Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 33e Jaargang. Vrijdag 26 September 1919. No. 39 UIT HET WOORD. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vuti Itdiwirkirt: D.D. R. J. v. d. KEI, J. D. fflELEIBA, F. I v. d. E0OE, B. 8IEIJER, H. P. M. G. DE WALLE in F. ff. J. WOLF. PERSVEREENIG1NG ZBBUWSCHB KERKBODE. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHÖFF, Middelbare. ZIJN GEBODEN BEWAREN. Wel mocht de apostel Johannes in vs. '21 spreken van vrijmoedigheid, daar hij hier verklaren durft«zoo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem". En toch doet geen overmoed hem zoo spreken, maar hij herhaalt slechts, wat Jezus zijn Meester, in zijn afscheidsredenen meer dan een maal verzekerd heeft«Al wat gij den Vader zult bidden in mijn Naam, dat zal Hij u geven"; dit was nu ongeveer GO jaren geleden gezegd, en in al die jaren heeft Johannes de waarheid van deze be lofte ervarenhij bövestigt hier dus slechts, op grond van eigen ondervinding, het woord van Jezus. O, indien gij een verklaring afleggen moest inzake uw gebedsleven, dan zoudt gij wellicht zeggen»wij hebben goeden grond om verhooring te wachten wij pleiten op 's Heeren toezeggingen, opdat Hij ons geve wat wij vragen" dit is dan zelfs nog sterk uitgedrukt, en menigeen durft niet verder te gaan dan den wensch mocht het den Heere behagen zulks te doen 1" Maar Johannes durft 't verze keren»en zoo wat wij bidden ontvangen wij van Hem". Beslister, gelooviger kan het niet. Zelfs spreekt hij niet van een toekomstige verhooring«wij zullen het krijgen", doch io den tegenwoordigen tijd »wij ontvangen het van Hem" degebeds- verhooring is een feit, dat zich dagelijks herhaalt; ons gebed wordt maar niet zoo nu en dan, doch altijd verhoordhet wordt verhoord op hetzelfde oogenblik, dat het gebeden wordt, al behoudt de Heere zich het recht voor om de begeer ten metterdaad te vervullen op zijn tijd en zijn wijze. Is hiermede echter niet onze ervaring in strijd Hoe dikwijls hebben wij gebe den, terwijl het antwoord uitbleef! Allereerst moeten wij er wel op letten, dat Johannes niets zegt van de manier, waarop God verhoortdat laat bij aan Hem over en zoo moet gij ook doen de Heere verhoort zelfs meermalen door ons niet te verhooren ook ontvangen wij het begeerde wel langs een gansch anderen weg en door gansch andere middelen en op gansch andere wijze dan wij hadden gedacht en verwacht. Bovendien moeten wij op het verband met het voorafgaande letten. Daar heeft Johannes het over hen, die niet door hun hart veroordeeld worden d. w. z. over hen, die door de werking des Heiligen Geestes mogen weten kinderen Gods te zijn, die vrijmoedigheid hebben, kinderlijk betrou wen, dat zij den Heere toebehooren. Nu, als de Heilige Geest u het «Abba Vader" in het hart plant en op de lippen legt, dan leert Hij als de Geest der genade en der gebeden u ook oprecht en waarach tig bidden. Het gebed, dat altijd verhoord wordt, wordt door den Geest in u ge werkt; zulk een bidden blijft niet een roepen zonder antwoord, want God zal op zijn eigen werk (het kan niet anders) ja en amen zeggen. Ook ligt er verband tusschen de vrij moedigheid, die wij hebben, en ons bid den, op welk verband ook op andere plaatsen der Schrift telkens gewezen wordt. Met vrijmoedigheid, d.i. met vertrouwen, moet gij bidden daarom zegt Jacobus «dat hij begeere in geloof, niet twijfelende, want die mensch meene niet, dat hij iels ontvangen zal van den Heere". Zelfs daarbij laat Johannes het niet het let bij het bidden zeer nauw. »God doet het welbehagen dergenen, die Hem vreezen, Hij hoort bun geroep en verlost hen". Daarom schrijft Johannes«en zoo wat wij bidden ontvangen wij van Hem, dewijl wij zijn geboden bewaren en doen hetgeen behaaglijk is voor Hem", 't Spreekt vanzelf, dat wij hieraan geen verkeerde beteekenis mogen toeschrijven, alsof het houden van die geboden oorzaak en grond zouden zijn van de verhooring. Maar er is hier wisselwerking. Als wij door de ge nade bekwaamd worden om te doen het geen Hem behaaglijk is, ondervinden wij daarbij te krachtiger de werkingen van zijn genadein het houden van Gods ge boden is groote loon. „En dit is zijn gebod, dat wij gelooven in den Naam zijns Zoons Jezus Christus, en elkander liefhebbend, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft". De apostel somt geon lange reeks van geboden op, welke wij eerst zouden moeten afwerken, voor dat God een verhoorend God voor ons kan zijn, maar hij noemt er slechts twee, n.l. het gelooven in Jezus' Naam en het lief hebben van den broeder. Hoe moet het ons hart ontroeren, dat de Heere ons gebiedt ons zalig te laten maken. Het hoofdgebod in de nieuwe be- deeling is, dat wij ons de genade Gods laten welgevallen 1 God ontleent aan de wet zijn eisch, door het Evangelie bij ons aan te dringen, en zegt«Gelooft in den Naam van Jezus Christus". En dan ligt ook de belofte gereed«wie zal geloofd hebben, die zal zalig worden". Daarom is ongeloof zulk een groot kwaadhet Israël, dat uit Egypte trok, kon wegens zijn ongeloof Kanaau niet beërven; en nu luidt de bedreiging: «wie niet geloofd zal hebbeü, die zal verdoemd worden". Gij moet gelooven in den naam van Gods Zoon, d. i. in den Zoon Gods zelf, want bij God is de Naam het wezén, God is wat Hij heet. En dan is te gelooven in Gods Zoon veel, maar het is niet genoeg, en te gelooven in Christus Jezus alleen is ook niet genoeg want beiden gaat tezamen gij moet gelooven in Jezus, den eenigen, algenoegzamen Zaligmaker, die de Christus i', de groote leeraar en profeet, de eenige hoogepriester en de eeuwige koning, die is de eengeboren en veelgeliefde Zoon van God. In Hem moet gij gelooven, dat is u aan dezen Heiland overgeven naar lichaam en ziel, u verlaten op zijn vol bracht offerwerk, en u schikken onder zijn juk, dat zacht en zijn last, die licht is. Want alleen om Zijn Zoons Jezus Chris tus wil wordt God ook uw God en Vader. Zoo te gelooven is 's Heeren gebod het is uw plicht tegenover Goden als gij niet gelooft, zijt gij ongehoorzaam. Ver ontschuldigen, als b.v. dat gij onmachtig zijt, baten nietGods eisch is volstrekt, en er is niets, volstrekt niets, wat u ervan ontslaan kan. En als gij niet kunt geloo ven wat eigenlijk onwil is dan maakt dit uw zonde van ongeloof nog te grooter is het niet verschrikkelijk, dat gij den waarachtigen God niet wilt gelooven op zijn Woord? Meen echter niet, dat gij, als gij eenmaal tot het geloof gekomen zijt, voor altijd klaar zijt, en met deze ééae daad der geloovige overgave aan Christus volstaan kuntmaar heel uw leven door, van oogenblik tot oogenblik hebt gij Christus noodigaltijd weer opnieuw moet gij u Christus toe eigenen. Dit moet gij; gij zijt niet vrij van te handelen naar eigen goedvinden. Want «dit is zijn gebod, dat wij gelooven in den Naam zijns Zoons Jezus Christus". Hoe hoog het gebod ook staat, toch voegt Johannes er in één adem aan toe; «dat wij elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft". Het is wel opmer kelijk, dat Jezus in zijn afscheidsredenen zoo sterk den nadruk legde op den eisch der liefde. Was het niet, omdat Hij van verre zag, hoe in de historie van zijn kerk niets meer dan de broederliefde gevaar liep schipbreuk te lijden Maar verstaat dan ook, dat 't gelooven in Jezus' Naam en het liefhebben van elkander bijeen behoorenja de liefde volgt op het geloof; daar is geen gods vrucht zonder liefde, maar een liefde, die niet rust op denzelfden grondslag des ge- ioofs, kan en mag niet bestaan als onze broeders mogen wij alleen rekenen hen, die hetzelfde dierbare geloof in den Naam van Jezus Christus, Gods Zoon, deelachtig zijn. Maar waar ditzelfde geloof gevonden wordt, moet ook de liefde heerschen, ja niet alleen als plicht, doch als noodwen dig gevolg. Hoe meer gij inleeft in de liefde van uw Heiland, des te krachtiger zal ook de liefde tot Gods volk in u op bloeien. Maar ook, als gij u ver van Chris tus houdt, dan ziet gij de broeders aan in henzelf en kunt gij ze slechts weinig lief hebben. De vrucht van het houden van Gods gebod zal niet uitblijven, want «die zijn geboden b8waart, blijft in Hem en Hij in denzelve". Ook op deze waarheid liet Christus in zijn afscheidsredenen het volle licht vallen. Hier spreekt Johannes van ge boden zonder eenige beperkingal stellen wij het geloof en de liefde het hoogste voorop, toch zien wij de andere geboden des Heeren niet voorbij; wij hebben lust in heel Gods wet. Zelfs staat er niet, dat gij de geboden moet doen, maar bewa ren. En dit zegt nog veel meer. Zeker, bewaren is ook doen, houden, volbrengen, maar tevens beteekent het, dat gij die ge boden waardeert, op hoogen prijs stelt en lief hebt; waar gij niet aan gehecht zijt, bewaart gij niet; in elk geval treurt gij er niet om, wanneer gij het kwijt raakt; maar een schat bewaart gij, bergt gij weg, opdat geen booze hand het u ontneme. Zoo is Gods wet voor u een schitterend kleinood, een kostbaar juweel, uw dage- lijksche vermaking. En als het zoo mot u is, dan zijt en blijft gij in Christus en Hij in u. De na druk valt hier op b 1 ij v e n, omdat er ook een schijnbare, een ingebeelde gemeen schap met God kan zijn, die niet blijft. Eu daarom, vergeet het niet, de ware, blijvende gemeenschap is slechts daar, waar men de geboden Gods bewaart en betracht, op prijs stelt en liefheeft. Een zalige vrucht valt u in dezen weg in den schoot. Want «hieraan kennen wij, dat Hij in ons blijft, n.l. uit den Geest, dion Hij ons gegeven heeft". Er staat niet «hieraan zult gij 't weten, dat Christus in u blijft, n.l. dat gij zijn geboden bewaart" want ach gij schiet immers in alles tekort bovendien, er is ook een uitwendig be trachten van Gods wil, dat niet uit Chris tus opkomt. Wel is het bewaren van Gods geboden onmisbaar, want zoo alleen blijft gij in Hem en Hij in u. Maar eveneens hebt gij het noodig te bespeuren, dat het Gods Geest is, die in u woont en u tot het bewaren van Gods geboden in staat stelt. Let daarom op de werkingen des Geestes in u, en wees er zeker van, dat, ook al vreest gij dat de Geest van u ge weken is, Hij u toch nabij blijftwant Hij is het, die u doet gelooven in Jezus' Naam en u de liefde tot de broederen gegeven heeftHij is het, die u lust geeft tot het doen van Gods wil en u uitdrijft tot het gebedHij is het ook, die u vrijmoedig heid schenkt en u uw hart doet verzeke ren voor God't is alles vrucht van de genadige werking des Heiligen Geestes. Eu ziet, dan is de Heere zoo goed, dat Hij u hierover licht wil geven en het u zal doen verstaan, dat Hij in u blijft en gij in Hem n.l. uit den Geest, dien HU ons gegeven heeft. J. D. WlELENGA. KËBKELIJK LKVKN. Weer een waarschuwing, Abonnementsprijsper kwartaal bjj vooruitbetaling: 75 cent. Afzonderlijke nummers 6 cent. Advertentieprijs t 10 cent per regel bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. „En zoo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl wij zijn geboden bewaren en doen hetgeen behagelijk is voor Hem. En dit is zijn gebod, dat wij gelooven in den Naam zijn Zoons Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. En die zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in denzeive. En hieraan kennen wij, dat Hij in ons blijft, n.l. uit den Geest, dien Hij ons gegeven heeft". 1 Johannes 3 2224. „li. Het laatste gedeelte der brochure ia gericht tot de jongeren, over wie voor en na nog al eens geschreven is. Veel heeft er toe meege werkt, dat veler oog op de jongeren gericht ia en dat veler pen in beweging geraakt is. Wjj geven nu ook weer eerst het woord aau den schrijver „Nu gaan wij over tot eene korte behandeling van hetgeen op 3 Juli j.l. te Dordrecht is ge zegd omtrent „de religieuse opwakiüg onder de jongeren." Wij vragen al dadelijk: was er dan inslui mering of gevoelloosheid onder de gereformeerde jongeren Een 20-tal jaren geleden vroegen wjj eens aan een zeer geroemd prediker in een onzer groote stedenhoort men hier nog wel eens van bekeeringen Ex abrupto gaf hij ten ant woord dan moet ge bjj „Jeruel" wezen. Welk soort opwaking heeft men dan op het oog Ligt er iets bijzonders in, dat terwijl door de ontzaglijke wereldcrisis van de laatste jaren op zoo velerlei terrein de geesten bewogen worden, en de scherpzinnigste technici, paeda- gogen, financiers en andere denkers hunne kracht schier uitputten om den polsslag en de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1919 | | pagina 1