Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 33e Jaargang. Zaterdag 27 December 1919. No. 52 UIT HET WOORD. Redacteuren: Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Iitii lidmrktnD.O. R. J. i. VEE1, i. 0. IIELEIGII, F. i. i. i. E10E, B. MEIJER. H. F. H. G. DE WALLE id F. I. J. WOLF. DE PRIESTER-KONING. Naar Bethlehem, zoo klinkt de uitnoo- diging, welke uitgaat tot alle Christen volken, tot koningen en onderdanen, tot geringen en aanzienlijken en welke zelts weerklank vindt onder de heidenen. Op den elfden dag van de elfde maand des voormiddags om elf uur stond onlangs in Engeland twee minuten het geheele werk en het geheele verkeer stil en allen dachten aan de dooden, welke gevallen waren in den laatsten oorlog. Welnu laten de volken thans eens een pauze toonden eu het aangezicht wenden naar Let kleine stedeke in Judea om te her denken de komst van den Christus in bet vleesch. Wij zouden wel wenschen, dat zij daarbij al hun meeningen aangaande dit kindeke thuis lieten en alleen met de lampe van Gods getuigenis kwamen in de stal om bij haar schijnsel te zien, wie daar eens in de krib gelegen heeft. Wij luisteren thans alleen naar den profeet Zacharia, die in blijde verrukking •uitroeptHQ zal priester zijn op Zpn troon. Oogenscbijnlijk was bij maar een hulpeloos wicht, als elk ander, maar Hij zal priester zijn op Zijn troon. Wij weten, wat Hij als priester gedaan heeft; Hij begon zich zelf reeds te offeren, toen Hij tot ons kwam, want ook Zijn geboorte was niet een lot, dat Hij onderging, maar een daad, welke Hij verrichtte. Het was de eerste schrede op den weg, waarlangs Hij ging naar het donkere Gethsemané en naar het smartelijk Golgotha. Maar dat was het einde niet. Na Zyn geheel eenige offerande gebracht te hebben ging heen naar den hemel en zette er zich op den voor Hem bestemden troon. De priesters der O. B. stonden voor het aan gezicht des Heeren, verrichtten er hun werk en gingen daarna heen. Later kwa men zij terug om te herhalen wat zij reeds zoo vaak gedaan hadden, want hun werk was onvolkomen en gebrekkig. Er kwam nimmer een einde aan. Zij konden nooit zeggen, dat zij klaar waren. Maar jHij is gaan zitten, een bewijs, dat Hij zijn arbeid geheel volbracht heeft. Wijl er niets aan Zyn werk ontbrak, kon Hij rusten en er is geen macht, welke deze Zijn rust verstoren kan. Hij kan terug zien op al wat Hij gedaan heeft zonder zich er over te verontrusten, of er soms ook iots in geweest is, dat niet deugde. Welk een oorzaak van vreugde voor de geloovigen van den N. Dag. Daarom konden zij, die hun schuld zagen, zich nooit verlaten op de oilers, welke voor hen gebracht werden, en moesten zij steeds het oog richten op den waren Priester, die naar de belofte komen zoumaar wie thans onder den last der zonde gebogen gaat, mag zien op den Priester, wiens werk volkomen is en op de offerande, welke tot in eeuwigheid geldt en hij mag er op rusten, wetende, dat de Beloofde is gekomen en dat Hij al Zijn zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout. Kom verslagene van hart en verbrijzelde van geest en aanschouw dezen Priester op Zijn troon en versta, dat Hij arm is geworden om uwentwil, opdat gij door Zijn armoede rijk zoudt worden. Wonderlijk is het ook, dat deze Priester zit op Zijn troon. Is Hij dan ook Koning De waardigheid van den priester en die van den koniüg waren eertijds onveree- nigbaar. De eerste behoorde aan het huis van Aiiron en de laatste aan dat van David. Zoodoende was er meermalen een bange spanning tusschen den tempel en het paleis, tusschen het altaar en de kroon, tusschen den koning en den priester. Zou dit altijd zoo blijven Wel had eens de koning Uzzia in weerwil van de waar schuwing der priesters, het wierookvat ge grepen om het reukoffer in 't heilige te ontsteken, maar God had dien vorst met melaatschheid geslagen, zoodat hij uit den tempel verdreven werd en zelfs geen voet meer heeft mogen zetten in den voorhof. Toch zag het volk uit naar Hem, die beide waardigheden in zich vereenigde. Stond niet aan den ingang der historie Melchi- zedek, die een priester des Allerhoogsten en een koning van Salem was en was er niet een tempellied, waarin deze merk waardige uitspraak voorkomt: De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet be rouwen Gij zyt Priester in der eeuwig heid naar de ordening van Melchizedek Gewis. Deze belofte geeft dan ook aan het vurig verlangen steun. Welnu in dezen Hoogepriester treedt ook de Koning Israels op, hij zit immers op den troon en Hij heerscht in recht en gerechtigheid. Kniel dan voor Hem neer, evenals de herders uit Bethlehems velden, als de wijzen uit het Oosten en huldig Hem door u zelf aan Hem over te geven en in op rechtheid Hem te vragenwat wilt Gij, dat ik doen zal. De raad des vredes zal tusschen die beiden zijn. Zou de profeet daarbij ge dacht hebben aan 't verbond der verlos sing, dat er van voor de grondlegging der wereld is geweest tusschen den Vader en den Zoon, waarin de Eerste aan de Laatste opdroeg om Ziju volk te verlossen en be loofde, dat Hij de heerschappij op Zijn schouders zou hebben, gelijk sommigen gemeend hebben Wij kunnen het niet inzien. Veeleer komt het ons voor, dat hier uitgesproken wordt: Tusschen die twee erlei waardigheid zal er nooit meer schei ding zijn, er zal ook nooit meer eenige strijd of moeilijkheid daarover ontstaan. Volkomen eenheid en harmonie zal er tus schen die beide zijn. Hij is de ware Mel chizedek, die dit zeldzame sieraad draagt. Hij is de Koning-Priester naar wien de geloovigen uitzagen, op wien zij hoopten en Hij zit dan ook op Zijn troon, die op onwankelbare grondvesten rust. Is 't won der, dat de Engelen Zijn komst met hun vreugdezangen hebben begroet, dat zij Hem bij Zijn intocht in den hemel hebben ver gezeld en dat zij nog altijd in heilige ver wondering Hem aanbidden. Voor Hem leggen dan ook alle heiligen hun kronen neer en buigen zich voor Hem neder. Tot Hem komen zij dan ook uit het Noorden en het Zuiden om Hem te loven en te prijzen en zich in Hem alleen te beroemon. Welk eefcn bron van zalige vertroosting ontspringt hier voor allen, die in waarheid dorsten naar Gods zalige gemeenschap, want door Hem hebben wij den toegang tot den Vader. De weg is levend en versch de weg is open en vrij. Alle hindernissen zfln verdwenen. l$e schuld uws volks hebt gij uit uw boek gedelgd. Maar hebt gij nog een bedenking? Ja, hoor ik u zeggen, in mij ïs nog de zonde, welke mij verre houdt van God. En gij kunt haar niet verwijderen. Wij verstaan u. Doch wij hebben een Priester, die Koning is en derhalve machtig om in u elke macht te verbrekenj welke u belet tot uwen God te naderen. Hij is zoo getrouw als sterk. Hij zal Zjjïi werk, in u voleinden. Daarom het oog op Hem, die u kan doen naderen, opdat gij wa^e feestvreugde moogt hebben en in Hem u moogt beroemen. Voor onze Joragelingsvereenigingen. Nog ééns de roffel. „Jdeatal en werkelijkheid." A.bOBB«mciltflprUsper kwartaal bg vooruitbetaling 75 cent. Afzonderlijke nummers 6 cent. AATtrUltltprQl t 10 cent per regel bp jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UIT&AYK VAN BE FERSVEREENIGING ZBEÜWSCHB KERKBODE. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelbar*. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. En Hij zal liet sieraad dragen en Hij zal zitten en heerschen op Zijn troonen Hij zal priester zijn op Zijn troon en de raad des vredes zal tusschen die beiden zijn. Zach. VI 13b. Bouma Ui r D£ PEBH. In de Amsteïdaiiresbe Kerkbode lazen wij onderstaand stukske, «dat ons van belang ge noeg ljjkt .zoowei voor de jongelui in de steden als op hei platteland, om bet in onze Kerk bode over te nemen. Moge het vrucht dragen Door ds. K. FERNHOUT. Een propagt.nda-woord voor deGereforme&t de JongaHngsveceeniging. Al weer een propa® gando-woord. Nog altoos een propaganda- j woord. Ja, zoo is .het. Wat er goeds is in deze wereld, kan geen dag en geen uur zonder pro paganda. Wat verkeerd is, heeft er geen be hoefte aan. Dat komt er zonder propaganda wel. De kroeg, de kermis, de komedie, die gaan er vanzelf tojj de menschen in. Hoogstens een beetje reclame, bij wjjze van geboorte- bericht of van visitekaartje, en de zaak is gezond. Maar wat waarlijk goed is, meet vechten vechten om verder te komenen zelfs vechten om staande te blijven. Bekend of onbekend, de schroef van de propaganda houdt .niet even op te draaien, of de boot ligt stil, drijft terug op den stroom- Die atroom juist -doet het hem. Al wat zich van God en van zijn 'dienst af beweegt, heeft den stroom mee: dat glijdt en schiet van zelf. Maar al wat den Heere, Zijn Woord en Zjjn dienst «oekt, dat moet tegen stroom op, en vraagt rustelooze insp«anning. Het Evangelie is waarlijk niet van. gisteren. De wereld heeft negentien eeuwen lang den tijd gehad om er kennis mee te maken\. En toch moet het, nog dringen en wroeten als. een boor in den bergwand om een enkel millimetert je te vorderen. Dat ondervond de Apostel Paulus vóór negentienhonderd jaar al evengoed als wg nu„ En hp wist ook hoe het kwam. „Het Evangelie is niet naar den mensch". schreef hij. Daarom is het: niet de schande van de Ge reformeerde Jongelingsvereeniging, dafi ze, al maakte ze reeds een halve eeuw geleden haar entree nog altoos propaganda noodig het ft. Ze is daarbij in goed gezelschap. En zoo waiarljjk als ze met het Evangelie geestverwant is en de beginselen van het Evangelie voor de vorming onzer Christelijke jonge mannen gelden laat, zal ze, evengoed als het Evangelie, we schreven haast r tot aan haar dood toe pro paganda noodig hebben. Maar we denken bij haar niet aan sterven. En daar zal het ook wel nooit toe komen, als ze maar zorgt genoeg van het onsterflijke Evan gelie, van het eeuwige Woord Gods in zich te hebbeD. Wat daardoor gezouten is, is duurzaam. Neen, het is de schande onzer jongelings- vereeniging niet, dat ze aldoor propaganda noodig heeft. Maar dat is wel de schande van van onze Gereformeerde jongelui. Neen, niet van de wereld, die in 't booze ligt. Want in haar zoeken onze jongelingsvereenigingen niet in de eerste plaats haar leden. Maar van de jongelui in onze Gereformeerde gezinnen. Die worden door onze vereenigingen gezocht, en die kooren er in thuis. Onze Gereformeerde jongelui, bij wier doop vont wfl met hunne ouders gebeden hebben, dat zfl, „in alle gerechtigheid onder onzen eenigen Leeraar, Koning en Hoogepriester, Jezus Christus leven, en vromelijk tegen de zonde, den duivel en zijn gansche rijk strijden en overwinnen" mochtenen die in de Gere formeerde jongelingsvereeniging van hun God een der kostelijkste hulpmiddelen ontvingen voor hun toorusting tot dezen strijd, en een der krachtigste steucsels om er in staande te blijven. Voor deze jongelingen is de behoefte der Gereformeerde jongelingsvereeniging aan pro paganda een schande, 't Is een bewijs dat ze, voor een groot deel zou er wel 10 pCt. van onze Gereformeerde jongens lid van een jonge lingsvereeniging zijn? geen ernst maken met hun heilige roeping als gedoopten. Met die roeping, zooals ze hen nu reeds opeisclit voor trouwen dienst van hun Kohing en moe dige belijdenis van zijn Naamen zooals ze hen straks als mannen opeischen zal voor den heiligen strijd des Heeren op ieder levenster rein. Of ze allen deze roeping weigeren te aan vaarden Of anders haar ernst niet verstaan. Of ook mogelijk niet vermoeden, wat rijken dienst de jongelingsvereeniging hun er voor bewijzen kan? Het antwoord zal wel voor allen niet het zelfde kunnen zjjn. Wjj vreezen, dat voor velen het eerste geldt dat voor anderen het tweede het juiste is; maar wfl hopen, dat verre de meeaten in het derde geval verkeeren. Ze kennen de jongelings vereeniging niet. Ze weten niet, wat ze aan haar hebben kunnen. Onschuldig is die onwetendheid zeker niet. Maar zij geeft toch hope, dat, zoo deze lang slapers maar even een vjjf minuten wakker worden, en die vijf minuten gebruiken, om zich eens goed aangaande een Gereformeerde jongelingsvereeniging te laten inlichten, zg .bitt&enkort geestdriftig mee optrekken in het gelid. ,0m,die slapende jongens wakker te maken, slaan we opnieuw den progaganda-roffel. Als zfl dien eoms nog niet hooren mochten, laat dan vader op moeder die slapen immers niet? ze eepfl aan de mouw trekken. Kerkhof. MERKELIJK LEVEN. Over bovenstaand onderwerp spreekt D. V. ds. v. Dijk van Heinkenszand op den 2en Kerstdag 'e namiddags in de Hofpleinkerk te Middelburg. Deze vergadering wordt belegd door het Zeeuwsch Jongelingsverbond, dat voor ieder vrijen toegang verleent .en jn de ver<* wachting leeft, dat jongeren en ouderen gaarp.® komen zullen om een aangename en leerzame ure te hebben. We wenschen, dat het verbond in die ver wachting niet teleurgesteld zal worden, want ds. van Dijk is wel de man om over dit onder werp te spreken. Hg is nog jong genoeg om geestdrift voor het ideaal te gevoelen en oud genoeg om de macht dör werkelijkheid te kennen. Het staat ook voor ons vast, dat allen die de vergadering bezoeken er geen spijt van zullen hebben. Bouma.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1919 | | pagina 1