Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang
Vrijdag 27 Juni 1919,
Na 26
UIT HET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasts Isdmrkiri0.0. R. J. i. d. VEEI, J. 0. WIELEIGA, F. J. f. d. EI0E, 0. NEMER, H. P. N. G. OE MMLLE io F. W. J. WOLF.
PERSVBRBENIG1NG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
EEN NOODZAKELIJKE VERANDERING
MAAR WANNEER?
Kerkhof.
Zeenvsche Kerkbode.
Abonnementsprijsper kwartaal hg vooruitbetaling 75 cent.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
Advertentieprijs10 cent per regel bjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYI VAN DE
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Mtddtlbnrg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
De liooge oogen der menschen zullen
vernederd worden, en de hoogheid der
mannen zal neergebogen worden, en de
Heere alleen zal in dien dag verheven
zijn. Jesaja 2 1L.
Op onderscheidene plaatsen wordt in
het Oude Testament gesproken van «hooge
oogen
In Spreuken 6 noemt Salomo «hooge
oogen» onder de zes, ja zeven dingen, die
de Heere haat.
Daartegenover legt David Gods kinderen
de belijdenis in het hart en op de lippen,
die we in Psalm 131 uitgedrukt vinden
«mijne oogen zijn niet hoog». Immers die
gestalte alleen kan den Heere wélbehage-
lijk zijn.
De oogen zijn een spiegel van het
hart. Aan iemands oogen kunt ge, vaak
zien wat er in zijn hart leeftvalschheid,
dartelheid, oprechtheid, eenvoud, slimheid,
onverschilligheid, hoogmoed.
De apostel Petrus teekent sommige men
schen als «hebbende oogen vol overspel».
L°eft er vleeschelijke wellust en zinnelijke
begeerlijkheid in het hart, dan kunt ge
het aan de oogen wel gewaarworden.
Is het hart vol hoogmoed, dan kijkt het
de oogen uit. Er is een spreuk: «waar
het hart vol van is, daarvan loopt de mond
over». Maar ook al blijft de mond ge
sloten, dan spreken de oogen. Trotsche
oogen spreken van hoogheid in het bin
nenste.
Een zondaar wil ondanks zijn diepen
val, ondanks zijn verdorvenheid, nog iets
zijn, ja nog veel zijn tegenover zijn mede
menschenen tegenover God. Hij stelt zich
in zijn hart aan, alsof hij heel wat te
beteekenen hadde. En die hoogheid des
harten gluurt door zijn oogen been naar
buiten. Die trotsche zondaar vergeet, dat
zijn adem in zijne neusgaten is, dat hij
op één wenk des Almachtigen moet weder-
keeren tot verbrijzelingvergeet, dat alle
volkeren saam bij God, den Hooge en
Verhevene, geacht zijn als een druppelke
aan den emmerrand.
Hooge oogen zeggen u «Hier huist
een ziel, die vertrouwt op eigen kracht,
op eigen wijsheid, op gaven, op vergan
kelijke dingen, op geld en rijkdom en eer».
Dat alles heeft evenwel niets te be
duiden. Op één slag kan 't weggenomen
door de hand des Almachtigen. Hij maakt
den krachtige zenuwzwak, den wijze krank
zinnig, den begaafde tot idioot, den rijke
straatarm, den geëerde geheel verlaten.
En waar blijven dan die hooge oogen?
Zal de zondaar ze neerslaan, omdat
waarlijk zijn hart vernederd, zijn geest
verbrijzeld is Dan werd die tuchtiging
Gods tot grooten zegen. Wanneer de zon
daar zichzelven leert kennen, hoe nietig
en ellendig, hoe onbeduidend en armzalig
hij is, en daartegenover begint in te zien
hoe groot en majestueus, hoe verheven en
volheerlijk de almachtige God is, dan
slaat hij ootmoedig de tevoren hooge oogen
•neer, en roept uit de diepte der zelfver
nedering, slaande op de borst»o God,
wees mij zondaar genadig 1»
Twee voorbeelden van koningen
uit de grijze oudheid kunnen ter illustratie
dienen.
Stel tegenover elkander Farao en Ne-
bukadnezar, die God de Heere met den
arm zijner almacht beiden deed gevoelen,
dat zij zich dwaselijk tegen Hem verzetten.
Maar Farao, de man met de hooge oogen,
wilde niet vernederd worden en verhardde
zijn hart ondanks de slagen der tuchtiging
hem toegediend.
Nebukadnezar verhief ook zijn bart tegen
God, toen hij den scepter zwaaide over
het groote rijk van Babel. En de Heere
sloeg hem met dolzinnigheid hij werd van
de kinderen der menschen verstooten, en
zijn hart werd den beesten gelijk gemaakt,
en zijne woning was bij de woudezelen
men gaf hem gras te smaken gelijk de
ossen, en zijn lichaam werd van den dauw
des hemels nat gemaakt, totdat hij
bekende, dat God, de Allerhoogste,
Heerscher is over de koninkrijken der
menschen en over deze stelt, dien Hij wil.
Bij dien vorst kwam dus de noodzake
lijke verandering.
De hooge oogen van Nebukadnezar
werden vernederd. Hij leerde ze neerslaan
en Gode de eere geven, die Hem toekomen
moet. Nebukadnezar verheerlijkte den
KoniDg des hemels, omdat al Zijne werken
waarheid en Zijne paden gerichten zijn,
en omdat Hij machtig is te vernederen
degenen die in hoogmoed wandelen. (Dan.
4 37).
Dat zijn twee voorbeelden van koningen
met hooge oogen, waarvan de een zich
verhardde, de ander zich vernederde. Maar
daar zijn duizenden van menschen met
hooge oogen, die 't nooit tot eenige waardig
heid op aarde brengen, die slaven zijn en
blijven tot aan hun jongsten snik, en wier
hart en leven nochtans overloopt van
hoovaardij.
Soms maar niet altoos komt dan ook
in dit leven een gewichtig oogenblik, het
zij van verstokking, hetzij van z o 1 f-
vernedering voor Gods aangezicht.
Maar eens komt een dag, waarop a 1 le
hooge oogen zullen vernederd worden, en
de Heere alleen zal in dien dag ver
heven zijn.
Dat is de dag des grooten gerichts.
Wel is waar was de Heere, en Hij alleen,
van eeuwigheid af de eenige Hooge en
Verhevene. Maar 't werd door zoo vele
zijner creaturen miskend. In den oordeels
dag zullen allen 't moeten bekennen.
Dan zal niemand meer trotsche oogen
durven opzetten. Dan zal 't vooralle oogen
ten volle openbaar worden, dat de Heere
alleen verheven is, en die eertijds met
hooge oogen rondzagen, zullen ze dan be
schaamd neerslaan, om te erkennen, dat
zij verkeerd wandelden, dat zij zichzelven
voor eeuwig hebben bedrogendat zij
geen eere gegeven hebben aan Hem, Wien
alleen alle eere toekomen moest.
Dat eertijds trotsche oog wordt dan voor
goed verdonkerd en dof. Die glans van
hoovaardij van eertijds verandert in het
vaalbleek der siddering en van den angst.
In dien doorluchten dag is alles weggevallen,
waarop 't trotsche schepsel zich verhief:
alle aarlsche roem en heerlijkheid en
hoogheid en glans is dan verbleekt en
vernietigd. Daar schittert maar éên licht,
maar één hoogheid, maar één heerlijkheid,
on dat is die van God den Heere, vol
majesteit, wiens oordeel rechtvaardig
wezen zal.
O hooge oogenvreeselijk zal 't zijn
als gij dan eerst neergeslagen wordt,
om Gods geduchte macht te erkenneD.
Want dan is het te 1 a a 11
Van rature zijn er bij elk zondaar
«hooge oogen". Ook bij een ieder onzer.
Dat wij ze evenwol reeds nu, in het he len
der genade leeren neerslaan, om Gode
eere te geven in onze diepe zelfveroot-
moediging.
Dat wij door Gods Geest en Woord
ontdekt aan onszelven, niet in hoogheid
tegenover God en de menschen blijven
leven, maar voor den Verhevene buigen
en onder de menschen in ootmoed en
nederigheid verkeeren. Bukt voor het recht
Gods, want daardoor zal uw eigen ge
rechtigheid worden geknakt, en dat is tot
uw eeuwig welzijn 1 Verheerlijkt Gods
grootheid alleen, en acht uzelven als niets,
als een machteloos en gering maaksel uit
stof. God geeft den nederige genade, maar
de hoogmoedige is den Heere een gruwel.
Rust niet, voordat gij het lied Ham-
m aloth in waarheid kunt meezingen «o
Heeremijn hart is niet verheven, en
mijne oogen zijQ niet hoogook heb ik
niet gewandeld in dingen, mij te groot en
te wonderlijk".
KKBKDLTJK LEVEY.
RAPPORT inzake de N. C. S. V. aan de
Classis Dokkum.
Aangenomen op de classicale verga
dering van 1 Mei 1919.
(Slot).
Weleerw. en Eerto Broeders.
III. Wat aangaat hei onkerkelijk streven.
In 't Jaarboekje der N. C. S. V. voor 1919,
bl. 30 en 31 wordt gezegd, dat er bjjna geen
week voorbijgegaan is in 1918, dat de Geref.
pers niet een of ander tegen de N. C. S. V.
gericht artikel bevattezoo zelfs, dat een der
kerkelijke weekbladen een vaste rubriek opende
onder den titel „de Geref. en de N. C. S. V."
en zoo een aantal weken achtereen eenige ko
lommen vulde met het overnemen van artikelen
uit andere bladen over dit onderwerp. Een
paar opmerkingen, worden er aan toegevoegd,
die ten opzichte van de beschouwing der kerk
in 't algemeen reeds gevaar doen duchten,
door de toon, die er ons uit tegenklinkt
„Vooreerst heb ik mg bij de lezing van ver
schillende artikelen afgevraagd, wat of de be
doeling der schrijvers was. Is 't hun bedoe
ling om waar zg naar hun meening Geref.
studenten op een bedenkeljjben en gevaarlijken
weg zien, deze weder te winnen en terug te
brengeD, of willen zij hen afstooten Vermoede
lijk zullen zij dan verklaren het eerste te be
doelen, maar de toon en geest van hun schrijven
kan slechts 't laatste uitwerken.
Voor Batavia en Medan zoo heet 't verder
moeten predikanten worden uitgezonden, en
nu laat men rustig al die ruim 500 predikanten,
die zich nooit met de N. C. S. V. hebben in
gelaten, in pastorieën en men neemt ons twee
van onze ooilammetjes of door ds. J. C. Aalders
en dr. W. G. Harrenstein daarvoor te beroepen.
Voor 't verzamelen van Geref. kerken schijnen
die N. C. S. V. gereformeerden dan toch wel
goede qualiteiten te bezitten."
En als we op verschillende zaken letten, is
't gevaar voor de kerken niet denkbeeldig.
De N. C. S. V. wordt hoven de kerk geacht.
Wilt ge voorbeelden Dr. H. C. Rutgers verliet
den dienst des Woords in de Geref. kerken
om zich te wjjden aan de N. C. V. S. als alge
meen secretaris ds. J. C. Brussaard neemt een
maand in het jaar van zijn ambtelijken arbeid
af (met toestemming van den kerkeraadom
zich aan de N. C. S. V. te wgden. Op de
Zomerconferentie Juli '19 werd de godsdienst
oefening gehouden niet in de kerk, maar men
hield kerk op eigen gelegenheid, terwijl de
Zondagavond gewijd werd aan N. C. S V.-
bespreking (zie mededeelingen 3e Jaargang
no. 8 van 15 Nov. '17).
In Eltheto, orgaan der N. C. S. V. 72e Jaar
gang, no. 1. (Oct. '17) worden enkele getuige
nissen opgesomd van hen, die een min of meer
leidende positio hebben ingenomen in de N.
C. S. V. en nu reeds in 't maatschappelijk
leven zgn ingegaan. Aan deze uitiDgen gaat
vooraf: „Bijna zonder uitzondering leggen zg
den nadruk er op, van hoe ongemeen grooten,
vaak zelfs beslissenden invloed de N. C. S. V.
in hun leven geweest is. Wilt ge eenige hoo-
ren
Een zegt„De N. C. S V. is voor mij de
vereeniging geweest, die naast de kerk en
wellicht meer dan de kerk mg in het nauwste
contact gebracht heeft met de waarheden van
het Christendom en mijn geloofsleven daardoor
zeer ten goede gekomen is; de vereeniging,
die voor mjj de ethische zijde van de religie
op den voorgrond geplaatst heeftdie mg vaak
ware gemeenschap der heiligen heeft doen
ervaren, ook met anderen, die niet geheel zoo
dachten als ik."
Een tweede: „De N. C. S. Y. is voor mg
in mgn studententijd alles geweest, wat betreft
mijn geestelijk leven."
Een derde: „Wat de N. C. S V. voor mg
geweest is Eigenlijk allee op geestelijk ge
bied. Ik kan mijn eigen ontwikkeling zonder
haar niet denken."
Een vierde: „De N. C. S. V. heeft mg de
Bigde Boodschap gebracht, d. w. z. 't Chris
tendom, niet als zedeleer, maar als vervulling
van de onbevredigde ziel, als kracht in den
strgd tegen de zonde, als bevrgdiDg van de
ellende der onvolmaaktheid."
Al dergelijke uitingen, waarin een onkerke
lijke geest zich openbaart, doen ons gevaar duch
ten voor onze a. s. Dienaren des Woords en
niet minder voor de kerken zelve.
Zullen de kerken lijdelijk aanzien, dat aldus
gedacht en gesohreven wordt over haar?
IV. Wat aangaat 3t toeken van toenadering
tot de V. G. S. B.
De Yrjjzinnig-Christen-Studenten-Bond heeft
in zgn le art van 't reglement dit: „De V.
C. S. B. is eene vereeniging van hen, die
willen samenwerken om de vrije ontwikkeling
van het godsdienstig leven te bevorderen."
De vereeniging finantieel gesteund door den
Protestanten-Bond telt honderden leden.
De neiging in de N. C. S. V. bestaat, om
toenadering te zoeken tot deze Studentenbond,
opdat men elkaar leere, „vertrouwen" en
„waardeeren". Zeker, men bedoelt geen fusie,
maar waar men wel op aanstuurt is, wat om
schreven is in de Mededeelingen Derde Jaar
gang no. 8 (15 Nov. '17)„Zoo moet, naar 't
mg voorkomt, de N. C. S V. eene vereeniging
blijven, waarin ook de orthodox-geref studenten
aan de vervulling van hare taak mede arbei
den. Een der heerlijkste vruchten daarvan is
juist, dat de z.g.n. „etbischen" en „geref." onder
de jongeren althans elkaar beter kennen en
meer waardeeren leeren en er gegronde hoop
bestaat in de toekomst ook op kerkelijk en
maatschappelijk gebied meer dan tot dusver
tot samenwerking bereid te vinden. Het moet
komen tot wederwijdsch vertrouwen en onder
linge waardeering."
Ook omtrent dit punt blijkt 't gevaar, om de
verschillen uit te wissen en synthese te willen
bewerken tnsschen heterogene elementen.
C. Uwe Depp, komen daarom tot de vol
gende conclusie, die zg der classis ter over
neming aanbevelen.
De classis Dokkum, vergaderd 1 Mei 1919.
a) overwegende dat, hoewel 't goede
erkennend dat de N- C S. V. tot stand bracht,
toch de overheerechende strooming in dezé
vereeniging groot gevaar oplevert voor de a.s.
Dienaren des Woords en mitsdien voor de
Geref. kerken, omdat
le. 'fc standpunt der N. C. S. V. onbelgnd
en subjectief is.