Boüma Gezag. 10. Allard Pierson maakte eens de opmer king, dat, als de regenboog een half uur aan den hemel bljjft, er geen sterveling meer naar omziet. 11. Wanneer het gewjjde voor ons sterft, dan zjjn wjj er ook dood voor. Wien het niet heiligt, dien ontheiligt het. Wien het niet redt, dien besmet het. In denzelfden kring, waar Samuel tot God gebracht werd, rjjpten twee makkers voor het verderf. Kkbkhov. JublUerendc predikanten. 25-jarigen. 30-jarlgen. Het eerste acht ik verkeerd, wjjl men dan er niet toe kemt om zich rekenschap te geven van wat er toe gedreven heeft en het ie toch zeer wel mogelijk, dat een dergelijke scheuring ons iets te zeggen heeft en ons leiden moet om alles te verwijderen, wat tot zulk een stap kan leiden. Maar het andere is toch ook laak baar, w\jl bij nauwkeurig onderzoek vaak blijkt, dat elk geval op zich zelf beoordeeld moet worden. Indertijd hebben we door een mede- deeling uit een vroegere eeuw pogen duidelijk te maken, wat de oorzaak is geweest, dat de groep Gereformeerden te Biezelinge het kerk verband hebben verbroken en nog altijd mee- nen we, dat daar enkel aan de orde is geko men het denkbeeld van plaatselijke kerk tegen over de practische overweging, hoe noodig het was, dat allen vooralsnog bij elkander moeten blijven. Het verschil over de vraag, waar het kerkgebouw moest staan, was bijkomstig op zich zelf en gaf onder de bestaande omstan digheden aanleiding tot het uiteengaan, dat met het oog op de doorwerking van het gezond kerkelijk leven zeer schadelijk heeft gewerkt. Doch het ging niet om vorschil van zienswijze aangaande de belijdenis. Beide groepen wilden staan op den bodem onzer confessie, beide wil den den opbouw van de Geref. Kerk in die omgeving. Naijver tusschen de beide dorpen heeft er een groote rol in gespeeld. Oosterland is een heel ander geval en het kan geen kwaad, dat we daar nog eens op wijzen. Jarenlang heeft daar gewerkt ds. Sie- monse, een man, die in zijn uiterlijk veel voor had. Hij was een aantrekkelijk figuur, die ge makkelijk ingang bij menschen vond. Als hij in Middelburg was, ging hij altijd naar het Molenwater om eens naar de militaire exerci ties te zien. Zoodra er een pauze was, zocht hij enkele bekenden op en het duurde niet lang, of onderscheiden soldaten stonden rondom hem, aan wie het te zien was, dat zij blijde waren hem te mogen ontmoeten. Hij sprak met hen over de gevaren, welke hen bedreigden en drong er met 8en bewogen hart bij hen op aan, dat zij aan Jezus hun hand en hart zouden geven. In heel den omtrek stond hij bekend als een man, die tof waarachtige bekeering was gekomen. Dit wisten allen en daarvan waren zij vast overtaigd. In dit opzicht genoot hij het vertrouwen bij allen, die hem kenden. Hjj wist zjju gedachten zeer helder te zeggen, maar het lag voor de hand, dat hij de vele vragen, welke het kerkelijk leven stelde, riet alle doorgedacht had. Daarvan hield hij ook niet. Op vergaderingen, waarin destijds over het verschil van Doleantie en Afscheiding ge debatteerd werd, liet hij het duidelijk blaken Naar zijn oordeel werd er te veel over gespro ken, men moest meer liefde hebben. Dit was veel beter en het zou spoediger toenadering bewerken. Wjjl hjj zoovele jaren te Oosterland gewerkt heeft, was de gemeente, waarin weinig wrijving was, zeer aan hem gehecht en geheel aan hem gewend. Zjjn opvolger zou dus uitter- aard een moeilijke taak hebben. Het bevinde lijke stond er op den voorgrond en nu was de vraagZal de opvolger genoegzaam vertrouwen vinden en een juiste blik op de gemeente heb ben om haar te kunnen leiden. De onderschei ding van bekeerden en onbekeerden kenden zij er wel. Dóch zou hij bij machte zjjn om haar ook het besef bjj te brengen van de tegen stelling kerk en de wereld, in den zin, zooals de H. Schrift haar voorstelt, en om haar te doen verstaan, welke een rijke beteekenis het verbond der genade heeft. Er was een man noodig met een rjjke kennis en met een zeld- zamen ijver en tact om haar duidelijk te maken de ljjnen, waarlangs zjj voorttrekken kon. Dit zou moeite kosten, licht strijd verwekken, maar het zou op den duur onder 's Heeren zegen winste brengen. Zonder kwaad te spreken over den arbeid van ds Staal, die er verscheiden jaren heeft gearbeid, kunnen we vaststellen, dat bij zijn heengaan de gemeente niet was, waar zjj had moeten zjjn. Zjj oordeelde, dat menige predi kant te weinig voor het hart gaf, en zij vreesde, dat een dergeljjke prediking op den duur de gemeente vervreemden zou van God. Er ont brak naar haar gedachte tweèerlei in, dat niet gemist kon worden t. w. het besef van onze diepe verdorvenheid en van de onwederstan- deljjke werking des H Geestes. Ik geef, 't spreekt van zelf, alleen het oordeel van de ge meente en dit deed haar meer en meer wantrou wend staan tegenover de Gereformeerde Kerken. Daarbjj kwam natuurlijk de verhouding, waarin zjj daar kwam te staan tegenover de gena- buurde Kerken, terwjjl in haar eigen midden ook nog enkelen waren, welke gaarne den weg °P gingen, door de andere Kerken bewandeld. Om geheel billjjk te zjjn moet er nog aan toe gevoegd worden de inwerking van bet geschrijf in onderscheidene bladen, alsof de Gerefor meerde Kerken den leden zouden niets maken, dat ieder hunner wedergeboren was. Uit vrees voor een Christendom, dat enkel in beschouwing bestaat, heeft de gemeente den band verbroken en nu bestaat het gevaar, dat zjj op het nevelig spoor eener van de H. Schrift losgeraakte bevinding geheel aan 't dwalen is geraakt. Dit is zeker jammer, want door nauwkeurige bearbeiding en onder wjjze lei ding had zjj haar plaats waardig kunnen in nemen, indien God de middelen had willen kronen met Zjjn gunst. Het gaat mjj, het gaat ons allen zeker aan 't hart, wanneer zulk een volk voor de Geref. Kerken verloren gaat. Het heeft zooveel, dat ons kerkeljjk leven verrijken en verwarmen kan. Het stemt steeds weemoe dig, wanneer men verliest, wat men zoo gaarne had willen behouden. Hoe zou het hart van ds. Siemonse geschreid hebben, indien hjj dit nog had moeten beleven. Doch ik durf wel te zeggen, dat het dan niet gebeurd zou zjjn. Hjj toch heeft bjj al zjjn eigenaardigheden steeds gewerkt tot versterking van den band, welke de Kerken aan elkander snoert. i. In den tegenwoordigen tjjd mag de gemeen- te des Heeren zich wel eens goed indenken, j wat hare belijdenis omtrent het gezag inhoudt en in de praktijk van haar vraagt. Ook al is de vrede geteekend, de woelingen in de volkeren wereld houden aaD. Een vloedgolf uit het oosten komende, dreigt alle gezag omver te werpen en de fundamenten der samenleving te ontwrichten. Wanneer die saamleving is als een huis gebouwd op een zandgrond, dan. wordt door den vloedgolf het fundament weg gespoeld, en 't gebouw van den staat of der maatschappij valt neer, en ook op dat gebouw zal van toepassing zjjn Jezus' woord uit de be kende gelijkenis: „en zjjn val was groot". Alleen een huis op een rotsgrond gebouwd hljjkt bestand tegen stormen en waterstroomen.. Alleen wanneer staat en maatschappij gegrond zijn op de onwankelbare grondslagen van het Evangelie van Christus zullen zjj kunnen staan de blijven temidden van de stormen des tijds en de stroomingen van revolutie. Niet haat en egoïsme zijn het cement voor eene duurzame saam leving, maar alleen de liefde tot God en de liefde tot den naaste. Die waarheid heeft Chiistus' kerk te handhaveD, maar ook in de wereld te propageeren tot haar etoffeljjk en zedelijk zelfbehoud. Evenzeer staat het met de handhaving van het gezag. Ook daarvoor moeten wjj kennen en toepassen de beginselen van Gods Woord en ook anderen trachten van de juistheid dier beginselen te overtuigen, door gedurig weer van haar te getuigen. Het ge stadig druppelen holt den hardsten steen uit. Het gedurig weer opkomen in de mensehen- wereld voor handhaving van het gezag zal ook de onbekeerlijksten ten slotte tot ander inzicht brengen. Want de resultaten der revolutie be vredigen toch niet een ieder, die nadenkt en het goede zoekt voor de gemeenschap. Ook bjj dit punt vragen wjj in de eerste plaatsWat zegt de Schrift Die biedt ons wat men gemeenlijk noemt een loan classicus in den aanvang van Romeinen 13. Een locus classicus is een voorname be wijsplaats, waarop in 't bizonder een of ander leerstuk is gegrond. Onze besehouwingxmitrent het gezag berust voor een groot deel op wat Paulus daar schrijft: „Alle ziel zjj de machten over haar gesteld, onderworpenwant er is geene macht dan van God, en de machten die er zijn, die zjjn van God verordend". Die aloude waarheid mag in onze dagen nóg wel eerïö worden toegelicht. De geloovigen moeten vastén grond onder hun voeten hebben en er tón diepste van overtuigd zijn, dat het gezag hjj alle mannen van de vrijzinnigheid in geen veilige handen is, maar eigenlijk alleen veilig is bjj diegenen die in afhankelijkheid bukken vóór den hoogen God. De Fransche Revolutie was in haar aangek heven leuze volmaakt consequent, dat zjj£aatt| het „ni maïtre" (d.i. noch meester) liet "Vooraf gaan het „ui Dien" (d.i. noch God). ZööfJer^ het zelf te weten of te bedoelen gaven dé Re- volutiemannen daarin eere aan hef heilig be ginsel, dat alle gezag en meesterschap afdaalt van God. Wanneer men niet het gezag van menschen boven zich wil erkennen, dan ia er maar één middel om dit gedaan te krjjgen, dan moet weggecijferd of uitgevlakt worden uit 4er menschen gedachten en eonsientiën Gods abso lute souvereiniteit. Zoolang de gedachte aan Gods souvereiniteit standhoudt in de overtuiging der menschen, zoolang bljjft er plaats voor ge zag van den een over den ander, waarbij (fan dat gezag is ontleend aan God. Gezag toch is zeggenschapduidt aan, dat eene mensch over den anderen mensch te zeggen, te gebieden heeft; duidt aan, dat, de een recht heeft om aan den ander zjjn feil als wet op te leggen. De gezagdrager beveelt en moet gehoorzaamd worden» Daarom heeft het gezag ook alle geoorloofde middelen te ge bruiken en aan te wenden om zichzelve te handhaven en zjjn wil uitgevoerd te krjjgen. Nu is er geen enkel mensch op heel de wereld te vindeD, die in zichzelf zóó voortreffelijk is, dat hjj daaraan het recht zou ontleenen om over anderen zeggenschap uit te oefenen. Zélfs vaders en moeders zjjn in zichzolve niet zóó voortreffelijk, dat zjj daarom over hunne kinderen met gezag bekleed zjjn. De eene mensch is niets beter, niet meerder dan de andere. Ia dat opzicht zjjn allen geljjk. Waarom moeten wjj dan het gezag van men- sehen boven ons erkennen? Omdat er geen macht is dan van Godzegt Paulus, d.w.z. zégt. door dien apostel ons de Heilige Geest die hem inspireerde. Onderwerping aan het gezag is tegenstaan van God. In vs. 2 tóch leest ge: „alzoo dat die zich tegen de macht stelt, de- verordening van God wederstaat". Men onder werpt zich aan de menschen boven ons niet om de voortreffelijkheid van die menschen, maar om Godswille, omdat hjj ze naar Zjjn vrijmachtig bestel boven ons plaatste. In die bovenons- staande menschen wordt erkend en geëerbiedigd de souvereiniteit Gods. Van elke hooge Overheid belijden wjj dan ook, dat zjj regeert bij de gratie Godswelken vorm dat gezag ook moge aangenomen hebben, hetzjj dien van koningschap of republiek. De mannen, die niet buigen voor Gods Woord maar leven uit revolutie-beginselen, zeggen Het gezag komt op uit de menschenuit den volkswil. Zjj leeren de Volkssouvereiniteit. De meerderheid van het volk maakt uit, wie dat volk zal regeeren en dan draagt die volks- meerderheid het gezag aan zulk een persoon op. Dus komt het gezag van onderen af, en niet van boven af. En de vrijzinnigen meénen, dat voor hnn theorie heel de wereldgeschiede nis als bewjjzenmateriaal kan dienen. Overal en in alle landen en tjjden beslist ten slotte na worsteling de meerderheid er over, in wiens handen het gezag zal berusten. Ziet ge wel, zoo roept triomfantelijk de revolutieman, dat het gezag niet van God neerdaalt, maar uit de volksmenigte opkomt. Als de volksmeerderheid het bestaande gezag moede is, dan kegelt ze het omver, en zet andere koningen en over heden er voor in de plaats. Voor een geordende saamleving is het wel eenigermate noodig, dat er personen zjjn die de leiding in handen heb- beD, en daarom besluiten de menschen om „gezaghebbers aan te stellen, maar ze zjjn niet langer „gezaghebbers*1 dan 't dien menschen belieft. En hun gezag ontleenen die gezagheb bers, alleen en uitsluitend aan den wil des volks. Dat het zoo dikwerf in de geschiedenis, in 's werelds verloop, toegaat, valt niet te ont kennen. Het lijkt voor een oppervlakkig besehouwer van de wereldhistorie, alsof het overheidsge zag rust in den volkswil. Maar voor den geloovigen Christen, die die per dan de oppervlakte kjjkt staan de zaken heel anders. Dok-de volkeren zjjn in Gods hand en kun nen zich tegen Zjjn wil noch roeren, noch be wegen. Al9 onder een volk het bestaande ge zag wordt omvergeworpen en door een ander gezag wordt vervangen, dan gaat dit nooit buiten Gods wil om. Een troon kan niet om geworpen worden, zoo de Almachige, de On derhouder der geheels wereld, het niet wil. Menschen, ook heele volken, zjjn slechts tweede oorzakenal beelden zjj zich misschien in hoovaardjj in, alles naar hun eigen handje te zetten. En God alleen is de Eerste Oorzaak de volkomen Souverein, van niets of niemand afhankelijk, wiens wil door geen schepsel, hoe machtig ook, kan weerstaan worden. Al wat leeft en ademhaalt is uit God, den Heere des hemels en der aarde, die alle dingen in Zjjne hand heeft en bestuurt. De beroeringen in de volkerenwereld worden ongetwijfeld ook geleid door Gods machtige hand En Vandaar dat in geen enkel land, het zjj er een gekerstend of een niet gechristianiseerd volk in woont, eene over heid te vinden is, of ze is er in dex^ middelijken weg d. w. z. door de tweede oorzaken, geko men uit de hand Gods. Al ljjkt 'fc dat die bjréirheid een den volkswil haar gezag ontleent, inderdaad is het zoo niet. De Eerste Oorzaak, de diepste wortel van het overheidsgezag ligt in God. Hjj heeft als bestel Zjjner Voorzienig heid verordend, dat er onder de menschen op aarde getag moet zjjn. Daarom moeten er ook gezagdragers wezen. En zoo kwam naar Gods wil en onder Zjjne Voorzienige leiding onder allerlei natiën in onderscheidene vormen de overheid met gezag bekleed. Wie drager is van dat gezag, dat is iets bijkomstigs, dat is van tweede orde. Maar gezag moet er zjjn, en 't gezag moet geëerbiedigd en gehandhaafd worden. Zonder gezag kan geen saamleving van menschen bestaan. Anarchie is onbestaanbaar. God wil dat er onder menschen gezag zij„Er is geen macht, dan van God, en de machten die er zjjn, die zjjn van God verordend". Let welverordend. Er staat niet„ingesteld", maarverordend De vorm, waarin 't gezag optreedt, mogen we een menscheljjke instelling noemen, maar het feit, dat er gezagdragers moeten 2jjn, is 6ene Goddelijke verordening, die geen menBchenkin- deren straffeloos kunnen verwaarloozen. SPROKKELINGEN uit eene toespraak van Dr. A. van Vbldhüizen, professor te Groningen, tot zjjne studenten in de theologie gehouden, over ,Qemeenzaam met het heilige 1. Ik breng hulde aan de schare vau predi kanten, die hun ambt hoog houden, terwjjl men hun schamel loon laag houdt. 2. Angstig groot is in onze dagen het ge tal van hen, die da bediening neerleggen en liever een ander werk dan dit heerljjk werk kiezen. Het oordeel over dat overgaan tot een anderen staat des levens is niet aan ons. Het verschijnsel opmerken en betreuren mogen wjj wel. 3 Nieuwe dominees zjjn minstens goed,dank zjj den aanbidders van de opgaande zon, dio in elke gemeente vertegenwoordigd zjjn. 4. Op kleine en groote vergaderingen komen de groote woordon en de kleine karakters voor den dag. 5. Het werk breidt zich uit, de moeite ook, de eischen der gemeentenaren ook, hun onte vredenheid ook, het gezin in de pastorie straks ook. Alles breidt zich uit, alleen hun inkomen niet. 6. Wel hebben de menschen hun beste kleedjj aan en ontbreekt vooral het goud niet bjj de uitrusting der boerinnen, maar hoe ar melijk ziet er verder alles in meer dan eene kerk uit. 7. Op de preekstoel, waarlangs de groene franje, uit de verte van beneden gezien, deftig ljjkt, bemerkt men, dat de stof er verre van smakelijk uitziet, en dat het vullen van olielamp of drinkglas benevens de herhaalde aanraking van vele pastorale handen de kleur der hoop deed verwelken. 8. Wie den Heere niet geheel dient, dient Hem in 't geheel niet. 9. Eli en Elia verschillen meer dan één letter. 12. Menige pas bekeerde is over het paard getild, omdat de menschen er zulk een -ophef van maakten. De vreugde der engelen is daarom zoo kiesch, omdat de bekeerde er zelf niets van bemerkt. 13. Wanneer gjj niet voortgaat van kracht tot kracht, dan zal het zjjn van klacht tot klacht. 14. Wanneer wjj God nabjj gevoelen, dan gaat er kracht van ons uit. Wat een leefrte, als Hjj zich verbergt. Wat een vreugde, als Hjj zich weer vinden laat. 15. Daar is geen hemelscbe gave, dan door een stillen wandel als christen-voorganger te laten zien, wat het is, een christen te heeten. Men is in onzen tjjd danig gesteld op aan schouwelijk onderwijs. Door aanschouwelijk onderwjjs is het christendom nog niet verwend geworden. Zjj heeft zich wel bjjna doof ge hoord aan het geklank des evangelies, maar zich nog weinig de oogen kunnen uitkjjken naar de Godverheerljjkende daden der'christe nen. De puntige opmerkingen van dezen hoog leeraar, die zjjn als prikkelingen en diepinge- slagen nagelen, verdienen ook door anderen als studenten overdacht te worden, waarom wjj er enkele voor onze lezers bjjeengaarden en hier ten beste geven. tn ftcliMlnlrawa. TWEETAL te Amsterdam dr. K. Djjk te Den Haag J. 0. Eu lira aim te Utrecht te Goëuga: H. H. Binnema te Munnikezjjj A. M. v. d. Berg te Opperdoes. BEROEPEN te HollandscheveldJ. Ozinga te Hasselt te Lexuiond J. P. Vis9cher te Nieuw-Lekker- land te UtrechtD. J. Couvé te Ridderkerk te Bedum (A)H. Hummelen te Breda te KampenJ. L Schouten te Arnhem te Amsterdamdr. K. Djjk te Den Haag. BEDANKT voor Lutten a.d. DedemsvaartB. Halseua te Hallum voor TreebeekG. M. v. Reunes te 'a Graven deel voor TienhovenM. Post te Nieuw-Dordrecht. Afscheid van Maassluis (A) wegens emeri taat ds. J. Vonk met Psalm 119 54. Intree te Vlaardingen (A) ds. H.J. Heida met Hebr. 4 1012, na bevestigd to zjjn door ds. W. Sieders met Col. 4 17te Helder ds. B. v. d. Werff met Efeze 6 19, na bevestigd te zjju door ds. H. Mejjer van Alkmaar met Jes. 62 6-7. Ds. K. J. Kaptejjn te Zwolle herdacht zjjn 25-jarig ambtsjubileum inefcl Cor. 1^: J.0^ Afscheid van Sthdskanaaï ds. H.J. Heida met Gal. 6 1416. In het Fr. Kerkblad beantwoordt ds. v. d. Meulen de vraag, of het goed is te keuren, dat men naar een verkooping gaat met bet doét strijkgeld te verdienen. Zjjn oordeel over dit kwaad is lang niet malsch, maar wjj gaan er geheel mee accoord, en nemen het daarom over. Hjj zegt: Zooals de vraag daar ligt, zouden we niet gaarne bevestigend durven antwoorden. Alleen om strijkgeld naar verkoop ingen gaan achten we in strjjd met het tiende gebod. Immers, het doel is niet het onroerend goed, dat in de vei ling is, maar het strijkgeld, 't Staat op één Ijjn met dobbolen en andere spelen om geld. 't Is oorzaak geweest van veel ellende, als er 'n „strop" werd gehaald. Met 'n biddend hart kan het niet gezocht, want het is niets anders dan zuivere Mammondienst. Van onze heidensche voorouders hebben we 'n begeerte tot dobbelen geërfd. Dobbelen was bjj de oude Germanen 'n ware hartstocht. Onder den invloed van den zuurdeesem des Christemdom8 is het anders en beter geworden. Echter is het opmerkelijk, dat bjj ontstentenis van levend geloof, die onheilige dobbel harts tocht zoo gemakkelijk weer wordt opgewekt. Dat er dan geen terugval zjj in 't oude heidendom De navolgende predikanten in de Geref. Kerken hopen in 1920 een ambtsjubileum te vieren. Ds. K. J. Kaptejjn v^n Giesendiu, 13 Jau. Ds. F. Kramer van Beverwijk, 24 Febr. Ds. J. Tbolen van Nunspset, 24 Febr. Ds. B Roorda van Driesum, 19 Febr. Ds. J. Lugtigheid van Uithuizormeeden, 10 Maart. Ds. L. Bos, van O verschild, 17 Maart. Ds. P. J. Jongbloed van Deventer (B.), 6 Oct. Ds. J. Ves38ur van Stad aan 't Haringvliet. 27 Oct. Ds. H. Mejjer van Alkmaar, 3 Nov. Ds. G. J. D- Aalders van Achlum, 17 Nov. Ds. W. H. Gispen van Scheveningen, 24 Nov. Ds. C. Goote van Oud-Bejjerland, Nov. Ds. S Veltman van Zevenhuizen. 1 Dec. Ds. G. Elshove van Rotterdam, 8 Dec. Ds. B. J. Lamberts van Rouveen, 8 Dec. Ds G. Wielenga van Rotterdam, '95. Ds. D. Prins van Donkerbroek, 22 Dec. Ds. J H. Koers van Oosterbeek '95. Ds. E. Doornbos van Boxum, '95 Ds. C. J. Bos van Zuidwolde (Gron.), '95 Da. J. Visser van Kookengen, 22 Dec. Ds. O. de Roos' van Rinsumageest, 12 Jan. Ds. J. C. van Mantgum van Hjjken, 19 Jan,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 2