Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang
Vrijdag 15 Augustus 1919.
No. 33
UIT HET WOORD,
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasti lidmrkirsD.O. R. J. v. d. VEEI, J. 0. «lELEIfiA, F. J. v. d. EIRE, B. MEIJER, H. P. M. 6. OE WALLE 10 F. J. WOLF.
Abonnementsprijs: per kwartaal by vooruitbetaling 75 cent.
PERSVBREEN1G1NG ZBEUWSCHB KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
VOLMAAKT IN HEM.
Volmaakt te zijn is de e i s c h, dien
God den mensch stelt. Tot zijn jongeren
kwam Jezus eens met het woordweest
dan gijlieden volmaakt, gelijk uw vader,
die in de hemelen is, volmaakt is. (Malt.
5 48).
Volmaakt te zijn is ook de begeerte,
die God door Zijn H. Geest in het hart
van den geloovige werkt en wekt. De
eisch Gods blijft niet als buiten en tegen
over hem staan, maar wordt door den
H. G. geschreven in zijn hart en verstand
(Hebr. 10 16) en de geloovige begeert
volmaakt te zijn.
En volmaakt is nu de geloovige, blij
kens dit woord van den apostelen g ij
zijt in Hem volmaakt.
Volmaakt is Christus. De Vader in
de hemelen, God is volmaakt. In Christus
woont al de volheid der Godheid licha
melijk. Zoo is dan ook Christus volmaakt.
In dien volmaakten Christus zijn de
geloovigen begrepen. Vooral de apostel
Paulus heeft een oog voor de eenheid
tusschen Christus en de zijnen. Hij ziet
op die eenheid ook in dit verband. In
Christus zijn de geloovigen ook b e-
sneden (vs. 11); in Hem zijn ze ook
begraven (vs. 12); in Hem zijn ze
ook opgewekt (vs. 12). Zijn dan de
geloovigen in Christus begrepen, dan zijn
ze in Hem ook volmaakt.
Letterlijk vertaald staat er: en gij zijt
in Hem volgemaakt. Wanneer nu
de apostel gebruikt de uitdrukking vol
gemaakt", doet hij denken aan een vat
van een vat kan men zeggen, dat het
gevuld, volgemaakt is. Maar wanneer een
vat gevuld is, kan er ook geen druppel
meer bijdan kan er niets meer aan toe
gevoegd wordendan heeft zulk een vat
ook niets anders meer noodigdan is met
zulk een vat het d o e 1 bereikt.
Zoo nu is het met dengene, die Christus
toebehoort. Hij is in Christus volgemaakt,
vervuld. Hij behoeft nu verder niets meer.
In Christus heeft hij een volkomen Zalig
maker. Die is hem van God geschonken
niet alleen tot wijsheid en rechtvaardig
heid maar ook tot heiligmaking,
want die is hem geschonken tot een vol
komen verlossing. Vervuld is de ge
loovige in Christus, niet met de volheid
der Godheid, want de mensch wordt nooit
God, maar blijft altijd een schepsel en
dus eindig. Maar vervuld is de geloovige
in Christus met al wat hij noodig heeft
als mensch om te beantwoorden aan den
eiscb, dien zijn Schepper hem stelt. En
is zoo de geloovige in Christus volgemaakt,
vervuld, dan is ook hij tot zijn einddoel
gebrachtdan is ook hij volmaakt.
Dat nu de apostel zoo wees op het-in-
Christus-volmaakt-zijn van den geloovige
vond weer zijn aanleiding in de
dwaalleer, waarvoor men in Colosse pro
paganda maakte.
Die dwaalleer toch was deze, dat men
aan Christus niet genoeg had om volmaakt
te worden. Wilde men volmaakt worden
dan was noodig zoo werd geleerd
ascese en engelendienst. Dan was Christus
ook wel noodig, maar bij en boven Chris
tus was dan ook nog noodig, dat men het
vleesch kastijdde en dat men den dienst
inriep van de goede geesten.
En vond de apostel in die dwaalleer
aanleiding om to wijzen op het-in-Christus-
yolmaakt-zijn van den. geloovige hij wees
daar dan op met het doel: de ge
loovigen te doen kennen hun rijkdom in
Christus en daarop te doen ruston.
Wat de geloovige in Christus heeft kan
hij alleen door het geloof weten en voor
dat geloot is noodig kennis. Daarom bracht
de apostel hun bij die kennis van Christus
daarom wees hij aan, dat naar het welbe
hagen Gods in Christus al de volheid wonen
zou (Col. 1 19)dat in Christus de vol
heid dor Godheid lichamelijk woont (2 9)
dat de geloovigen en Christus ééa zijn.
Maar niet alleen om hun kennis te ver
rijken wees de apostel hun daarop, maar
met de bedoeling ook, dat die kennis van
Christus hen zou leiden tot het vertrouwen
op Christus.
Het mocht niet langer voortduren, dat
zij zich lieten leiden door de dwaalleer
aars, en dat ze alzoo wat zochten buiten
en boven Christus. Geleerd door het woord
van den apostel moesten ze voor geheel
hun zaligheid zich aan Christus toebe-
trouwen. Zij moesten niet langer Christus
oneere aandoen, maar, Gode dankbaar voor
zijn onuitsprekelijke gave in Christus, tegen
alle dwaalleer in geloovig roemendat al
hebben wij niet noodig, want in Christus
zijn wij volmaakt.
Daar is wel aanleiding in deze dagen
aan dit woord van den apostel te herin
neren.
Volmaakt te zijn is de begeerte, die slui
mert op den bodem van elk menschenhart.
De mensch is geschapen naar Gods beeld.
Die God, naar wiens beeld hij geschapen
is, is volmaakt. Ook die mensch vindt
alleen waarlijk rust, als hij volmaakt is.
Die begeerte blijft echter bij de meesten
doorgaans een sluimerende een begeerte,
waarvan geen kracht uitgaat, geen drang
in het leven. Maar die begeerte kan ook
opwaken en dan dringt ze tot het zoeken
van de volmaaktheid.
En zulk een zoeken van de volmaakt
heid is nu bij velen waar te nemen. Ze
hebben geen vrede met zichzelfze hebben
geen vrede met wat ze om zich vinden.
Want wat de mensch is, verklaren ze uit
de toestanden, waarin de mensch leeft.
Ze willen zelf anders worden en daarom
willen ze alles anders maken. Zij grijpen
de toestanden aan met schijnbaar alles-
kunnende en zeker met alles-willende
kracht, om wat niet deugt in korten tijd
te leiden tot de volmaaktheid, en alzoo
ook den mensch te brengen tot het vol
maakt-zijn.
Maar in hun zoeken laten ze zich als
een roof vervoeren door de philosophie en
ijdele verleiding (vs. 8). Ze zoeken de vol
maaktheid langs een verkeerden weg. Ze
willen de toestanden veranderen om den
mensch te veranderen, terwijl de mensch
moet veranderd zal de toestand verbeteren.
Ze zoeken de volmaaktheid op een ver
keerde plaats. Ze zoeken die, niet waar
die alleen te vinden is, bij en door Chris
tus, maar bij het uitdenksel van hun eigen
geest. Niet op den weg des geloofs, maar
op den weg der speculatie, der bespiege
ling. En dan kunnen ze o zoo diepzinnig
speculeeren. Maar speculeeren brengt er
den mensch nietmaakt hem niet rijk
maar arm. Is dat zoo in 't natuurlijke, in
betrekking tot de aardsche schatten, het
is ook zoo in 't geestelijke, in betrekking
tot de hemelscha goederen. Onvolmaakt
blijven zij en blijven de toestanden, bij al
dat speculeeren, ja door dat speculeeren.
Dat ze dan hooren naar de vermaning
van den apostelziet toe dat niemand u als
een roof vervoere door de philosophie en
ijdele verleiding. Dat ze door den apostel
zich laten leiden tot Hem, van wien het
wondere woord kon geschreven worden,
dat in Hem al de volheid der Godheid
lichamelijk woont, want alleen in Chris
tus is de volmaaktheid te vinden.
Maar die in Christus is, die is dan ook
volmaakt.
En wel aanleiding is er ook daarop in
dezen tijd te wijzen.
Hoe weinig wordt dit verstaan door de
geloovigen.
Zij kennen do begeerte volmaakt te zijn.
Die begeerte is bij hen maar niet een rest
van wat in hen nog overbleef uit het
Paradijs, die begeerte is bij hen opkomende
uit wat God nieuw in hen werkte, in de
wederbaring door Zijn Geest. Zij begee-
ren volmaakt te zijn, en in zich zelf vin
den ze daarvan zoo weinig. Zij staan er
naar volmaakt te worden, maar ach ze
maken schier geen vordering op den weg
der heiligmaking. En dan krijgen ze het
wel eens bang. Want ze kennen het-
volmaakt-zijn niet alleen als een begeerte
van hun hart, maar ook als een eisch
Gods. Wat zal er dan nog van hen
worden En zij zijn dan bang, omdat ze
niet geloovig zien op Christus, omdat ze
niet zien op Christus met heldere kennis
en een va9t vertrouwen.
Dan dan het woord van den apostel hen
leere. Die in Christus gelooft, die is vol
maakt diens vat is voldie behoeft niets
meer buiten Christus. Het lijkt wei won
derlijk dat zulken als zij volmaakt zouden
zijn. Hoe vol zijn ze nog van zonden
hoe mijlen ver zija ze nog van de vol
maaktheid. Het lijkt wonderlijk. Ia zich
zelf zijn ze dan ook zeker niet volmaakt.
Toch is het zoo, dat ze volmaakt zijn.
Het is zoo omdat ze begrepen zijn in Hem,
die het groote wonder is, in wien al de
volheid der Godheid lichamelijk woont.
In Hem zijn ze volmaakt.
Dat ze dan ophouden met klagen, dat
de kracht verteert. Dat ze zich rijk weten
in Christus, door het geloof. Dat ze het
licht laten schijnen op den kandelaar. Dat
ze lokken tot den weg des geloofs velen,
die zich nog laten vervoeren als een roof
door de ijdele philosophie en velen nog
leeren roemen met het oog op den heer
lijken ChristusVolmaakt ben ik in Hem.
Heij.
P. S. Verkeerdelijk stond boven de
Schriftoverdenking in het nummer van de
vorige week Gal. 1 24; dat had moeten
zijn Col. 1 24.
„Alleen overgebleven".
Zeeuvsche
Afzonderlijke nummers 6 cent.
Advertentieprijs: 10 cent per regel bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UIT3AYK VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
En gij zijt in Hem volmaakt.
Col. 2 10a.
f
UIT Dfi PBBÏ.
In 1861 meende ik Zeeland te moeten verlaten
en vertrok ik niet zmder strijd in myn gemoeds
leven naar Stadskaal op de grenzen van mijn
geboorteplaats. Hier maakte ik kennis met de
vruchten van oude ds. Jan Oom Menses (de
volkstaal) of zooals de echte naam was Jan
Menses Kloppenburg, in 1841—1843als eerste
pred. door ds. de Cock aldaar bevestigd.
Bezat ik de gave van ds. Kok uit Bedum,
om oude geschiedenissen in een nieuw kleed
te kunnen steken en alzoo een historischen roman
te kunnen schrijven de geschiedenis van
Jan Oom Menses zou daarvoor een uitstekend
onderwerp zijn Tijdens de scheiding in '34
en al vroeger had Jan Oom reeds naam onder
de veenarbeiders. Hjj had een vroolijk opgeruimde
natuur, getemperd en geleid door don ernst
van 's menschen eeuwige zielsbelangen. Dit
had ten gevelge, dat de veenarbeiders gaarne
naar hem wilden hooren.
Onder leiding van ds. de Cock werd hij op
80 jarigen leeftijd verklaard als candidaat in de
Theologie en sprak hij toen eiken Zondag voor
de gemeente en werd op 81 jarigen leeftijd als
eerste leeraar van Stadskanaal bevestigd. Nog
2 of 3 jaar heeft hij de gemeente gediend en
zijn huishoudster riep hem 's morgens, maar
Jan Oom bleef doorslapen, omdat Jan Oom nog
al grappig kon zijn, zoo wilde zij nu ook eens
een grapje uithalen en leide een natte doek
op zijn hoofd, maar er kwam geen beweging.
Jan Oom sliep en bleef slapen, het was de slaap
des doods. Hij had den vorigen Zondag over
Zondag 21 gesproken met veel opgewektheid en
geëindigd met het zeggen nu spreken wij over
de strijdende kerk, maar de volgende Zondag
hopen wij te spreken over de triompheerende
kerk (Zondag 22 het eeuwige leven.) Maar op
dien Zondag stond de doodkist van Jan Oom
met zijn lijk en doodstil predikte hij daar over
het eeuwige leven. 18 jaar na Jan Ooms dood
werd ik aldaar bevestigd door ds. Epping uit
de Pekela. Maar hoevele huisgezinnen ik daar
heb bezocht in die groote gemeente waarin ik
onderscheidene leesbare brieven Christi aantrof,
meest alle dagteekenende van den arbeid van
Jan Oom Menses, kan ik moeiljjk bepalen, maar
in alle geval een groot aantal. Er zal nu zeker
niemand meer van in leven zijn. Ook mijn
voorganger aldaar ds. Yeenhuizen met zijn
sierlijke kanselgaven liet mij een groote ge
meente ter bearbeiding achter en is reeds lang
de eeuwige ruste ingegaan, zijn zoon, evenzoo
met sierlijke kanselgaven, is nu reeds emeritus
pred. van Almelo. Zoo verschijnt en verdwijnt
het leven der menschenkinderen hier op aarde,
's menschenleven bereikt niet hier zijn be
stemming. Zoodra wij hier door de opvoeding en
ondervinding en studie een hoogte bereikt
hebben, dat wij juist bekwaam zgn voor 's
menschen hooge bestemming boven al het ge
schapene hier op aarde, zoo eindigt ons leven
en wij dalen beneden het plantenrijk in duur
waarvan sommigen honderde jaren in leven
blijven. Wij menschen hebben en krijgen hier
niet ons hooge levensdoel en beteekenis. De
eik, die honderde levensjaren tellen kan en na
geveld te zijn nog honderde jaren tellen kaD,
eer hij als de mensch tot stof terugkeert. Wat
is dan toch de mensch hier op aarde Inplaats
van het hoogste wezen op aarde, zou hij,
dan als hij in het graf zijn vernietigingspunt
had bereikt, verre beneden het plantenrijk staan.
Al blijven wij dan ten slotte ook alleen over,
wij hebben en krijgen niet hier onze bestemming.
Integendeel wij dragen twee werelden de eene,
die voorbijgaat en de andere, die in aantocht
is, wij dragen een eeuwigheid in onzen boezem.
Wij behooreo niet alleen tot het geslacht der
schepselen, maar zijn ook van Gods geslacht
met een eeuwige, Dimmer eindigende bestem
ming. Satan is begonnen met liegengij zult
den dood niet sterven en nudood is dood en
dan is mensch en dier gelijk. Zoo leidt hij thans