FEUILLETON.
Geëmancipeerd,
heid spiegelen in het oog uws geeates, gij
zult naar zijn beeld veranderd worden van
heerlijkheid tot heerlijkheid en waar het
licht dan eenmaal uit uw breekend oog
verdwijnt en deze wereld met al haar
armoede voor u ondergaat, daar zult ge in
een land van louter licht en leven, Uw
Zaligmaker zien van aangezicht tot aan
gezicht en, als medeerfgenaam der hemel-
sche heerlijkheid, u met eeuwigen dank in
Hem verblijden. F. W. J. Wolf.
Ambtelijke bediening.
doos
HUGO KINGMANS.
Ktrk- «ii JloheolnlaawM.
Verantwoording van Liefdegaven.
KDBREL1JK LEVEN.
lil.
De Apostelen, de Profeten, de Evangelisten
hebben het mogelijk gemaakt, dat de gewone
ambten in de kerk konden optreden. De her
ders en leeraars, de ouderlingen en de diake
nen hebben te zorgen, dat alles in de kerk
toega, geljjk het behoort. De eersten hebben
tot taak het Woord en de Sacramenten te be
dienen de ouderlingen om de gemeente te
leiden, te regeeren en te beschermen en de
diaken om de armen en de ellendigen te steu
nen in hun moeielijk leven. In 't eerste ambt
eeren we een vrucht van de profetische, in het
tweede die van de Koninklijke en in 't derde
die van de Hoogepriesterljjke werkzaamheden
van den Christus.
Wanneer we nu het oog vestigen op de
grootste historische kerken, dan moeten we
zeggen, dat alleen de Gereformeerde kerken
deze drie ambten op de rechte wijze hebben
gewaardeerd. Het ouderlingen-ambt is in de
Luthersche kerk nooit tot eere gekomen, wijl
de biecht het belemmerd heeft naar voren te
komen en Luthers beschouwing over de kerk
het opzienersambt geen recht kon laten weder
varen. De Gereformeerden daarentegen, die
uitgingen van de gedachte, dat de kerk de
vergadering is van alle ware Christengeloo-
vigen, hebben de biecht laten varen en al den
nadruk laten vallen op het ouderlingen-ambt.
Welk een duidelijke omschrijving van hun taak
hebben zij gegeven in het Formulier van hun
bevestiging en zij hebben, wat zij daar nèèr
schreven ernstig gemeend. Overal werden niet
alleen in de plaatselijke kerken mannen geko
zen om dit ambt te bekleeden, maar zij hebben
ook gezorgd, dat deze verkoren opzieners met
grooten ijver hun werk verrichten. Zij waren
het, die opzicht hielden over de belijdenis en
den wandel van de dienaren des Woords, en
die waakten over de geheele gemeente. Zij
gingen van huis tot huis om de leden op te
wekken getrouw Avondmaal te houden, om de
dwalenden terecht te brengen en om de hard-
nekkigen te bestraffen. De historie van de 16e
en 17e eeuw leert ons, met welk een grooten
ijver deze mannen zich van hun moeielijke
taak hebben gekweten en hoeveel zij bijgedragen
hebben om het kerkelijk leven te doen beant
woorden aan de eischen welke daaraan gesteld
moeten worden.
Na de inzinking in de 18e en 19e eeuw
kwam er Gode zij dank herleving en zoodra
de Gereformeerden in ons land er weer op be
dacht werden om de kerken terug te roepen
tot de leer, de tucht en den dienst der vaderen
begon men met het ouderliDgenambt weer in
eere te herstellen. Menig artikel in de Bladen,
menige brochure en menige vergadering legt
daarvan een welsprekend getuigenis af. En nu
nog wordt er gestreefd om duidelijk te maken,
hoe noodzakelijk de ambtelijke werkzaamheid
onzer ouderlingen is en hoe hun arbeid geze
gend kan z\jn voor de kerken. Gelijk op elk
gebied, zoo bestaat ook hier altijd het gevaar,
dat er verzwakking ontstaat en zoo is er rus-
telooze arbeid noodig om het opzieners-ambt
te doen zijn, wat het naar Gods Woord be
hoort te zijn. Met het oog op het groote be
lang is het jammer, dat in ons gewest de ou
derlingen-conferenties niet tieren willen. Juist,
omdat ds ouderlingen in dagelijksch contact
staan met de leden, bestaat het gevaar, dat zij
wel opkomen voor wat er in 't hoofd en 't
(Auteursrecht voorbehouden).
7).
Maar met energie bant hij die gedachten
terug hij kon immers niet van haar scheiden
Hij heeft haar immers te liefEn dan komt
weer dat andere. Heeft hij zich niet voorge
nomen een leven te gaan leiden met God, al
is het dan nog een vallen en een opstaan en
al ontbreekt hem het juiste licht nog steeds?
Zou God ooit zoo iets goedkeuren vraagt dan
van binnen een stem. Neen, driewerf neen, is
het krachtige antwoord. Een hoorbare zucht
loost hij.
Plotseling blijft hg staan.
Uit een huis, dicht in de nabijheid van zjjn
woning, straalt licht naar buiten.
Hij hoort orgelspel en kinderstemmen en
kon niet nalaten een blik te slaan in de ruime
woonkamer.
Hg ziet een dame voor een orgel zitten, die
haar kinderen (hg voelt en ziet, dat het haar
kinderen zgn, want vertrouwelijk vlijen zg zich
tegen moeder aan) zangles geeft. Met tranen
in de oogen aanschouwt hg dit huiselijk tafe
reel. En voor de] zooveelste maal gedurende
hart van dezen en genen omgaat, maar dat zij
uit het oog verliezen het groote doel, dat zg
beoogen moeten.
Over het diakenambt ook een enkel woord.
We behoeven niet te herinneren aan het eerste
optreden van de diakenen) wijl ieder zich dit
wel zal herinneren. Toch is het goed er even
op te wijzen, welke gaven de eerste christenen
in iemand eischten, wanneer hij dit ambt zou
kunnen bedienen, want er wordt zoo licht ge
dacht, dat haast ieder wel diaken kan zgn.
Dit leert ons nog, dat menigeen zich niet
ernstig rekenschap heeft van het gewicht,
't welk de H. Schrift ook hieraan hecht. Het
is dan ook wel goed geweest, dat onze voor
aanstaande mannen het licht der H. Schrift
hebben laten vallen op deze teedere taak en
dat zg duidelijk hebben aangetoond, welk een
heerlijke taak het diaconaat heeft te vervullen.
Het is bestemd om olie in do wonden te stor
ten en om het vele leed te helpen verzachten.
Welk een arbeid in een tijd waarin heel het
maatschappelijk leven ontwricht is en waarin
de banden tusschen ouders en kinderen zelfs
losgerafeld worden. Het oefenen van barmhar
tigheid in den naam van een medelijdenden
Hoogepriester plaatst ons voor vragen, waarop
alleen een juist antwoord gegeven kan worden,
wanneer we dicht bjj Gods Woord leven.
In een persoon moeten vereenigd zijn de
herder en de leeraar, en dit kan ook wel, of
schoon het licht kan gebeureD, dat de leeraar
den herder geheel naar den achtergrond dringt.
Daartegen moet derhalve gewaakt worden met
alle kracht, want niet zonder reden hebben de
kerken in navolging van Gods Woord den her
der vooropgesteld. Die zielen vangt is wijs en
die als Jacob zich schikken kan naar den gang
van 't werk, kan tot een rijken zegen zijn voor
de kudde. De dienst des Woords eischt be
kwaamheid om de H. Schrift te verklaren en
toe te passen. Nu is er zeker een goede voor
bereiding noodig om deze tweeërlei taak op
de rechte wijze te doen, en steeds is er dan
ook op aangedrongen dat de opleiding onzer
aanstaande predikanten zoo degelijk mogelijk
zou zijn. Aan de eone zijde is de nadruk ge
legd op een echt wetenschappelijke vorming
en er is niemand, die zich daartegen verzet.
Maar men mag daarbij nooit uit het oog ver
liezen, dat een goede prediking nog iets meer
vraagt. Op de vraag, hoe gaat het met dien
dominé, hoorde ik eens antwoordengoed,
maar hij levert te veel referaten en te weinig
preeken.
De gemeente komt des Zondags niet bjjeen
om een wetenschappelijke bijdrage te ontvangen,
maar om Gods Woord te hooren. Mannen als
Spurgeon, die nooit een wetenschappelijke op
leiding ontvingen, verstonden de kunst om de
waarheid duidelijk in 't licht te stellen en
daaruit blijkt wel, dat de gave om het woord
recht te verklaren geen vrucht is van weten
schappelijke opleiding alleen. Er is in onze
dagen een ernstige poging om bij de bediening
des Woords nauwgezette rekening te houden
met de geestelijke stroomingen van dezen tjjd
en dit is zeker goed, maar de geloovigen vragen
iets meer dan het kennen van al wat in deze
dagen religis heet, zg weten, dat brood alleen
den honger stilt. De schrift is alleen een lamp
voor den voet en een licht op het pad. Dat er
zooveel krietiek geoefend wordt op de preeken,
kunnen we best dragen, en moet toegej nicht
worden, maar men hoore niet alleen, naar hen,
die hun meening van de daken verkondigen,
maar ook naar de bezadigden, die de opmerking
maken, dat het heilbegeerig hart behoefte heeft
aan de toepassing van de waarheid op 't leven.
De bediening des Woords heeft toch het doel
om het geloofsbewustzijn van Gods Kinderen
te verhelderen en de hoop te versterken. Laten
zg, aan wie het voorrecht te beurt viel om dezen
moeieljjken arbeid te verrichten, verstaan, dat
God alleen de bekwaamheid verleent en dat Hg
alleen den wasdom schenkt. Boüma.
DRIETAL
te Geesteren GelselaarC. Vermaat te Makkum
H. Enzerink te Siddeburen
H. Drost cand. te Groningen.
die vgf, zes jaar komt de vraag bjj hem op
„Waarom kan dit bjj mjj ook niet zoo zijn?"
Weldra ia hg aangeland op de Heerengracht.
Hjj opent de voordeur.
In de gang brandt geen licht.
„Dat heeft de meid weer vergeten," denkt hjj.
Uit de keuken klinkt een schaterend gelach.
Op het gedruisch, dat hjj maakt, komt één der
dienstboden naar voren geloopen.
Weldra brandt het electrisch licht. Zg ziet
hem tersluiks aan en verwacht een uitbrander.
Tot haar verwondering zegt hjj echter niets.
Intusschen is zjj hem echter voorgegaan naar
de voorkamer, waar zjj eveneens op den knop
drukt om het licht te doen ontbranden.
't Is kil in de kamer. Hjj huivert en ziet dat
de kachel niet brandt, hoewel het toch reeds
diep in het najaar is.
„Waarom is de kachel niet aangemaakt?
vraagt hjj.
„Ik heb het mevrouw, die in den vooravond
reeds is weggegaan, gevraagd, mjjnheer. Maar
mevrouw zei, dat het niet noodig was, omdat u
wel op uw kamer zou gaan zitten, meende zjj."
„Zoo", zegt hjj alleen. En dan: „Is de kachel
op m'n kamer aan
Zjj hapert en zegt dan zachtjes„Dat heb
ik vergeten, mjjnheer. En ik wist ook niet",
om zich te verontschuldigen, „hoe laat u zoudt
thuiskomen."
„Een andere vrouw zou, als ze niet thuis was,
tenminste zorgen, dat alles in orde was", denkt
hjj bitter. Maar wat bekommert z'n vrouw
zich om hem
„Direct den haard in mjjn kamer aanmaken
BEROEPEN
te WaarderJoh. S. Langen te Gouda
te VoorthuizenW. E. v. Duyn te Bleiswjjk
te Utrecht: J. C. Brussaard te Bloemendaal
te OppenhuizenD. B. J. v. d. Meulen te
Oostermeer
te HaamstedeW. Goedhuys te Jutrjjp-
Hommerts.
BEDANKT
voor Ouderkerk a.d. IJsel (als voorganger):
J. Versteeg te Ouddorp:
voor Onstwedde en Lutten a.d. Dedemsvaart
M. Post te N. Dordrecht
voor BreukelenA. Hoeneveld te Njjkerk
voor Bedem (A): H. H. Schoemakers te
Kampen.
Wjjlen de heer W. S. Bosma heeft aan
de Geref. Kerk van Oenkerk een legaat ver
maakt van f 2000.
A.an ds. J. Vonk te Maassluis is met in
gang van Jan. 1920 eervol emeritaat verleend.
Aan den persoon en den arbeid van den
heer D. Mulder te Zierikzee worden nu hjj het
onderwjj3 binnenkort na ruim 40-jarigen dienst
verlaten gaat in de bladen sympathieke woorden
gewjjd. De Zeeuwsche Kerkbode sluit zich
hierbjj Ook op kerkeljjk gebied is de heer
Mulder een man van groote beteekenis, niet
alleen in Zierikzee en in de classe van dien
naam, maar in heel onze provinciedat bleek
en bljjkt op de provinciale synoden, terwjjl in
commissies, welke delicate zaken te behartigen
hebben, waarvoor veel wijsheid en doorzicht
noodig zjjn, bjj voorkeur de heer Mulder ook
benoemd wordt. God geve het den krachtigen,
nobelen grjjsaard, die voor school en kerk,
voor den Naam en zaak des Heeren, alles heeft
overgehad, nog menig jaar in het belang en
tot heil onzer Zeeuwsche kerken werkzaam te
zjjn. In dit opzicht zjj de zinspreuk van Mar-
nix van St. Aldegonde de zjjneRepos ailleurs,
de rust is elders.
In de Heraut ontdekt Prof. dr. H. H.
Kuyper de juistheid onzer opmerking, dat het
beter ware, dat de Synode een paar profes
soren benoemde, om het examen van iemand,
die noch aan de V. U., noch aan de Theol.
School cand. examen deed, bjj te wonen, evenals
de provinciale bjj het peremptoir-examen ook een
paar deputaten had. Prof. Kuyper is van gedach
te, dat het wetenschappelijk gedeelte van een
examen toch alleen door de wetenschappelijke
mannen van professie kan worden afgenomen.
Wjj zullen niet tegenspreken, dat met name
het historisch betoog van den Professor sterk
staat. Evenwel merkt Prof. Kuyper zelf op, dat
de classe een candidaat, als zjj diens weten
schappelijke kennis niet voldoende acht, kan
afwijzen.
Maar volgt daaruit niet, dat de classe ook
inzake het wetenschappelijk gehalte van een
examen het laatste en hoogste woord heeft?
Wjj hebben het on3 altjjd zoo gedachtde
kerken onderzoeken of iemand bekwaam is in
het ambt den Heere te dienen omdat de kerken
een eigen inrichting hebben laten zjj natuurlijk
het wetenschappelijk gedeelte aan haar profes
soren over, hoewel zjj ook dan nog het recht
voorbehouden een candidaat om te weinig kennis
af te wjjzenwegens het verband, waarin de
kerken met de V. U. staan, wordt ook het
examen aan de V. U. erkend, ofschoon de ker
ken natuurlijk ook ten opzichte van de door
haar (n.l. de V. U.) onderzochte candidaten
het laatste woord houden. Wanneer nu iemand
komt, die aan geen onzer beide inrichtingen
werd opgeleid, om door de kerken onderzocht
te worden, dan doen de kerken dit. Ook onder
zoeken zjj dan, of die persoon wetenschappelijk
op peil staat. Dit is het beginsel van vrjje
studie. Wjj willen daarmee niet ontkennen, dat
de kerken aan haar kerkelijke en ook andere
professoren op haar vergadering het weten
schappelijk gedeelte van het examen kunnen
overgeven, maar de kerken behoeven dit niet
te doen zjj kunnen zelf ook het geheele examen
afnemen.
Om nu terug te komen tot het conflict op
de classe-vergadering van Dordtde kerken
hebben o. i. in haar synodale vergadering het
wetenschappelijk gedeelte van bovengenoemd
examen aan de professoren toevertrouwd daar-
Slaapt Charles?"
„Ja, mijnheer. En de gouvernante is uit."
„Zoo". Weer datzelfde cynische „zoo",.
Vlug vertrekt de dienstbode, om in de keu
ken te vertellen, dat zjj, „geboft" heeft, dat
mijnheer heel niet is uitgevaren, hoewel toch
het licht niet brandde en niet één kachel aan
gemaakt was.
„Mjjnheer ziet er verdrietig uit", zegt ze.
„Kan het ook anders", meent de keuken
meid. Noem je dat een prettige thuiskomst?
Stel je voor, dat je man waart en getrouwd
en dan zoo'n vrouw had
Intusschen is de eenzame naar de kinder
kamer gegaan, waar het licht half getemperd is.
Hjj buigt zich over het bedje en fluistert
„Arme kleine, 't is geen wonder, datje een
droevigen trek op je gezichtje hebt. Moederlijke
zorgen ontfermen zich niet over je. De gouver
nante doet alleen haar plicht, omdat zjj geld
verdient. Maar wat is nu een gouvernante?".
Hjj kust de rozeroode lipjes.
De kleine kreunt.
Op zjjn teenen, om hem niet wakker te
maken, gaat de vader heen.
In zjjn kamer is de dienstbode bezig het
vuur aan te maken.
Hjj werpt zich in een fauteuil, neemt een
courant, leest even, maar werpt het blad dan
weer weg.
„Denk er aan, dat het vuur niet uitgaat",
zegt hjj dan kort, staat op, verlaat de kamer,
trekt jas aan en zet hoed op en verlaat het
huis.
De motregen hesft opgehouden.
om had de classe het niet mogen afnemen.
Maar wjj achtten het niet in strjjd met den
aard van een classe vergadering als zoodanig
de classe is wel bevoegd een wetenschappelijk
examen af te nemenen daarom bljjven wjj
voorhands nog bjj onze meening, dat de Synode
beter deed, met erkenning van het recht in
dezen, zulk een examen aan de kerken over te
laten, maar een paar professoren aan te wjjzen
tot steun der classe.
Wanneer onze beschouwing der kwestie niet
juist is, wil wellicht onze hooggeachte Professor
ons nader inlichten; wjj zullen gaarne als
discipel aan zjjn voeten zitten.
Dr. A. K. Jr. in de Kerkbode voor Rot
terdam, komt op tegen onze meening, alsof het
liturgisch onjuist zou zjjn, dat na het voorlezen
der 12 geloofsartikelen de gemeente nog een
versje zingt, en dr. A. K., die het artikeltje
van dr. A. K. jr. in de Heraut overneemt,
stemt met dit oordeel in. Aldus wordt dit
gemotiveerd„Zie, wjj kunnen het ons zoo
voorstellen, dat de voorlezer namens de ge
meente de belijdenis van het algemeen, onge
twijfeld, christelijk geloof doet, en dat de ge
meente door haar zang er het amen op uit
spreekt Eigenlijk kunnen wjj hier niet van
motiveering sprekener is maar alleen sprake
van een zich voorstellen, en wjj achten deze
„voorstelling* om de vroeger gegeven reden
onjuist.
Maar, zoo betoogt dr. K. verder„Ook is er
plaats voor de gedachte, dat eerst de belijdenis
van het geloof, het geloof in God Drieëenig
gedaan wordt, en dat dan, zooals in het laatste
vers van den Avondzang het geval is, gebeden
wordt tot dien Drieeanigen God, tot den Vader
enz." Wjj moeten toestemmen, dat zulks litur
gisch niet onjuist is; want eerst belgdt de
gemeente, en daarna bidt zjj, twee verschillende
handelingen. Maar wjj bljjven het toch onge-
wenscht achten allereerst, omdat de gedachte,
welke toch reeds zoo zwak is, n.l. dat de ge
meente zelf beljjdt, door het zingen nog meer
verzwakt wordthet zal nog meer worden dan
nu een aanhooren van de belijdenis, terwjjl zjj
dan handelend optreedt in het zingenboven
dien, wjj gevoelen niet de harmonie tusschen
het doen van de beljjdenis en de bede uit den
Avondzang, behalve dan dat in beide van den
drieeanigen God sprake isals men toch be
paald na de beljjdenis zingen wilde, kon men
o. i. veeleer een bede opzenden, waarin gevraagd
wordt om kracht tot een getrouwheid in het
beljjden. Merkt De Heraut op, dat er veel voor
valt te zeggen, dat de gemeente door dit gezang
zelf deelneemt aan den liturgischen dienst, dan
zouden wjj het veel meer gewenscht achten,
dat zulk een deelneming gezocht werd in het
uitspreken of zingen van de beljjdenis door de
gemeente zelfdit ware ook geheel in overeen
stemming met wat in Onze Eeredienst over
deze zaak geschreven staat.
In het verslag van den kerkeraad van
Utrecht lezen wjj o. a. „In ernstige bespreking
komen drie ingekomen stukken van Klaar
hamer) W. H. S. en E. v. W. inzake het geno
mineerde drietal, in verband met het lidmaat
schap der N. C. S. V.* Dit slaat op ds. Brus
saard, dis in de N. C. S. V. werkzaam is. De
kerkeraad heeft echter het drietal gehand
haafd natuurlijkW.
Officinale narichten.*
Haamstede, 26 Nov. '19. Beroepen tot Herder
en Leeraar dezer gemeente, de WelEerw. Heer
W. Goedhujjs te Jutrjjp-Hommerts.
Namens den Kerkeraad,
J. C. Vis, scriba.
De Commissie van Beheer der Geref. Kerk
van Middelburg deelt mede in de collecte ge
vonden te hebben f 1,met bijschrift„een
dankoffer den Heere* en f 1,van M. voor de
noodlijdenden in Oostenrjjk. De laatste is aan
den penningmeester van het daarvoor gevormde
comité afgedragen.
D. Siktzema, Boekhouder.
Nu suizelt zij neer.
Hjj bekommert er zich niet om, stapt stevig
door, totdat hjj bjj een woning komt, waar hjj
aan schelt
„Is mjjnheer thuis?" vraagt hjj het dienst
meisje, dat open doet.
„Neen mjjnheer, mijnheer werkt den heelen
avond op z'n kantoor".
„Is dat altjjd zoo?" vraagt hjj dan verder.
Het meisje, dat nogal graag sehjjnt te praten,
lacht.
„Neen, mjjnheer, dat zou mevrouw niet goed
vinden. Maar moet ik u bjj mevrouw aandienen
„Neen, dat is niet noodig. Ik zal mjjnheer
wel op het kantoor opzoeken."
Hjj gaat verder.
„Dat zou mevrouw niet goed vinden!"
Die woorden hadden hem pjjn gedaan.
Want ze zeiden hem, wat gelukkig huwelijks
leven zjjn vriend had.
Z'n vriend, de vrooljjke Jan Lasenius, ook
'n bankier. Z'n vriend, die Christen isEn
daarom wordt Herman met onstuimigheid naar
hem toegetrokken dien avond.
Maar hjj durft toch niet goed met z'n geheimen
en met z'n verdriet voor den dag komen. Hjj
neemt zich dan ook voor, voor te wenden, dat
hjj voor zaken komt, hoewel die feitelijk ge
makkelijk nog kunnen worden uitgesteld.
Spoedig heeft hjj het kantoor bereikt en wordt
aangediend bjj den heer Lasenius, die, als hjj
binnenkort, met uitgestoken hand op hem toe
loopt.
(Wordt vervolgd.)