Oi in villi in in naaste. FEUILLETON. Zendingsstudie-Raad. Niet te veel. Kerk- en JSehooInienw*. Nimmer heb ik hem over zijne blindheid hooren klagen. Alleen smartte het hem, dat hy nu zóó diep afhankelijk was bij het onder zoek van Gods Woord. Gelukkig dat weleer zijn grootste lust daarin had bestaan, waardoor hij had verworven een schat van kennis Van nu voortaan moest hij een gids hebben. En in den beginne bestuurde de Heere het zoo, dat hij een goede hulp had in zijn zoon Johan, theol. student. Maar helaasslechts kort mocht hij zich daarin verheugen want in eenige maanden sleepte de tering dezen jongeling ten grave, dien God zulke schoone talenten had gegeven, welke ook zyn blinden vader ten goede kwamen. Daags vóór zijn sterven zou zijn vader studeeren, maar zjjn geest was dermate ontroerd, dat hij zijne gedachten er niet bij kon bepalen. Dit merkte zijn zoon en toen hij bij zjjn sponde kwam, zeide hij„Vaderu moest morgen eens preeken over deze woorden Al daar zal geen nacht zijn." Tevens deelde hij toen zijn vader mede, hoe de Heere hem reeds van der jeugd af aanhad getrokken en hij steeds voor zich zeiven be krompen had geleefd, maar de Heere hem nu in de ruimte had doen treden. Bjj alle droefheid was deze mededeeling troostvol voor het hart zjjn vaders. En deze kwam den volgenden morgen op den kansel en deelde der gemeente mede, dat hij hoopte te voldoen aan den wensch van zijn stervenden zoon en de tekst behandelen: „Aldaar zal geen nacht zijn". De Heere ondersteunde hem, doch toen de preek geëindigd was en hij spoedig huiswaarts keerde naar het krankbed van zijn zoon, richtte deze zich op, gaf hem de hand, riep uit met heldere stemAldaar zal geen nacht zijn en blies den adem uit. Zwaar was te dragen voor den blinden knecht des Heeren zulk een slag, temeer daar hij nu als gids moest nemen een jongeren zoon, die niet zoo ervaren was in de {Schrift als zijn ontslapen broeder. Maar de Heere vervulde toch kennelijk Zjjne belofte Ik zal u niet begeven. Eenigen tijd daarna had hij een onvergetelijk onderhoud met zjjn aardschen vorst, Z.M. Wil lem den Derden. Op zekeren dag zich bevindende in zijn stu deervertrek kreeg hjj de innige begeerte om den koning eens het Evangelie te mogen ver kondigen. Hjj begreep echter zeer wel dat Z M, niet tot hem zou komen om dit te hooren, dus moest hij naar Z. M. Eu daarom liet hij zich bjj het jaarlijksch bezoek van den koning inschrijven op de audiëntieljjst. De kamerheer diende hem aan als ds. Juch, doch voegde er aan toe: Zjjn Eerwaarde is blind. Dit trof den koning. Terstond vroeg Z. M. wat de dominee begeerde. En toen ant woordde deze, dat hjj zoo gaarne eenige oogen- blikken tot den koning wenschte te spreken over het heil zyner ziel. En ofschoon het bekend is, dat aan het Hollandsche hof met angstvallige gestrengheid de érikette wordt gehandhaafd, gaf Z. M. toe stemming en de blinde dienaar hisld een korte toespraak. Daarin zeide hij o.a. „Sire! Heden wenschte ik wel ééa oogenblik te kunnen zien". „En waarom?" vraagt de koning. „Wel", luidde het antwoord, „als ik eenmaal in den hemel kom, kan ik zien, of ik Uwe Majesteit er ook aantref*. De dominé eindigde zijn toespraak met dit versje Dat Ntêrlands koning leve Dat Neerlands God hem geve Zijn zegen en genu; Dat Neerlands volk leer' vragen Naar God en Zijn behagen Dat wensch ik vroeg en spa De koning dankte den dominé en zeide „Nog nimmer heeft een predikant zooveel be lang gesteld in het heil rnyner ziel, doch ver gun mij nu belangstelling iu uw lot. Welke oorzaak bracht u blindheid?" Ds. Juch verhaalde dit en toen gaf de koning den raad, dat by den kerkeraad 3 maanden verlof moest vragen om zich dan onder behan deling te stellen van den bekwamen oogarts van Z. M. Koning Leopold te Brussel, en voegde daaraan toe, dat alle kosten voor Zijner Majesteits rekening kwamen. door Hugo Kingmans. (Auteursrecht voorbehouden). 3). LompenSötleerderyen van het Leger des Heils had-ie er bezochtdaar vond hjj mannen en vrouwen uit alle rangen en standen, die door den drank aan lager wal waren geraakt. Hjj kwam o.a tot de ontdekking, dat er zes predi kanten bij waren. Ia den kouden vriesnacht was hij, gehuld in z'n bontmantel, waarin hjj nog huiverde, met 'n middernachtzendeling, 'n kennis van hem, er op uitgegaan en aan den oever der Theems vonden zy zwermen dakloozen, die met de ra ven vochten om een korst brood. En dat alles door den drank Even hield hjj op In de zaal was het stil, hoorbaar stil Men was onder den indruk Dat het erg was wist men wel, maar zóó, neen, zóó had men het zich niet voorgesteld „Ik ben," ping de spreker voort en hjj scheen zich te verheffen van achter zijn spreekplaats hij scheen grooter te worden het scheen, of hij wilde spreken tot zyn hoorders, persoon voor persoon alsof hij op ieder woord klemtoon wilde leggen alsof hij ze wilde doordringen en over tuigen, ééns en voor gósd „Ik ben er Diet heengegaan, de waarheid moet Met innigen dank aan zijn Hemelschen en zijn aardschen Koning aanvaardde de predikant dit aanbod en reisde na verloop van eenigen tijd af naar Brussel om dien oogarts te raad plegen. En welk een aangename ontmoeting wachtte hem met dezen heerOok hij was een kind des Heeren en toen nu de dominé bij hem kwam, ging het hun als Groenewegen ziDgt Onuitsprekelijke banden, Eenen ge8st en ééns van zin, Al was het volk van verre landen, 't Harte smolt toch zamen in De dokter onderzocht de oogen van zijn broeder in Christus, maar kwam tot de ont dekking dat geen herstel mogelijk was. De oogzenuwen waren gestorven. Eenigszins teleurgesteld keerde de dominé naar Amsterdam terug. Maar was zijn licha melijk oog voor altoos verdonkerd en zulks een groote beproeving, zijn geestelijk oog nam in helderheid toe en dat oog des geloofs richtte zich naar de bergen, ja hooger dan de bergen, tot den hemel van Gods heerlijkheid, waar was ingegaan zijn medelijdende Hoogepriester Jezus Christus, die hem had geroepen tot Zijn dienst en hem zou geven te spreken, telkens wanneer hij zulks moest doen. Meermalen zeide hij dan ook: „De meeste Godgeleerdheid deed ik op in den weg van beproeving." Hij mocht zich steeds verheugen in een groote schare van hoorders omdat hij sprak hetgeen in veler harte omging. Een paar jaren na het intreden zijner blind heid trof een gedeslte van ons land een water snood. De koning verzond eene circulaire met verzoek dat zijn volk zich in gebed zou wen den tot God, opdat de ramp niet verder mocht gaan. Met blijdschap voldeed ds. Juch aan dit koninklijk verzoek en preekte in een biduur over Klaagliederen van Jeremia, Hoofdstuk 3 40—42. Dit geschiedde 17 Februari 1861. Deze preek is gedrukt onder den titel„Weer klank op den wensch van Z. M den koning", uitgegeven te Amsterdam bij H. Jansen, Rus land B 153. Z. M. den koning werden twee exemplaren daarvan toegezonden en blijkens hoogstdeszelven schrijven met genoegen aanvaard en gelezen. Door zijn blindheid kon de dominé in het woelige Amsterdam het herderlijk werk niet meer naar eUch verrichten. Daarom kon hij met alle vrijmoedigheid aannemen de roepiDg der gemeente van het stille landelijke Lands meer. Voor hij derwaarts ging was hij in het huwelijk getreden met mej Alida van Galen. Eu met haar mocht hij nog ruim 24 jaren vereenigd blijven. Het toenmalige Landsmeer was een plaatsje met een smallen weg, waarvan ter weerszijden slooten. Rijtuigen konden over dien weg niet passeeren. Om de woningen te bereiken moest men steeds over bruggen. Met de scherpzinnigheid aan blinden eigen wist de dominé spoedig den afstand tusschen eiken brug en kon zonder gids zijn gemeente bezoeken. Veel hartelijkheid ondervond hij daar, maar ook veel wat stoffe gaf tot weenen. want vijf kinderen boven den leeftijd van 20 jaar ver loor hij hier door den dood. En wat hun verlies te droeviger stemde was die zij ontvielen hem juist wanneer zij zich een weinig thuis begonnen te gevoelen op de studeerkamer. En bij hun heengaan moest telkens opnieuw met inspanning een jongere zoon daartoe wor den opgeleid Uit zijn verblijf aldaar wil ik een paar ge schiedenissan vertellen. (Slot volgt.) ZfiNDIN». II. Er z\jn verschillende middelen te gebruiken, om de gemeente op te voeden in de kennis van de zending. ik getrouw zijn, als geheelonthouder. Ik was, evenals zoovelen onder u nóg zjjn, aanhanger van de zoogenaamde matigheid. Ik meende, evenals zoovelen onder u nóg, dat geheelonthou ding was in strijd met Gods Woord, omdat ook de drank behoort tot de gaven Godg. Maar ik ben veranderd. Ik heb gezien, de naakte feiten. En die feiten, die spraken tot my boekdoelen. Ik heb er gezien een vrouw, versta-mij wel, een vróuw, in delirium-tremens. Ik kan u dien toestand niet beschrijven. Ik kan alleen hopen, dat gij het nooit zult zien Want het is 'n ont zettend gezicht To8ü heb ik de hand van m'n vriend in de mijne genomen ik heb ze gedrukt, stevig ge drukt ik heb hem in z'n oogen gekeken, z'n oogep, die haast schreiden over het wee. dat hij zag (en hij was er toch zoo aan gewoon en ik heb hem gezegd „G(j zijt mijn getuige, dat ik zweer, nooit, nooit weer alcohol te drinken!" Glimlachend keek hij mij aan en zei alleen „Dat had ik wel gedaeht!" En nu sta ik voor u als geheelonthouder. En ik roep u toe; ik smeek het ui sluit u aan bij onze beweging Laat uw halfslachtigheid varen Heft met ons aan en strijdt voor de leuze de drank in de kast van den apotheker Waarom verg ik dat van u Waarom vraag ik dat van u Omdat ik de drankellende zoo van nabij heb gezien? Omdat ik uit ervaring weet, dat ze is één van de grootste oorzaken van de soci ale ellende? Neen, daarom niet! Maar ik vraag het u, omdat gij aansprak wilt maken op Vroeger liet men vooral sprekers optreden men hield een bidstond voor de zending, en men prees die gemeente gelukkig die de hand had weten te leggen op een zendeling, die met verlof was. Dit is een beproefde methode, en wij zouden onze kerken willen aanradeD, om, indien het vanwege de verlichting kan, in de komende wintermaanden zulke bidstonden of spreekbeurten te organiseeren. Onze plaatse lijke Zendingscommissies hebben in deze een taak te vervullen. Maar er is nog veel meer te doen. En dan is er aan goede zendingslectuur behoeften. Zy, die trouwe lezers waren van ons Zendingsblad en van de Macedoniër, door de onvolprezen arbeid van ds. H. Dijkstra nu reeds jarenlang verzorgd, zjjn aardig goed met onze Geref. ZendiDg op de hoogte. Maar dit zijn enkelin gen, en men kan toch niet van hen die nog beginnen moeten, eischen dat zij al de jaar gangen van genoemde periodieken zullen door lezen". Bovendien, er zijn ook nog andere zendingslichamen dan onze Gereformeerde ker ken. En ook, niet slechts van de historie der zending moet men iets afweten, maar ook van de theorie. Op grond van deze en andere over wegingen werd de Zendingsstudie-Raad op gericht. Het doel van dezen Raad is dus de zendings opvoeding in Nederland te bevorderen en ten dienste van de bestaande zendingslichamen werkzaam te zijn. Daarop moet de nadruk ge legd. De Zendingsstudie-Raad (Z. S R.) is wel een zelfstandig lichaam, en staat onder geen enkele macht, maar het ligt toch niet in zijn aard en bedoelen, om zelf het werk der Zending ter hand te nemeD, of om gelden van een bepaalde vereeniging te verzamelen. Wij zouden het kunnen noemen een paedagogisch institituutals nederige dienstknecht wil hij werkzaam zijn in het belang van den kerkelijke en genootschapszending beide, door n.l. der gemeente de noodige middelen te verschaffen tot vormeerdering der zendingsvereeniging. Een lofwaardig doel, nietwaar In het najaar van 1909 werd de Z. S. R. opgericht, bestaande uit vijf leden. Dadelijk toog men aan den arbeid, in het geloof dat het een werk Gods was, hetwelk men onder nam. Het programma bevatte de volgende vijf punten 1. Zendingsstudie in kleine kringen, vooral onder de rijpere jeugd. Daarvoor werd noodig geacht het verstrekken van geschikte literaruur, dus het samenstellen van handboeken en leid draden en de vorming van leiders, dus het organiseeren van conferenties, waar zulks het best geschieden kan. 2. Cursussen van predikanten. 3. Zendingsonderwijs op Zondagsscholen. 4. Zendingsonderwijs op Christelijke scholen. 5. Het ter hand nemen van allerlei zaken, die dienstbaar kunnen zijn aan het groote doel, met name algemeene zendingsuitgave als het Jaarboekje en de Zendingsbode. Boven verwachting werden de pogingen ge zegend. Reeds dadelijk kon men beslag leggen op den Ned Zendingsbode, straks gevolgd door het Ned. Zendings-Jaarboekje, en het Verslag van de Algem. Ned. Zendings-Conferenties. Het begin was dus mooi. Zeer gelukte ook een handleiding voor Zen dingsonderwijs op Zondagsscholen en Kinder- vereenigingen samen te stellen en uit te geven. Eveneens werden predikantencursussen ge organiseerd. Punt 4 van het programzendingsonderwijs op Christelijke scholen, bleef tot dusverre achterwegeeen handleiding van den heer K. Wielemaker te Biggekerke ligt evenwel nu ter perse en zal eerlang verschijnen. Beter ging het met de uitgave van hand boeken voor ZendiogsstudiekriDgenachter eenvolgens werden in het licht gezonden Islam en Christendom, Animisme enChris'en- dom, Ons Suriname en Hedendaagsche Zending in onze Oost met bijbehoorende leiddraden. Ook worden er sinds de oprichting van den Z. S. R. jaarlijks zomer-conferenties voor Zen dingsstudie gehouden die steeds uitnemend slaagden. Mede door de uitgegeven handboeken bloeiden allerwege de Zendingstudiekringen opmen kan berekenen dat er over het heele land jaar lijksch tusschen de 2 a 8000 deelnemers zijn, den naam van Christus En Christus sluit in Christus volgen Zijn leer toepassen En Christus heeft u geboden Hebt uwen naaste lief als uzelven Uwen naasten, d.w.z. den man en de vrouw, die God plaatst op uwen levensweg met wien ge in aanraking komt. Liefhebben moet ge uw naaste. Ge moet hem steunen in zijn strijd in dit aardsch tranendal En als nu die naaste, hoort ge, als nu die naaste eea dronkaard is, of, om het niet al te sterk uit te drukkeD, als hij zich dikwijls te buiten gaat aan sterken drank, waardoor zijne zaken achteruitgaan waardoor z'n vrouw en kinderen kwijnen, dan moet ge, dat is niets meer dan uw christenplichtdan moet ge hem daarop wijzenhem het verkeerde van zjjn doen onder het oog breDgen. Dan moet ge hem smeekeD, den drank te laten staan. Maar begrijpt ge dan niet, dat ge er zelf vrij van moet zijn? Begrijpt ge dan niet, dat ge er met uw matigheidstheorie niet komt? Dat ge halfslachtig werk doet Ik voorspel, dat ge fiasco zult lijden bij al uw pogen! Ge wijst op het slechte van drankgebruik op lichaam en geest en ge gebruikt ze zelf, al is het dan met mate, laat ik zeggen in zeer geringe mate. Ziet ge het belachelijke er van in Vraag ik daarom van u aansluiting by ons Wil ik u daarom, vanavond nog, boeken als mede-strijder Ja, daarom Maar daarom niet alleen Want ik ben d'r nog niet! Christen zijt gij. En dat houdt in, dat ge al uw krachten moet inspannen, woeke rend met de talenten, die God u heeft geschon- meerendeels jonge menschen. En als ik nu eindelijk nog wijs op hetgeen de Z. S. R. aan onze kinderen deed, is daar mede zeker alleen tegenstand, zoo deze er nog was, overwonnen. Er werd toch gezorgd voor een Handleiding voor Zendingsonderwijs, een boekjeDe kunst van het vertellen, verscheen en de Kiekjes uit de SoendalandeD, Kleine Kleuters en Een Ceramsche jongen beleefden reeds meerdere drukken vooral onze Zondags scholen hebben ervan geprofiteerd. Maar heeft de Z. S. R. hiermede nu zijn zaak afgedaan En ook hebben wij een roepiDg tegenover deze Raad J. D. Wielsnga. De commissie ter organiseering van een Zendingsdag in de Classis Middelburg verga derde de vorige week om het finantieel verslag op te maken van de geslaagde bijeenkomst op 25 Juli 1.1. onder Koudekerke. De inkomsten waren, zoowel van collecte als verkochte programma's meer dan vorig jaar, maar de uitgaven voor cantine, muziek en tim merwerk waren zoo hoog, dat slechts een batig saldo van ruim acht gulden overschoot. Dus niet te veel Kerkhof. DRIETAL te Vreeswijk Dr. C. Veltenaar te Suawoude K. v. d. Veen te Gasselternye- veen A. H. Nieboer te Krabbendijke. TWEETAL te Tienhoven P. Nomes te Fijnaart J. Oosterveen te Geesteren e.a. BEROEPEN te Werkendam (B): T. Bouma te Doorn; te Veenendaal: dr. C. Veltenaar te Suawoude. AANGENOMEN naar Gees: J. J. Bouwman cand. te Uithuizen. BEDANKT voor WolfaartsdykS. Kamper te Oldebroek voor PynackerC. A. van Nood te Lopik voor Bierem S. Duursema te Nieuw-Amster- dam voor Genderen R. Sybrandy te Zegwaart. Dr. J. J. van Baarsel pred. bij den Ned. Herv. Gem. te Hei- en Boeicop zal zich voegen by de Geref. Kerken en verzoeken tot predi kant te worden toegelaten. Ds. J. W. Gunst van Woerden en d\ W. H. Oosten van Scheveningen zijn in zooverre hersteld dat zy weer van hun gemeenten in de bediening des Woords konden optreden. In vele Kerken wordt het plaatsenverhuren en ook het collecteeren des Zondags, afgeschaft de inkomsten worden dan verkregen door con tributies Dit is inderdaad de ideale toestand, en een ideaal hetwelk te bereiken is. Ook in Zeeland heeft menige gemeente het nog noodig eraan herinnerd te worden dat het bijdragen aan den kerk geen barmhartigheid is, doch recht en plicht. Afscheid van Vries ds. J. Hoekstra met Judas 20 en 21. Ds. J. D. v. d. Munnik bevestigde ds. H. S. Bouma te Leeuwarden met 1 Cor. 3 21,22a en c 23 en41, daarna deed ds. Bouma intree met 1 Cor. 123 en 24. Het aantal studenten aan de Theol. School te Kampen bedraagt thans 58. Het aantal nieuw-ingeschreven studenten aan de Theol. School bedraagt thans 13, dat aan de Theol. faculteit der V. LT. 11. Voor het admissie-examen van laatstgenoemde, dat door ongesteldheid van een der hoogleeraren ken, om Zyn ryk op aarde, dat gesticht is, te helpen in stand houden niet alleen, mair het ook uit te breiden Daartegen kunt gij niets inbrengen. Volkomen zult ge het op dat punt met me eens zyn. Daaraan twyfel ik niet. Welnu dan,, laat ik u dan zeggen, dat ge met het in-stand-houden van uw drinkgewoonten, niet helpt bouwen, maar afbreektniet mee werkt, maar tegenstribbelt! Want het alcoholisme, zooals het zich in de negentiende eeuw heeft ontwikkeld door aller lei oorzaken, die ik nu niet zal noemen, en zooals wij, gij en ik, het nu kennen in al zyn schrikwekkenden omvang, is één van de mach tigste middelen in de hand van Satan om Gods Koninkrijk tegen te werken. Ge zult me te genwerpen God is onoverwinnelijk. Daar is geweest een Golgotha of m. a. w. Christus heeft overwonnen Satan is den kop verpletterd En dat is volkomen waar. Maar daarmee gaat gy niet vry uit! Neen, duizendmaal neen! Gy moet strijden voor Gods eerniet met een boekje in een hoekje gaan zitten. En daarom moet ge uw drinkgewoonten laten varen Om den wille van uwen naaste, die zich bevindt in Satans klauwen. Want feit is, wat ik zoo even zei, dat het alcoholisme één van de machtigste middelen, misschien wel het machtigste middel is, in de hand van Satan om het Godsryk hier op aarde tegen te werkenDe Eogelsehe kerk heeft verklaard, dat zy door het alcoholisme meer verliezen beeft te boeken dan door Protestan tisme en Ongeloof te samen. (Wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 2