Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang.
Vrijdag 10 October 1919.
No. 41
UIT HET WOOKD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg,
lull lidmrktri0.0. R. J. i. d. (EER, J. 0. WIELEIEA, F. J. d. EIDE, 0. MEIJER, H. P. H. 0. DE WALLE to F. W. J. WOLF.
UIT6AVI VAN DE
PERSVEREEN1G1NG ZEEUWSCHB KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Hiddelbnrg.
MAAK MIJ LEVEND 1
Wie zelf geen genade kent, kent ook
deze bede niet. Die ligt voor God immers
nog in zijn doodstaat, zonder dat bij het
weet of daarover zich bekommert. Hoe
zou bij dan zuchten over doodigheid of
begeerig zijn naar levensvernieuwing
Anders daarentegen is het bij hen, die
door Gods Geest en genade zijn levend
gemaakt. Juist omdat zij het leven kennen,
zijn ze ook geen vreemdelingen aan het
opbloeien en inzinken van dat genade
leven. Het leven in Christus bij God is
hun dierbaar, en zorg en angst maken
zich van hen meester, wanneer zij in zich
zeiven de teekenen des doods bespeuren.
En achblijkens de bede des dichters
en de dagelijksche ervaring der kinderen
Gods is dit laatste geen ongewone zaak.
Zeker, er zijn tijden waarin hun leven
groent en bloeit, rijk is aan kracht en
blijdschap. Geen vijand staat dan benau
wend tegenover hen. Gods vriendelijk aan
gezicht bereidt telkens vroolijkheid en
licht. Zelf gevoelen zij de heilige mach
des Geestes over hart en leven. Bij de
gewaarwording der zonde schuilen zij ver
trouwend bij hun Borg en Heiland, en de
goedertierenheden des Heeren zijn huns
harten vermaak en blijdschap.
Maar er z|jn ook andere tijden. Tijden,
waarin er wel een vijand tegen hen over
staat, met scherpe en vurige pijlen op
gespannen boog; waarin Gods vriendelijk
aangezicht bedekt, ja, verborgen iswaarin
zij hun weg zonder licht en blijdschap, in
donkerheid moeten bewandelen, 't Geloof
is ingezonken, de hoop van haar veerkracht
berooid, de liefde is verkoeld. Er is geen
toegaan met vertrouwen tot den genade-
troon, het gebedsleven kwijnt. Geen blij
vooruitzicht streelt het hart, maar donkere
wolken hebben zich over de ziel samen
gepakt. Op het altaar des harten brandt
geen heilig offervuur meer voor God en
de broederen. Lust en opgewektheid ont
breken, om met Gods gunstgenooten den
Heere te dienen in heiligen krijg. De
hemel is uit het oog en God uit het hart*
Het leven is van zijn kracht en bezieling
beroofd, met doodschheid en dorheid ge
slagen, als 't ware verwinterden verstorven.
Ligt dit aan God? Handelt Hij wille
keurig in 't geven en inhouden zijner
genade en gaven
Wie dit meent, schrijft Gode ongerijmd
heid toe, en heeft in 't allerminst nog
geen oog voor de kwaal, waaraan hij krank
is. De ware oorzaak toch van al die dor
heid en doodschheid des harten is eigen
zonde en schuld. Hier vooral raag ge
dacht worden aan het woord bijJeremia:
Wat klaagt dan een levend mensch
Een iegelijk klage van wege zijne zonden 1
Altijd is het de zonde, die van een in
gezonken en kwijnend leven de onzalige
moeder is. En hoeveel en velerlei is soms
die zonde niet 1 Beproef u maar voor het
aangezicht van den Heere, den al wetenden
God. Misschien zijt ge traag geworden
voor Hem in gebed en dankzegging. Of
ge zijt minder waakzaam geweest en hebt
toegegeven aan eenige verzoeking. Mis
schien ook hebt gij de wereld toegelaten
in uw hart en huis, en is daardoor de
vreeze des Heeren op den achtergrond
gedrongen. Ea hoe staat het met het
gebruiken van de middelen der genade,
die God in zijn ontferming u schonk?
Zijn Woord misschien minder ter hand
genomen, zijn huis trager bezocht of slechts
in sleur en uit gewoonte, zonder begeerte
naar zegen, zjjn Sicrament verwaarloosd.
En bij dit alles, ja, de zonde wel beleden,
maar niet met verootmoediging en tranen,
zonder verbrijzelingen droefheid des harten.
Is het wonder dat het zoo koud en kil
wordt in het binnenste? Dat de vijand
de overhand krijgt, en gij moet onder
liggen Dat genade haar heerschappij-
voerende kracht verliest, en gij geen over
winningen, maar enkel nederlagen te boe
ken hebt?
Maar geloofd zij de Heere! die zijne
ontferming ook dan verheerlijkt, als wij
die op het hoogst verbeurd hebben. Het
is de trouw uws Gods die u behouden
komt als gij dreigt verloren te gaan.
Neen, bij den mensch is zijn weg niet,
het is niet bij een man, die wandelt, dat
hij zijnen gang richte. Maar de Heere is
de behouder zijns volks, het is door zijn
trouw dat de doodsche ziel haar toestand
leert opmerken en met smart beweenen.
Zonder zijn genadearbeid zou het hart er
zich in gaan voegen, vrede hebben met
zijn schuldige vervreemding. Maar de
Heere ontdekt er aan en doet er droef
heid over geboren worden door zijn Geest
en genade wordt uit de diepte straks met
vurige begeerte de bede tot Hem opge
zonden Ach Heeremaak mij levend
Maak mij levend! O, die bede is het
teeken reels van wearopwakend leven.
Het gr jaagde hert schreeuwt naar water-
stroomen, om zijn heeten dorst te lessc' 63
het moegedoolde, arm geworden harte dorst
naar den levenden God, om met zijn heil
verkwikt te worden. En wie zoo bidden
mag heeft den rechten weg tot genezing
en verlossing ingeslagen. Wij kunnen ons
zeiven niet levend maken in tijden van
verachtering, even zoomin als wij in den
beginne de wedergeboorte ten leven ons
zeiven konden schenken. Maar onze God
maakt levendHij, van wien wij zingen
Bij U Heer, is de levensbron I
En zie, Hij wil het doen. Hij heeft be
loofd dat Hij het zal doen. Daarom voegde
de dichter aan zijn bede Maak mij levend
zoo vrijmoedig toe: Naar Uwe toezegging.
De Heere heeft beloofd, dat Hij zijn volk
gedenken zal in eeuwigheid. Hij heeft be
loofd, dat Hij het werk zijner handen niet
zal laten varen. Hij heeft beloofd, dat Hij
hooren en antwoorden zal een iegelijke ziel,
die tot Hem roept. Geene verschooning
is beloofd, als wij de tuchtroede verdiend
hebben. Geen onafgebroken genieten is
toegezegd, als wij van den Heere en zijne
wegen ons afkeeren. Maar wel hebben
wij deze zekere belofte, dat de Heere in
eeuwigheid zijn gunstvolk zal gedenken,
dat Hij het gekrookte riet niet zal verbre
ken en de rookende vlaswiek niet zaluit-
blusschen, dat Hij genade en barmhartig
heid zal bewijzen aan hen, die zonder onder
laten dag en nacht tot Hem zuchten.
Wat voorrecht, dit te weten 1 Van God
zelf opgewekt te worden tot Hem te bidden
Gij dorre ziel, verachterd hart, kom, ga
met den dichter tot uw God en bid het
met hem
Zie mijn ellende, o Heere, en help uw knecht,
Want Uwe wet is in mijn hart geschreven.
Ai, twist Gij zelf mijn twistzaak naar Uw
[recht.
Verlos mij, sterk met nieuwen moed mijn
[leven,
Naar 't Goddelijk woord, mij gunstig toe-
[gezegd,
En mij ten troost in angst en druk gegeven.
(Ps. 119 77).
Van der Veen.
'n Nog niet overwonnen kwaad.
Abonnementsprijsper kwartaal bp vooruitbetaling 75 cent.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
Advertentieprijs s 10 cent per regel bfj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlpk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Twist mijne twistzaak, en verlos
mijmaak mij levend, naar Uwe
toezegging.
Psalm 119 164.
UIT D£ P£BS.
Onlangs namen we een stukje over van ds.
Laman uit het Geref Kerkblad voor Drente
en Overfjsel, over een „Oude gewoonte".
In de volgende nummers van zijn blad moest
ds. Laman naar aanleiding van b|j hem inge
komen brieven zich nog breeder over dat kiesche
onderwerp uitspreken. In 't laatste nummer
nu van 4 Oct. geeft h|j eene slotbeschouwing
met ernstige vermaningen, die w|j belangrijk
genoeg achten om ze ook onder de aandacht
van onze lezers en lezeressen te brengen. Het
geldt immers een ook in onze provincie nog
niet overwonnen kwaad.
Het luidt daar aldus
Maar het is een vervloekt gebruik
Alle onkuischheid, zegt de Catechismus, is van
God vervloekt. Onder allen, maar vooral onder
Christenen
De str|jd moet allereerst gestreden worden
in het huisgezin. O, Christelijke vaders en
moeders, hoe kunt ge het over uw hart ver
krijgen uwe gedoopte kinderen, het beste wat
God u in dit leven gegeven heeft, aan zulke
wegen over te geven, waarin duizend tegen
één de conscientiën worden bevlekt Hoe kunt
ge u ter ruste leggeD, terwfjl ge niet weet,
waar uwe kinderen zfjn of liever, terw|jl ge
heel goed weet, waar ze zfjn Hoe kunt ge
rustig slapen, terwfjl uw kind daar ergens in
het donker met een jongen alleen is Hoe kunt
ge voor het naar bed gaan bidden Vergeef
ons onze schulden, en leid ons niet in ver
zoeking terwfjl uw kinderen met uw willen
en weten in schuur of koestal of waar dan ook
onder den greep der verzoeking nederzitten of
nederliggen Voor uw rekening ligt het, wan
neer daar iets gebeurd is, dat met de kuisch-
heid in strfjd is. Hce oud het gebruik ook
moge wezen, het blfjft uw zonde voor God,
dat ge uw kinderen hebt laten gaan in wegen,
waarvan gfj niet wist, wat er de uitkomst van
zou zfjnmaar waarvan gfj toch wel kondet
weten, dat het wegen zfjn, waarin duizend tegen
één de zielen worden bevlekt en de lichamen
verontreinigd.
Maar de strfjd moet bovenal uitgaan van de
mehjes! Want zedelfjke reinheid is het sie
raad der maagden en het is iets groots als
een reine bruid ten huwelfjk te gaan. Menige
christelijke vrouw, voor wie ik een ware hoog.
achting gevoel, is nooit goed over de ver
nedering heen kunnen komen, welke haar in
hare jonkheid aangedaan is. Er zfjn er, die
het nimmer kannen vergeten, die er na jaren
nog over blozen, al is het ook, dat zfj gelooven
de vergeving van deze hare zonde. Ik weet,
dat ik deze vrouwen geheel op m|jn hand heb,
als ik waarschuw tegen de gebrmikeljjke, duis
tere manier van verkeering.
Ik houd er mfj ook van verzekerd, dat menig
meisje verlegen en beschaamd is, en zich on
rustig gevoelt, wanneer zfj voor de eerste maal
bevende in het donker met een jongen alleen
is. Zfj ondervindt het als iets schaamtelfjks.
Maar op den duur went men er aan. Het kan
zfjn, dat er meisjes zfjn, die er niets om geven
doch er zfjn er ook, die er zich aan onderwer
pen als aan iets hatelfjks, en die God zouden
danken, wanneer dat gebruik niet bestond,
waaraan zfj nu meenen slaafs te moeten gehoor
zamen. Welk kuisch en eerbaar meisje zou
tegen zulk een samenzfjn niet opzien, dat voor
de liefde niet noodig maar voor den hartstocht
allerbegeerlfjkst is. Een christelijke maagd
behoort te hoog te staan om zich als een speel
bal van hartstochtelijke jongens te laten mis
bruiken. Een onbedorven jongeling, die zfjn
meisje liefheeft uit een rein hart, eerbiedigt
op teedere wfjze hare kuischheid en zal alles
vermfjden, wat het goud harer vederen be
zoedelen kan.
Er is dan ook maar één middel om er aan
te ontkomenn.l. door het beslist en radicaal
te weigerenen met Jozef dapper en kloekmoedig
te zeggenZou ik zulk een kwaad doen en zon
digen tegen God? Hoe meer meisjes standvastig
weigeren in het donker samen te zfjn met een
jongenen dan gebeurt dit dikwfjls nog
wel met een jongen, die over enkele weken
weer een ander meisje heefthoe meer
meisjes dit weigeren, des te eerder zal het ge
bruik althans in christelijke kringen dood zfjn.
Het is, gelfjk de Drentsche vrouw heeft ge
schreven „het ligt ook veel aan de meisjes
als die er een afkeer van hebben en de duis
ternis verafschuwen, is er niet veel gevaar".
En daarom, christelijke jongedochters, houdt
uwe wegen zuiver naar Gods Woord en bindt
eendrachtig den strfjd aan tegen gewoonten,
die o zoo taai zfjn, maar waarvan het christelijk
geloof toch wel gevoelt, dat ze in het geheel
niet deugenGe zoudt niet gaarne willen, dat
uw dominee wist, dat ge deze dingen doet!
Maar mag God het dan wel weten? Mag uw
Heere Jezus Christus het dan wel weten Uw
dominee weet het alleen maar van hooren
zeggen ea soms ook uit de ellende, die er uit
voorkomt; maar uw God en uw Heiland zien
u in de eenzaamheid der verborgen plaatsen,
doende, wat het licht niet verdragen kan.
Christelijke jongedochters, die de godvruchtig
heid belfjdt, gfj hebt het, onder beding van
Gods genade, in uw macht, om die oude, on-
kiesche en onkuische gewoonten, althans in
onze kringen, door welverdienden dood te doen
sterven
Wfj weten allen, dat in dezen tegenwoordigan
tfjd op zedelfjk gebied schrikkelijke dingen
gebeuren. Haast nog erger dan de Spaansche
griep greep de zedeloosheid de volksmassa aan.
De kleeding is er een verschijnsel van. Een
christelijke huismoeder schreef mfj de vorige
week: „het is, of het nog slimmer is dan voor
den oorlog bfj de menschen. De onzedelijke
kleederdracht, men draait er het hoofd bfj om
de schepsels hebben somtfjds haast geen goed
meer aan het lichaam".
O als onze christelijke jongedochters nu maar
met een volvaardig gemoed de keus van het
smalle pad mogen doen. De gebruiken van het
smalle pad zfjn heilig en veilig, ook in de
verkeering, en ook in de kleeding. Ik was dezen
zomer een paar dagen gelogeerd in een deftig,
hoogstaand christelijk gezin. De dochters des
huizes waren ffjn en smaakvol gekleedmaar
tevens hoe modest, hoe kuisch en zedigalles
gesloten en ondoorzichtig; een keurig kleed,
dat niet ontdekte maar bedekte. Wanneer zal
de tfjd weer aanbreken, dat men ook in som
mige christelijke kringen niet meer lacht om
een meisje, dat naar den Bfjbel gekleed is en
niet naar Parfjs? Ik ken den tfjd nog wel,
dat geen vrouw of meisje, geloovig of onge-
loovig, er aan dacht een kleed aan te trekken,
dat toen ter tfjd de lichtekooi nauwelfjks in
het openbaar durfde dragen. Het is nu mis
schien al wel tien jaar geleden, dat de ver-
wenschte mode van het naakt-vertoon haar
intrede deedeerst schuchter, toen brutaler,
zachtkens aan ook in christelijke kriDgen. Het
zedelooze en onzedige is besmettelijk als de
griep. Wanneer zal deze epidemie een einde
nemen? Er zfjn meisjes, die er zich niet om
bekommeren, of de predikanten, de godvreezende
menscben, hoogstaande mannen en vrouwen
uit de wereld er tegen waarschuwen. Eerbaar
heid heet bfj sommigen ouderwetschheid en
stfjfheid. Maar de Bfjbel prfjst de eerbare
vrouwen, en ze zfjn een zegen voor de maat
schappij, een bederfwerend zout. Ten slotte
komt de mode weer bfj hen terug. Het eerbare
veroudert nooit, ook al kan het voorbijgaand
i uit den tfjd raken.