FEUILLETON. Het huisbezoek. „STEMMING". 1). Prof. Grosheide„Christuservaring". Gewis vragen der onzekerheid komen ook bij deze verzekering des Ileeren ge durig op. Aan het zoeken li de gedachte van gewis ten grondslag en toch zegt de Heere»z ij hebben geen ge brek aan eenig goed«. Daarbij wat we wenschen en begeeren, al schijnt het ons nog zoo noodig, verkrijgen we dikwerf niet. Doch het geloof, recht ge oefend, ellent ook bier het pad, en doet al onze vragen verstommen. God beslist over wat wij noodig hebben en niet *ij. Zeker en vast is zijn belofte van Bgeen gebrek hebben aan eenig goeda, zijnen kinderen gegeven. Ea zoo leeren ze ver staan dat »de Godzaligheid tot alle nut is, hebbende de belofte des tegenwoor- digen en des toekomenden levens«. J. Runia. KEBKELIJK LEYEM. v. Het huisbezoek is noodig. De gemeente is een geheel. Evenals de Lden één gezin vormen, zoo vormen de geloovigen één gemeente. De leden staan niet los naast elkander, maar zjj behooren by elkaar. De Apostel Paulu3 ver gelijkt haar by ons lichaam en zegt, dat elk lid zyn eigen plaats en zyn eigen taak heeft. Wanneer ééa lid lydt, lyden alle leden. We mogen dus niet zeggen, dat het er weinig toe doet, of enkelen afdwalen. Veeleer moeten we doordrongen zyn van het besef, dat aller samenwerking noodig is. Zal de gemeente groeien en bloeien, dan moeten allen hun plaats waardig innemen en hun taak verrichten. Nu leert de H. Schrift ons duidelyk, dat de Christus sommigen gegeven heelt tot Apostelen, sommigen tot profeten, sommigen tot evan gelisten en sommigen tot herders en leeraars, tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwiDg van het lichaam van Christus, totdat wy allen zullen komen tot de eenigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de maat der grootte der volheid Christi. Daarmede ver klaart zy, dat de onderscheiden ambten dienen om het geheel te doen beantwoorden aan zyn bestemming. Gelyk deze ambten uit Zyne zalving voortkomen, zoo blyven zy ook van Hem geheel afhankelyk en werken zy nu over eenkomstig Zyn heiligen wil, dan kan het niet anders, of zy bereiken ook het voorgestelde doel. De gemeente is in haar Hoofd heilig, maar zoolang zy op deze aarde haar plaats heeft, komen er allerlei afwijkingen voor en daarom is het noodig, dat ook de enkelen onderwijzing en leiding ontvaügen, opdat zy den weg kennen waarlangs zy wandelen moeten, en dwalen zy zoo moeten zy terecht gebracht worden. Duidelyk is het tevens, dat we het verkeerde beginsel geen tyd moeten laten om voort te woekeron, maar het zoo spoedig mogelijk moeten bestrijden. De opzieners moeten niet alleen het oog laten gaan over de gemeente, maar zy moeten alle leden kennen en daartoe moeten zij hen bezoeken in hun woning. Hier kan men ver trouwelijk met ieder spreken en hier heeft men dé gelegenheid aan ieder het woord te breügen, dat hem past. De gelijkenis van het verloren schaap geeft hier een duidelijke aanwijzing, want zy zegt ons dat een trouwe herder niet denkt, dat er maar één van de honderd afgedwaald is en dat hy zich daarover niet behoeft te bekom meren, maar dat by er op uitgaat omheteene te zoeken. Hy verwaarloost om het geheel niet den enkele, maar hy bearbeidt hem ook, wetende, dat hy rekenschap geven zal van elke ziel, welke aan zyn zorg was toebetrouwd. Te vaak wordt het huisbezoek te beperkt op gevat. In my'n eerste gemeente bestond de ge woonte om aan te kondigen op welken dag en Een Dorpsbeeld door HUGO KL\GHANS. (Auteursrecht voorbehouden). In het Zeeuwsche dorpje gingen my'n vriend en ik ter kerk. Naar het „Afgescheiden kerkje.4' O, myn geduldige lezers of lezeressen, deck niet, dat ik er kwaad mee bedoel, als ik die uitdrukking bezig. Verre van daar. Ik zeg dat alleen om het karakteristieke er van. Want als je op dat dorpje vraagt naar de Gereformeerde kerk, tien tegen één dat de menschen je die niet kunnen aanwijzen. Maar als je naar het „Afgescheiden" kerkje vraagt, zullen ze direct zeggen in de Noordstraat. Die straat bestaatDen naam van het dorpje noem ik niet. Mocht iemand er lezer zyn van „Timotheiis," dan weet hy, wat ik bedoel; mocht iemand in dat dorp bekend zyn, by zal niet kunnen zeggeD, dat ik te veel heb gezegd, maar ook niet, dat ik te weinig heb weerge geven. In den zomer begint het „kerkje" om negen uur. In den winter om half tien. Dat laatste wisten we niet. We giügen dus om negen uur. op welk uur de opzieners in een bepaalde woning zouden zyn en het viel me daarbij op dat alle leden van 't gezin in dit geval tegenwoordig waren. Daar leefde het besef nog, dat het Christendom geen scheiding maakt tussehen het natuurlijk en het geestelijk leven, tussehen het lichaam en de ziel, maar dat het als een zuurdeesem het geheele leven moet doortrekken. Welnu dit is juist. Het huisbezoek mag zich niet beperken tot het geestelijke, het bevindelijke, ook niet tot de vra3g of de belijdende leden trouw avondmaal houden maar moet arbeiden met het doel, dat alle leden, kleine en groote, ryke en arme, in huisgezin, maatschappij, staat en kerk een goede reuk Christi rondom zich verspreiden. Dit wordt weieens uit het oog verloreD, zoodat het zich alleen inlaat met de verhouding waarin iemand tot God staat, of met de bezwaren, welke er zyn tegen de avond maalsviering, maar dit is niet goed, want het gevolg daarvan is, dat nog niet-belydende leden in de veronderstelling leven, dat het hun niet aangaat De opzieners moeten dan ook toonen, dat zy voor ieder lid des gezins komen en dat zy voor ieder een woord Gods hebben. Zy moeten aan ieder raad en voorlichting geveD, zooals de behoefte eischt. Meermalen is er op gewezen, dat het gevaar bestaat, dat ook deze arbeid geheel in den vorm opgaat. We erkennen het ten volle. Hoe licht kan het gebeuren dat het een gezellig uur wordt, waarin over allerlei gesproken wordt, zonder dat het eigeolyk aan de beurt komt. Doch wy wijzen het besluit, dat er meer dan eens uit afgeleid werd, beslist af n.l. om het deswege na te laten. In 't wezen der zaak geldt dit van eiken geestelijken arbeid, welke in de gemeente verricht wordt. We moeten tegen sleur en gewoonte altijd op onze hoede zyD, wijl we zoo gemakkelijk aan de vorm kunnen blyven hangen en dit is vooral by het huisbezoek het geval. Men kan niet dadelijk, gelyk men wel eens zegt, met de deur in huis vallen en niet ieder heeft evenveel tact om van het alledaagsche tot het meer bizohdere te komen. Maar al is dit werk, zal het goed gedaan worden, moeielyk, toch neemt het niets van de noodzakelijkheid weg en wie hef ver richt met het oog op den grooten Herder der schapen zal ervaren, dat Hy nogaltydZyu kracht in zwakheid volbrengt. Het bewustzijn van zyn roeping en verantwoordelijkheid zal ook hier aansporen om trouw te zyn in de behartiging van deze teedere en bezwaarlijke taak, en wie wijsheid behoeft begeere ze van God, die mil- delyk geeft en niet verwijt. Boüma. I. Dezer dagen is een belangrijke brochure in het licht verschenen van Dr. FW. Grosheide hoogleeraar aan de V. U., over het onderwerp ^Christuservaring11, waarin deze professor dit punt van gereformeerd standpunt uit belicht. Wy kunnen allen, die in deze kwestie, welke op kerkelijk erf aan de orde is, aanraden dit vlugschrift te lezen, dat uitkwam als num mer 7 in de serie Schild en Pijl', uitgave van J. H. Kok te Kampen. De voornaamste zaken zullen we m'^t kort onzen lezers meedeelen. Het spreken over „ChristuservariDg" wordt in onze kriDgen overal gevonden. Vraagt ge, hoe dat ontstaan is, of waar het zich 't eerst openbaarde, dan weet niemand het te zeggen. Er was te kort gedaan aan een behoefte van den menschelyken aanleg, en nu duikt overal op het roepen om vervulling dier be lofte. Werd door het intellectualisme het ge moedsleven niet bevredigd, nu meenden velen in „Christuservaring" gevonden te hebbèn, wat 't gemoed behoefde. Bovendien achten zy in die „Christuservaring" gevonden te hebben een punt van vereeniging met anderen, die welis waar niet Gereformeerd zyn, maar aan wie men toch den Christennaam niet gaarne zou onthouden, 't Is in onzen tyd noodig dat te genover afval en ODgeloof, alle Christenen saam gaan. Kon vroeger de Bybel hen vereenigen nu niet meer, want er is onder hen zeer on derscheiden opvatting omtrent het gezag en Naar het „kerkje." Ik zet dat tussehen aanhalingsteeken?.* Want het is geen kerkje Het is een gewoon huis, waarvaD, naar ik veronderstel, twee kamers samengetrokken zyn tot één. Voor de rest is er een kerk van gemaakt. Met banken, links en rechts een ry, met doorloop in het midden, kerkeraadsbanken en aparte bank voor domineesvrouw en -familie. Er is geen preekstoelook geen podium. De predikant staat in een katheder, de voor lezer op een primitieve verhooging. Wy waren te vroeg. Het was D< cemberde dienst begon dus pas om half tien. Erg aanlokkelijk om naar buiten té gaan was 't echter niet: er woei een scherpe Noord- Oostenwind. By de kschel, of liever het kachel'je, staande in den schoorsteen, waarop twee glazen water en een Bybel, juist tussehen dominee en voorlezer in de voorlezersplaats is schuin- links van den katheder by dat kacheltje dan stond de koster. „De keik begint pas om half tien, jongens," (we waren in militair en dan wil de naam „jongens" er wel in), zei die, „maar je kunt hier wel wachten." Dat lieten we ons geen tweemaal zeggen. Wy naar het kacheltje, dat maar niet wilde branden, „want, jongens, het zyn slechte kolen, van die Limburgsche." De koster was gekleed in z'n Walchersche kleeding. Aan de voeten had-ie een paar groote klompen. de waarde der H. Schrift. De Schrift verdeelt, insttê dat ze vereenigt. Daarom meenden som migen als vereenigingspunt te moeten aanne men den band van den levenden Christus, ge lyk die door alle christenen givoeld wordt in hunne harten, ondanks hun veruiteenloopende Schriftbeschouwing. Vandaar het spreken van, en schryven over „Christuservaring". Hoewel er ook by de christenen onderling verschil van beschouwing over de „Christus ervaring" heerseht, meenen zy toch op dit punt elkander te kunnen ontmoeten en wyzen er tesamen op, dat in de Schrift de Christuserva ring zulk een Ireede plaats inneemt. Die kwestie gaat prof. Grosheide eens nauwkeurig onderzoeken. Dat ligt geheel op zijn terrein van wetenschappelijke studie. Fei telijk is dat ook metterdaad het schoonste deel van deze brochure. En een dergelijke kwestie moet o.i. ook wetenschappelijk worden onderzocht en uitgemaakt. Daarom mogen we prof. G. dankbaar zyn, dat hy in de bladz 521 van dit vlugschrift helder heeft aange toond, dat de Christuservaring in de Schrift niet die voorname plaats inneemt, die velen er aan toekennen, zoodat zy volstrekt niet kan dienst doen als grondslag der theologie noch als vereenigiDgspunt met andersdenkenden. In Duitschland was in de laatste jaren opge komen eene nieuwe beschouwing over Paulus en zyne brieven, met name over diens „Chris tusmystiek", welke grondslag en middelpunt van zyne prediking zou zijn Men meende dat de arbeid van dezen Apostel een subjectief karakter droeg. Hy getuigde, wat hij zelf ervoer en doorleefde op den weg naar Damas cus. Die „ChristuservariDg" was het bizondere van Paulus prediking. Eenmaal op dat spoor gekomeD, gingen de theologen verder en kwa men tot de gevolgtrekking, dat eigenlijk alle prediking der apostelen was getuigenis van hun Christuservaring. Dia scheef getrokken beschouwing der werkelijkheid wordt door prof. G. grondig weerlegd. Zoowel uit de vier Evan- liën als uit Paulus Brieven en uit de Hand- der Apostelen wordt bewezen, dat de prediking der apostelen niet een subjectieven maar een objectieven grondslag had. By het gebeurde met Paulus op den weg naar Damascus moet onderscheid gemaakt worden tussehen zijn bekeering en zyn roeping tot Apostel der heidenen. Paulus predikte later niet zyne bekeeriDg en „Christuservaring" maar hy beriep zich op dat gebeurde om te bewijzen dat hij door Christus zelf tot apostel geroepen was. Bovendien was de verschijning van Chris tus aan Paulus op weg naar Damascus een objtbtieve verschijning; „de Verhoogde, die hem tegenkwam, dezelfdeDie gestorven was aan het kruis." Als Paulus bekeering grondslag voor ?yn prediking ware geweest, zou hij er veel meer over gehandeld hebben in zyn Brie ven. Hy stelt zichzelven gedurig als een voor beeldnamelijk van lijdzaamheid, goede werken, strijden in het geloof enz. maar niet van „Chris tuservaring." Hy treedt met gezag op, omdat hy is een „geroepen apostel." Op het objectieve van zyne prediking vestigt Paulus gedurig mét nadruk de aandacht. Hij heeft waarlijk zijn lezers niet in het onzekere gelaten over den inhoud zy'ner prediking ze is niet „Christus ervaring", maar het Evangelie van Christus. Wel zyn er plaatsen aan te wyzeD, waar Paulus zyn eigen levenservaring in nauw ver band brengt met zyne prediking, maar dat is nog geen prediken van zyne „Christuservaring". Het beslissende element, waarop alles aan komt, ligt evenwel in de inspiratie des H. Geestes. „Indien Paulus, gelijk wy gelooven, zyne Brieven schreef gedreven door dien Geest, dan ligt in die werkiüg van den Geest het objectieve gezag. En dan is het duidelyk, dat zelfs al zou het bewijs voor de objectiviteit van Paulus' Brieven niet zoo te leveren zyn, als wy het juist hebben gegeven, toch het gezag des Geestes al het subjectieve objectief maakt" (blz. 21). In het bizonder worden deze bladzijden der aandachtige bestudeering en overweging aan bevolen omdat daaruit duidelyk blijkt, dat dit op den voorgrond schuiven voor de „Chris tuservaring" in de H. Schrift geen grond vindt en dat zal toch wel een krachtig argument zijn voor allen, die voor het g*zag der Schrift Juist bracht z'n vrouw een paar stoven io het gebouwtje. Het zoontje van den koster klom boven op den katheder en vertelde van school Wy praatten over het kerkje, over den dominee. Dominee was er dien morgen niet, want hy bediende twee gemeenten, 's Morgens daar, 's middags hier. De volgende week andersom Weer gaat de deur open. Een Wa'chersche boer komt binnen, pet Echeef op zyn hoofd, kort stompje van een pyp in den mond, de kop er van het onderst-boveD. Hy maakte tamelijk veel lawaai op den vloer. Het bleek, dat ook hy een paar houten klompen aan de voeten had. „Goeie morgen. Koud, joügens." „Ja, hoor." -De voorlezer," fluistert m'n vriend my toe, die meer in het kerkje geweest was. Ik keek den man opmerkzaam aan. 't Leek my een iypische voorlezer toe. Hy praatte met den koster over alles en nog wat, ovnr het weer, over het land, over de premie, die op het scheuren der weide was gezet, enz. Om de waarheid te zeggen ik ver veelde my niet in de kerk te zyn. Langzamerhand kwamen de eerste kerkgan gers, eenige vrouwen en meicjes, in hun typische kleederdracht. De voorlezer ging naar achter, naar een neven vertrekje, dat dienst doet als consistorie-kamer. Z'n klompen klapten op den vloer We namen ook een plaatsje in. Daar begon het orgeltje, een klein huis orgel! je, geplaatst op een verhevenheid by den ingang, omringd door een houten schot. buigen, dank zy het getuigenis des Geestes in hunne harten. In de volgende bladzijden levert de Schrijver een historiseh overzicht van de Duitsche the ologie in de laatste eeuw, waarbij de ethische richting in ons land ook al dankt ze haar ontstaan aan Vinet zich heeft aangesloten. Van uit dien hoek kwam het spreken van „Christuservaring". Hermann heeft dit mystieke element in de theologie binnengeloodst. Voor werp d^r theologie werd, wat er leeft in den mensch" zuiver subjectief dus. Tegenover rationalistische en materialistische stroomingen had deze subjectieve strooming haar betrek kelijk recht. Er valt in zooverre iets goeds in te waardeeren. Maar daarom biedt ze nog niet het juiste. Op bldz. 26 schryft prof. Grosheide „Er is in ons vaderland ontegenzeggelijk een ondogmatische trek. Voor een deel te ver klaren, omdat zeker het opkomen voor het oude dogma wel is ontaard in louter spelen met begrippen, in verstandswerk, dat het hart koud liet Toch wordt hier al te vaak met het badwater het kind weggeworpen. Feit is het, dat ge by menigeen ingang vindt, wan neer ge pleit voor een niet te zeer haDgen aan het dogma, wanneer ge opkomt voor het per soonlijke, het subjectieve, terwyl te vaak ver geten wordt na te gaan, of dat subjectieve wel geeft, wat men er van verwacht. Men wil grond hebben voor zyn geloof en meent dien in de Christuservaring, den persoonlijken band aan den Zaligmaker te kunnen vinden. Men wil de speculatie vervangen door het empirisch vast te stellen feit, houdt van psychologische ontleding. Kortom één der parolen van de ethische theologiedoor het leven naar de leer, wordt in flreeden kring geacht nog niet zoo ondeugdelijk te zyn. De dogmatiek heeft teleurgesteld, ze heeft niet voldoende gewerkt op het leven, laat staan het leven des geloofs gevoed, men gevoelt iets anders noodig te hebben en meent dat in de Christuservaring te hebben gevonden. Hier is een middelpunt voor het eigen leven en eeD band, die met anderen samensnoert" (blz. 27). Ten slotte gaat prof. G. na, of zulk stellen van de Christuservaring op den voorgrond geoorloofd is, of het ons zal helpen en dien dienst verricht, welken men ervan verwacht, (blz. 27—30) Het is wel eisch voor alle belijders van den Christus om tegenover de toenemende macht van het ongeloof gezameljjk op te trekken, maar in zake de belijdenis kan men niet te werk gaan „met een soort van grootsten ge- meenen deeler". „Men kan niet gaan vrageD, waarin ben ik het nog met anderen eens, of men loopt gevaar te verliezen, wat tot het wezen van het gelooven behoort". Die z.g.n. Christus ervaring is voor Gereformeerden geen punt van vereeniging met andersdenkenden, die meening komt uit den ethischen hoek. Het woord deugt ook niet, is ongeschikt voor de bedoelde zaak. Wat is ervaring Moeielyk te omschrijven. En wat is C/wis^MS-ervaring Wat verstaat men er onder? Bedoelt men niet verschillend iets? Men wil er mee aanduiden iets subjectiefs. Maardan moet er eerst iets objectiefs aan ten grondslag liggen. Wat is dat in dit geval Eerst moet Christus Zyn werk gedaan hebben en moet ik ermee in kennis komen, en dan pas komt de vraag aan de ordeRaakt het my persoonlijk Niet het laatste maar het eerste moet punt vereeniging zyn. Daar is geen religie zonder openbaringik kan niet over de waarde oordeelen, eer ik zekerheid heb, dat iets bestaat. Christuservaring is feitelijk een ongrijpbaar iets. Dat kan nooit grondslag of uitgangspunt zyn. Daardoor wordt de schrift onttroond als eenig gezaghebbende onder Christenen, eneen ledig op den troon blijft er voor in de plaats. Zoo men niet de objectieve Schrift als begin sel aanneemt, blyft er niets anders over. Te meenen in de Christuservaring zoo iets gevon den te hebbeD, is zelfmisleiding. Ook al tracht men er aan te ontkomen, men zal in dit geval de klip van het subjektivisme niet ontzeilen. De man der „Christuservaring" vervalt tot Ik dacht, dat het orgel valsch was, maar spoedig bleek my, dat de organist, ook op klompen, indien ik my niet vergis, er niet veel van kon. De dienst begon. De voorlezer nam z'n plaats io. Hy las uit een ouden Bybel, precies zooals het er stond. Alleen hoorde ik niet het gebruikelijke „ende". Het hoofd van de Christelijke school hield nu een preek. Er kwam .stemming". De hoofden bogen zich, de handen werden gevouwen. Het was stil in het vertrekje. Veel stichting heb ik dien morgen gehad. Veel, veel meer dan vaak in een onzer groote stadskerken. Het was een mooie adventspreek, die werd voorgelezen. Het was er geen bewonderen of benyden van eikaars mooie kleeding, want allen zyn precies eender gekleed, de typische Walcher sche dracht. Het was een stil voor zich ui'staren, een luisteren naar den lezer. Er werd goed gezongen door de menschen, maar het orgel bedierf het gezang. Het was veel te slepend. Bovendien, de orga nist kon niet spelen. De eenvoudigste, bekende psalmen werden valsch gespeeld. Dat was jammer. De dienst was afgeloopen. Pe menschen knikten elkaar toe en gingen ieder huns weegs, door de stille dorpsstraatjes, waar echte Zondagsstemming heerschte, nu

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1919 | | pagina 2