Roepstemmen.
Hereeniging.
Verantwoording van Liefdegaven.
heeft de Heiland zich ver en zeer ver gehouden,
en het gezag zijner dagen, al was dat het
imperium der romeinsche overheereching, erkend.
Hy beveelt den keizer te geven, wat des keizers
is (Matth. 22:21), Hij vermijdt gedurende zijn
omwandeling alles wat op opstand gelijkt, en
ontwijkt telkens de echare, die Hem koniog
wil maken. Hij gebiedt in GethsemaDé Petrus
het zwaard in de schede te steken en geen
verzet te plegen tegen de dienaren van het
wettig gezag (Matth. 2651, 52) en op Gab-
batha, staande voor zijnen rechter, die hem
onrechtvaardig vonnist, erkent Hij diens macht,
als van God aan Pilatus gegeven, als Hij zegt
„Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien
het u niet van boven gegeven ware" (Joh. 1911).
Er is in Christus' woorden noch werken iets
waarop de apostelen der revolutie zich beroe
pen kunnen en het Evangelie dat Hij gepre
dikt heeft, gaat lynrfcht in tegen de leer van
haat en geweld, van menschverheffing en
wereldontwrichting, die zy pogen tot realiteit
te brengen. Daarom moeten de practische
communisten ook niets van het Christendom
A hebben, en zijn zij met haat tegen Jezus en al
zijn belijders vervuld. Hij heeft niet tegen het
..kapitalisme gestreden, gelijk zij willen. Wel
heeft Christus den Mammondienst veroordeeld,
en getoornd tegen onheilige geldzucht en
kapitaaljachtmaar over het kapitaal als zoo
danig en over de rijken he ft Hij zich nimmer
in vervloekenden zin uitgesproken. Integendeel
Jezus heeft met de rijken diep medelijden gehad
want Hij wist dat een kemel eerder gaat door
het oog van eea naald, dan dat een rijke ingaat
in het koninkrijk der hemelen, en den rijken
joDgeling bemint Hij zelfs.
Dit alles neemt niet weg, dat Christus ook
zijn jongeren gewezen heeft op hun roeping
als chiistenen in de maatschappelijke verhou
dingen. Dijk.
Onze God spreekt niet alleen door Zgn
Woord van de kortstondigheid des levensmaar
Hij toont het soms op treffende wijze, dat onze
leeftijd als niets voor Hem is.
Telkens bereiken van onderscheiden zijden
de ernstigste roepstemmen ons oor en wij
worden herinnerd aan de onomstootelijke waar
heid, welke door niemand geloochend, nochtans
door velen veronachtzaamd wordtGü zult
sterven, o mensch. Stof zijt gij en tot stof zult
gij wederkeeren
De dood blijft altoos vreeselijk, omdat hij
tegen onze natuur strijdt.
Wij wenschen te leven, maar om der zonde
wil legt de dood den ijskouden vinger op ons
en onze aardsche loopbaan is geëindigd.
Wanneer op een herfstdag de stormwind door
het bosch loeit, en oude half vergane boomen
omver worden geworpen, dan ziet de wandelaar
na den storm die verwoesting aan en schudt
het hoofd.
Trotsche eiken, door den tand des tjjds ver
molmd, zijn geveld.
Eods boden zjj schaduw aan de kinderen, die
onder hen speelden, of aan de ouden van dagen,
die onder hen eene verfrisschende rust kwamen
zoeken.
Nu liggen zij neder, om straks onder den
scherpen bijl van den houthakker te worden
gekloofd.
Zoo gaat de heerlijkheid der wereld voorbij
Daar is iels, dat nog luider de verganke
lijkheid predikt.
Als in het voorjaar de bloemen ontluiken en
de viooltjes en madeliefjes vriendelijk het hoofd
boven de aarde steken, dan kan er in ons een
gevoel van blijdschap zyn, omdat het aardrijk
weer herleeft.
Na weinige werken tooit het veld zich met
een keur van bloemen, die op het zachtgroene
grastapijt duizenden kleuren doen prijken.
In den tuin en op den akker ontluikt alles.
Muar, als de lucht betrekt, als het donker
en stil wordt na een heeten dag, als de donder
door het luchtruim rolt, als de bliksem de
aarde verlichten en als de gevreesde hagel
neervalt dan worden de vriendelijkste
bloemen geknakt.
En wie dan over het veld gaat5 schudt het
hoofd. Welk eene verwoesting
De schoonheid is vergaan, de stengels zijn
geknakt.
Straks kent en vindt men hare plaatsen niet
meer.
Zoo gaat de heerlijkheid der wereld voorbij
Is het treurig, als een oude van dagen wordt
weggenomen, treuriger is het, als een jeugdige
wordt weggera-^pt.
Het roept vooral aan de jeugdigen in de
gemeente toezoekt den Heere, opdat gij niet
ontkomt, maar opdat gij moogt leven
De jeugdigen stellen den dood doorgaans verre.
Altoos denkt men aan den dag van morgen,
maar men vergeet, dat heden do Heere komen
kan.
„Morgen" roept het kind, terwijl het dattel
voorthuppelt, maar in den nacht sluit de dood
dien kindermond en staat dat kinderhart stil.
De jongeling op zijn beurt ziet op tot den
man, die in de kracht zijns levens voor vrouw
en kroost zorgt, en die in den huiselijken kring
de zegen ervaart, welke God in dit leven
schenken wil. Hij schept zich idealen. Nog
onder anderen staande haakt hij naar het
oogenblik, dat hij zelfstandig zal kunnen han
delen. Hij telt de jareD, die hem nog scheiden
van de vervulling zijner wenschen.
Het kind, dat nauwelijks tot onderscheid van
jaren kwam, ziet benijdend op tot den jonge
ling en wenscht als hij te wezen. Alle be
geerten van zijne kinderlijke ziel strekken zich
uit naar de toekomst en zijn kinderlijk hart
verblijdt zich in het vooruitzicht, dat het straks
groot zal geworden zijn.
„Morgen" roept die jongeling en de morgen
daagt wel, maar zonder dat hij het weet, want
God heeft de levensdraad afgesneden
Men kan in deze dagen, wanneer men zich
buiten het gewoel der stad begeeft, overal
bemerken, hoe voor den landman de oogsttijd
begon.
Meer dan eens zag ik de maaiers een oogen
blik rusten, om het door de zon gebruinde
gelaat af te wisschen.
Maar wie zag ooit den dood, dien somberen
maaier op den grafheuvel om uit te rusten
De dood rust nooit, maar hij zwaait zijn
zeis zonder mededoogen, totdat hy' ook ons
heeft bereikt en wij vallen.
Da jeugd spaart hij niet.
Schoonheid ontziet hü niet.
Kracht telt hij niet.
Met rijkdom en eer rekent hij niet.
Hü komt en voor zijn nimmer moeden arm
bezwükt de schoonste bloem.
Alle vleesch is als gras en alle heerlükheid
des menschen als een bloem des velds Het
gras verdort en de bloem valt af, maar het
Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.
Gedenkt hieraan, jeugdigen!
De roepstemmen zy'n zoo ernstig voor u.
Laat niet de dienst der wereld u bekoren,
want de wereld gaat voorby met al wat in
haar is.
Gy züf geroepen om u tot deD dienst van
God te schikken.
O, buigt u vroeg voor Hem neder, Die een
getrouw Verbondsgod is en Die in Christus
de zonden vergeeft en u aanneemt tot Zy'n
kinderen en erfgenamen.
Als wü kinderen Gods zün, dan vreezen wü
den dood niet meer, al blyft hy' een vy'and.
Die den Zoon heeft, heeft het leven
Zoekt den Heere, terwül Hü te vinden is.
Spoedig kan het voor u „te laat" zün
Zegt niet „morgen" want hedennacht kan
de dood u overvallen.
Heden, zoo gü des Heeren stem hoort,, laat
u leiden
Alles vergaat, maar het Woord onzes Gods
blijft.
En dit is het Woord, dat Hü gesproken
heeft: die Mü vroeg zoeken, zullen My vinden!
Landweiir.
Telkenmale wordt onder de kinderen Gods,
als met kloppend hart, de teedere vraag be
sproken zullen de zaligen, die op aarde den
Heere met elkander hebben gevreesd en ge
diend, in den hemel wetenschap hebben van
de tegenwoordigheid dergenen, die hun dier
baar zün geweest? Zul er een wederzien zün?
Zullen zü elkander herkennen Zal de moeder
haar kind daar aanschouwen, het kind zün
ouders, de man zün huisvrouw, de vriend zün
metgezel? Zullen de leden der gemeente er hun
leeraars zien, en de leeraars degenen, die zü
gerechtvaardigd hebben? Zullen wü er her-
eenigd worden met evendezelfden, met welke
wü in het strüdend Sion gemeenschap der
heiligen hebben geoefend in de ouderlinge
büeenkomst, wier aangezicht wü zagen van
week tot week, wanneer wü naarstiglük op
gingen om het Woord te hooren, de Sacra
menten te gebruiken, God den Heere openlük
aan te roepen, en den armen christelüke hand
reiking te doen? Ge ziet des Zondags de kerk
wel eens rond, en dan denkt ge bü u zeiven
Zal ik daar boven die bekende, trouwe ge
zichten weder aanschouwen
Dit is natuurlük een gansch andere vraag
dan dezeZullen wü in den hemel weder in
d-zelfde verhouding als op aarde tot elkander
bestaan Hoe weinig ons ook van het toe
komende leven in bü'zonderheden bekend is,
omdat het een leven van voor ons nu nog on-
uitsprekelüke dingen zal zyn, toch weten wy'
uit den mond des Heilands dit met beslistheid,
dat in het hemelsch liefdeleven het vleesche-
lÜke geheel verslonden zal zün. Toen de Fari-
zeën Jezus vangen wilden met de vrouw, welke
zeven mannen had ge-ad, gaf de Heiland op
hun vraag, wiens vrouw zü wezen zou in de
opstanding, ten antwoord: „Gü dwaalt, niet
wetende de Schriften, noch de kracht Gods
want indeopstandingnemen zü nietten buwelyk,
noch worden ten huwelük uitgegevenmaar
zy zün als engelen Gods in den hemel.'''
Wy kunnen dus deze vraag laten rusten tot
den dag der toekomst, hoedanig de aard van
de liefdesverhouding wezen zal tusschen de
zaligen, die elkander in den hemel herkennen
en wedervinden zullen. Dit is nog niet geopen
baard.
Maar dat degenen, die in Jezus ontsliepen,
elkander aan de overzijde des grafs zullen her
kennen, mogen wü vastelük gelooven. Niet om
dat de Schrift hier zulke duidelüke en bepaal
de uitspraken geeft. Zü is altüd sober in haar
mededeelingen over het toekomende leven
denkelyk hierom, omdat de toestanden daar
onze kennis, en ons verstand te boven gaan.
Nochtans zyn er uitspraken in de Schrift, die
er op wy'zen, dat zoowel in den hemel boven
als in de diepte der hel beneden kennis der
personen zal zy'n.
Davids woord in betrekking tot zyn ge
storven kind is een van de plaatsen, die byge-
bracht kuünen worden. „Ik zal wel tot hem
gaan, maar hü zal tot my niet wederkomen."
Want dat David hier eenvoudig zou bedoelen,
dat hü welhaast naast zün kind begraven zou
worden, is en opvatting, die al te plat en ge-
lykvloersch moet worden geacl t. Zelfs de bolste
geest, die niet aan de onsterfe'ykhe'd der ziel
en awn een hiernamaals gelooft, zou dit kunnen
verklaren. Maar wanneer Divid getuigt: „Ik
zal wel tot hem gaan, maar hü zal tot mü
Diet wederkomen", dan heeft hü ongetwyfeld
gedacht aan de overzy'de des grafs. Zün kind
keerde niet weder tot hem, msar hü ging eer
lang wel tot zy'n kind. Duidelyk is het, dat
David hier aan een hereeniging dacht.
Dergelyke plaatsen zy'n er meer in de Schrift.
In Jesaja 14 schildert de profeet, hoe de hel
beroerd was, en hoe zy, toen de koniDg van
Babel daar inkwam, dezen tegemoet ging
zeggende„Is dat die man} die de aarde be
roerde, die de koninkrüken deed beven En
in de gelükenis van den onrechtvaaidigen rent
meester geeft Christus het ons te verstaaD, dat
de vrienden, die wy ons op aarde gemaakt
hebben door de weldadigheid, welke wü hun
hebben bewezen, ons eens met vreugde in de
eeuwige tabernakelen zullen ontvangen.
Het ligt ook in den aard der zaak, dat in
den hemel vereenigd zal worden, wat reeds op
aarde in den Heere vereenigd geweest is.
Het verlangen de onzen aan de overzy'de
weder te vinden spruit voort uit een natuurlyke
behoefte van het menschelük hart. Hèt is het
verlangen der liefde, die sterker is dan de dood.
De genade doet de natuur niet teniet, en even
zoo wordt de natuurlyke liefde niet vernietigd
door de geestelüke liefde, maar veeleer geheiligd
en geadeld. Het is nog niet geopenbaard, hoe
de man zyn vrouw, en de moeder haar kind
liefhebben zal in den hemel, maar wü kunnen
er zeker van zü'n, dat de eerste liefde zal voort
bestaan, alleen in veel hoogeren vorm en vrü-
gemaakt van alle vleeschelüke zwakheid. Ook
hier zal het verderfelyke de onverderfelükheid
aangodaan hebben. Er is in onze liefde veel,
dat veranderen zal, maar de kiem en de kern
zal blüven om op te wassen in nieuwigheid
des levens. De herschepping vernietigt niets,
maar zü verandert, vernieuwt, zuivert en var-_
heerlükt het goud der zuivere liefde, die hier
reeds in Christus de harten samen verbond.
Het spreekt wel van zelf, dat er een weder
vinden zal zün, want het zy'n dezelfde personen,
die elkander op aarde hebben gekend, en die
in den hemel met elkander zullen verkeereD.
De gedaante is wel veranderd, maar de per
soonlijkheid,de ziel is dezelfde gebleven, uit
genomen de zonde. Zielen vinden elkander weder.
Een vriend uwer jeugd hebt ge in jaren niet
gezien of gesproken. Onverwacht ontmoet ge
hem weer. Dy' is oud geworden zün haren
zy'n vergrüsdzy'n trekken vervallen maar
wat züt ge spoedig weer eigenge hebt elkanders
ziel herkend. Dat is het: de persooulükheid
blüftDavid in den hemel is dezelfde als David
op aarde, uitgenomen de merkteekenen van
zonde en vloek.
Wy' zien elkander weder. Zou het ook wel
anders kunnen Is het leven niet het tegendeel
van den dood De dood brengt scheiding,
maakt de banden en de deelen los. Maar het
leven vereenigt, brengt de deelen nauwer by'een,
trekt de banden nauwer samen. De zonde be
rooft ons, maar de genade verrükt ons.
Gy moogt het vastelyk gelooven, christen
en christinne, dat ge uwe lieve doodeD, die in
Jezus ontslippen, in den hemel zult wedervinden
en zult herkennen. Het „gy en uw huis" is
een eeuwige ordinantie van het onbewegelük
Koninkrük der hemelen. „Gü en uw huis"
dat is een band van genade, door God gelegd,
welverordineerd en vastgeen troost alleen in
dit leven, maar ook in het sterven. Dat is de
rykdom van de vrome geslachten, die met
Jozua gekozen hebben: „My aangaande, ik en
mün huis, wü zullen den Heere dienen"
Zy' hebben den troost van het zalig wederzieD.
Eu de leeraars, die velen gerechtvaardigd
hebben, zullen hen zi-m, die hun kroon des
roemens zullen wezen. „Want welke is onze
hoop, of blydseh'ap, of kroon des roems Zyt
gy die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus
in züne toekomst
De eigen hand, die hier zü'n hart
U verpandde in vreugde en smart,
Drukt u w^der
De eigen lippen van 't gevoel
Afmen voor Gods rechterstoel,
Vriend-chap, even teeder Laman.
Kerk- en jloheolnienwi.
TWEETAL
te Serooskerke (W.)J. Krüger te MaarsQn
H. P. M. de Walle te Zaamslag
te Kruiningen K. Oussoren te Huizen;
II. Veldkamp cand. te Groningen
te Hoogeveen P. C. de Bruy-i te Edam
Chr. Bruins te Winschoten
te Zwolle fl. A Munnik te Barendrecht
M. Post te N. Dordrecht.
BEROEPEN
te Haamstede: F. Tollenaar te Brouwershaven
te Hattem P. C. de Bruy'n te Edam
te SerooskerkeH. P. M. de Walle te
Zaamslag
AANGENOMEN
naar Barneveld W. L. Korfker te Goënga.
BEDANKT
voor Reitsum J. E. Reüenga te 't Zandt (Gr.)
voor Onstwedde S. v. Leeuwen te Houwerzyl
voor Vries en WolfaartsdükF. H. Boersma
te Bozum
voor Kralingen R. E. van Arkel te Soest
voor Wommels: W. L. Korfker te Goënga.
Kerkelyke kwestie te Eibergen. Men
meldt aan de „Ned." uit Eibergen het volgende
eigenaardige bericht, dat twee leden van den
Kerkeraad der Geref Gemeente aldaar den Ned.
Herv predikant van Bodegraven, ds. Küften-
b dt, verzochten des Zondags (3 Aug. 1.1.) voor
hunne gemeente op te treden. Ds. K gaf hier
aan gehoor en trad des namiddags in de Geref.
Kerk op. De beide broeders gingen van deze
gedachten uit: „Heefc ds. Netelenbos, door in
Den Haag in de Ned. Herv. Kerk op te treden,
ee i kwade zaak gediend, dan dienen wü juist
'n goede zaak door het tegenovergestelde te
doen verrichten". Beide broeders nemen dan
ook alle veraotwoordelükheid voor hunne reke
ning. Deze kwestie wordt alhier druk besproken.
Intree te Oudshoorn ds. E. J. Wientjes
met Col. 3 16a, na bevestigd te zün door ds.
E Schouten van Alphen met Efeze 6 15te
Hazerswoude ds. P. Ch. v. d. Vliet met Num.
6 2426, na bevestigd te zün door ds. W.
Buffioga van IJmuiden met Joh. 3 30.
Voor het Hospitaal te Keboemen zoeken
de Geref Kerken van Friesland een tweeden
dokter of dokteres. W.
Offieiëslo Berichten.
Brouwershaven17 Augustus. Heden maakte
onze Herder en Leeraar ds. Tollenaar aan de
gemeente bekend eene roeping te hebben ont
vangen naar Haamstede. Geve de Koning Züner
Keik aan Zy'n dienaar die genade en wüsheid,
die noodig is, om een hem welbehagelük be
sluit te nemen, tot zegen van Z.Eerw. en voor
de gemeente, bovenal tot eere en verheerlüking
van Zün grooten Naam.
Namens den kerkeraad,
C. W. den Boer, w. n. Scriba.
De Gereformeerde Kerk van Westkapelle
heeft een buitengewone vergadering der Classis
büeengeroepen tegen Dinsdag 26 Augustus a.s.
's morgens half tien in de Gasthuiskerk te
Middelburg.
Agendum
Rapport Commissie ds. N.
Namens voornoemde Kerk,
F. J. van den Ende, Praesps.
J. Wisse, Scriba.
AGENDA voor de 30e Centrale Diaconale
Conferentie, D.V. te houden te Zwolle
op Woensdag 3 September 1919, in
de Buiten Sociëteit, (nabü het Station).
Aanvang 's morgens 10 uur.
1. Opening der Vergadering.
2. Lezing der Notulen en Presentie-lyst.
3. Verkiezing van Comité-leden.
Aan de beurt van aftreding zy'n de Comité-
leden, die gekozen zyn voor de provinciën:
GroDiDgen, Overysel, Utrecht, Zuid-Holland
en Noord-Brabant. De broeders H. D. L.
den Eugelse en J. Hagenbeek zy'n niet in het
diakenambt gebleven en derhalve naar de ge
woonte ODder ons niet herkiesbaar.
Het Comité stelt de volgende candidaten
voor GroningenJ. Andriessen, Groningen,
(aftr. lid)K. H. Wigboldus, Groningen
F. Zigterman, Groningen.
voor Overysel: A. J. Bosch, Zwolle; A.
Zomer, Kampen
voor Utrecht: W. v. d. Linden, Utrecht,
(aftr. lid)J. Mulder, AmersfoortA. van
Leeuwen, Utrecht;
voor Zuid-Holland Mr A. J. L van Beeck
Calkoen, 's Hage, (aftr, lid)Th. H. Verhage,
's Hage; J. Nünian, Rotterdam;
voor Noord-Brabant: N. Ardon, Klundert;
F. van Berge, 's Hertogenbosch.
4. Voorstel van het Comité inzake corres-
poaden ieadressen voor weesgezinnen.
In te leiden door br. P. H. Wessels te Goes.
5. De Liquidatie der Steunbeweging.
Zie als inleiding het referaat van
den Voorzitter, opgenomen in het
Diaconaal Correspondentieblad No.
7 en 8, Juli—Aug. 1919.
Pauze.
6. Onderlinge steun onzer DiacoLieën.
a. Zou het niet wenschelyk zün, wanneer
de Diaconie van een onzer Kerken in zooda-
nigen nood verkeert, dat het haar onmogelyk
is met eigen krachten in de behoeften der
armen te voorzien, dat dan de Diaconieëa .van
alle Geref. Kerken naar zekeren maatstaf hulpe
bieden
Diaconie der Geref. Kerk te Huizen (N.-H).
b. De Centrale Diaconale Conferentie be-
noeme eene commissie, die tot taak heeft
1. een onderzoek in te stellen naar de
mogelykheid om te komen tot organisatie van
ouderlingen steun der Diaconiën
2. het uitbrengen van een schriftelük rap
port van dit onderzoek en het eventueel in
dienen van voorstellen, zóó tydig, dat op de
e.v. Conferentie daarover conclusie kan worden
genomen
Diaconie der Geref. Kerk te Haarlem.
7. Subsidieering van instellingen van wel
dadigheid (Diaconieën) van overheidswege.
Ia te leiden doorDr. K. Dyk van 's-Gra-
venhage en H. Rootlieb van Amsterdam.
8. Sluiting.
De Redacteuren van het Diaconaal Corres
pondentieblad, Dr. J. C. de Moor en Mr. R.
van Maare, benevens Prof. Dr. H. Bouwman
hopen in ons midden te zün en hebben zich
weder bereid verklaard, de Conferentie als
Commissie van advies te dienen.
ZENDING.
Met vriendelyken dank ontvangen 400 op
gespaarde halve centen van Jacobus en Marietje
van Gilst te Colünsplaat236 halve centen van
Mej. P. en van de Wed. C. een partütje zil
verpapier.
Mej C. P. H. Littooij.
Middelburg, Molstraat F 88.
VEREENIGINGSLEVEN
De Geref. JoDg Vereen. „Herman Faukeel"
vergadert eiken Zondagavond te kwart over
acht in de consistorie der Gasthuiskerk, Mid
delburg.
Rooster van a s Zondag
Voor de pauze: Lukas 7 door S. Vroon.
Na de pauze Letterkunde „Huigehs" door
G. de Wolff.
Namens het Bestuur,
F. Veldwijk, Voorzitter.
A. Geervliet, Secretaris.