Nabetrachting.
Zendingslicht op den Islam.
Oifioiëole fieritiiiten*
alsof, er geen einde oan de ellende zou komen.
Thans echter is de wreede en onmeedoogen-
looze kryg voorby. De geallieerden hbbben
hun doel bereikt en hun tegenstander versla
gen. lloe meu ook over den uitslag denkt, het
was een verademing, dat er aan de menschen-
slachting een einde was gekomen.
Doch de moeilijkheden waren daarmee niet
verdwenen. De broodvraag droDg zich nog
steeds met groote kracht aan de volken op.
Daarbij kwam de revolutie, eerst in Rusland,
daarna in Duitschland en zy deed zich ook
gelden in andere landen. Zelfs in ons land
weiden woorden gesproken, welke wezen op
gevaren, die vorstenhuis en volk bedreigden.
Onze regeeriüg toonde, dat zy Diet uit den
weg wilde gaan en onze volksvertegenwoor
diging stond in groote meerderheid aan haar
zyde. Allerwegen werden maatregelen geno
men om als het moest geweld met geweld te
keeren. Er was reeds bloed gevloeid en enkele
slachtoffers gevallen. Er heerschte een bange
spanning en ieder vroeg zich af, wat zal er
gebeuren. Meer en meer werd duidelijk, dat
verreweg het grootste deel vaa ons volk, armen
zoowel als ryken, niet gezind was den weg der
revolutie op te gaan en ook onderscheiden
Socialisten verklaarden, dat zy alleen langs
wettigen weg hun doel wilden bereiken, wat
ongetwijfeld kalmeerend heeft gewerkt. Maar
men wist toch niet, hoe het loopen zou. Ge
lukkig echter, de Zondag ging voorby en de
orde bleef' in onze groote steden gehandhaafd.
De rast keerde in de gemoederen terug en de
ontspanning trad allerwege in.
Dit is zeker een groote weldaad, welke aan
ons land te beurt gevallen is, want grooter
ramp dan een binDenlandsche oorlog kan een
volk haast niet treffen. Wy mogen echter niet
denken, dat voortaan alle gevaar geweken is,
want dit zou aan onverantwoordelijke roeke
loosheid grenzen. We mogen toch niet voorby
zien, dat in Duitschland nog \eel geschieden
kan en het is zeer de vraag, of het daar rus
tig zal blyven, of zy, die thans de teugels van
het bewind in handen hebben, steeds bii machte
zullen zyu, leiding te kunnen geven. Wanneer
dit soms niet het geval mocht zyo, dan zullen
we daarvan op onze eigen erve de gevolgen
opnieuw ervaren. Juist, de beweging by onze
oostersche buren heeft aanleiding gegeven om
ook hier een dergelijke onderneming op touw
te zetten. Wy kunnen er dan ook oprekenen,
dat, wanneer er in de toekomst over de gren
zen tooneelen afspelen, het inwerken zal ook
in ons vaderland. De geest, toch, die uit de
dreigende taal sprak, is niet geweken. Deze
gaat voort met werken en stryden en zou
graag heel ons volk doordringen. Het bleek
ons, dat het nog niet ging, maar als zy het
tijdstip gunstig achten, zullen zy niet nalaten
er gebruik van te maken. Daarom blyft waak
zaamheid noodig en krachtig getuigen dure
roeping.
liet is een bemoedigend verschijnsel, dat
onze regeering het initiatief heff't genomen
om een biddag uit te schrijven, welke wuar-
sehyulyk gehouden wordt op Donderdag den
28sten dezer maaud. Menigmaal werd er onzer
zijds over geklaagd, dat onze Overheid geen
bededagen meer uitschreef. In Duitschland
gebeurde het nog wel, ook in Amerika en
eenige andere landen. Maar de Nederlandsche
regeering deed bet niet meer. Doch dit is
thans veranderd en we zyu er erkentelijk voor.
Het is een bewys, dat onze regeering erkent,
dat God alleen ons uit dezen tegenwoordigen
nood kan redden, en dat zy ons volk wil voor
gaan op den weg van verootmoediging. Dit is
zeker een stap in de goede richting, want er
komt eerst hoop, wanneer overheden en onder
danen zich gezamentlyk vernederen vojr Hem,
die het licht schept en de duisternis lorineert.
De nood is nog altjjd groot. De bladen heb
ben verleden week bericht, dat er duizenden
ia Rusland zyn, voor wie er geen hulp meer
is, en die aan dan scherpen honger overge
geven zyn. Ofschoon het ver van ons af is,
toch zyn het ook menschen van gelijke bewe
ging als wy. Amerika zal vich zelf bezuiniging
moeten opleggen, wil het de volken van Europa
voor den hongersnood bewaren. De levens
middelen zyn in alle landen schaarsch en pe
perduur, zoodat we nog altyd den langen
winter met bange zorg tegemoet gaan. Alleen
wie oppervlakkig leeft, kan zich overgeveu
aan den waan, dat het voortaan wel schikkeu
zal. Het is een voorrecht, dat onze regeering
de volksnooden ziet en alles aanwendt om er
in te voorzien en vooral een oog heeft voor
het lyden der geringere volksklasse. Ook met
het oog op dezen nood is het wenschelyk, dat
ryken en armen den Heere aanloopen om uit
komst.
Ondertusschen waart de ziekte rond, gaat
baast elke woning binnen en verspreidt de
schaduwen das doods over menig kostbaar
leven, üe doodsklokken luiden aldoor en in
zonderheid jonge levens worden als druiven
trossen afgesneden, zoodat menige familie in
rouw en droefenis neer zit. Waarlyk, bet is
thans wel duidelijk voor ieder, dat hot leven
des mensehen is als het gras en dat alle heer
lijkheid is als een bloem des velds. Krachtig
klinkt in deze dagen de prediking van de
kortstondigheid des levens en het is goed, dat
we naar haar luistereD. Wy hebben hier geen
blijvende plaals en dit is het land der ruste
niet. Eerst, als we ons bewustzyo, dat we hier
vreemdelingen zyn en dat we een beter vader
land zoeken, behoeven we den dood niet te
vreezen, wetende, dat we eens burgers zyu
zullen van de stad, welke fondamenten heeft,
waar geen ziekte of revolutie ons meer tref
fen kunnen.
Wat zou het een z^gen zyn, indien het oog
daarvoor alom openging en het kwam tot
schuldbesef in alle kringen, o Land hoort des
Heeren woord en zie de roede en wie re besteld
heeft. Versta eindelijk eens, dat we de oor-
deden, welke de volken getroffen hebben, niet
weren kunnen door onze maatregelen, dat wy
Hem, wiens hand uitgestrekt blyft, niet ont
wapenen kuDnen, maar dat er toe komen moet
om de bandon des ongerechtigheid los te ma
ken, de banden van Godvergetelheid, van heb
zucht en geldgierigheid. Terugkeer tot den
Sprinkader der levenden waters met boete en
berouw, ziedaar de weg, waarlangs we ont
komen kunnen aan den toekomenden toorn.
Dit geldt voor allen zonder onderscheid.
Bouma-
Onze Vaderen op de Dordtsche Synode van
161819 hebben, kennelijk staande onder de
leidiug des Heiligen Geestes, die de kerk van
Christus in alle waarheid leidt, uitnemend
wel begrepen wat de roeping is van Christus'
kerk op aardewelke roeping door Paulu3
in zijn Brief' aan Timotheus omschreven wordt
(1 Tim. 3 15) met de woorden hetwelk
is de gemeente des levenden Gods, een pilaar
en vastigheid der waarheid
By dien pilaar moeten we denken aan een
steenen kolom, gelyk die in de Grieksche en
Romeinsche wereld op plaatsen van publiek
verkeer gesteld werd om er nieuwsberichten
op aan te plakken. De voorbijgangers konden
van die pilaar vernemen, wat er gebeurd was,
welke overwinningen waren behaald, welke
kampvechters waren bekroond, welke bevelen
de Overheid liet uitgaan. Die pilaar in de
gryze oudheid komt overeen met aanplakbor
den in onzen tyd aan de nieuwsbureau's.
Christus' kerk nu is voor de toeschouwers
en voorbijgangers, voor de buitenstaanders, als
een pilaar en vastigheid der waarheid.
Van die kerk moet vernomen kunnen wor
den, afgelezen kunnen worden, wat de waar
heid is, de waarheid gegrond op het onveran
derlijk Woord Gods. Die waarheid, wélke de
wereld mist, maar Christus' kerk bezit, moet
zy publiek laten hooreu, afkondigen in hare
belijdenis, en dan moet die pilaar der waar
heid alle eeuwen door dezelfde onveranderlijke
klanken laten hooren. In de wereld vindt ge
allerlei wisselende stroomingen van dwaling
en ongeloof, van leugen en kettery maar in
Christus' kerk is te vinden de onveranderlijke
waarheid. Zvj is draagster daarvan voor de
oogen en ooren van alle menschen. Zy staat
onwrikbaar vast, die waarheid in hare belij
denis omhoog keffende, en welke winden van
leer en stelsels van geleerden daar ook tegen
aan mogen stormeD, de waarheid die naar de
godzaligheid is, wordt door de gemeente des
levenden Gods bewaard.
De Geest des Heeren heeft vóór nu drie
eeuwen onzen Vaderen helderheid van inzicht,
geloofsmoed en standvastigheid in het hand
haven der zuivere leer geschonken op een cri-
tiek oogenblik, n 1 toen de aloude ketterij van
Pelagius in een nieuwe kleedy binnen de Kerk
des Heeren trachtte va&ten voet te krygen
Ongemeenen zegen heeft de Dordtsche Synode
verspreid door haar waakzaamheid. In die ver
gadering stonden de Geref. Kerken als een
pilaar en vastigheid der waarheid van Gods
souvereine genade, en hebben die ook duide
lijk omschreven in de zoogenaamde Vijf Arti
kelen tegen de Rsmonstranten. Van die Vade
ren zyu wy in onze dagen het geestelijke
nakroost. By de Afscheiding in 1834 en by
de Doleantie in 1886 zyn onze ouders terug
gegaan tot de beginselen der Dordtsche Synode.
Daar vonden zy het goede fundament om hun
kerkelijk leven verder op te bouwen en de
regelen om het in te richten volgens Gods
Woord
Wy bezitten de geestelijke nalatenschap der
Dordtsche Synode en moeten nu dat pand ons
toebetrouwd ongeschonden en onbevlekt be
waren. Op den voorgrond sta ook by ons de
belijdenis van Gods souvereine genade. In alles
moet er ook by ons zyn een teruggaan tot de
beg.nselen van Gods Heilig Woord. Tegenover
de verschillende geestesstroomingen ia onzen
tyd, die uit verkeerde bronnen ontwellen en
gedurig wisselen, moeten onze Geref. Kerken
ook zijn een pilaar en vastigheid der waar
heid. Onze tydgeuooten moeten ook by ons
kunnen hoorenwat de waarheid is, gegrond
op Gods Woord. Niet allerlei menschelyke
viudingeu van wysgeerigen aard mogen het
zuivere Evangelie by ons verdringen Helaas,
soms sebyut het goud onzer Gereformeerde
belijdenis te verdonkeren, en verneemt men
allerlei vreemde klanken, die de menschen in
de war trachten te brengen, afvoeren van het
zuivere beginsel.
Nog iets moet bedacht worden. De kracht der
godzaligheid is heden ten dage in vergely kiug met
wat vóór drie eeuwen in ons land gevonden werd,
aan 't verflauwen en minderen want ook al
zyu er velen die ijveren voor de dingen van
Gods Koninkrijk, hun ijver blyft vaak zoozeer
in het «inwendige hangen, dat meermalenden
ernstigeu onder ons de vrees bekruipt of wel
inwendig de kracht der souvereine genade
Gods door die yveraars wordt gekend en er
varen. Vertoon van kerkelijk leven is er genoeg,
maar is er ook als 't er op aankomt, beto»-
ning van kracht des Geestes? Daarop kouit het
immers aan.
Vele gereformeerden hebben zich laten mee
zuigen door den materialistischen tijdgeest en
zyn vatbaar geworden voor allerlei schoon
klinkende frasen miar die inderdaad afwijken
van de zuivere belijdenis, die niet vasthouden
aan de leer der souvereine genade Gods noch
aan die van de diepe verdorvenheid van het
menschelyke hart. Vooral voor de jeugd is het
gevaar groot om zich te laten mee afdrijven,
bekoord alszy wordt door schoonheid-genieting
en cultuurweelde. Alleng3 komt daardoor
nfglyding en dan blyft de gemeente niet wat
ze zyn moeteen pilaar en vastigheid der
waarheid. Als de gemeente de kracht der god
zaligheid niet kent, baat een uitwendige zuivere
belijdenis op papier haar niets. Terecht moet
er gewaarschuwd tegen eene dood, versteende
orthodoxie.
Want het hart kan daarby vervuld zyu met
allerlei begeerlijkheden en ydelheden. Alleen
wanneer wy de kracht der souvereine genade
Gods ook in eigen zielen hebben geproefd,
zullen wy ook krachtig in het geloof, de waar
heid naar buiten kunnen uitdragen. We moeten
ons niet inbeelden dat onze Geref. Kerken ryk
zijn, als zy maar de Drie Formulieren van
Eenigheid handhaven. Het innerlijk genade
leven gelyk dat daar zoo teeder en schoon
wordt omschreven met woorden, die een zuivere
mystiek ademen, moet ook door ons als leden
dier Kerken worden gekend en dant maar ook
dan alleen zullen we niet zyn als een vermolmd
gebouw dut op instorten staat, maar als een
pilaar en vastigheid der waarheid, die ook
eeuwen kan verduren. Keerhof.
ZENDING.
Ds. M. L:ndenborn, zendingsdirector te
Rotterdam, heeft onder den titel „Zendings-
licht op den Islam" een boek van zyn hand
laten verschijnen, hetwelk wy in deze rubriek
bespreken, omdat de rubriek Boekaankondi
ging" te weinig ruimte biedt. De uitgave is
zeer goed verzorgd door den boekhandel van
den Zendingsstudie Raad. De omslag is spre
kend een rood kruis met er onder een groene
halve maanons dunkt, dat het effect nog
mooier zou zyn geweest, indien kruis en maan
wat grooter, en de namen van schrijver en
uitgever wat kleiner waren geweest.
De titel van het boek doet da bedoeling
ervan reeds kennen den Godsdienst der Mo
hammedanen te ontvouwen bij het licht, dat
de Zending erop vallen laat. Men zou kunnen
vragen of aan zulk een boek behoefte bestond
immers verschenen reeds twee drukken van
„Islam en Christendom" door mej. J. Rutgers
ook in dat werk wordt de Islam breed behan
deld en in zyn tegenstelling met het Christen
dom uiteengezet.
Reeds een oppervlakkige vergelijking van
beide boeken doet bet onderscheid uitkomen
tweederden van „Islam en Christendom" die
nen om den Godsdienst van den valschen
profeet te leeren kennenen een derde be
spreekt het zendingswerk onder de Moham
medanen maar „Zendingslicht op den Islam*
wydt aan de „Mohammedanen-Zending* slechts
12 bladz. van de 170. Dit is teekenend. Ds.
Lindenbooin heeft niet een verbeterde editie
van „Islam en Christendom" willen geven,
maar een geheel ander werk de zendingsstu-
die-kringen zyn door mej. Rutgers in de ge
heimen van den Islam en de geschiedenis van
de zending onder de Mohammedanen tamelijk
wel ingeleid doch er zyn er, die er meer van
willen weten er zyn in den Mohammedaan-
scheu Godsdienst nog vele overtuigingen en
gewoonten, waarop nog niet voldoende licht
vielvoor hen nu, die diepere studie van
dezen Godsdienst willen maken schreef ds.
Lindenborn zyu boek. Het is waar, dat de
Zending er wat „kaal" afkomt, maar ds. Lin
denborn zou moeilijk meer hebben kunnen
doen dan met andere woorden zeggen, wat mej.
Rutgers reeds had geschreven, en daarvoor is
het papier tegenwoordig te duur en de tyd
te kostbaar. Het schynt ons toe, datzending»-
stndie-kringen de Mohammedanen-zending
zullen behandelen aan de hand van „Islam en
Christendom*dat behoeft dan geen matte
herhaling te worden want de vrucht van het
besfcwdeeren van bet werk van ds. Lindenborn
zal by de bespreking niet uitblijven.
Bezien wy het boek wat nader heb wil,
zoo lezen wy in het voorwoord, geen aan
spraak maken op wetenschappelijke waarde.
Het zy zoo, maar ieder ernstig lezer merkt
spoedig, dat er toch degelijke, wetenschappe
lijke studie aan ten grondslag ligt de ryke
literatuur-opgave wyst daar ook op tot onze
verwondering misten wy in deze boekenlijst
dr A. Kuyper's „Het raadsel van den Islam" en
„Om de oude Wereldzee" dat ds. Linden
born dit artikel wel kent, maken wy op uit
betgeen wy op bl. 6 lezen: „Maar in dit ge
tuigenis ligt evenmin een aanwijzing van den
weg ter overwinning, als in de moedelooze
verzuchting, dat de Islam een raadsel is in
Gods wereldbestuur" maar waarom wordt
dan het toch zeker belangrijke artikel Yan dr.
Kuyper Diet genoemd
lu de hoofdpunten, waar het op aan komt,
laat ds Lindenborn, gelyk te verwachten was,
geen onzeker geluid hooren. Hy wischt het
onderscheid tusschen ware en valsche Gods
diensten niet uit, en handhaaft het absoluut
karakter van het christendom. Men moge het
niet geheel eens zyu met zyu meening, dat er
geen tegenstelling is tusschen de Mekkaansche
en Medinensische periode, maar onderschrijft
gaarne zyn oordeel, dat Mohammed den naam
van profeet niet dragen mag, daar hy de roe-
pi d g Gods miste en alleen deze roeping maakt
den profeet tot profeet. Voor deze besliste
verklaring zyn wy dankbaar daarmee is dus
heel de Islam in zyn hart aangetast, en als
valsche Godsdienst geteekend.^
Het hoofdstuk over den Koran is ook zeer
belangrijk. Op bl 34 trof ons o.a. de op
merking, dat sommigen tegenwoordig meer
nadruk leggen op de kernachtige stukken van
den Koran, dan op het boek als zoodanig
vinden wy hetzelfde verschijnsel niet by de
christenen teu opzichte vau hun Bybel Wy
missen in dit overigens zeer leerryke hoofd
stuk een uiteenzetting van het, priocipieele
onderscheid tusschen Bijbel en Koran de op
merking „de christen wordt niet verlost door
de woorden van den Bijbel, maar door Christus",
is volkomen juist, doch onvolledig, en kan
zelfs aanleiding tot misverstand geven in elk
geval had in deze voortreffelijke bespreking
van den Koran in enkele trekken de Heilige
Schrift moéten worden aangegeven als het
Woord van God. Tevens hebben wy ons af
gevraagd aan het einde van dit hoofdstuk:
acht ds Lindebom in de prediking het be
roep op den Koran nu gewenscht of niet Dit
werd ons niet duidelijk.
Geven de eerste twee hoofdstukken reeds
veel meer dan Islam en Christendom, hetzelfde
moet gezegd vau verschillende andere hoofd
stukken een gelukkige greep achten wy, dat
afzonderlijke hoofd-tukken zyn gewyd aan De
Mystiek, en De Islam en de Cultuur. Zeer
bevalt ons ook in dit boek, dat niet getracht
wordt alle kwesties op te lossenzoo b.v. het
vooropstellen of niet van de godheid van
Christus bl. 55. Op bladz. 157 missen wy by
de korte bespreking van Raymond Lullus het
noemen van het artikel in de Int. Rev. of
Miss over dezen zendeling, en de vertaling
daarvan in de Ned. Zendingsbode. Slechts
een enkel drukfoutje vonden wy b.v. op bl.
51 waar voor „Allah's profetie" het cyfer 3
wegviel.
Ten slotte, wy zyn ds Lindenborn dank
baar voor dit zyn boek. Wy vreezen, dat
schaarschte van licht en stooksel het organi-
seeren van Zendingsstudie-kriogen zal tegen
houden, maar indien het toch gelukt is raden
wy zeer sterk aan Zendingslicht op den Islam
als studieboek te nemen. Te betreuren is al
leen, dat dé Vraagpunten nog niet verschenen.
De prys van het boek is ongebonden f 1,75.
J. D. Wielenga.
Kwk- vu ftehoclnieiiwi.
TWEETAL
te Vlissingen: R. E. v. Arkel te Soest;
A. M. Boeyinga te Koog-Zaandyk.
BEROEPEN
te Naarden: H. Meulink te Wolvega;
te Nieuwendam G. W. Akkerhuis te Sleeuwyk
te Oud-Loo3dreehtJ. Westerhuis te Asperen
te Vlissingen R E. v. Arkel te Soest;
te Deventer (A.) Joh. Kwak te Culemborg
te Dronryp en TerwispelJ. Wymenga cand.
te Garyp
te Genemuideu: B. J. Sanders te Rouveen
te MonnikendamC. Kopperaal cand. te Stad
a.h. Haringvliet.
BEDANKT
voor Willemstad: N. Gravendyk te Briele
voor Oudewater: S. Oudkerk te Kralingen;
voor Gorinchem J. H. Donner em. piedt. te
Breda
voor TienhovenJ. Oosterveen te Geesteren.
Te Woubrugge is op 35*jarigen leeftyd
overleden ds. C. H. Elzengahy was juist
voornemens om j.l. Zondag van zyn gemeente
afseheid te nemen wegens het aannemen van
het beroep naar Blya Vóór enkele maanden
ging zyn vader, de bekende ds. G. Elzenga te
Kampen de ruste in, die er overblyft voor
het volk van God. De zoon is den vader wel
spoedig gevolgd.
Door do klasse Zwolle is de heer P. de
Jong, cand. te Zwolle, beroepbaar verklaard.
Te Ylsfc is op 35-jarigen leeftyd over
leden ds. K. v. d. Beekby was redacteur
van 't Friesch Kerkbladtevoren diende hy
de kerk van Dirkshorn.
Onder veel belangstelling herdacht ds.
A. H. Nieboer te Krabbendjjke zyn 25-jarig
ambtsjubileum met 1 Tim. 1 12, en ds. G.
Broekhuizen te Aduard zyn 45-jarig ambts
jubileum met Ps. 22 23.
Afscheid vaa Oudshoorn ds. T. A. v. d.
Heyden met 1 Cor. 15 58.
Wat wy vreesden is geschied cand. Hoek
te Schiedam heeft bedankt voor het beroep
naar HeinkeDszand. Deze beslissing betreuren
wy of H. had hem, gehoord zyu bezwareD,
los moeten laten, of het beroep moest worden
aangenomen. Uit den loop der zaken blykt,
dat H. de bezwaren (welke die ook geweest
mogen zyn: voortgezette studie of iets anders)
niet zoo gewichtig telde, dat zy cand. Hoek
loslaten wilde en het beroep ongedaan maken.
Toen bleef o.i. den cand. niet anders over,
dan het beroep aan te nemen by zyn prae-
paratoir examen zal by toch wel gevraagd zyn
naar de beweegredenen, die hem noopten te
staan naar het ambt van dienaar des Woords
maar blykt nu uit dit bedanken dat by hem
de inwendige roeping sterk spreekt De eerste
de beste keer, dat een kerk des Heoren hem
roept, wyst hy dit af, en stelt eigen belangen
boven het belaDg van de kerk. Wy kunnen
het niet anders inzien. Het ingezonden stukje
in nummer 45 dezer Kerkbode brengt dau
ook geen verandering ia ons oordeel alleen
blykt, dat hy wel het beroep in overweging
nam, ach ja, maar om te bedankende
stryd tusschen de kerk en eigen persoon viel
in het nadeel van de kerk uit
Ds. Netelenbos is a.s. Dinsdag verhinderd
catechesatie te houden.
Krabbendyke. Maandagavond herdacht onze
geachte leeraar ds. A. H. Nieboer in het midden
der gemeente zyn 25 ambtsjubileum. Met dauk
aan God herdacht Z.Eerw. zyn roeping tot dit
heerlijke ambt, en de weldaden hem zoo ruim
schoots geschonken. Ook zyn wenseb en bede
was in 's Heeren kracht, den arbeid in 's Heeren
wijngaard met yver en toewijding voort te
zetten. Oud. Vogelaar bracht namens kerke-
raad en gemeente den dank over, voor hefe