Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang.
Vrijdag 18 April 1919.
No. 16
UIT HET WOORD.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasts NidiwirkersD.D. R. J. v. d. VEEI, J. 0. WIELE1GA, F. J. v. d. EIRE, B. IEIJER, H. P. M. 6. DE WALLE so F. IV. J. WOLF.
PERSVBRBBN1GING ZEEUWSCHB KERKBODE.
VREEST GIJLIEDEN NIET.
Nauwelijks was de sabbath voorbijge
gaan, die doodsche, sombere sabbath waarop
de Heere der heerlijkheid in het hart der
aarde nederlag, ot men kon van uit Jeru
zalem eenige vrouwen zich op weg zien
begeven, die met rassche schreden zich
spoedden naar den hof van Jozef van Ari-
mathea. 't Waren vriendinnen van Jezus,
want we vinden onder haar Maria Mag-
delena en Maria de moeder van Jacobus.
In droeve stemming treden ze voort. En
geen wonder. Immers wie zich grafwaarts
begeeft, waar een dierbare doode werd
nedergelegd, gaat met een droef gemoed.
Diezelfde vrouwen stonden een paar dagen
te voren op Golgotha om van verre den
bitteren kruisdood van haren Heere te
aanschouwen.,En na,dat ze getuige van zijn
sterven zijn geweest, hebben zij ook zijne
begrafenis bijgewoond. Zij hebben het ge
zien hoe Jozef van Arimathea Hem bij zijn
sterven eere gegeven heeft, dan zijn graf
bij de rijken te stellen. Welnu, naar dat
graf begeven ze zich om de laatste eer
aan den geliefden doode te bewijzen.
Al voorttredende was evenwel een be
zwaar bij haar gerezen. Er was een groote
steen tegen de deur des grafs gelegd, en
wie zou die van haar wegwentelen Dat
was toch te veel voor zwakke vrouwen
krachten. En zoo, sprekend over dien
zwaren steen, gaan ze voort totdat ze bij
het graf gekomen zijnde, op eens met
schrik en verbazing ontwaren, dat de steen
weggewenteld was.
Men zou verwachten, dat ze verheugd
zouden zijn. Nu was immers haar bezwaar
weggenomen. En toch zijn ze niet blij
maar vreezen ze. Dat was om omdat de
vijand, door al zijn woeden in de laatste
dagen, het hard zoo onrustig en gejaagd
had gemaakt. De vijand kan het hart zoo
benauwen en door zijne machtige aan
vallen zoo overweldigen, dat er geen plaats
gevonden wordt van het stille vertrouwen.
De eerste gedachte die bij de vrouwen
opkomt is deze, dat de vijand een nieuw
gruwelstuk heeft gepleegd. Uit wat we
straks Maria Magdelena hooren klagen
blijkt wel, dat zij meenden, dat het lichaam
des Heeren gestolen was. Ze wisten nog
niet wat er had plaats gevonden. Ze wisten
nog niet, dat onder teekenen van majesteit,
met eene geweldige aardbeving en in de
tegenwoordigheid der engelen, de Heere
was opgestaan uit de dooden, en de wach
ters in vreeze waren gevloden. Daarom
verstonden ze niet, dat dat geopende graf
getuigenis gaf van de zegepraal van Chris
tus, over hem, die het geweld des doods
had, n.l. den duivel. En zoo verkeerden ze
in groote vreeze.
Terwijl ze nu zoo vol vreeze bij het graf
staan klinkt de stem des engels ze tegen
Vreest gijlieden niet En door zoo nadruk
te leggen opdat »g ij 1 i e d e n", geeft de
engel te verstaan dat het nu anders stond
dan op Golgotha. Op Golgotha scheen de
overwinning en de overmacht geheel aan
de zijde van de vijanden. Daar woedden
de machten der hel. Daar stonden de
vrienden van Jezus van verre. Daar stonden
ze met bevond hart. En in den waan, dat
het nog zoo was en dat dit geopende graf
een nieuwe blijk was van 's vijandstriumf,
bekroop ook nu weer de vreeze haar. Doch
met dat woord komt de engel nu aanwijzen,
dat alle oorzaak van vreeze geweken is. 't
Is nu tijd voor de vijanden om te vreezen.
Die verschrikte wachters, die als dooden
waren, van wege de benauwdheid, spellen
het reeds wat het wezen zal voor de vij
anden van Jezus, als ze Hem in majesteit
ontmoeten zullen.
Het gaat in dit leven nog zoo menigmaal
met de vreemden van Jezus als met deze
vrouwen. Ze staan zoo gedurig in vreeze.
Niet alleen omtrent den staat hunner eigen
ziel, maar ook met het oog op de belangen
van het koninkrijk Gods. 't Is of alles maar
getuigt van de zegepraal der vijanden en
of de getrouwen des Heeren hulpeloos en
verlaten ommedolen. Is het ook niet zoo
in onze donkere en veelbewogen tijden, met
zijn heftige bestrijding van het Christen
dom De vijand schreeuwt het uit met
woeste kreten, dat Christus dood is en
niet weder zal opstaan, 't Is of Zijn werk
en heerschappij overal wordt neergeworpen
en alsof er van Hem ook geen kracht meer
uitgaat tot breking van 's vijandsgeweld.
Hoe kan dat het hart der oprechten doen
vreezen. En toch, niet de vrienden, maar
de vijanden hebben te vreezen. Te zijnen
tijd zal de Heere zijne macht openbaren
aan die vijanden des kruises en ze te
schande maken.
O Die dag, die dag van loon 1
O Die dag, die dag der wraken
Als de Rechter op don troon
Van den vollen toorn zal blaken!
't Rijk der zonde moet vergaan!
't Lam van God is opgestaan
De engel laat de vrouwen aanstonds den
goeden grond kennen zijner vertroosting.
Eerst opeD baart hij zeer wel te weten tot
wien hij spreekt. Want ik weet," zegt hij,
»dat gij zoekt Jezus die gekruisigd was
Hij spreekt tot haar als tot vriendinnen
van Jezus en aan haar komt hij openbaren
welk eene overwinning Jezus heeft behaald.
Een rijke genade valt daarin die een
voudige vrouwen te beurt. Jeruzalems
grooten en wijzen boven op 't geruchten
zoeken hun beroerd gemoed te stillen met
leugen. Ea deze eenvoudige discipelinnen
ontvangen het troostwoord, dat haar Hee
re als de Levensvorst is opgestaan. Dat
is de genade, waarover de schare der ver
losten zich steeds blijft verheugen in heilige
verwondering. Wat den wijzen en verstan-
digen verborgen blijft, dat openbaart de
Heere aan zijne kinderkens.
»Hij is hier niet, want Hij is opgestaan,"
gelijk Hij gezegd heeft. Het graf is de
woonstede der dooden, de plaats der ver
derving. Wie voor de macht des doods
bezweek moet daar wonen. Maar dat is
geen woonstede voor Jezus, want Hij is
niet, als andere stervelingen bezweken
voor de macht des doods, Hij stierf als
machthebbende. Hij gaf zich te zijner
ure vrijwillig over, opdat Hij de macht
des doods verslinden zou. En zoo kon Hij
ook in den dood niet blijven.
»Hij is hier niet, want Hij is opgestaan."
O wij verstaan wat die tijding voor de
vrouwen moet geweest zijn. Want hoe ze
ook begeerig waren naar het lichaam van
Jezus, zij zochten toch eigenlijk naar z\jn
lijk. En ach, hoe weinig zou dat bevredigd
hebben. Als treurenden zouden zij straks
ook weer huiswaarts gekeerd zijn en als
treurenden verder haar levenspad hebben
vervolgd. Maar nu daagt eigenlijk pas de
morgen, nu ze hooren dat Jezus leeft.
Is die boodschap des engels niet de
ievenstroost van allen, die Jezus zoeken,
alle eeuw door. Als het hart die boodschap
des engels goed verstaat, zal het blij
en verheugd wezen. Hoe droef is
het daarom, dat dit woord zoo moeilijk
doordringen kan tot ons zielsoor. Wij
hebben het zoo lang reeds hooren ver
kondigen dat de Heere dood en graf heeft
overwonnen en het leven in onverderfe
lijkheid aan het licht gebracht, en toch
zien we telkens weer zieleD, die gelijk zijn
aan die zoekende en weenende vrouwen.
Ze treuren en tasten om in het donker
alsof de deur des grafs nog gesloten ware
en de last onzer zonden ons nog bedreigde,
't Is of de Heere niet opgestaan is tot onze
rechtvaardigmaking, Hij, die om onze zon
den werd overgeleverd.
Laat dan dit Paaschevaogelie tut uwe
ziel doordringen. Zoo ge al zoekt in het
graf, en de donkerheid van Uw eigen hart
of tuurt op die doolsmacht, gij zult geen
leven of vreugde vinden. Ge raakt nooit
van uw schuldenlast, van uwe zonde en
vreeze des doods af dan hij den levenden
Heiland. Hoort dan des engels woord »Hij
is hier niet, Hij is opgestaan En ga tot
den levenden Heiland in geloove eni gij
zult leven.
Wie Jezus zoekt, moet leeren letten op
wat Hij gezegd heeft. De engel wijst de
vrouwen op Jezus eigen woord. Hij spreekt
Hij is opgestaan, »g e 1 ij k H ij gezegd
heeftZoo ge naar Jezus zoekt, leert dan
letten op zijn woord, op zijn getuigenis,
op zijne beloftenissen. Zoekt een heldere
kennis van uwen Heiland in de Schriften.
Dat Woord Gods moet vooralle dingen de
grond zijn. Dat is niet een doode letter,
maar een levend woord. En de kracht
daarvan zal elk ervaren, die daar licht
zoekt.
Jezus had het gezegd dat Hij uit de
dooden zou opstaan. En als de vrouwen
daar acht op gegeven hadden was hare
ziel niet zoo geschokt door vreeze. Laat
ons dan luisteren naar wat Jezus gezegd
heeft. Jezus heeft ons gezegd dat er don
kere tijden zouden komentijden waarin
de vijand als 't ware den Heere ander
maal zou kruisigen en een wacht bij het
graf plaatsen. Maar Hij heeft ook gezegd,
dat wanneer die macht der zonde den
triumf schijnt te behalen Hij andermaal
zijne heerlijkheid zal openharen als de op
gestane Heiland tot verlossing zijns volks.
Evenals die wachters in Jozefs hof vloden
toen de engel verscheen zoo zullen ander
maal de vijanden te schande worden en
zijne beminden zullen vertroost worden.
Hij zal de macht der zonde doen ver
dwijnen en de macht des doods te niete
doen. Vreest gijlieden dan niet, die? den
Heere vreest.
Ja, de Heer is opgestaan
Gods bazuinen zullen klinken
De eerste dingen zijn vergaan,
Nieuwe heemlen zullen blinken.
Nieuwe tijden vangen aan.
God is scheppend opgestaan
f.. Staal Pz.
KERKELIJK LEVEN.
Pascha.
Zeeuvsche
Abonnementsprijs: per kwartaal bp vooruitbetaling 75 cent.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
Advertentieprijs10 cent per regel bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITQAYB TAN DE
Adres tui de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Maar de engel, antwoordende, zeide
tot de vrouwenVreest gijlieden niet
want ik weet, dat gij zoekt Jezus, die
gekruisigd was.
Hij is liier niet, want Hij is opgestaan,
gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts,
ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft
Matth. 28 5, 6;.
De lente is gekomen, maar de bigde stem
ming bl|jft uit. De voorjaarsbloemen kwamen
maar zjj stonden in de kou. De vogels z|jn er
wel maar ze fluiten minder dan anders. De
lucht is op dit oogenblik somber en donker en
de regen valt neer. De opgewektheid, waar
mede we voorheen het lengen der dagen be
groeten en wanneer we het heerlijk Paasch-
feest tegemoet gingen, ontbreekt ons. Nog
herinner ik me lévendig, een enkelen stillen
Zaterdag, waarop de klokken om vier uur in
den namiddag zoo sohoon luiden ter inleiding
van het feest der opstanding, terwijl de natuur
in haar lentedos pr|jkte, maar ik vraag me
zelf: zou dit voor alt|jd voorbijgaan? God is
goed, ik wil het niet vergeten, want Hjj doet
ook nu eiken morgen de zon opgaan over
boozen en goeden, maar de omstandigheden,
waaronder we reeds lang leven; zjjn benauwend.
De onzekerheid van al het aardsehe dringt
zich steeds aan ons op en we zien uit naar
licht, doch daar is geen licht. Dé vrede zoo
lang reeds van de aarde verbannen, keerde tot
dusver nog niet terug en de schoone verwach
tingen, welke velen na den wapenstilstand
koesterden, verbleeken van week tot week. Er
z|jn weinigen meer, die de morgenschemering
van een beteren dag aanschouwen. Toenadering
tusschen de volkeren onderling, een dringende
eisch van den t|jd, is er niet te bespeuren,
veeleer schijnt het te gaan in een riohtingj waarin
zij vol n|jd en haat tegenver elkander zullen
staan. Al het roepen om een bestendigen vrede
vindt geen gehoor b|j hen, die de beslissing
in handen hebben en de droom der eeuwen is
ver van elke verwezenlijking.
In de overwonnen landen heerscht de revo
lutie, waarvoor het niet genoeg is, dat oude ko
ningshuizen omver geworpen zijn. Ook na al
wat er gebeurd is, kan z|j nog maar niet rus
ten. Nu eens breekt hier, dan weer daar het
oproer uit en niemand kan ons zeggen, wan
neer er een einde zal komen. Het bolsjewisme,
dat in Rusland heerscht en Hongarije aan z|jn
zegekar geklonken heeft, tracht ook in Duitsch-
land vasten voet te krijgen en daar de teugels
van het bewind te grijpen. En hoewel het ge
lukte om het te bedwingen, toch is het de
vraag, of het op den duur mogelijk zal z|jn,
In elk geval alle zekerheid is nog zoek en de
onrust maakt er nog geregelden arbeid on
mogelijk.
En hoe ziet het er uit in andere landen
We zullen er niet veel van zeggen, maar we
kunnen zonder overdrijving verklaren, dat het
overal gist en kraakt. Ofschoon we in ons
eigen land nog beweldadigd zjjn, toch is het
zeer noodig, dat onze overheid blijft waken en
dat ons volk de zorgeloosheid verre van zich
houdt. Als het ooit duidelijk was, dat de
vastigheden wankelen kunnen, dan is dit thans
wel het geval. Over die ontroerde volken Klinkt
de roepstemontwaakt g|j, die slaapt en. staat
op uit de dooden en laat Christus over u
lichten, zeker, het is een groot voorrecht, maar
hoevelen z|jn er, die zeggen: ik hoor de bood
schap wel, doch bet geloof ontbreekt mjj, We
zouden ons zelf misleiden, indien we meenen
mochten, dat de Paascht|jding met groote
belangstelling te gemoet gezien werd. De feest
dagen worden met blijdschap begroet,.omdat
zij gelegenheid geven om het vergankelijk zin-
genoot na te jagen of om met elkander te
beraadslagen, wat er gedaan kan worden tot