FEUILLETON.
GELOUTERD,
Eenige getallen.
School en Zending.
Het huisbezoek.
ZENDING.
Karei de Groote in eere hersteld.
Bovendien, de Saksen zwoeren na iedere
nederlaag van vijandelijkheden zich te zullen
onthouden en even dikwijls braken zij dien
eed. Meineed, ook van een volk, eischt echter
strenge straf.
liet is waar, dat de keizer, toen de Saksen
eenmaal onderworpen waren en dus zijn onder
danen waren geworden, vich gerechtigd en ver
plicht achtte hen tot gehoorzamen aan godde
lijke en menschelijke wetten te dringen. Maar
hoe ook bij onze Gereformeerde vaderen nog
een dergelijke gedachte werd gevonden leert
ons het ongewijzigde art. 36 uit onze Ned.
Geloofs-Btd ijdenis.
En eindelijk, Karei waande geenszins de
Saksen met het zwaard te kunnen kerstenen,
in zoover men onder dit woord nog iets v eer
dan doopen verstaat, hy zorgde er voor, dat zij
door uitnemende leeraars onderwezen werden,
o. a. Ludger
Het gebed tot den Heer des oogstes, om
arbeiders in Zijn oogst uit te stooten, is nog
altijd noodig. Eem'ge getallen, ontleend aan
Wielemakers boekje, kunnen ons dit leeren.
In onze Oost met zyn 40 millioen inwoners
werken 280 zendelingen en zendingszusters, dit
is gemiddeld één arbeider op 142000 inlanders
dit getal heeft echter weinig beteekenis, daar
het terrein zeer ongelijkmatig verdeeld iszoo
arbeiden plm. 80 personen onder de 30 milli-
oenen Mohammedanen op Java, dus 1 op de
375000
Onder de 1000 millioen niet-Christenen op
de gansche aarde arbeiden ongeveer 12000 man
nelijke en vrouwelijke Evangelieboden, dus 1
op da 83000, wederom een getal van geringe
waarde, maar toch wel geschikt om een denk
beeld te geven van de behoefte aan meerdere
arbeiders.
Maken wij ernst met zulk een gebed?
j. d. wlelenga.
De eerstelingen onzer scholen zjju reeds ge
doopt, anderen ontvangen al onderwijs van een
miss. predikant, dankbaar aanvaarden we die
resultaten.
Wie onzer zou niet met bljjde ontroering
zien, hoe één zijner leerlingen zijn valsche goden
afzwoer en zijn hart aan Jezus verpande?
Als onze oud-leerliogeu met de vacantia
terugkeeten van de inrichtingen van voortgezet
onderwijs, dan komen ze geregeld hun vroegere
onderwijzers eens bezoeken. En dan stemt het
tot dankbaarheid te mogen vernemen, dat er
onder hen züd, die eiken dag tot God bidden
en getrouw hun bijbel lezen. Zij, leerlingen
der H. B. S., zetten voort, wat ze op de lagere
school geleerd hebben.
Onlangs verklaarde een leerling onzer school
dokter te willen worden om later in de Zen-
diogshospitalen te mogen werken ea dat
zegt dan een jonge Chinees van bijna 16 jaar,
een Chinees voor wien toch het geld eigenlijk
de alvermogende God is wie onzer zou God
niet danken voor zoo'n zegen
Het Evangelisatieblad „de Vredebode" geeft
ook een kinderblad uit. Daarin verklaarde een
leerÜDg onzer school, dat het lied 5 O wanneer,
o wanneer, zal ik zijn by mijnen Heer "zijn
lievelingslied was geworden.
Is dat ook niet een bewijs, dat de Heere ook
ols rechtstreeksche vruchten geeft op onzen
arbeid. Geheel vrijwillig bezoeken enkele leer
lingen onzer scholen de bijeenkomsten van het
Europeesche deel der gemeente, soms tegen
spot en hoon iD.
Genoeg evenwel om u aan te tooDen met
concrete voorbeelden, dat ook de school recht
streeks zijn vruchten af werpt voor 't Koninkrijk
Gods. Al deze voorbeelden zijn toch gegrepen
uit ééu plaats, vooral van ééu school, die nog
slechts ko'ta jaren heeft bestaan.
Het zijn de eerstelingen, waarop, naar we
van onzen God biddeD, een rijke oogst zal
volgen. De school moet een ver weeringsproces
beginnen en tot stand brengen onder de be
volking
Ook daarvan kan het schoolleven ons rijke
voorbeelden aanbrengen.
Dit verweeriDgs proces heefe zoowel betrekking
op het godsdienstige als het maatschappelijke
leven
Allereerst zij met een enkel woord gesproken
van het maatschappelijk leven.
Alle onderwijs, ook het neutrale, werkt daar
toe mee.
De leerlingen leeren op de school kennen de
beschaving en de ontwikkeling van het Westen.
Maar tevens zien ze, dat veel, wat het Westen
doet, indruischt tegen hun „adat".
„Adat" Dat is de grootste slagboom, die
het volk gescheiden houdt van die hooge trap
van beschaving. Het is ongeoorloofd het land
anders te bewerken, als de adat aangeeft. Maar
zien ze dan, door het onderwijs, dat een andere
bewerking meer en beter vrucht geeft, dau
komen ze langzaam maar zeker los van die
„adat".
De slaafsheid en onderworpenheid van den
Javaan de overgroote beleefdheid tegen zyn
meerderen, vermindert ras.
En 't zijn juist de leerlingen der scholen, die
in den strijd tegen die onderworpenheid voor
aan staan. Zeker, 'fc dreigt soms onbeleefdheid
en oproerigheid te worden, ook al door de
verkeerde leidslieden, als Sneevliet, Baars enz.
Maar als de Regeeriag met vaste hand weet
te leiden en de vlegeljaren van het volk voorbij
zijn, komt ook dat wel terecht.
Een algemeen, niet te bevredigen verlangen
naar onderwijs is bij het volk ontwaakt, want
ze zien door dat ondeiwjjs de eenige kansom
de Westersehe beschaving deelachtig te worden.
Ook de macht der saamhoorigheid wordt
hen duidelijk. Allerlei vereenigingen zijn ont
staan, die wel dikwijls nog misbruikt worden
door „orang djahats" (slechte menscheD) om
zichzelf te verrijken, of zelf vooruit te komen,
maar die toch allen wijzen op het reeds tot
stand komen van het verweeringsproces.
De steeds luider klinkende eisch van mede
zeggenschap bewjjst dit mede.
Zoo zal eenmaal de tyd komen, dat de al
oude gewoonten en gebruiken, die de bescha
ving tegenhielden, verdwijnen zullen.
En diezelfde adat hondt ook de komst van
het christendom tegen.
Maar wat heeft een volk aan beschaving
zonder christendom Het zal het nog ellen
diger doen worden, want de eigen godsdien
stige overtuiging, hier in alles zoo nauw ver
want met het maatschappelijke leven is hun
ontzonken en ze hebben er niets voor in de
plaats gekregen.
De cultuur, hen gebracht, is de christelijke,
maar zonder den Christus.
Daarvoor moeten onze scholen zorgen. En
meer dan de neutrale scholen bevorderen onze
inrichtingen het verweeringsproces, omdat we
in de plaats van de oude overtuiging, ook de
nieuwe, de Christelijke aanbieden, waardoor
juist het Westen geworden is wat het is.
Meer dan de neutrale scholen werken onze
scholen mee aan het veranderen der ideeëa en
gewoonten, omdat we meer den grond van alles,
bet godsdienstig leven aantasten.
Na eenige jaren Chr. onderwijs is er o zoo
veel, dat aan de leerlingen ontzinkt Allerlei
bijgeloof valt weg. 't Zijn niet meer de geesten,
die de vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid,
regen en droogte, gezondheid en ziekte geven.
Geesten, waartegen alle arbeid machteloos is.
De doorwerkende kracht van het Chr. geloof
openbaart zich niet op het eerste gezicht.
Slechts bij een vertrouwelijk gesprek onder
vindt ge den invloed.
En daarom zjjn wandeltochtjes zoo nuttig.
Met een kleine groep leerlingen er eens op
uit. En dan komen z« los.
Of ook, als ze, wat nog al vaak eens ge
beurt, hun onderwijzer in zyn huis opzoekeD.
En bij die gelegenheden blijkt het uit de
vragen en gesprekken, hoe de begrippen van
zoude, hen eertijds zoo vreemd, bij gebracht zyn.
Bij enkelen wordt ook het begrip genade
duidelijk.
Booze geesten, vroeger de schrik van hen,
de geesten der afgestorveiseD, worden steeds
meer vereenzelvigd met „duivel"
„Als jullie nu bidden (de Chineezen houden
er speciale „bid" dagen op na), tot wie doen
jelui het dan vroeg ik eens aan eenige leer-
Uit de Friesche Kerkbode volgt hier, wat
wellicht ter aanvulling dienen kan. E-* op ge
wezen had ik, dat meermalen door kerkelijke
vergaderingen vragen gegeven waren, welke
als handleiding by het huisbezoek konden
dienen- Welnu hier zijn de vragen, zooals ze
opgesteld zyn door den kerkeraad van Uirecht
met de opmerkingen, welke ds. v. d. M(eulen)
er bij maakt.
De volgende vragen worden sinds 1898 door
de ouderlingen der Gereformeerde kerk van
Utrecht b\j het huisbezoek gebruikt
1. Uit hoeveel leden bestaat het gezin
(ouders, kinderen, dienstboden e. a
2. Hebben allen den heiligen Doop ont
vangen
3. Hebben allen zich gesteld onder het toe
zicht van den kerkeraad
4 Wie zijn wel en wie nog niet toegelaten
tot het U. Avondmaal
5. Komen allen getrouw ter kerk, vooral
d«s Zondagsvalt er toeneming iu kennis der
waarheid te bespeuren overtuigt zich het hoe fd
des gezins daarvan, vooral op den dag des
Heeren
6. Gaan de kinderen naar de Chr. school
Zoo niet, waarom niet?
7. Komen de nog Diet tot het H. A. toege
laten leden van het gezin getrouw ter cate
chisatie ziet het hoofd des gezins toe op
hunne voorbereiding voor de catechisatie en
vergewist by zich van de vruchten van bet
onderwijs
8. Komen de toegelatenen getrouw tot het
Avondmaal en gaan de ouders hierin de an
deren voor?
9. Hoe de gecensureerden onder de tucht
oefening verkeeren.
(Deze worden afzonderlijk behandeld en,
althans by stille afhoudi g, niet in tegenwoor
digheid van de andere gezinsleden)
10. Is het hoofd van het gezin getrouw in
het voorgaan in het gebed en in de onderwij
zing aife het Woord?
11. Wandelen de kinderen en de dienstbo
den in gehoorzaamheid aan het vyfde gebod
12. Z«n er ook kinderen buitenshu s Zoo
ja, in welke omgeving verkeeren ze dan
Deden ze reeds belijdenis Gebruiken ze trouw
de genademiddelen Werden ze hierin niet
door hunne omgeviDg belemmerd
13. Hoe zorgt en waakt het hoofd van het
gezin voor de geestelijke belaogen der dienst
baren
14. Is er geen twist onder de huisgenooten
Geen oneenigheid met buren, familieleden of
anderen in de gemeente?
15. Hoe wordt de dag des Heeren doorge
bracht
16. Helpt men naar vermogen in de onder
houding der armen en van den kerkendienst
17. Behoeft men ook in eenig opzicht gees
telijken raad of bestier
Al zyn de toestanden in een stadsgemeente
anders dan op het platteland, de meeste vra
gen kannen oDze ambtsdragers, bepaaldelijk
onze ouderlingen nog wel iets leeren. En de
hoofden der gezinnen, die deze vragen lezen,
worden wellicht opgescherpt in de liefde en
de volmaaktheid. Daarom hebben we ze over
genomen. Enkele vragen missen we, die in
onze tyden by het huisbezoek wel noodig ge
daan mogen worden.
B. v. öf er ook gelet wordt op de lectuur,
die de kinderen lezen, op den omgaDg dien ze
hebben, of ze des avonds binnen zyn of op
straat rondslenteren en of er ook gewaakt
wordt tegen z.g. gemengde huwelijken.
Terwjjl het niet overbodig mag geacht, op-
znttelyker dan in vraag 17 gedaan wordt te
informeeren naar mogelijke twijfelingen of be
swaren tegea de leer en afwijkingen in het
leven, wat betreft de geboden van eerste en
tweede tafel beide De dienstbaren zullen on-
Jetwyfeld met erkentelijkheid vernemen, dat
et hoofd des gezins heeft te waken voor
hunne geestelijke belangen, doch voor de stof
felijke te zorgen, ligt niet minder op zijnen
weg. Moest daar ook niet naar geïnformeerd
worden De ambtsdragers zyn immers dienaars
van Hem, Die in Zyn Woord de God der
vreemdelingen genoemd wordt. v. d. M.
door REIN OUD.
■et gezin van Barend, den visscher.
I.
Stil, effen-vlak ligt daar de kreek. Sleeh's
in het midden rimpelt het water eventjes, maar
daarnaast liegen breede banen water bewe
gingloos, stil. Som9 even een kleine plomp als
•en dartel rietvoorntje boven bet wateropper
vlak nitspartelt en met een plonsje en kring-
golven terug in 't water rolt. Ja, die rietvoorns
genieten van de stilte en den zonneschijn. De
vugg®u maar even onder 't water zwemmen ze
ia troepjes door de gansche kreek, waarop 't
zonnetje schynt De breede strooken riet aan
de zydeu van de kreek staan onbeweegelyk.
Hoog op ziet men de oude overjaarsche stengels
met de vlekkige zwarte pluimen en lager de
frisache, breede, groene rietbladen.
Oud is de kreek, honderden jaren oud. Oud
zyn ook de knotwilgen, die in dubbele rij
langs de heele lengte van de kreek en dat aan
weerszijden staan De stammen zyn dik-knoestig
ea door den ouderdom hol De kronen breed
uitgespreid, dikke takken en dunne twygen en
silverige-en-groene-lynvormige blaadjes. En als
het stormt, en het watervlak op en nesr bewo
gen wordt met lage, breede baren, dan buigen
de takken der knotwilgen zich over 't water en
r&jcen het aan en doppen de smalle blaadjes
ALLERLEI.
Onderscheidingen in de hoogere
heidensche godsdiensten.
Een vorig maal gaven wy de onderschei
dingen aau in bet lagere heidendom animisme,
spiritisme, fetisjisme en totemisme; maarzij
kunnen toch alle vier onder den verzamelnaam
van animisme worden begrepen. Bij de hoogere
heidensche .godsdiensten is het nog moeilijker
het onderscheid te vatten.
Ia zyn boekje {School ea Zending wijst Wie-
lemaker op het onderscheid tusschen Brama-
nisme, Boeddhisme, Confutianisme, Taoïsme,
Sjiatoisme en Sjamanisme.
Het kenmerkende van het Bramanisme (Bin-
doeisme), dat vooral Engelsch-Indië geknecht
houdt, is het kasten wezen, dat onoverkomelijke
scheidsmuren opricht tusschen de verschillende
standen de leer der zielsverhuizing, waardoor
men tot de grootste dwaasheden komt, o.a. tot de
meening in het een of ander dier een bloedver
want terug te vinden de kinderoffers aan den
GaDges, welke voor een heilige rivier gehouden
wordt; de kinderhuwelijken, daar een ODge-
trouwd meisje van de zaligheid is buitenge
sloten; het droevig lot der weduwen, die zich
dan ook, toen de Eogelsche rergeering het nog
niet verboden had, bij voorkeur zich met hun
overleden echtgenooten lieten verbranden, en
de fakirs.
Het kenmerkende van het Boeddhisme is
zeer moeilijk weer te geven, en wel om twee
redenen eerstens, omdat het oorspronkelijk
Boedchisme door het practische van tegen
woordig geheel is verdrongen, en ten tweede,
omdat het in verschillende landen een ver
schillend aanzien heeft iu China is het anders
dan in Tibet, en in Tibet weer anders dan in
Eogelsch-Indië. In alle Boeddhisme wordt ech
ter zeer sterk de behoefte aan verlossing ge
voeld. Uiterlijk (doch ook niet meer dan uiter
lijk) is er overeenstemming met de Roomsche
kerk het heeft ook een pau3, n. 1. de dalai
lama, kloosters, ongehuwde priesters, boetedoe
ningen, zielsmissen enz Roomsche zendelingen
hebben in den boeddhistischen cultus een
duivelsche naap8ry van de ceremoniën hunner
kerk gezien.
Het Confucianisme wordt aldus genoemd
naar Confucius, wiens leven en zedeleer beide
belangwekkend zyn te noemen. Het heerscht
vooral in China en het kenmerkende zit met
name ia de vereering der voorouders. Het is
tot staatsgodsdienst verklaard, maar de werke
lijkheid is het meer een zedeleer, met min of
meer monotheïstischen achtergrond dan een
godsdienst.
Hierby kan nog het Tatoïsme worden genoemd
dat in zyn oorsproDg pantheistisch wys-
geerig is, maar is vervormd tot een aller-
gaartje van het grofste en onzinnigste bij
geloof.
liet Sjintoisme is iu Japan tot staatsgods
dienst verklaard, doch het is weinig anders dau
een eenigszins beschaafd en geveinsd anmisme.
Eu eindelijk heerscht in Aziatisch Rusland
het Sjamanismeook een soort van animisme,
waarby toovenaars, Sjamanen ge;.aamd, een
groote rol spelen, o. a. door het „regen maken"
met hun trommel.
Ook wy leerden op school, dat Keizer Karei
de Groote de Saksen met het zwaard dwong
christenen te wordeD, wat natuurlijk afgekeurd
werd. „Niet door kracht noc door geweld, maar
door Mjjn Geest zal het geschieden, zegt de
Heere dc-r Heirscharen.Wielemaker me>kt
terecht op, dat als men er niet meer van zegt
men den grooten keizer onrecht aandoet, en
men is verplicht het volgende in het oog te
houden.
Allereerst waren de Saksen geen vreedzame
heidenen, maar deden gedurig invallen en plun
dertochten by hun christnlyke naburen, ver
brandden de ktrken en mishandelden de gees
telijken. Kareis stryd tegen hen was dan ook
in de eerste plaats verdediging van zjjn chris
tenonderdanen.
telkens weer in de kreek.
Slechts op ééa plaats wordt de vredige stilte,
die anders overal by de kreek heerscht, ver
broker. Het is daar waar de menschen een
dubbele brug hebben gelegd. Over de eene
brug bewegen zich gedurig voetgangers en
karren, rijtuigen en wagens, soms een motor
of auto. Ea over de tweede rolt eenige keeren
daags de lange trein, holbonzend, zuchtend en
puffend. Dan wordt eenige oogenblikken de
vrede op die plaats der kreek verstoord. Dan
stooten de meerkoeten haar korte waarsehu-
wingstoonen uit, dan vliegen de eenden met
vluggen wiekslag, kwakend-schreeuwend op,
om wat verder met groot gedruisch neer te
strijken.
Die oude kreek is het Eldorado voor den jager
en visscher. Allerlei waterwild leeft en nestelt
er. Groote troepen eenden houden er verblijf,
leggen en broeden in het riet en in de oude
knotwilgen. De vlugvliegendo hou'.- en water
snippen zyn er talrijk en nu en dan verdwaalt
hiHrheeD zelfs een enkele adelaar.
Maar belangrijker nog is de kreek voor den
vis?cher. Den jager verschaft zy heel wat wild
maar de vischrykdom is eenig. Baarsen, voorn,
zeelten, karpes, snoek en paling, diep in 't
water en vlak aan de oppervlakte overal zyn
de visschen talryk.
De eigenaar der kreek, jonkheer van Meer
huizen, houdt het j icbtrecht der mooie kreek
aan zichzelf. Iu den herfst komt by er eenige
keeren jager» met enkele andere heeren. I e
leiding der jacht is dan opgedragen aan Derksen,
de jachtopziener van den jonkheer, en aan Gerard
van BaleD. Laatstgenoemde is de zoon van den
dorpsherbergier. Ia de dorpsherberg wordt
altyd uitgespannen. Ea al is Gerard klerk op
een naburige secretarie, als de jachttijd er is,
mag hy eenige dagen vryhebbeu om zyn vader
te helpen en met het j ichtgezelschap mee te
gaaD.
Als de jonker en zyn gezelschap op 't dorp
is, dan heerscht iu het audérs stille plaatsje een
buitengewone drukte Dau hebben slager en
wiDkelier, bakker en kruidenier, inzonderheid
de herbergier handen vol werks. De jeugd
loopt nieuwsgierig kyken naar de groote,
blaffende jachthonden, de mooie geweren, de
ryke heeren in prachtig en praktisch jacht-
costuum. Niemand der dorpsbewoners heeft
dan meer air over zich dan Gerard van Balen.
Want niet alleen mag by mee op de jacht,
maar hy draagt zelf ook een geweer. En niet
zonder grond beweren de dorpsbewoners dat hy
altyd trotscb, maar in deu tyd der klopjachten
buitengewoon hoogmoedig is.
Voor de visschery op de kreek maken niet
zooveel meoschen zich druk. Ondanks den
vischrykdom is er maar een man, die al jaren
het vischrecht der kreek van jonkheer Van Meer
huizen heeft gepacht, die de visfeher der kreek
blyven zal, zoolang hy leeft. Dat is Barend,
de visscher. Er is in heel de streek geen oord
zoo lieflyk als dat waar het huis van Barend
staat. Aan een inham der kreek, als een haven
aan een rivierarm is het eenvoudige huisje en
kleine schuurtje gebouwd. Slechts een tiental
meters achter hot huis begint de kreek en by
laugdurigen regen komt het water tot dicht by
de woning. Het zyn de velerlei boomen, waar
onder de woning wegschuilt, die dit plekje zoo
liefelijk doet zyn.
Oude eiken en beukeB, reuzen kastanjes
naast zilverige berken, hooge linden en prachtige
populieren staan er om huis en schuur.
Hier is het gebied van Barend, de visscher,
uren in de omtrek bekend. Waaraan heeft deze
zyn populariteit te danken? Is het door zyn
eerbiedwaardige gestalte Het is mogelijk,
want wie Barend eenmaal zog, vergeet hem
niet meer. Zyn buitengewone lengte, zyn door
dringende blik, zyn lange grijze baard, zyn
krachtige stap maken indruk op eiken vreemde
die Barend voor de eerste maal entmoet. Maar
meer nog is zyn verstandigheid en de zielen
adel van zyn karakter bekend. Daar in het
eenvoudige huisje vlak by het breede water en
onder die hooge, oud© boomen, hebben velen
raad bekomen, die geen raad meer wisten.
Daar hebben er gezeten - rijken zoowel als
armen - die bekommerd waren over huu zonden,
die zoo velerlei vragen, duisterheden en raad
sels hadden. Voor hen was Barend met zyn
buitengewone schriftkennis en belezenheid, zyn
welverzekerd geloof en rjjpe levenservaring de
gids, die hen het goede, het zuivere pad ten
leven wees, Daar zyn, door de bemiddeling
van den gryzen visscher twisten en veeten
bygelegd.
Zoo is het geen wonder, dat het gansche
dorp, ODgeveer drie kwartier van de kreek ver
wijderd, ja de heele omgeving een buitenge
wone hoogachtig heeft voor Barend,den visscher.
(Wordt vervolgd.)