Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang
Vrijdag 19 September 1919.
No. 38
UIT HET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg,
fasti lidiwirkiriO.D. R. J. i. d. VEEI, J. 0. WIELEIGA, F. J. v. d. EIOE, B. MEIJER, H. P. H. G. DE WALLE in F. W. J. WOLF.
PERSVEREENIG1NG ZBBUWSCflB KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
GOD IS MEERDER DAN ONS HART.
Telkens wekt de Schrift ons op, onszelf
te onderzoeken, of wij wel in het geloof
zijn. Het is zoo vrceselijk zichzelf te be
driegen de eeuwigheid is er mede ge
moeid. Daarom houdt ook Johannes ons
verschillende kenmerken voor, waaraan
wij ons kunnen toetsen.
Hieraan kennen wij, dat wij uit de
waarheid zgn", zoo verzekert bij. «Hieraan"
slaat op hetgeen hij in het voorafgaande
betoogd heeftdaar wees hij op de nood
zakelijkheid elkander lief te hebbenwie
zich aan de gemeente onttrekt en op zich
zelf blijft staan, doet zoowel aan de mede-
geloovigen als aan zichzelf te kort. Wilt
gij dan ook zeker zijn uit de waarheid te
wezen, dan moet gij u verbonden gevoelen
aan de kinderen Gods; alleen als gij van
harte zeggen kunt»Uw volk is mijn volk"
moogt ge ook verklaren «Uw God is mijn
God".
Aan de broederliefde kennen wij uit
de waarheid te zijn. Wij mogen dit kennen
niet verzwakken tot een wankel vermoe
den of vaag gevoelen want al zij het verre
van ons het gevoel te verachten, toch is
het leven van den christen meer dan dit;
als het goed met u staat, zijt gij de din
gen wel bewust; gij draagt kennis van
hetgeen er is geschiedgij weet wat God
aan uw ziel gedaan heeft; gij zijt tot ze
kerheid gekomen het verstand is verlicht,
en u is inzicht geschonken in de verbor
genheden van het Koninkrijk Gods. Daar
om is het kennen, waarop Johannes doelt,
ook geen dor, verstandelijk weten, geen
van buiten geleerd lesje, geen prachtig in
elkander gezet systeem, dat daarna in
het geheugen wordt opgoborgen, maar een
inzien en verstaan, en daardoor ervaren
en genieten van do waarheid.
Het betoon van de broederliefde ver
zekert er ons van, dat wij uit de waar
heid z ij n. Deze diepzinnige uitspraak
was ook door Jezus gebruikt, toen Hij voor
Pilatus sprak over zijn Koninkrijk«Een
iegelijk, die uit de waarheid is, hoort mijn
stem". In de waarheid ligt de oorsprong
van ons nieuw bestaan, van ons geestelijk
levenvan nature past op ons het andere
woord van Jezus«Gij zijt uit den vader
den duiveldie is in de waarheid niet
staande gebleven, want geen waarheid is
in hem"maar door de wederbarende ge
nade Gods welt nu uw leven op uit de
fontein der waarheid, d.i. uit God zelf. De
macht van de leugen, van de zonde en den
dood is gebroken, en gij zijt overgebracht
in het rijk van waarheid, gerechtigheid en
leven. Het is dezelfde gedachte, waarop
Jacobus doelt»Naar zijn wil heeft God
ons gebaard door het woord der waar
heid".
Al is de kracht van de leugen gebroken
daarom oefent deze nog invloed op u uit,
en meermalen valt gij in haar strikken.
Doch dit veroorzaakt u groote smart, en
hevigen strijd. De wereld verstaat dit niet
zij roept: «vrede, vrede, en geen gevaar".
Maar gij hebt uzelf leeren kennen als diep-
schuldig en verlorengij hebt God leeren
kennen in zijn gerechtigheid en waarheid
gij hebt de zonde leeren kennen in haar
verdorvenheid en macht; maar gij hebt
ook Christus leeren kennen in zijn ver
zoenende liefde en verlossende genade,
daar Hij u met God heeft verzoend.
Als gij de broeders lief hebt brengt de
Heilige Geest u de kennis bij, dat gij uit
de waarheid zijtgij behoort Christus toe,
die de waarheid isen het Woord van God,
dat ook de waarheid is, wordt u tot een
bron van leven, en dan «zult gij uw hart
verzekeren voor Hemwant indien ons
hart ons veroordeelt, God is meerder dan
ons hart, en Hij kent alle dingen."
Hoewel hart in de Schrift gewoonlijk
ruime beteekenis heeft, kunnen wij het
hier nemen in den zin van geweten. Dat
geweten spreekt, en klaagt u aan, en stelt
u in staat van beschuldiging; uw afdwa
lingen zijn vele, en gij bederft dagelijks
uw weger is tegenspraak tuschen uw
belijdenis en wandel; gij handelt tegen
beter weten in en gij beantwoordt op
verre na niet aan het hooge ideaal, waar
toe gij zijt geroepen. En dit houdt het
geweten zonder verschooning u onder de
oogen.
Wanneer echter de ware genegenheid
tot Gods volk in uw woont, dan zijt gij
uit de waarheid en zult gij uw hart
verzekeren voor Hem, d.w.z. volgens
de kantteekening, gij moogt uw hart ge
ruststellen, uw geweten kalmeeren en tot
zwijgen brengen. Neen, gij moet niet doen
alsof gij de stem der consientie niet hoort
gij moogt er niet overheen redeneeren
't is uw plicht het oor uwer ziel te luis
teren te leggen aan uw hart. Maar als het
dan klopt vanwege uw zonde en schuld,
dan is het uw werk, waartoe gij als kin
deren Gods geroepen 2ijt, om dat kloppen
te doen bedaren. Gij hebt met uw hart
te rade te gaan, er mede te spreken en
het stil te doen zijn voor Hem, d.i. in
Gods tegenwoordigheid en voor zijn aan
gezicht. En gij zult dat kunnen doen, door
tot uw hart te zeggen »Mijn hart, al
veroordeelt gij mij, gij moet toch zwijgen,
want God is meerder dan gij zijt en Hij
kent alle dingen".
Hoe kan Johannes nu zoo iets zeggen
Het feit, dat God meerder is dan
ons hart zou ons juist met schrik moe
ten vervullen en ons hart te sterker doen
kloppen. Hoe kunnen wij 't als een voor
recht beschouwen dat onze medemenschen
niet meerder zijn dan ons hart, en alzoo
onze binnenste gedachten voor hen ver
borgen blijven 1 De gedachte aan Gods
alwetendheid biedt dus (zoo meenen wij)
geen vertroosting aan, maar brengt tot
ontzetting. Hij weet het toch veel beter
dan wij zelf hoe verdorven wij zijnHij
kent zelfs de ons verborgen afdwalingen.
Sterker noghet geweten is de stem
van God in onsin het sproken van het
geweten veroordeelt God zelf ons; door
het geweten klaagt God ons aan. Hoe
kunnen wij ons dan geruststellen met
de redeneering»God is meerder dan ons
hart en Hij weet alle dingen"
Wij staan hier voor het mysterie des
geloofs, en hebben te doen met de dingen,
die God verborgen houdt voor de wijzen
en verstandigen, maar den kinderkens
heeft geopenbaard. En dan kunt gij niet
anders, zoo gij het woord van Johannes
beproefd hebt in practijk te brengen, dan
op dit zeggen het stempel der ervaring
drukken. Gij weet het toch, dat God, juist
omdat Hij meerder is dan ons hart, niet
alleen de zonde erin ziet, maar ook de
gerechtigheid, door Hem zelf uit genade
erin gelegd. Hij weet alle dingen, Hij weet
wat gij niet weet, Hij ziet ook het zaad
der waarheid, waaruit gij zijt geboren en
in uw goede oogenblikken moogt gij het
uitroepen: «Heere, Gij weet allo dingen,
Gij weet, dat ik U liefheb".
»Geliefden, indien ons hart ons niet ver
oordeelt, zoo hebben wij vrijmoedigheid
tot God".
Bij oppervlakkige leziDg kan het ons
toeschijnen, dat Johannes in vs. 21 andere
christenen op het oog heeft dan in vs. 20
dan was er eerst sprake van hen, wier
hart hen wel veroordeelde, maar daarna
wier hart hen niet veroordeelde. Toch kan
zulk een tegenstelling er hier niet zijn,
daar de apostel beide malen zich erbij
insluit, sprekende van wij en ons. 'tZijn
dus dezelfde christenen, die in vs. 20 als
bekommerd worden voorgesteld, terwijl wij
ze in vs. 21 in de ruimte zien staan. Als
wij alleen op ons eigen hart letten, dat
boos en arglistig is, dan zijn wij verslagen,
en ontzinkt ons alle moed, alle hoop maar
als wij het hoofd omhoog mogen heffen,
en blikken in Gods Vaderhart, dan komt
de jubeltoon over de lippen »trots alles
behoor ik toch Christus toewien heb ik
nevens U in den hemel? nevens U lust
mij ook niets op de aarde".
Zoo wordt do beteekenis van het niet
veroordeelen van ons hart ons
duidelijk. Onze kantteekening merkt
scherpzinnig op, dat er mede bedoeld
wordt, dat wij geen huichelaars zijn, daar
de Heilige Geest getuigt met onzen geest,
dat wij oprechte kinderen Gods zijn. Dit
is zeer zeker juist, als wij het echter maar
tevens als een tegenstelling beschouwen
met het voorafgaande wèl veroordeelen
van ons hartals wij toch hebben leeren
verstaan, dat God meerder is dan ons hart,
en wij ons hart hebben verzekerd, gerust
gesteld door de zalige kennis, dat wij uit
de waarheid zijn en Christus toebehooren,
dan veroordeelt ors hart ons niet langer,
en hebben wij vrijmoedigheid tot God.
Welk een heerlijke schat is de vrijmoe
digheid. Als gij deze bezit, tart gij duivel,
wereld en geweten en jubelt het hart:
«God is het, die rechtvaardig maaktwie
is het, die verdoemt T' In den regel wordt
vrijmoedigheid in verband gebracht met
het leven des gebedsdaarom schrijft de
apostel in Hebreeën lü: «Dewijl wij vrij
moedigheid hebben om in te gaan in het
heiligdom door het bloed van Jezus, zoo
laat ons toegaan met een waarachtig hart
in volle verzekerdheid des geloofs". Toch
mogen wij het daartoe niet beperken
want wederom merkt de kantteekening op
«vrijmoedigheid tot God is het vrijmoedig
vertrouwen, dat Hij ons voor zijn oprechte
kinderen zal erkennen".
Wij mogen, wanneer door den Heiligen
Geest het veroordeelend hart het zwijgen
is opgelegd, in alle omstandigheden van
het leven de geloofstaal doen hooren
«Abba, lieve Vader". Wij hebben vrijmoe
digheid in het spreken «Komt, luistert
toe, gij Godgezinden, gij, die den Heere
van harte vreesthoort wat mij God deed
ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan
mijn geest". Wij hebben vrijmoedigheid
in het leven, en mogen steeds bij ons het
bewustzijn omdragen, dat wij voor des
Heeren rekening liggen, dat Hij ons in
liefde gedenkt, en wij met alle onze zor
gen en nooden gedurig tot Hem de toe
vlucht mogen nemen, die in Christus ons
tot een Vader werd. Wij hebben ook vrij
moedigheid in het sterven en als het doods
uur slaat wordt de blijde hope ons deel:
«Op uw zaligheid wacht ik, o Heere".
Hebt gij de liefde tot de broederen
Zij wordt slechts geboren uit het geloof,
dat God u liefheeft uit genade. Naarmate
gij dichter bij den Heere leeft, zal de band
der broederliefde te sterker trekken. En
in dien weg behaagt het den Heiligen
Geest u te verzekeren van uw deel aan
Cnristus.
J. D. WlELENGA.
KEBKELIJK LEVEM.
Weer een waarschuwing.
Abonnementsprijsper kwartaal bg vooruitbetaling 75 cent.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
Advertentieprijs t 10 cent per regel bg jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrgbe reductie.
UIT6AY1 VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlgk Vrijdagmorgen te zonden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
„En hieraan kennen wij, dat wij
nit de waarheid zijn, en wij zullen
onze harten verzekeren voor Hem
want indien ons hart ons niet ver
oordeelt, God is meerder dan ons
hart en Hij kent alle dingen. Ge
liefden, indien ons liart ons niet
veroordeelt, zoo hebben wij vrijmoe
digheid tot God':.
1 Johannes 3 19—21.
Aan belangstelling ontbreekt het de Gere
formeerde kerken niet. En dit is aangenaam.
Er blgkt tocb uit, dat zg nog altijd een ruime
plaats innemen in ons volkslever. Zelfs een
blad als de Nieuwe Rotterdamsche Courant
wjjdt haar aandacht nog al eens aan haar.
Niet allen prgzen haar, Dit zou ook niet goed
zijn. Bet ligt bovendien in onzen volksaard
om niet overvloedig met lof te zjjn. Veeleer be
staat de neiging om te kritiseeren en het is
daarmede dan ook in volkomen overeenstem
ming, dat er vaak een afkeuring gehoord wordt
over een of ander in ons kerkelijk leven. Ge
lijk ieder haa9t verstand meent te hebben van
krankheden, zoo achten velen zich bevoegd tot
het beoordeelen van wat de Geref. kerken doen
en laten. Nu is dit laatste ook al niet erg,
indien het maar voortvloeit uit liefde tot het
welzijn en den bloei. Een vriend, die ons
onze feiten toont enz.
Het spreekt echter van zelf, dat we naar
den een liever luisteren dan naar den ander.
Als ze iets zeggen, dan weten we reeds voor
uit, dat zg ook iets te zaggen hebben. Daarom
hebben we een nieuwe brochure van den heer
Gispen met blijdschap begroet, want hg is
voor ons een oude bekende. Het is reeds een
kleine dertig jaar geleden, dat we met bijzon
dere aandacht lazen, wat hg schreef en we
hebben steeds gewaardeerd de wijze, waarop
hij zgn gedachten weergaf. En dit deen we
ook nu na de lezing van de brochure. „Het
gevaar van ontvorming van Gereformeerde
kerken wegens clerioalisme en „de critiek der
jongeren", want hij spreekt hierin op waardige
wijze en wijst op het gevaar, dat onze kerken
naar hg denkt bedreigt.
In 't eerste gedeelte waarschuwt hg tegen
't clericalisme en wat hij daarmee op 't oog
heeft, blijkt uit het volgende
Hoe is tegenwoordig in ons Vaderland de
toestand op Gereformeerd-kerkelgk gebied
Op eenige dorpen is men practisch genoeg
om door het houden van gemeentelijke verga-