Dankdag. Weer een lezing. Vóór driehonderd jaar. Grosheide's Rede. Belangstelling bij de verkiezing van Ambtsdragers. ling in ons gewest. De anti-revolutionairen hebben allereerst opgemerkt, dat hy een plaats in den g-mieeoteraad en de Provinciale Staten waardig was en zy hebbeu nooit spijt gehad, dat zij hem in beide colleges hebben kunnen brengen. Hij heeft door zijn optreden in den gemeenteraad velen aan zich verplicht en vriend en tegenstander zulien zeggen, dat hy by trouw aan het beginsel een zeldzaam juisten blik had op de werkelijkheid en dat zijn woord meestal getuigenis aflegde van bezadigdheid en wijs heid. Zonder noodeloo3 af te stooten wist hij te zeggen, wat noodig was. Eveneens heeft hy in het Statencollege van Zeeland zijn plaats met eere ingenomen. Hij voelde sociaal, hy was met de moeielijkheden in den kring der werk lieden op de hoogte. Wanneer er iets gedaan kon worden in 't belang van de geringere volks klasse, dan was hy steeds bereid. We zouden zeggen, Dekker had nog eenige jaren zich moeten kunnen wijden aan deze taak, waartoe bij als aangewezen was. Onze party zal hem bovendien misseü, omdat hij voorzitter van de Centrale op Beveland en lid van het Provinciaal Comité was. Mede aan z|jn leiding en bezieling is het te danken, dat er zulk een krachtige aotie in het Goesche land gevoerd kon worden. De Zeeuwsche Kerkbode heeft ook aan hem veel te danken. Yan de oprichting van de Persvereeniging „Het Zeeuwsche Kerkblad" af was hij lid eu heeft steeds mede gewerkt om het Blad er in te krijgen. By de vereenigiDg van de beide kerkelijke Bladen werd by terstond tot voorzitter gekozen en heeft in die hoeda nigheid steeds de belangen van ons Blad voor gestaan. Hoe vaak hebben we bewonderd de wijze, waarop hy de vergaderingen wist te leiden. En nu opeens heeft hij zijn plaats open moeten laten. We dragen er leed over, het heeft ons geschokt, maar we willen erkennen het vele goede, dat God ons in den overledene geschonken heeft. We denken tevens aan zijn vrouw en kinderen, die door zyn heeDgaau in diepe verslagenheiden smartelijke rouw achter blijven en we bidden, dat de Yador aller ver troosting hun genade geve om te zwijgen in 't heldere bewustzijn, dat Hij, by wien onze tijden zyD, zich nooit vergist. Hij toone. dat Hjj het met zich zelf wel maken kan. De dankdag voor het g^was is aanstaande. De kerken van Zeeland houden dien trouw naar oude gewoonte. Vooral op de dorpen ko men de leden dien dag in grooten getalenaar het bedehuis. Ia steden als Middelburg en Vlissiagen kon de opkomst wel beter zyn. Wy mogen echter verwachten, dat het ditmaal allerwege in orde zal zyo, indien de tegen woordige oorlog althans ons iets geleerd heeft. Vroeger zeiden sommigen, dat zulke dagen goed waren voor de landbouwers, wyl zy recht streeks belang hadden by een goeden oogst, maar dat het voor de stedelingen er minder op aankwam. Werd er in eigen omgeving wei nig in de voorraadschuren geborgeD, wat nood, uit andere landen werd er genoeg aangevoerd, zoodat we ons daarover niet behoefden te verontrusten. Het is my wel nooit duidelyk geworden, hoe iemand, die den By bel geloofde er toe kwam om zoo te spreken, maar het was nu eenmaal zoo en het bleef er by. Thans echter is wel tot aller besef doorgedrongen, hoe afhankelijk we zyn en hoe licht het ge brek aan aller deur kan kloppen. De stede lingen hebben nu ook hnn aandacht gewyd aan den groei en het rypen van het gewas des velds en ieder weet nu wat het beduidt, als er gezegd wordto mensch, word boer. Zal er dan nu erkentelijkheid zyD, dat de oog9t ditmaal zoo goed is geweest en dat alle jaar getijden samen gewerkt hebben om de landen vruchtbaar te maken Er komt nog by, dat er in alle landen schier schaarschte is. De winter staat voor de deur. Op plaatsen waar men geen gas of electrisch- lichfc heeft, staat het er donker voor. Petroleum is er haast niet en wie by een kaars den lan gen avond moet zitten, i3 er niet best aan toe. En hoe zal het met de brandstof zyn De verdiensten zyn in dea winter gering en alle artikelen by na peperduur. Waarlijk het uit zicht is niet rooskleurig. We zullen reeds den vijfden dankdag houden sedert de oorlog uitgebroken is. Ik weet wel, dat de vrede in 't zicht is, en we hopen, dat hy spoedig komt doch hy is er nog niet. Da gelijks vloeit nog het bloed van velen de dood gaat nog voort zyn oogst te vergaderen. De onrust neemt onder de volken toe. De wateren van het volkerenleveD, reeds zoolang in on stuimige beroering, kunnen niett tot bedarea komen. Tronen zyn omvergeworpen, kronen in 't slyk gevallen, eeuwenoude rijken storten in een, het schynt wel, alsof er nergens meer vastigheid is. Het recht struikelt op de straten en de trouw is zoek. Wy leven in een maat schappelijke, staatkundige geestelijke ontbin ding en we worden telkens op pyolyke wyze herinnerd aan het woord Zy hebben wind gezaaid en zy zullen stormen oogsten. De gerichten Gods zyn op aarde en wat de mensch zaait, dat zal bij maaien. We mogen ons verheugen, dat ons land nog buiten den oorlog gebleven is. Maar is elk gevaar reeds geweken? Hebben de mannen, die op de hoogte zyn, niet telkens gewaar schuwd, dat het er voor ons land nog wel eeDS spannen kan, als het einde van de wreede menschenslachting gekomen is? We behoeven slechts de Scheldekwestie te noemen en ieder weet, wat we bedoelen. Zullen zy, die straks bijeenkomen om de kaart van Europa te wij zigen, ons vaderland ongemoeid laten Wie durft een bevestigend antwoord te geven De baDge zorgen zyn nog niet verdwenen. Of schoon de morgenstond gekomen is, blijft het nog nacht. We hooren daarenboven, dat de Spaanscbe griep nog toeneemt. In sommige gezinnen zyn alle leden ziek. De doodsklok luidt onophou delijk en het is opmerkelijk, dat er zoovele jonge menscbeu vallen- De koning der ver schrikking, die zoovelen geveld lieeft in de laatste jaren, schynt in ons land het vooral gemunt te hebben op mannen en vrouwen tusschen de twintig en de vyftig jaar. Wanneer bet mogelijk ware precies op te geven, hoevelen in de laatste maand ten grave gedaald zyn, dan zouden we ons verbazen. Welk een diepe rouw is er in menige familie gekomen. Zouden we met het oog op dit alles en nog veel meer, 't- welk we niet noemden, den dank- niet in een bededag moeten veranderen We verstaan die vraag en we gevoelen er voor. Maar weet ge wel, wanneer het by ons tot bidden komt Eerst als de nood ons dringt om te gedenken aan wat God ons geschonken heeft, om terug te zien op den weg, waarlangs wy gekomen zyn, want dan zien we in, dat Hy niet by ons gedaan heeft naar onze zonden, dat By ons nog niet vergolden heeft naar onze ongerechtigheden en we roepen uit: Het zyn uwe goedertierenheden, dat we nog niet ver nield zyn. Zoodra ons oog open gaat voor 's Heerjm lankmoedigheid en verschoonende goedheid, dan komt er niet alleen warmte in ons danken, maar dan klimt het gebed ook uit ons hart en we dragen onze nooden vrijmoedig den Heere voor. We durven onzen weg dan op Hem wenteleD, in het levend besef, dat Zyn barmhartigheden nog roemen tegen de oordeelen. Rechte dankbaarheid baant den weg tot het ware gebed. „Herman Faukeel" verzocht ons de aandacht onzer lezers te vestigen op de lezing, welke ds. Wisse van Driebergen houden zal op Donder dagavond 7 Nov. te acht uur in de Noorder- kerk te Middelburg over „Het vergaan der wereld, beeld van het toekomstig eindgericht." De toegang is voor ieder vry. Bouma. III. De gedaagde Remonstranten hadden veertien dagen tyd gekregen om ter Synode te ver schijnen. Dat was ruimschoots tyd genoeg. Toch kwamen zy een dag te laat en kregen daarom van den praeses, ds. Bogerman, eeue berisping. Ze hadden den tusscbentyd benut om met elkaar hun houding op de Synode vast te stellen. Te dien einde hadden zy eene saam- spreking gehouden te Rotterdam De woordvoerder van de gedaagde Remon stranten was de hoogleeraar Simioyi Episcopius (latynsche vorm voor Bisschop), een wel sprekend en scherpzinnig geleerde. Reeds aan stonds begon hy namens de Remonstranten te verklaren, dat zy niet als beschuldigden wilden behandeld worden, maar als eene bestaande party in de KerkeD, met gelijke rechten als de andere party, de Gereformeerden. De Remon stranten wilden die Synode omzetten in een Conferentie, gelijk vroeger gehouden was te Delft. Doch hun werd terstond onder oogen gebracht, dat zy gekomen waren als gedaagden, dat zy hun zaak mochten verdedigen, maar dat daarna de Synode zou oordeelen en de Remonstranten zich alsdan aan dat oordeel hadden te onderwerpen. Hiermee wilden de Remonstranten niet accoord gaan Op St. Nicolaasdag waren ze op de Synode ver schenen. Daags daarna, 7 Dec., hield Episco pius zonder toestemming gevraagd te hebben een rede van lVs uur lang, waarin hy de schuld van de verdeeldheid in de Kerken weet aan de Gereformeerden. Alsof niet de Remon stranten op plaatsen, waar zy de baas waren de Gereformeerde Dienaren des Woords hadden geschorstIn het vuur van zyn rede deed Epis copius ook een verwyt aan den Prins van Oranje. De politieken hoeren verzochten daarom de rede te mogen lezen hy had ze op schrift by zich. Met wat verontschuldigingen over het slechte schrift ontdook Episcopius aan dat verzoek en liet een afschrift ter hand stellen aan de politieke Gedeputeerden, waarin de bedoelde zinsnede ontbrak. Zoo wekten de Remonstran ten al aanstonds by hun optreden het ver moeden van onoprechtheid. Vervolgens stelden de Remonstranten, alsof de leiding by hen berustte, de praealabele (voorafgaande) kwestie aan de orde, of deze wel wettig bijeen was en wilden daarover gaan disputeeren. Eén hunner las een bezwaarschrift voor van 16 bladzijden, waarin betoogd werd, dat de Remonstranten als party zitting namen en een twaalftal voorwaarden werden opgesomd, waarop de heeron de vriendelijkheid zouden hebben met de Synode te willen saamwerken. Zy wilden als een tegensynode, met eigen voor zitter en scriba, behandeld worden. De praeses Bogerman hield hun voor le dat de Overheid met haar gezag de Synode saam- riep, dus hadden de Remonstranten de wetten niet voor teschryien; 2e dat de Nederlandsche Kerken hare wettige afgevaardigden hadden gevonden en 3e dat den afgevaardigden door een heiligen eed gebonden waren om onpartijdig te oordeelen. Uit het optreden dier Remonstranten blykt, dat zy stelselmatig obstructie wilden voeren, critiek oefenden op de werkwijze der Synode en op hooghartigen toon zich aanstelden alsof zy de zaken te regelen hadden. Zy hebben dan ook inderdaad door bun obstructie de Sydode langen tyd opgehouden en heel wat geduld en lankmoedigheid van den praeses gevorderd. Ook toen hen verzocht werd verklaring te geven van hun vyf artikelen, hebben zy daarmede zoo lang mogelijk ge talmd, terwyl zy eigenlijk meer negatief aan duidden wat zy niet geloofden en een aanval deden op de leer der Gereformeerden. Zy eischten van hun kant eene algeheele her ziening van de Belijdenisschriften. Toen werd hun verzocht binnen drie dagen al bun grieven tegen de Belijdenisschriften schriftelijk in te dienen. Zy kwamen veel met aanmerkingen op de Confessie, maar zeiden geen tyd gehad te hebben om ook aanmerkingen op den Cate chismus in te dienen. Het bleef een eindelooze worsteling in disputen tusschen de Synode en de Remonstranten. Zy hielden hun eenmaal ingenomen standpunt vast en wilden alleen hun gevoelens verdedigen en uitleggen, voor zoover zy dat noodig achtten. De Praeses be greep wel, dat er op die manier nimmer een einde aan kon komen. Er moest een andere weg met die weerspannige gedaagden worden in geslagen Zoowel de buitenlandsche als de inheemsehe theologen waren van oordeel, dat het niet langer aaDging met de Remonstranten te blijven onderhandelen en disputeeren. Den 14den Januari zyn toen de Remonstran ten door de Synode heengezondend.w.z. uit de vergadering, maar hun werd gezegd, dat zy binnen Dordrecht moesten blyven. Bekend is dat de Voorzitter toen zyn machtige stem, trillende van verontwaardiging, door de zaal liet dreunen, gepaard met een krachtig hand gebaar„Dimittimini, exite* klanken, die in 'tlatyu zoo scherp klinken„weggezonden wordt gy, gaat heen!" De Remonstranten gingen heen, terwyl een paar hunner wezen op het eindoordeel, dat eenmaal berusten zou by Christus Jezus. Toen ging de Synode er toe over de ge voelens der Remonstranten te onderzoeken uit hun eigen geschriften en redevoeringen, om daaruit zoo objectief mogelyk haar oordeel op te maken. In verschillende secties heeft de Synode toen vergaderd om al de punten zoo nauwkeurig mogelyk te onderzoeken, en daarna gemeenschappelijk de eindconclusies vast te stellen. Met die werkmethode, hoe secuur ook, verliep een drietal maanden. De leergeschillen, waarover het onderzoek ging, en die uit de boeken der Remonstranten zoo veel. mogelyk werden opgediept, kwamen in 't kort hierop neer. I. De verkiezing Gods heeft tot voorwerp de zondaren, die zullen gelooven en in hun geloof en in de gehoorzaamheid zullen volhar den. Die verkiezing Gods is niet onveranderlijk. Ze kan door de zondaren weerstaan worden Sommige uitverkorenen zullen dan ook ver loren gaau. Zekerheid van zyne uitverkiezing heeft men in dit leven niet. II. Jezus Christus heeft door zyn kruisdood voor alle menschen de verzoening en vergeving der zonden verworveD, nochtans in dier voege, dat niemand dan de geloovige de verzoening geniet. III. De mensch heeft het zaligmakend geloof niet van zichzelven, noch uit kracht van zyn vry'en wil. De genade helpt den mensch, die uit zichzelven niet kan. IV. Deze medewerkende genade Gods stelt den mensch in staat te gelooven en te vol harden. Doch de mensch kan deze genade weerstaan. Hy kan uit zichzelf wel hoDgeren en dorsten naar de gerechtigheid, maar hy kan ook de genade Gods zoo weerstand bieden dat hy niet wordt wedergeboren en zich niet bekeert. V. De volharding der heiligen is een voor waarde, die de mensch zelf moet volbrengen. Diensvo'gens hangt het af van den wil des menschen om te volharden of uit te vallen, zo©dat dan ook ware geloovigen van de genade en de zaligheid kunnen uitvallen en in der eeuwigheid verloren gaan. Tegenover die dwalingen stelden de Gere formeerden op grond van de H. Schrift hun zuivere leer vast omtrent de Goddelijke ver kiezing en verwerping (artikel I), omtrent den dood van Christus en de verlossing des men schen door dezen (artikel II), omtrent des menschen verdorvenheid en bekeering tot God en hare manier (artikel III en IV), en omtrent de volharding der heiligen (artikel V). Kert saamgevat komt de Gereformeerde leer hierop neer De bewegende oorzaak voor Gods verkiezing ligt uitsluitend in Zyn souverein welbehagen. Het doel is de betooning Zijner barmhartigheid. De uitwerking ervan is zeker, onveranderlijk. De verkiezing is volkomen en onherroepelijk. De kruisdood van Christus is genoegzaam tot verzoening van alle menschen, maar de vrucht daarvan komt alleen ten goede aan hen die gelooven. De gave des geloofs wordt door God uit loutere genade aan zijne uitverkorenen geschonken. De mensch zelf is van nature dood in zonden en misdaden, maar God zelf bekwaamt den mensch tot het geloovig aanvaarden van Christus verdiensten doordien mensch te vernieuwen, te wederbaren, te verlichten door Zijnen Heiligen Geest. God zelf werkt in den mensch het willen en het werken naar Zyn welbehagen en brengt in hem teweseg beide den wil om te gelooven en het geloof zelf, uit kracht waarvan de mensch door de genade, die hy ontvangen heeft, zelf gelooft en zich bekeert. Daardoor komt het ook, dat zy in de kracht Gods bewaard worden tot de zalig heid en dat zy volharden in het geloof. Die verschillende punten der leer zyn zeer uitvoerig door de Synode behandeld en pas na ernstige beraadslaging zijn de zoogenaamde Dordtsche Leerregels of Vijf Artikelen tegen de Remonstranten opgesteld. In openbare zittingen werden telkens onderwerpen betrekking heb bende op de leergeschillen door professoren en doctoren ingeleid, en daarna over die punten door de Synodeleden van gedachten gewisseld. Niet oppervlakkig werd de zaak behandeld. Ook niet al te haastig. Rustig werden de ge schillen van alle kanten bezien, gewikt, ge wogen. Daaraan mede is bet te danken, dat de Dordtsche Leerregels zulk een riijp Belijde nisschrift geworden zyn, wel overdacht, in keur van taal en diep doordringend tot den kern van het genadeleven, schoon van vorm en logisch in gedachteDgang, misschien wel wat breed, maar juist daardoor de zaak be handelend tot in den grondEerst uiteenzettend de Schriftuurlijke leer, daarna bestrijdend de Remonstrantsche dwalingen. Helaas te weinig zyn de Vyf Artikelen tegen de Remonstranten bekend zelfs in onze Ge reformeerde kringen. Heel wat leden der ge meente hebben ze nooit gelezen. Toch is het wenschelyk om dieper inzicht in de leer der waarheid te krijgen, dat men deze Artikelen niet slechts eens doorleze maar beslist grondig leere kenneD. Het geloofsleven zal er inderdaad by winnen. Want dit Belijdenisschrift is verre van oppervlakkig, maar steekt inderdaad af naar de diepte en geeft ons een beider inzicht in de leer der Souvereine genade Gods tot behoudenis van zonderen. Moge in dit jaar, nu wy aan de Dordtsche Synode gedachtenis vieren, meer dan ooit in onze kringen onderzoek plaatsvinden van den ryken inhoud van dit ons Gereformeerde Belijdenisschrift, dan zal die herdenking ook een kostelijke geestelijke vrucht dragen. Van de rectorale oratie, die prof. Grosheide hield en die bereids in druk verscheen, kwam in de bladen het volgende persverslag voor, dat we ook onzen lezers ter kennisneming vooi leggen. Wy hebben sinds eeuwen één gezaghebbend Nieuwe Testament. Maar oorspronkelijk wer den er op verschillende plaatsen en by ver schillende gelegenheden Evangeliën en Brieven geschreven. Hoe zyn die boeken by elkaar gekomen, hoe zyn ze gaan vormen de gezag hebbende eenheid des N. T. Vier punten komen by deze vraag aan de orde1. moet in de historie nagegaaD, hoe de boeken by elkaar kwamen 2. moet onderzocht, of het N. T. door innerlyken samenhang een eenheid vormt; 3 i3 na te gaan, of het N. T. principieel een eenheid behoort te vormen, en 4 dient gevraagd, of de eenheid ook van be lang is voor de praktijk der exegese. Wat de geschiedenis betreft, staat het vast, dat er omstreeks 200 jaar na Chr. één gezag hebbend N. T. was. Dat leeren de geschriften van Irenaeus, Tertullianus en Clemens Alexan drine, als ook de Canon Muratorianus. Spr. gaat vervolgens Da, hoe by vroegere patres reeds sporen dier eenheid zyn te vinden. Reeds vroeger vinden we grootere of kleinere verza melingen van N. T.ische geschriften, en al heel vroeg moet er een Evangeliënbundel als ook een bundel van de brieven van Paulus hebben bestaan. Een keerpunt beteekent het optreden van Marolon, omdat hy het eerst een gezag hebbend, zy het willekeurig samengesteld, N. T. had. Ook wat den inhoud betreft, is het N. T. een eenheid. Mits men dan by eenheid maar niet denken gaat aan een systematisch geheel, maar aan een organisme. Men kan niet bewijzen, dat die en die boeken te zamen een eenheid moeten vormen, maar wel opmerken, dat ze het feitelijk doen. De geschriften van bet N. T. vinden daarin hun eenheid, dat ze allen getuigen van den Christus. De evangeliën geven het woord en werk van den Verlosser tjjdens Zyn omwan deling op aarde, de brieven beschrijven de be- teekenis van het werk op aarde en in de heerlijkheid, de Handelingen toonen ons het begin, de Openbaring het einde van de geschie denis van Christus' Kerk in de nieuwe bedee lingen. In het kort worden vervolgens de onderscheiden boeken van het N. T. getypeerd. In de derde plaats wordt aangewezen, dat het N. T een eenheid moet vormen. Immers het is één God, die met één bepaald doel zyn openbaring gaf, en die in die openbaring een duidelijk onderscheid maakte tusschen oude en nieuwe bedeeling. Juist omdat dit de princi- pieele achtergrond is. werd niet gesproken over de eenheid van het N. T., maar over de een heid der Nieuwtestamentische Godsopenbaring. Vooral vyf praktische gevolgen heeft deze eenheid. Ten eerste leert zy bezwaar maken tegen de z. g. Bybelsche Theologie. Vervolgens leert zij een juist oordeel vellen over de indi vidualiteit der Bybelschryvers. In de derde plaats leert zy, dat alle exegese heeft te rekenen met wat de Schrift als geheel geeft. Ten vierde moet de plaats van elke perikoop in het geheel der Schrift worden aangewezen. En eindelyk diepat elke plaats Christocentrisch te worden verklaard. Uit de aan deze rede toegevoegde jaarge schiedenis van de V. U. blykt dat het aantal studenten thans bedraagt 178, waarvan 38 voor het eerst werden ingeschreven by den aanvang van den nieuwen cursus, n.l. 20 in de Theolo gie, 1 voor Theologie en Ned. Letteren, 2 in de Ned. Letteren (te saruen dus 3 studenten) in de nieuwe faculteit, 9 in de Rechten, en 6 in de Medicijnen. Met dit aantal mogen we tevreden zyn. Er is in het getal theologen gelukkig weer eenige opklimming te bespeuren. Thans voert prof. Grosheide de recterale staf. Zegene en spare onze God zoowel studenten als hoogleeraren. Prof. Fabius wyst er in zyn jongste geschrift op, dat by de gemeente meer belangstelling zich behoort te openbaren in de verkiezing der ambtsdragers. Vooral in dezen tyd des jaars is dat van ge wicht. In vele Kerken worden dubbeltallen door den Kerkeraad gemaakt, opdat de stemge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 2