorn R. Hamming te Groningen (A)
naur Onstwedde: H. Ensorink te Siddeburen.
Het Loudensehe zendingsgenootschap heeft
er by het Uitvoerend comité der Britschezen-
diügs-besturen op aangedrongen, aan de fiu-
gelsche regeering te verzoeken de periode te
verkorten, waarin Duitsche zendelingen worden
uitgesloten van Britech gebied.
De Ger. kerk in Den Haag heeft een
houten hulpkerk voor 300 personen om dienst
te doen, zoolang de bouw van een nisuwe kerk
nog geen aanvang kan nemen.
Ds. C Zwaan van Djocjacarta is met zyn
huisgezin in ons land aangekomen, om eenigen
tjjd hier zyn verlof door te brengen.
Ds. A. J. Tenkink, Groen van Prinsterer-
straat 1, Arnhem, deelt mee, dat hy zich weder
beroepbaar stelt, en gaarne zal optreden in de
bediening des Woords.
Steeds omhoogAllerwege gaan de trac-
tementen omhoog. Zoo wordt nu weer bericht,
dat Hattem het tractement bracht van f2500 op
f3000 plus f50 voor ieder kind beneden 18
jaar, vrijdom van belasting, pastorie enz.
Niet gauw tevreden De Unie is nu weer
een nieuwe salarisactie begonnen. Men zou
meenen, dat er reden was dankbaar te zyn voor
hetgeen door minister de Visser tot stand ge
bracht wasmaar veel blijkt daar niet van.
De eisch is nu, dat een onderwijzer, zonder
byacten, ongeveer f 4500 hebben moet, als hy
zyn maximum bereikt heeft. Men staat kortweg
versteld over zulk een overvragen, zullen wy
maar zeggen. Door schier alle kracht te gaan
besteden in de acties voor meerdere salarissen
is men niet op weg liefde en vertrouwen te
winnen bij het christelyk volksdeel. Het begint
helaas ook by onze christenmenschen, zelfs bij
hen, die de leiders moeten zyn, al meer te
gelijken op het woord van Jezus al deze dingen
zoeken de heidenen."
Een prachtig planEr wordt voorgesteld
voortaan de Unie-collecte te besteden ten be
hoeve van onze christelijke stichtingen vau
barmhartigheid. Elk jaar zou er dan een kleine
anderhalve ton te verdeelen zyn tusschen de
belanghebbenden. Wel zijn er zoo velen, doch
toch zou ieder nog een aardig bedrag krygen.
Moge het plan slagen 1