Weekblad voor de Gereforrheerde Kerken in Zeeland
33e Jaargang.
Vrijdag 21 Februari 1919.
No. 8
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. GK F. KERKHOF te Oost-Souburg,
lasti lidswirkarsD.D. R. J. v. d. VEEI, J. 0. WIELEIGA, F. J. v. i EBDE, B. MEIJER. H P. M. 6. DE 1WLLE id F. W. J. WOLF.
PBRSVBRBENIGiNG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
KERKELIJK LITEM.
Ferwerda's Referaat.
Zeeuwse
Abonnementsprijs: per kwartaal bp vooruitbetaling 75 cent.
Afzonderlijke nummers 6 cent.
Advertentieprijs: 10 cent per regel bjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UIT0AY1 VAN DE
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiön tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OttTHOFF, Middelburg.
'T GEBED VAN EEN MOEDER.
III.
En zij kwam en aanbad Hem,
zeggende: „Heere, lielp mij".
matth. 15 25.
6. Een Nieuw-Testamentiscli Pniël.
Da Gosta vergelijkt Jakob in zijn ge
bedsworsteling met een schipbreukeling,
die kampend met de golven, aangrijpt,
wat hij grijpen kan een plank, een touw,
een gordelhet doet er niet toe, wat.
Als het ééne moet worden prijsgegeven
in de wieling der wateren slaat hij naar
't andere, om er zich aan vast te klem
men en als hij zich dat straks weer ziet
ontglippen, neemt hij een derde middel
te baat, dat kans geeft vasten grond on
der de voeten te krijgen en te worden
gered. Met zulk een worstelaar komt Ja
kob zeker overeen. Hij worstelde in het
gebed met zijn God als een schip
breukeling met de zeeën. Maar de Cana-
deesche vrouw gelijkt er ook veel op. Ze
doet denken aan beiden: aan züTF een
drenkeling en aan Jakob.i En 't kan niet
verwonderen, dat ze wel genoemd isde
Jakob Israël van het Nieuwe Testament.
We kennen niet haar naam. Althans
niet met zekerheid. Uit een nagelaten ge
schrift van Clemens, een leerling der
apostelen, maakt men op, dat ze Justa
heette en haar dochter Bernice. Maar,
moesten wij haar een naam geven, dan
noemden wij haar naar Jakob, J a k o b a
en denkend aan Israël, die zich vorste
lijk gedroeg met God en met de menschen,
en die overmocht, zouden we geneigd zijn,
haar te achten veeleer een ware Israë
litische dan een heidensche vrouw.
Let eens op haar Pniël. Al dadelijk deed
zich een groote moeilijkheid op voor deze
moeder. Toen 't gerucht van Christus tot
haar doordroüg, stond ze allereerst voor
de vraag: »Waar is Hij?" Ze moest ont
dekken waar Hij was. Ze wist niet, waar
haar Helper zich bevond. Want Hij hield
zich schuil. Jezus wilde n.l. in die dagen,
dat niemand wist, waar Hij met zijn dis
cipelen was. Hij wilde voor een tijd ver
borgen zijn, leert ons Markus 7. Daarom
nam Hij zijn intrek in een huis, daar er
gens in de deelen van Tyrus en Sidon.
Misschien in het huis van een goeden
bekende, die Hem vroeger gehoord had
in den omtrek der zee van Tiberias.
(Marcus 3 8 en Luc. 6 17). Hoe het
zij, Hij lei er zich op toe, met geen mensch
in aanraking te komen. En ziedaar de
eerste moeilijkheid voor de vrouw bij haar
toevlucht nemen tot Christus, 't Zal haar
niet gemakkelijk gevallen zijn wellicht,
het uit vinden, waar Hij was. Voor ons
bestaat zulk een bezwaar niet. Wel be
treden velen niet den weg naar den troon,
maar wie in onze omgeving kan zeggen,
dat hij niet weet, waar Christus toeft
Al wie onder ons van harte begeert te
gaan tot Hem, kan ook weten waar Hij
,is en langs welken weg hij Hem kan ont
moeten. Hij is wel onttrokken aan het
lichamelijk oog, maar de hemel is altijd
te bereiken, hoe hoog bij ook is, zelfs voor
den diepst gezonkene en voor den diepst
ellendige. Ea veel tijd is er niet voor noo-
dig. Een korte weg leidt er heen. Noch
tans, ook heden, is bidden allereerst een
zoeken van den Hoorder der gebeden,
een zoeken van zijn tegenwoordigheid en
van zijn aangezicht. Wanneer we dat na
laten en dan toch bidden, dan is ons bid
den het rechte bidden niet. Dan is het
praat en lippentaal, meer niet. We kun
nen niet bidden, of we moeten God den
Heere vinden. En we vinden Hem niet,
of we moeten Hem hebben gezocht. Eer
lijk gezegd, we bidden nog al eens dik
wijls, zonder God den Heere waarlijk ont
moet te hebben. Dat komt dan doordat
het zoeken van Hem achterwege bleef.
En dat zoeken van den Heere in het ge
bed, valt, wel beschouwd, ook niet altijd
evan licht. Voor de Canadeesche vrouw
zal dit laatste ook zoo geweest zijn, of
schoon in anderen zin. Ze heeft denkelijk
groote moeite moeten doen om dat huis
uit te vinden, waar Hij was en om Hem
te bereiken. Want Hij hWd zich verborgen.
Doch ze heeft niet geru9t, voor ze Hem
vóór zich zag. Hij wilde, lezen we in
Marcus 7, dat niemand wist, in welk huis
Hij was, maar nochtans kon Hij niet ver
borgen zijn. Neen. Want ziet, daar ligt
straks in die woning, voor Hem geknield
de Canadeesche vrouw. Ze had haar eerste
overwinning behaald. Ze vond Hem, die
haar helpen kon, haar Toevlucht. Die Hem
zoekt, die zal van Hem gevonden worden.
Zooals bij opkomenden vloed de golven
der zee aanrollen op het strand, om dat
te overweldigen en, nadat ze teruggeworpen
zijn, met vernieuwde, hereende kracht en
in snellen loop den aanval hervatten en,
als ze weer moeten deinzen, ook weer
zich verzamelen en hooger dan eerst zich
verhellen om met nog heftiger en onstui
miger aandrang aan te dringen en vooruit
te stormen en zooals die golven zoo lang
volharden indien al door zich herhaalden
kamp, tot ze overwinnen en tot het9traod
bedolven wordt zóó liepen als zwellende
waterstroomen de gebeden der Cana-
neesche vrouw op den Heere Jezus aan,
tot ze overwonnen had.
Ia dat huis, waar Christus Zijn verblijf
genomen had, stel ik me voor, heeft ze
Hem voor 't eerst ontdekt en gevonden.
Ze heeft Hem daar gebeden om hulp. Ze
kwam en viel neer aan zijn voeten. En ze
smeekte Hem, zooals een moeder smeeken
kan voor haar diep ellendig kind. Maar
ze kreeg geen woord. Ze werd stilzwij
gend afgewezen. Ja waarschijnlijk is Hij
opgestaan, zonder taal of teeken te geven
op de bede der vrouw. Hij is opgestaan
en heeft de woning verlaten en de vrouw
alleen achtergelaten. Hij ging weg, naar
het scheen, om van haar af te zijn. Hij
ging den weg op met Zijne discipelen.
(Vergelijk Mattheus 15 en Marcus 7.)
Zoo moesten de gebedsgolven wijken
voor het zwijgen des Heeren. Maar ze
kwamen terug, ja ze kwamen terug met
meerdere kracht. Dau ijlde ze Hem
na en riep uit de verte Hem luide en
dringend achterna „Heere, Gij Zone Davids,
Ontferm u mijner; mijn dochter is deerlijk
Van den duivel bezeten. En ze riep het
Onophoudelijk en zonder nalaten. De uit-
silag echter bleef dezelfde Hg antwoordde
haar niet ééa woord.
Ze moesten weer achteruit, de stroomen.
tiet doel was niet bereikt. En ze werden
gevolgd door nog een anderen mislukten
aanloop. De discipelen nl. waren onver
wachts de bondgenooten geworden der
Cananeesche, al was het dan niet uit barm
hartigheid. „Heere, laat ze van u", zeiden
ze, dat wil zeggen „Geef haar haar be
geerte, want ze roept ons na." Doch Jezus
wees huu op Zijns Vaders zending»lk
ben niet gezonden dan tot de verlatene
schapen van het huis Israëls.
Als duizende wateren na vergeefschen
aanloop zijn ook de woorden van voor
spraak der apostelen. Maar als wateren,
in den terugloop opgevangen door een
reeds nieuw aankomende booge golving,
die er door in kracht wordt gesterkt en
onmiddellijk gevolgd wordt door een nog
hoogere, die saam met de vorige na den
laatsten, grootön beslissenden aanloop vol
brengt. Immers, bemoedigend door den
ongedachten steun der discipelen, snelt de
Cananeesche nu in allerijl Jezus voorbij
en verspert ze Hem den weg en valt ze
voor Hem neer met de korte, alleszeggende
bede: „Heere, help mij." En als Hij dan
voor 't eerst tegenover haar den mond
opent en antwoordt, dan is dat antwoord
wel weer afwijzend: Het is niet betame
lijk, het brood der kinderen te nemen en
dat den hondekens voor te werpen." Maar
zonder bedenken stort zich de vrouw dan
op dat woord van Christus en maakt ze
van de weigering een pleitgrond„Ja,
Heere, dat is waar, dat is alles waar, maar
het brood der kinderen vraag ik ook niet,
slechts de gevallen brokskens, één van die
gevallen broskens slechts, die toch al yoor
de hondekens bestemd zijn." En dan is 't
pleit beslecht. Haar gebed is verhoord.
Haar doel is bereikt. De waterstroomen
des gebeds hebben gezegevierd. De dochter
is gered. De Cananeesche vond haar Pniel.
Ze heeft overmocht. En baar naam staat
onder die van de heldinnen des geloofs en
des gebeds.
7. Moeders, bidt voor uw kinderen.
Er zijn vele lessen te trekken uit het
bidden der Cananeesche vrouw. Laat ik
thans eene ervan nog even naar voren
brengen, 't Is die, welke hier boven staat
Moeders, bidt voor uwe kinderen.
Onder de menschen van ons geslatht,
wier invloed in de wereld machtig is en
niet alleen machtig, maar ook gezegend,
moeten we rekenen alle moeders, die heb
ben leeren bidden gedurig eu volhardend
voor hare kinderen. Ook al maken ze
daarin dan geen naam als Monica, die
moeder van Augustinus b.v. Wanneer alle
moeders, die ter kerk gaan, biddende moe
ders zijn, dan zal dat groote gevolgen
hebben. Niet alleen voor de kinderen zelve
en voor het eigen gezin, maar voor kerk
en staat en maatschappij. Natuurlijk niet,
wanneer ze slechts bidden, als haar kin
deren in nood of gevaar zijn. Maar wan
neer ze met al de nooden der kinderen
gestadig de toevlucht nemen tot den troon.
En wanneer heur gebed is een aanhou
dende, nooit aflatende worsteling om den
vollen zegen van het genadeverbond
voor de kinderen en om de eere Gods in
hem. „Een krachtig gebed des reahtvaar-
digen vermag veel," staat er. Een krachtig
gebed van een geloovige moeder zeker
niet het minst. F. J. van den Ende.
- M-
Op de Gereformeerde Predikantencohferentie
gehouden in September van 'fc vorige jaar heeft
dg. Ferwerda van Amsterdam een referaat ge
houden over de vraag: Wat moet de kerk doen
om haar invloed op het volksleven te* hand
haven Dit woord is thans in druk verschenen
en we willen cr gaarne de aandacht op ves
tigen, omdat het handelt over een vraag welke
zeer duidelijk naar voren gekomen is
We beginnen met te zeggen, dat het de toe
lichting is van een zevental stellingen waarvan
de eerste luidt,De bewering, als zou de kerk
haar invloed op het volksleven verliezen, mag
niet voetstoots door ons worden toegegeven/
Wanneer we «enigermate meeleven met wat er
omgaat in onzen t|jd, dan verstaan we, hoe
noedig het is, dat daarover eens een man zieh
uitspreekt, die nagedacht heeft ever wat xoe
vaak klakkeloos wordt gezegd. Het is voor ieder
duidelijk dat er niet weinigen z|jn, die gaarne
uiting geven aan hun ontevredenheid over de
kerk. Velen beweren, dat de kerk buiten het
leven van onzen veelbewogen tjjd staat en zich
niets aantrekt van wat de hoofden en harten
vervult. Zelfs zjjn er, die stoutweg verklaren,
dat de kerk opgeschreven is om te versteenen,
zoodat zjj weldra in 't geheel geen invloed meer
hebben zal. Welnu ds. Ferwerda heeft zich de
moeite getroost om eens na te gaan wat er
waar is in deze beschuldiging. Met nuchteren
blik heeft h|j eens om zich heengezien en op
zeer bezadigde wfjze geeft hjj z|jn oordeel. Het
kan best zjjn dat de klagers voortgaan zullen
op den eenmaal ingeslagen weg, maar z|ja
woord zal den onpartijdige voorlichten en hem
helpen om een billjjk oordeel te vellen. Men
merkt hier duideljjk, dat de schrijver wars is
van alle overdrijving, en dat hjj vertrouwen
verdient. Het komt ons dan ook voor dat men
op goede gronden niets tegen zjjn uiteenzetting
zal kunnen inbrengen.
tZal de kerk haar invloed op het velksleven
ook in dezen tjjd handhaven, dan moet zjj,
zich verzettende èn tegen den allerwege opko
menden drang naar synthese èa tegenover het
concurreerende optreden vsn allerlei religieuze
vereenigingen en bonden, welbewust zichzelve
big ven" ziedaar de tweede stelling. Het is
verklaarbaar, dat er een begeerte opgekomen
is naar synthese, want de verwarring en ver
deeldheid onder hen, die zich christenen noe
men, zjjn inderdaad groot, onwillekeurig vraagt
men zich af, hoe zou het er uitzien, als er
meer eenheid was onder allen, die het evan
gelie nog een goed hart toedragen, wjjl één-
dracht macht maakt en het ligt dus voor de
hand, dat er een streven is om dezen wensch
in vervulling te doen gaan. Nu is dit een nieuw
versohjjnselhet kwam altjjd voor iu dagen
van geesteljjke ontwrichting. Het middel om
dat doel te bereiken is er ook. Begin met weg
te laten, wat ons scheidt en leg allen nadruk
op wat ons vereenigt. En meenigeen, die aan
oppervlakkigheid ljjdt, juicht het toe en denkt,
dat indien er een goedwilligheid is, het ideaal
gemakkelijk te benaderen valt. Zulke lieden
rekenen nu eenmaal niet met wat de historie
heeft geleerd en Btellen zich voer, dat zjj het
thans wel beter doen zullen, dan het tot dusver
ooit is geschied. Natuurljjk is het dan ook, dat
zjj eischen, dat bjjname de gereformeerde kerken
verwjjderen zullen, wat voor menigeen een
steen des aanstoots is. Het is goed, dat het
klaar en onomwonden wordt uitgesproken: tegen
dit streven moet de kerk zich verzetten, want
het is de roeping der kerk om zichzelve te
bljjvtQ. Zjj mag niet prjjs gever, Wat zjj in de
worsteling der eeuwen heeft verkregen en zjj
bljjve bewaren het pand, dat haar toebetrouwd
werd.