Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang.
Vrijdag 23 Mei 1919.
No. 21
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOTJMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasti IsdiwirkirsO.D. R. J. v. d. VEER, J. D. WIELEI6A, F. J. d. ElOE, B. MEIJER. H. P. M. C. DE WALLE ib F. ff. J. WOLF.
PERSVEREBN1G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma L1TTOOIJ OLTHOFF, Mlddelbnrg,
VRIJHEID VOOR GEBONDENEN.
Wie uit zijn Bijbel eenigermate de volks
gewoonten van oude dagen kent, weet dat
kuilen dikwerf gebruikt werden als ge
vangenissen. Oorspronkelijk waren die
kuilen gegraven om regenwater in te ver
zamelen en te bewaren—sommige dateer
den zelfs uit de dagen der aartsvaders
maar als zij uitgedroogd waren met den
loop der jaren, deden ze dienst als bewaar
plaatsen en gevangenissen. Het Hebreeuwsch
heeft zelfs voor »gevangenis« een woord
dat eensluidend is met ))kuik. Jozef werd
in Dothan door zijne broeders in zulk een
kuil geworpen en bewaard, totdat zij hem
verkochten aan Ismaelietisehe kooplieden.
Jeremia was op aanstoken van de vorsten
door Juda's koning in een modderigen kuil
geworpen, waarin bij zeker zou omgekomen
zijn, als niet Ebedmelech hem er uit had
gered. Zulke kuilen waren voor de gevan
genen een ontzettende pijniging. Afgesloten
van menschenwereld en daglicht moesten
zij in akelig duister den dood afwachten.
Elke poging om zich te redden mislukte,
daar 't onmogelijk was tegen de steile
wanden naar boven te klimmen. Dag aan
dag kwam de dood nader en werd het
lichaam verteerd van honger en dorst. De
dichter van psalm 88 schijnt die ellende
of in werkelijken of in geestelijken zin
ondervonden te hebben hij spreekt ervan,
dat hij gelegd is in den ondersten kuil,
in duisternissen, in dieptendat hij ba-
sloten was en er niet uit kon komen. Niet
zelden gebeurde het, dat zulke gevangenen
ten leste in hun wanhoop krankzinnig
werden.
Aan dien naren toestand moeten we
denken bij het lezen van bovenstaand
tekstwoord, waar sprake is van »gebondenen
in een kuil, daar geen water in is«.
Bij Zacharia doelde dat beeld op Israël
in Babel.
In Babels kerker scheen Israël als volk
de dood voor oogen. Nooit zou het meer
een zelfstandig en vrij volk worden. Die
gevangenschap werd Israëls graf. En zij
smachtten er van dorstend verlangen naar
de gemeenschap met Jehovah op den berg
Sion, maar het scheen, dat die zieledorst
nimmer zou worden gelescht. Psalm 137
teekent de zielestemming dier gebonden
kinderen Sions treffend. Ze waren als een
gebondene in een waterloozen kuil smach
tend naar vrijheid, naar verlossing, naar
licht en leven.
In die zeer diepe ellende liet God de
Ileere zijn gebonden kinderen des Verbonds
troosten met de liefelijke boodschap,
dat Hij verlossing geven zou door het bloed
des verbonds.
Wat wil dat zeggen We moeten bij dat
bloed denken aan het bloed des verbonds
(Exod. 24:8) dat Mozes op Gods bevel
gesprengd had op het volk en op het
wetboek bij gelegenheid van de Bondsslui-
ting aan den voet van Sinaï. Jehovah had
toen Zichzelven weggegeven aan Zijn volk,
dat ten teeken der verzoende betrekking
met bloed was besprengd. De Heere was
nu Israëls God. En om der wille van dat
bloed zou de Heere ook altoos aan Israël
Zijne verlossende almacht betoonen. Jeho
vah zou om dat bloed Zijn velk redden
uit allen nood en dood. Hij, die 't gered
had uit Egypte's diensthuis, zou 'tvolk
nimmer laten omkomen. Uit de hand aller
vijanden had de Heere dat volk gered.
Ook uit Babels kuil zou Hij 't uitlaten.
Het was wel eens noodig, dat Israël gekastijd
werd en dan kwam het onder 'tjuk der
vijanden, maar na de beproeving en lou
tering redde de Heere en gaf uitkomst.
Hij liet niet varen het werk Zijner handen.
Om der wille van het bloed des verbonds
schonk God altoos weer verlossing. Die
troostrijke boodschap mocht Zacharia aan
zijn tijdgenooten brengen.
Ia Israël zien we de voorafschaduwing
van wat in hoogere werkelijkheid over
komt aan de gemeente des Heeren onder
de Nieuwe Bedeeling.
De kinderen des Verbonds zijn van nature
ook g e b o n d e n e n, die toeven in een
kuil, daar geen water in is. Om der zonde
wil zijn ze kinderen des toorns Gods en
daarom overgeleverd aan het geweld des
duivels. Satan houdt de zondaren gebonden
in den kuil der duisternis denk aan t
jagen naar geld en roem, naar zingenoten
grootheid, aan de ketenen van hoogmoed,
wellust, drankzuchtaan de slavenbanden
van het moeitevolle dagelijksche leven, die
dofheid en levensmoeheid brengen over
zoo menige ziel. Allerlei verdriet, moeite,
bitterheid, Jijden zijn over ons gekomen,
omdat we als zondaren liggen onder Gods
vloek in den kuil van den overste dezer
wereld. De ellende van heel 't menschdom
is nog erger dan die van een naar bevrij
ding hijgende gevangene in waterloozen
kuil, en wel omdat zoovelen niet eens
gevoelen hun ontzettende gebondenheid.
Alleen de kinderen des Verbonds, die
gevoelen in mindere of meerdere mate hoe
gebonden ze zijn, en zij gaan roepen om
verlossing, want zij zien in hoe onmachtig
zjj zijn zichzelven uit te reddenen tot
hen komt dan ook 't troostwoord, dat de
Heere uit dien kuil uitlaat. Ia de v o 1-
slagen onmacht ligt het punt van
overeenkomst tusschen den zondaar in zijn
diepe ellende en den gebondene in een
kuil. Gelijk Ebedmelech moest komen om
Jeremia uit te redden, [zoo kon de Heere
alleen Zijn volk uithelpen. Dat was het
Evangelie der Verlossing, dat onder 't Oude
Verbond werd beloofd, en nu aan ons,
kinderen der Nieuwe B9deeling, is vervuld
In Immanuël, die neerdaalde in den kuil
onzer ellende, schonk de Heere ons een
volkomen Verlosser uit alle banden.
Hij heeft ons niet alleen verlost van de
straf op onze zonde, maar Hij schenkt
ook verlossing uit de h e e r s c h a p p ij
van alle zonde. Ea God belooft ons die
verlossing om der wille van het bloed
des nieuwen testaments, waarvan het bij
Sinaï besprengde bloed slechts een schaduw
was.
Om Christus bloeds wille schenkt de
Heere ons genadige verlossing uit alle
banden der zonde en der duisternis.
Dat is de troostrijke boodschap, die de
Heere thans aan al Zijn volk laat predi
ken een troostwoord, dat wij allen met
ootmoedig en verblijd gemoed hebben te
aanvaarden.
Ea gelijk de Heere aan Israël een tee
ken gaf in het gesprengde bloed, zoo
gaf Hij ook ons een teeken en zegel
in den heiligen Doop.
Gij, gedoopten, gij moogt u troosten
met dit Evangeliewoord. Ook al voelt gij
soms nog banden u knellen, de Heere kan
en wil en zal u verlossen. Zelf zijt ge on
machtig. Dat wilt ge immers ook wel
bekennen. Maar bij God is kracht en ge-
nadigde hulpe. Door de kracht van Chris
tus wil Hij u öok uit alle zondebanden
bevrijden. Gij moogt pleiten op uwen Doop
die immers de afwassching aan uwe
zonden door Christus bloed beteekent en
verzegelt en op grond daarvan ook
smeeking om verlossing uit uwe gebonden
heid immers door Christus' opstandiogs-
kracht wil de Heere u ook doen opstaan
tot een nieuw leven, tot het leven van de
vrijheid der kinderen Gods.
Bij den Doop heeft God ook aan ons
Zichzelven verpand.
Met Zijn almacht zal Hij ons, on
machtige gebondenen, uit den kuil be
vrijden. Hij heeft 't ons verklaard, dat Hij
niet meer op ons toornt maar ons om
Christus' bloeds wille als een Vader lief
heeft. Ook al hebben wij dat teeken des
Doops ontvangen toen wij als onbewuste
wichijes werden binnengedragen in het
midden der gemeente, dat zegel Gods geldt
voor heel ons aardsche leven. Nog nooit
werd er te vergeefs in den geloove op
gepleit. De Heere wil ons op het gebed
niet o m ons gebed) verlossen uit elke
gebondenheid, waarin we ons nog bekneld
voelen. Hij is alleen de Machtige, die
verlossen kan, maar ook onze trouwe
Ontfermer, die verlossen wil.
Hij kan en wil en zal in nood,
Zelfs bij het naad'ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.
Gij hebt immers in uw geloofsleven dage
lijks ook te worstelen met allerlei ban
den, met gebondenheid der zonde, omdat
gij in uw oude natuur de zondeketenen
nog meedragen moet tot aan uw graf toe.
Ook al zijt ge door Christus dierbaar bloed
verlost, ten deele gevoelt ge in dit leven
nog steeds uw gevangenschap. Het kost
u moeite en strijd om daaruit verlost te
worden. De kracht daartoe hebben wij niet
in onszelven. 't Is Israëls God die krachten
geeft, van Wien het volk zijn sterkte heeft.
En daarom mogen we den Heere aanloo-
pen, dat Hij Zijne kracht in onsbetoone;
wij vragen 't om des bloeds van Cbrislus
wille, en wij pleiten daarbij op het zegel
des Doops, dat wij aan ons voorhoofd
dragen.
Doet gij dat ook? Doet gij 't recht ge-
loovig, gij gebondene in zondebanden, maar
die hoopt op uwe verlossing
Gij zult niet beschaamd uitkomen.
Zoo gij in 't gevoel, in 't pijnlijke gevoel
uwer volslagen machteloosheid van uwen
Verbonds-God de verlossing uit die zonde
banden afsmeekt, geldt ook voor u de
troostrijke boodschap, dat de Heere u uit
den kuil zal uitlaten.
Hoopt op den Heer, gij vromen
Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen,
Zijn goedheid is zeer groot.
Hij maakt op hun gebeden
Gansch Israël eens vrij
Van ongerechtigheden,
Zoo doe Hij ook a»n mij?
Kerkhof.
KEBKfiLIJR LEVEN.
Andrew Gray.
Jacob Brunner.
Zeenwsche
Abonnementsprijs: per kwartaal bp vooruitbetaling 75 cent.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
Advertentieprijs10 cent per regel bjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlgk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Ij-iook aangaande, o Siondoor liet
bloed uws verbonds, lieb Ik uw ge-
bondenen uit den kuil, daar geen water
in is, uitgelaten.
Zacliaria 9 11.
.Andrew Gray werd ongeveer 1630 geboren.
Hfj werd reeds vroeg naar school gezonden en
leerde zoo vlug, dat hg in korten tgd klaar was
voor de hoogeschool, waar hg door zgn groots
talenten en buitengewone gaven zulke snelle
vorderingen maakte, zoowel in de scholastiek
als in de godgeleerdheid, dat hg, voor hg den
leeftijd van twintig jaar bereikt had, voldoende
toegerust geacht werd, om tot het heilig ambt
der bediening te worden toegelaten.
Van zijn prilste jeugd af had hij gestudeerd
om met de Schrift bekend te worden en als
een anderen Simson begon de Geest Gods hem
nog zeer jong te drijven. Er was zulk een
aangename deftigheid in zgn gesprekken, dat
op hem mocht toegepast worden wat Gregorius
Naziangen eens van den grooten Basilins zeide
.Hij vertoonde geleerdheid boven zgn jaren
ea vastheid van manieren boven zgn geleerd
heid". Het aardsche vat dus vol zgnde met
hemelsche schatten, werd hem spoedig ver
gunning verleend, om te prediken en werd
hij beroepen tot leeraar van de Buitenkerk
der High Church van Glasgow, hoewel hg nog
geen twintig jaar oud was en dus nog bene
den den leeftijd, welke door de kerkelijke
verordeningen, buitengewone gevallen uitge
zonderd, was vastge8teid".
Zoo begint de voorrede van een werk, dat
onder den titel van „De verborgenheid dee ge-
loofs ontslotenthans verschenen is, en water
nog meer gezegd wordt, leert ons, dat Andrew
Gray een zeer begaafd dienaar des Heeren
geweest is. Hij heeft slechts een paar jaar
mogen arbeiden, wjjl hg spoedig overgegaan
is tot de rust welke er overblijft voor al het
volk Gods.
Uit het boek zelf is ons gebleken, dat ge
noemde prediker een vurigen ijver heeft gehad
om de menschen te bewegen tot het geloof.
Hg besefte blijkbaar het groote gevaar, waarin
de mensch zich bevindt en de liefde Christi
heeft hem gedrongen om zgn medemenschen
op te wekken om een toevlucht te nemen tot
de voorgestelde verlossing.
Voorts heeft hg een open oog gehad voor de
macht van het ongeloof, 't welk zich in ieder
onzer bevindt, en hg heeft al wat in hem was
aangewend om het te bestrijden. Blijkbaar was
hg er van overtuigd, welk een gevaarlijke
vijand het is en daarom heeft hg hem rusteloos
vervolgd.
Ook geeft hij een duidelijke teekening van
de werkzaamheid van 't geloof en hg maakt
h t allen gemakkelijk om te kunnen onder
zoeken, of zg in 't geloof zijn.
Wij kunnen dus ook op onze beurt ver
klaren, dat dit werk waard is om onderzocht
te worden en dat het onder den zegen des
Heeren bijdragen kan om het inzicht in de
verborgenheid des geloofs te verhelderen.
De uitgever is Buurman en de Kier te Leiden.
Aan C. B. van Woerden te Akkrum danken
we de vertaling.
Een werk van geheel anderen aard is dat,
waarvan we den titel hierboven plaatsen. Het
is een duidelijk verhaal van het leven eens
priesters in de bergwereld. Al wat er voor
gevallen is in zgn lang leven wordt ons mee
gedeeld. Het duurt dan ook niet lang of men
begint belangstelling te krggen in dien boeren-