Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang
Vrijdag 16 Mei 1919.
No. 20
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasti MedewerkersO.D. R. J. v. d. VEEI, J. 0. WIELEIGA, F. I v. d. EIRE, B. MEIJER, H. P. M. G. OE WALLE sn F. W. J. WOLF.
PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHB KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Klagende meisjes.
Ds. W. Raman.
Abonnementsprijsper kwartaal by vooruitbetaling 75 cent.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
AdvertentieprtJs10 cent per regel bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYB TAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
ZICH LATEN GORDEN EN LEIDEN.
Voorwaar, voorwaar, zeg Ik uToen gij
jonger waart, gorddet gij u zeiven en wan-
deldet, alwaar gij wildetmaar wanneer gij
zult oud geworden zijn, zoo zult gij uwe
handen uitstrekken en een ander zal u gor
den en brengen waar gij niet wilt.
En dit zeide Hij, beteekenende met hoe-
danigen dood Hij God verheerlijken zoude.
En dit gesproken hebbende, zeide Hij tot
hem Volg Mij
Johannes 21 18 en 19.
Een Oosterling bindt zijne lange kleo
deren om de lendenen op door den gordel
vast aan te trekken. Dat opschorten van
de lendenen toont de bereidvaardigheid om
te gaan loopen of arbeiden.
Een jongeling of volwassen man, ja ook
nog de grijsaard gordde zichzelven. Die
hadden geen hulp noodig van anderen. En
ma 't kleed opgebonden te hebben, gingen
ze waarheen ze wilden.
Maar anders was 't met een kind. Dat
moest geholpen worden bij 't gorden. Dat
strekte zijn handjes uit eu liet onder de
armen door sterke handen zijn kleed
opbinden. En een kind koos niet zijn eigen
pad als 't loopen ging, maar werd aan de
hand geleid en gebracht waarheen een
ander 't brengen wilde.
In die tegenstelling tusschen den
man, die zich gordde tot zelfgekozen voet
reis, en de knaap, die gegord werd en
daarna aan de hand geleid op 't pad dat
anderen voor hem kozen, toekende
Jezus Petrus voor oogen zijn loven van
weleer en zijn lot in de toekomst. Zulk
een ontzaglijke lotsverandering werd Pe
trus voorzegd, nadat hij tot driemaal toe
•zijn liefde tot Jezus had betuigd en in zijn
apostelschap was hersteld.
Vroeger dacht Petrus sterk te zijn in
eigen kracht. Hij meende alles te kunnen.
Hij achtte zich vrij om te doen wat hem
goeddacht en te gaan waarheen bij wenschte.
Denk maar eens aan vele uitspraken van
hem; bij de voetwasschingHeere! Gij
zult mijne voeten niet wasschen in der
eeuwigheid I", bij Jezus' voorzegging van
zijn lijden»Heere, wees u genadig, dat
zal u geenszins geschieden"; en:»Heere!
k zal mijn leven voor u zetten",
i Steunende op eigen kracht, meende
Petrus tot alles in staat te zijn.
Zijn ervaring was bittere teleurstelling.
Tot driemaal toe verloochende bij
zijn Meester.
Wat een harde les voor Petrus. In dien
diepen weg heeft hij afgeleerd op eigen
kracht te bouwen.
Daarvan had Jezus tevoren gesproken
Als gij eens bekeerd zult zijn, zoo ver
sterk uwe broederen".
Bekeerd was Petrus.
Daarmee wordt niet bedoeld eene princi-
pieele overzetting uit den dood in het
leven, want reeds tevoren was Petrus een
wedergeborene, een levendgemaakte. Maar
bedoeld is, wat onze Vaderen wel eens
noemden de tweede bekeering, waarbij
een geloovige, die God leerde kennen en
dienen bij aanvang, afgebracht wordt van
een of andere zonde, die hem nog ten
zeerste aankleefde.
Ware kinderen Gods kunnen soms nog
in een of andere gruwelijke zonde leven.
Op Gods tijd komt 't dan tot bekee
ring van die zonde. De Heere brengt door
Zijn Woord of door Zijn Geest of door
bittere ervaringen op den levensweg
dezulken tot zelfontdekking, tot schuld
gevoel, tot verbrijzeling des harten, tot
daadwerkelijk breken met die boezemzonde,
tn leert hen wandelen in heiligmaking en
vrees voor die zonde.
Zoo ervoer 't ook Simon Petrus.
Hij moest leeren sterven aan zijn over
moed en voortvarendheid. En dat is ge
beurd in de diepte der zelfveroordeeling
over zijn val in zonda.
Nu brak er een ander tijdperk aan.
Pdtrus kinder tijdperk.
Toen bij jong was, gordde hij zichzelven
en wandelde waarheen hij wilde, maar n u,
oud geworden zijnde, zou hij als een kindek e
zijn handjes uitstrekken om door een ander
gegord te worden en geleid, waarheen bij
niet wilde.
In Petrus' later leven zou het niet meer
gaan naar zijn eigen zin, maar tegen
zijn eigen wil en zinnen in. Petrus zou
zich evenals een kind moeten laten welge
vallen wat anderen met hem deden. Zooals
een kind tegenstribbelt, dat ontkleed in
bed gelegd wordt, zoo zou Petrus tegen
zijn zin gebracht worden aan het kruis.
Zijn volgend leven zou worden één les
in zelfverloochening. In stee van actief te
handelen zou Petrus leeren passief te dra
gen en te dulden.
Ook al begreep Petrus op dat oogenblik
niet wat er in Jezus' woord besloten lag,
n u verstaan wij het uit Johannes' mee-
deeling, dat de Heere hem voorzogde zijn
smartvollen kruisdood, waardoor Petrus als
martelaar God verheerlijkt heeft. Iu de
tweede periode van zijn leven leerde Petrus
eigen wil verzaken en in Gods weg te
wandelen, ook al ging die in tegen vleesch
en bloed. Waarvan Petrus vroeger gezegd
zou hebben «dat geenszins!» daar
aan onderwierp hij zich naderhand ge
willig en goedsmoeds. Hulpbehoevend als
een kind voelde zich de man, die eertijds
zoo sterk in eigen oog geweest was. Hij
liet zich gorden door de kracht des Heiligen
Geestes en door dien Geest ook leiden door
de diepte van lijden en smaadheid heen
tot de heerlijkheid en zaligheid des hemels.
Waarheen Petrus vroeger, met eigen wil
teradegaande nooit zou gegaan zijn, daar
heen liet hij zich later gewillig leiden om
door zijn dood ook getuigenis te geven aan
Christus, zijn Heere en Zaligmaker.
Petrus volgde Jezus.
Langs het kruis tot de kroon.
Door onvoorwaardelijke overgave van
zichzelven verheerlijkte hij God.
Dat woord van Christus is ook voor ons
geboekt. Wie kent niet die worsteling om
afgebracht te worden van 't steunen op
eigen kracht Hebben we ook niet menig-
werf pijnlijk ervaren hoe zwak en machte
loos wij zijn in ons zeiven Is die er
varing al genoeg geweest om ons te leeren
op God alleen te vertrouwen, door Zijn
Geest ons te laten gorden en leiden niet
op eigen beenen te willen staan, maar door
's Heeren genade ons te laten dragen
Ieder onzer heeft als Petrus wel wat af
*e leeren in de oefenschool van 't aardsche
leven.
Dagelijksche bekeering hebben wij
noodig. Zijn we al van 't vertrouwen op
eigen kracht gelouterd
Leven we al in de t w o e d e periode
dat wij ons dour een ander willen laten
gorden en leiden, waarheen vleesch en
bloed niet willen
Soms zijn we zoo hardleerach, dat wij
als Petrus pas door smartelijke ervaring
afloeren op eigen sterkte te vertrouwen.
Doch laat zulk een pijnlijke weg voor u
niet noodig wezen.
Laat u door 't Woord Gods overtuigen
van uw dwaze inbeelding, van de werke
lijkheid uwer machteloosheid.
Christus roept ons toe»Zonder Mij
kunt gij niets doen». En dat is waar,
volkomen waar.
Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt
zich zacht. Dat Petrus' voorbeeld ons vol
doende zij om niets te doen, niets te be
denken, niets te ondernemen, niets te be
ramen zonder Christus met Zijn Geest in
ons te laten werken. Dan zullen wij niet
den wil des vleesches doen, maar den wil
des Geestes, die uit God is.
En dan is ook ons loven tot Gods
lof.
Dan volgen wij Jezus op 't pad der
zelfverloochening. Niet in eigen kracht,
maar door Gods genade daartoe bekwaam
gemaakt. Zijn goedheid straalt ons toe,
Zijn macht schraagt ons in 't lijden. Zijn
onbezweken trouw zal nooit onzen val ge-
doogen. Door Hem alle *n zullen wij 't
hoofd omhoog steken en de eerekroon
dragen.
Wie volharden zal ten einde toe, zal
zalig worden.
Zijt gij zulk een b e k o e r d volgeling
van Jezus? Laat gij u niet meer regeeren
door den verdorven wil des vleesches, maar
door de genade des H. Geestes Voegt gij
u in uw denken en spreken, in uw willen
en handelen naar den wille Gods?
Zijt gij geworden als een k i n d e ke
»Indien gij u niet verandert" zoo sprak
eenmaal onze Heiland, »en wordt gelijk
de kinderkens, zoo zult gij in het
koninkrijk der hemelen geenszins ingaan".
Ook in dit opzicht moot gij het kinder
beeld vertoonen, dat gij uwe handen uit
strekt om door Gods Woord en Geest u
te laten gorden en leiden. Dan zult gij
loopen den goeden loopbaan des geloofs
Gode ter eere.
Kerkhof.
KEBK12LIJK LET!LW.
„Speel niet met een meisjeshartNog ge
denk ik aan den grooten ernst, waarmede
Professor Brummelkamp ons studenten eens
onderhield over verkeering en of hij er een
bepaalde aanleiding toe had, weet ik niet,
maar ik hoor het hem nog zeggen „speel niet
met een meisjeshart". Ofschoon we jong waren
en niet zwaar telden, toch zal het anderen als
mij gegaan zijn, we gevoelden op dat oogen
blik er de beteekenis van. Vergeten heb ik
dan ook dien vaderlijken raad niet en nu ik
ouder ben en meer van het leven weet, versta
ik nog beter, waarom deze beminnelijk grijs
aard zoo sprak.
Hieraan dacht ik, toen een meisje mij ver
zocht om een klacht op te nemen in de Kerk
bode, w\jl ze wees op het nog al eens voor
komende kwaad. Zij schrijft n 1. dat jonge
mannen bedriegelijk handelen jegens de meisjes.
Hoor maar„Er zijn er, die hun liefde in
schoone bewoordingen weten weer te geven,
en later blijkt het, dat ze er niets van meen
den. Het is zelfs wel zoo sterk geweest, dat
ze in zeer korten tijd zich drie- of viermaal
verloofden. Tal van verlovingen worden ver
broken en vraag eens naar de reden, dan zeg
geni zijmijn liefde was niet meer zoo groot
of ik kreeg zin in een ander. Is het niet droe
vig, dat een meisje aan zulke lichtvaardige
mannen overgeleverd is? Getuigt dat van
ernst? Is dat mannelijk?"
Wie dit leest, gevoelt, dat er in zulk een
hart verontwaardiging brandt tegen alle licht
zinnigheid, waarvan vaak jongelieden blijk
geven, en we waardeeren, dat een der vele
meisjes zich hierover eens in 't openbaar uit
spreekt.
Zij erkent, dat er ook menigmaal verkeerd
heid is in 't gedrag der meisjes en dit zal wel
zoo zijn, maar laten de jonge mannen dit zelf
dan maar zeggen.
Zij vreest, dat „vele jonge mannen maar van
wal steken zonder eerst eens ernstig met God
te raadplegen" en dit is toch wel noodig, want
het is alles waard, indien het huwelijk in
'8 Heeren gunst is. Er worden helaas zoovele
huwelijken gesloten, waarin man en vrouw
naast elkander staan zonder één te zijn en God
laat dit wel toe, maar kroont ze niet met Zijn
gunst.
Z\j verwijst dan eindelijk naar het voorbeeld
van Izaak, die in 't veld ging om te bidden,
die een vrouw van God begeerde. Sedert is er
veel veranderd, maar het is nog noodig, dat
een jonge man dioDzelfden weg bewandelt.
Speel nooit met het hart van een meisje.
Boüma.
Rusteloos vraagt de dood zijne slachtoffers,
ook onder onze Dienaren des Woords.
Zoo nam hij verleden week twee onzer pre
dikanten weg uit den kring hunner dierbaren
d. 1. ds. W. de Roos van Eestrum op den jeug
digen leefdtijd van 26 jaar; slechts 7 maanden
mocht hij als Dienaar des Woords werkzaam
zijn en ds. W. Raman, emeritus-predikant van
Seharendijke, in den hoogen ouderdom van ruim
90 jaar na de Kerken ongeveer 42 jaar gediend
te hebben.
Wat een verschil tusschen die twee De een
aan het begin van den loopbaan, de ander aan het
einde van den weg
De eerste nog vol idealen, de tweede oud en
der dagen zat. Doch genoeg, mij werd verzocht
een enkel woord in de Kerkbode te schrijven
ter nagedachtenis van ds. Raman, omdat ik hem
in de classis Zierikzee heb leeren kennen en
nogal eenigen omgang met hem gehad heb.
Trots al het eigenaardige, dat zijn persoon
lijkheid kenmerkte, voelde ik mij als jong pre
dikant tot ds. Raman als oudere collega aan
getrokken, waarom ik vele malen de toenmaals
oude, maar toch zoo echt gezellige pastorie van
Seharendijke bezocht.
Zijn bewegelijk en voortvarend karakter
speelde hem weieens parten en bracht hem
menigmaal in moeilijkheden, maar als jonge
colbga trok het mjj bijzonder aan, dat hij met
zulk diep smartgevoel over zjjn schuld kon
spreken, terwijl hy het alleen aan Gods genade
te danken had, dat hij staande gebleven was
Ds. Willem Raman werd geboren 18 Maart
1829, en is 7 Mei 1.1. te Doomde eeuwige ruste
ingegaan.
Eerst in 1864 werd Ds. Raman predikant^ dus
reeds op gevorderden leeftijd, want in zijn
jonge jaren had hij geen lust in den dienst des
Heeren, maar veeleer in het tegendeel. Iu ver
trouwelijk gesprek heeft hij mij meermalen
daarover gesproken.
Toen de ^Heere krachtig Zijne genade aan
hem had verheerlijkt, voelde hij sterken drang
in zich tot het predikambt; een persoon als
ds. Raman met zulkeen karakter kon niet nalaten
te getuigen van den rijken Christus, dien hy als
Zyn Heiland had leeren kennen.
„Ik heb geloofd, daarom spreek ik" was ook
zyn leuze. Hy was eerst student als ik het