Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang.
Vrijdag 5 December 1919.
No. 49
UIT HET WOORD.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Hstf lidiwirkirtD.D. H. J. v. t VEEI. J. D. VIELEIGA, F. J. v. i. ERIE, B. MEIJER. H. P. I. G. DE WALLE 10 F. i. j. VQLF.
AbOMtmtötfprtJsper kwartaal bij vooruitbetaling 75 cent.
PBRSVBRBBNIGING ZBBUWSCflB KERKBODE.
HET TEEDERE CEDERTAKJE.
(Advent).
Door heel het Oude Testament heen
liep de draad der profetieMessias,
de Verlosser, komt! Dat was de
grondtoon der openbaring door Godzelven
gegeven in de moederbelotte van het Pa
radijs, n.l. dat het vrouwenzaad de slaDg
den kop zou vorpletten de grondtoon der
toezegging aan Abraham»in uw zaad
zullen alle geslachten des aardrijks geze
gend worden"de grondtoon der aarts
vaderlijke zegening over Juda's hoofd:
»Silo komt"; de grondtoon van Jessja's
toekomstzangen over Immaouël, over bet
;geboren kindeke, den gegeven Zoon wiens
naam zou wezen Wonderlijk, Raad, Sterke
God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
de grondtoon van Jeremia's verlangen naar
de rechtvaardige Spruit uit Davids huis,
dien men noemen zouDe Heere onze
gerechtigheid.
Heel de schare der geloovigen onder het
Oude Verbond heeft op dien Messias ge
hoopt. De vromen hebben er over gehan
deld in hunne gesprekken. De moeders
hebben er naar verlangd dat zij de meest
gezegenden onder de vrouwen mochten
worden. En zoo is Israël heengegaan in de
stellige verwachting dat de Beloofde des
Heeren komen zou.
Donker was echter de tjjd, toen Juda
door Nebukadnezar weggevoerd was in
ballingschap naar Babel. Doch ook in dien
donkeren nacht scheen een heldere star
aan Israëls protëtischen hemel. God had
Ezechiël gezonden tot Zijn volk, een
man die door den gloed zijner taal de
koude harten verwarmde, en waar slechts
een flauw vonkske van hoop op verlossing
in 't hart gloorde, daar wist Ezechiël door
de macht zijner realistische schildering
dat vonkske aan te blazen. Zoo verdween
de hope niet, maar vlamde veeleer helder
op M e s s i a s komt!
Ezechiël sprak bij voorkeur gaarne door
gelijkenissen tot de kinderen Israëls. En
zoo heeft hij de komst van den beloofden
Messias gepredikt in de gelijkenis van den
ceder. In het begin van dit Hoofdstuk
schetst de profeet ons het beeld van een
adelaar, die een jong takje plukt van den
top eens ceders op den Libanon, hoe Ne
bukadnezar Juda's koning Jechonia weg
voerde naar Babel. Dat Zedekia, in zijn
plaats aangesteld, heimelijk een verbond
met Egypte sloot, kon nem niet meer red
den. De trouwelooze koning zou schrikke
lijk gestraft worden voor zijn verraad. Die
onwaardige eedschender op den troon van
David had door zijn trouweloosheid Gods
naam te schande gemaakt. In Babel zou
Gods gerechtigheid hem vergelden naar
zijne werken. De historie leert ons hoe
Zedekia dit oordeel getroffen heeft.
Ezechiël mocht evenwel ook verkondigen,
hoe de Heere in Zijnen toorn des ontfer-
mens over Zijn volk gedacht. De Heere
zou niet ontrouw worden ondanks Juda's
ontrouw. Wat Hij tevoren aan David en
Zijn Huis had toegezegd, zou komen.
Israël mocht met vol vertrouwen opMes-
sias komst blijven hopen.
In datzelfde beeld van den ceder
wordt dan geteekend de Vleeschwording
des Woords, die heeft plaats gehad in de
volheid des tijds.
Onder den hoogen ceder moet verstaan
worden het koninklijk huis van David. En
de Heere, de God des Ver bonds, zegt dat
Hij daarvan ook een takje afplukken zou.
Hetzelfde dus, wat Nebukadnezar gedaan
had. De Heere zou nemen het op pers te
takje, d. w. z. de laatste Spruite uit dat
koninklijke Huis. Ea dien teederen tak
zou de Heere planten op een hoogen en
verheven berg. Wie begrijpt niet aanstonds
den zin dezer gelijkenis Was niet Maria's
zoon de laatste spruit uit het Huis Davids
Doet deze profetie ons niet terstond den
ken aan het woord uit Jesaja 11, dat er
een rijsje zou voortkomen uit den afge
houwen tronk van Isaï, en dat een scheut
uit zijne wortelen vrucht zou voortbren
gen 7 En als de Heere met nadruk zegt
Ik zal nemen, Ik zal p 1 a n t e n, I k
zal hem zetten, mogen we daarin dan
niet de aanduiding vinden dat deze telg
uit Davids huis, niet slechts zoon des men-
schen, maar ook Zone Gods zou zijn 7
Het licht der Nieuw-Testamentische
openbaring geeft immers daartoe alle recht.
De teederheid van dat takje duidt immers
ook heen naar den nederigen staat waarin
Davids nakomelingschap geraakt was. De
beloofde Verlosser zou uit dat Koningshuis
voortspruiten pas dan, als als zijn glorie
was vergaan. Uit het geriage verwekt God
het groote, opdat Zijn naam zou verheer
lijkt worden.
Op S i o n, den verheven berg door God
tot woonplaats uitverkoren, zou datjoüge
takje geplant worden. De over Sion ge
zalfde Koning is rondgegaan onder alle
kinderen des volks, om te prediken ver
lossing en vrijmaking. Daar was reeds een
Sion, een Kerk des Heeren hier op aarde.
Aan die Kerk is Christus gegevengege
ven tot een wortel des levens»hij zal
takken voortbrengen en vrucht dragen".
Het Evangelie des Nieuwen Verbonds doet
ons zien hoe in den weg van lijden en
sterven alleen dat cedertakje tot zulk een
heerlijken vruchtdragenden ceder is ge
worden. Christus zelf heeft het verklaard
»Zoo 't tarwegraan in de aarde valt en
sterft, zoo brengt het veel vrucht voort".
De in Bethlehem geboren Verlosser van
zondaren is ook geworden tot een zegen
voor alle volkeren der aarde. Hij
was niet gegeven tot een Redder der Joden
alleen, maar ook der Heidenen. Vandaar
dat Ezechiël predikte»Onder dien ceder
zal wonon alle gevogelte van allerlei vleu
gel in de schaduw zijner takken zullen
zij wonen".
Gelijk het moegevlogen, matgeworden
vogelke rustig zich neerzet op een ceder-
tak, zoo is Christus Jezus, de Middelaar
Gods en der menschen, de Rustaanbren-
ger voor allen die tot Hem de toevlucht
nemen. Hij is ons gegeven tot volkomen
verlossing, tot vergeving onzer zonden, tot
vrede des harten met God.
De heerlijkheid van dien ceder, door
God geplant, groeit met den dag. Nog al
toos gaat hij voort zijn takken uit te brei
den, zijn sierlijken kroon te verbreiden.
Uit allerlei volkeren der aarde worden er
toegebracht tot den Christus Gods door
de prediking des Evangelies. Want de do
lende en dwalende Heidenen fladderen rond
met hun smachtende zielen of er ook er-
geDS een tak dor ru9te, een schaduw der
verkwikking te vinden is. En al de valsche
religiën zijn slechts takken, die onder den
voet wegbreken zoodra zij er zich op neer
zetten, en schaduw tegen de branding van
Gods toorn over de zonde bieden die val
sche religies niet. Hoe moet die gedachte
ons aanzetten om de heerlijke prediking
van de geboorte van Christus in Bethle
hem uit te verbreiden ouder Jood en Mo
hammedaan, opdat ook zij zouden leeren
vluchten tot den eenigen Boom des Levens,
die schaduw biedt en rust, en van wiens
vrucht te eten verkwikking der ziele is.
Het Evangelie van Christus zal eenmaal
zegevieren over alle valsche religies. Leert
ons dat ook vers 24 niet? Zeker, met
dien hoogen boom wordt bedoeld alle we
reldmacht, die zich tegen God verheft
(zooals te dien dage de heerschappij van
Nebukadnezar), maar ook eveDzeer alle
aanleiding en vereeriDg van 't schepsel
boven den Schepperalle afgoderij in één
woord.
Welnu, het moet ook onze hoogste eere,
maar tegelijk onze dure roeping zijn mee
te arbeiden tot heerlijkheid van den door
God geplanten ceder. Dat wij allen dan,
zooveel in ons is, ook 't Evangelie van
Bethlehem's kribbe helpen brengen aan
alle volkeren der aarde. Zoo uwe ziele
zelve rust gevonden heeft op de takken
van dezen ceder, zoo gij geniet de verkoe
lende schaduw van dezen boom, zoudt ge
er dan niet alles voor over hebben om ook
anderen, die smachten naar vrede, van
diezelfde uit genade ontvangen weldaden
te doen genieten 7
Kerkhof.
KI3BK1L1JK LEVEN.
Jubileum
„De jonge Garde".
ZENDING.
De Gouden Boog.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
AiT*rt«mtUprtJl t 10 cent per regel bjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrjke redactie.
UITGAY1 YAH DE
Adres m d« Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelbar*
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiên tot
u i t e r 1 k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Alzoo zegt de Heere Heere: Ik
aal ook van den oppersten tak des hoo-
gen ceders,nemen, dat Ik zetten zal;
van het opperste zijner jonge takjes zal
Ik een teederen afplukken, denwelken
Ik op een hoogen en verheven berg
planten zal.
Op den berg der hoogte van Israël
zal Ik hem plantenen hij zal takken
voortbrengen, en vrucht dragen, en hij
zal tot een heerlijken ceder worden,
dat oüder hem wonen zal alle gevo
gelte van allerlei vleugelin de scha
duw zijner takken zullen zij wonen
Zoo zullen alle boomen des velds
weten, dat Ik, de Heere, den hoogen
boom vernederd heb, den nederigen
boom verheven heb, den groenen boom
verdroogd, en den droogen boom bloei
ende gemaakt hebIk, de Heere,
heb het gesproken en zal het doen.
Ezechiël 17 22-24.
Het zal niet verwonderen dat ook de Zeeuwsche
Kerkbode een blijk van belangstelling geeft in
het zilveren ambtsfeest, dat ds. Groeneveld in
't midden van de gemeente te Terneuzen dezer
dagen viert. Het is wel waar, dat de jubilaris het
srrootste deel van die vijf-en-twintig jaren in't
Noorden van ons land heeft gearbeid, maar
wjj z\jn er toch erkentelijk voor, dat hij uit
een omgeving, welke hem en de zijnen lief
was, naar Zeeuwsch-Vlaanderen heeft willen
komen om zijn gaven en krachten te willen
geven aan den arbeid aldaar. Het i« alreeds
duidelijk gebleken, dat hij heel goed past bij
dat volk en met zegen werkt.
Bovendien is hjj een man, die ook met de
overige kerken van Zeeland meeleeft en die
een oog voor 't eigenaardige van ons kerkelijk
leven. Met groote dankbaarheid kan hij terug
zien op den weg, waarlangs God hem geleid
heeft, al is het ook, dat hem de smart des
levens niet gespaard bleef, en op den arbeid,
welken hij mogen verrichten.
Da Heere geve hem aangename dagen van
herinnering en het voorrecht nn nog lang met
lust en ijver te mogen arbeiden. Hq spare hem
voor de gemeente, waaraan hij zich wijdt en
ook voor heel ons gewest.
Mag hij er zich in verheugen, dat zijn vrouw
al dien tijd naast hem heeft kunnen staan, het
worde hem gegnnd, dat zij tot in lengte van
dagen hem tot een hulpe moge zjjn.
De afdeeling Middelburg houdt Vrijdag den
19den Dec. 's avonds acht uur een openbare
vergadering in de bovenzaal van St Joris, Balans.
Twee sprekers zullen D.V. er het woord voe
ren n 1.
De heer A. Rademaker, die tot onderwerp
koosDe Jonge Garde en de gezondheiden
de heer M. de Boer, die handelt overKameel
en Leeuw.
De toegang is vrij en ouderen zijn bizonder
welkom.
We deelen dit met genoegen mede en we
wekken op om dit samenzijn bij te wonen.
Ieder kan op deze wijze een blijk van belang
stelling geven en tevens op de hoogte te komen
met het doel, dat de Jonge Garde op 't oog
heeft.
Beide zijn noodig. Het doet altijd goed, in
dien een vereeniging merkt, dat zij sympathie
vindt en het laatste is ook niet overbodig,
want het streven van deze vereeniging is nog
niet genoeg bekend.
Laat deze zaal nu eens flink bezet zijn.
Het zal een avond zijn, waaraan men later
met genot kan denken. Zulke samenkomsten
zijn werkelijk goed. Bouma.
De droeve houding, door de Kngelsche re
geering jegens de Duitsche Zending aangeno
men, leidt onwillekeurig onze gedachten terug
naar de Wereld-Zendingsconferentie in 1910 te
Edinburg gehouden. De verwachtingen, door
deze conferentie opgewekt, zijn niet in vervul
ling gegaan. Vooral de hoop, dat van toen ef
innige samenwerking zou zjjn tusschen de
Angel-Saksische en Germaansche rassen, is
beschaamd, en hoe wijd en diep de kloof gaapt
heeft de oorlog ons te zien gegeven.
En toch, hoe werd op de genoemde confe
rentie de volle nadruk op de noodzakelijkheid
dezer samenwerking gelegd De taak der Zen
ding is voor een kerk of genootschap, ook voor
één volk te zwaar. Slechts door de handen
inéén te slaan zal het onder den zegen Gods
mogelijk zfln de tallooze bezwaren te overwin
nen, en de problemen, waarvoor men geplaatst
wordt, op te lossen.
Niemand minder dan de Duitsche Zendings
inspecteur Axenfeld heeft dit punt helder be
licht in de zitting van 15 Juni, toen de vraag
werd overwogen, welke methode de beste kan
worden geacht om de heidenen (en mohamme
danen) individueel en gemeenschappelijk te
brengen onder christelijken invloed.
Het staat onder christenen wel vast, dat het
niet genoeg is de christelijke beschaving alleen
te verspreiden en de vreemde volken te begif
tigen met een afdruk van de christelijke cul
tuur. Neen, het doel, dat de Zending nastreeft,
is niet minder dan de heidenen persoonlijk in
aanraking en gemeenschap te brengen met God,
gelijk hij zich in Christus heeft geopenbaard.
Wfl komen dan evenwel voor een groote
moeilijkheid te staan, n.l. hoe de hinderpalen
zullen worden weggenomen van de omgeving,
waarin de heidenen leven en die hen beletten
den weg naar den Heiland van zondaren te
vinden.
Ons eigen leven kan ons hier den weg wij-