Een Bededag in Amerika. Antwoord aan Broeder V Artikel 83 K. O. De Pinkstercollecte. Zendingsdag Classis Goes. o Hoe donker kan bet zijn voor ons ocg wanneer wij overtuigd worden van onve zonde en schuld. Wat eene verlegenheid in het hart, dat daar roept: Wat moetik doen Doch wanneer de beloften Gods zich aan ons vertoonen, dan herademen we, al is 't ook, dat we den vollen vrede nog missen. Zij spreken toch van schuld vergeving en vau de gave des Geestes. Ziet dan niet alleen op uwe zonde, maar ook op die beloften des Heeren, voor u zelf en voor uwe kinderen, vooreen volk, voor de wereld. Want u komt de belofte toe en uwen kinderen, en allen die daar verre zijn, zoovelen als er de Heere onze God toe roepen zal. F. Staal Pz KERKELIJK LETEK. De President van de Vereenigde Staten in N.-Amerika heeft een bededag uitgeschteven en we vinden dit natuurlijk op zichzelf goed. We gevoelen bij zulk een gelegenheid steeds weer het verschil, dat er bestaat tusschen zulk een land en het onze, waar de Hooge Over heid nooit een uitnoodigiDg richt tot het ge- heele volk om zulk een dag te houden. Dit laatste betreuren we, want waarlijk, het is wel een tijd, dat overheid en volk zich gemeen schappelijk behooren te verootmoedigen. Doch de President telt ook eenige zaken op, waarom het volk heeft te bidden o a. om de zege der geallieerden. Dit gaat voor die ker ken gemakkelijk, welke met den President overtuigd zijo, dat een overwinning van die Mogendheden in 't belaDg van de vrijheid en het recht ie, maar iu welke moeilijkheden komen kerken, die uitsluitend uit Duitfchers bestaan, zooals die werkelijk aldaar voorkomen. Ook voor hen geldt het woord Alle macht over ons gesteld is van God en daarom be hoort alle ziel de macht te eerbiedigen. Het lijkt ons daarom toe, dat het liet van wijsheid getuigt, wanneer een dergelijk manifest vraagt, waarvan de overheid weten kan, dat een deel der onderdanen het onmogelijk kan opvolgen. Waarom het niet aan de kerken overgelaten, wat zjj in 't openbaar wilden bidden. Het bid den is een te teedere zaak, dan dat de over heid voorschrijven kan, wat ieder zoo al bidden moet. We kunnen ons dan ook best voorstel len, dat sommige keiken weigeren zullen zich nauwgezet aan het voorschrift te houden. Maar daarmede zijn zij er nog riet. Juist omdat de President het zoo heeft verlangd, zullen er wel menschen gevonden worden, die eens hooreü, vooral indien er aanleiding is om te twyfeleü, of zulke kerken wel uitvoeren, wat van haar begeerd werd en deze zullen niet nalaten om het ruchtbaar te maken. En nu kan men wel zeggen, nu, wat zou ditzij leven daar in een vrij land, maar dan vergeet men, wat ons uit „dat land der vrijheid* vóór en na ter oore gekomen is. Wie niet meezingt in het alge meens koor, heeft het er niet al te gemakkelijk. Dit is ook een van die moeilijkheden, welke een oorlog brengt in een land, waar er zoovele inwoners zijn, die uit verschillende landen samengekomen zyD. Wij noemen nu alleen Duitschers, maar er zijn duizenden Ieren, die voor dezelfde be zwaren komeD. o Indien de President zich er toe had kun nen bepalen om het Amerikaansche volk op te wekken om zich te verootmoedigen wegens eigen overtredingen en om uitredding uit den nood, waarin zoovele volken zich bevinden, hoe schoon zou dit geweest zijn. Gaarne voldoe ik aan uw verzoek om door raiddel van ons blad u te antwoorden, wijl het mogelijk D, zooals u schrijft, ook anderen in hetzelfde geval verkeeren. U hebt de brochure gelezen, verschenen onder den titel „Assurantie en Vaccinatie" en het verwonder* mij niet, dat er enkele vragen hij u opgerezen zijn. De schrijver verooreeelt onomwonden alle Assurantie, omdat zij naar zjjn gedachte geheel in strijd is met het geloofsleven van Gods volk. Om dit duidelijk te maken heeft hij tamelijk breed zijn ge dachten weergegeven. Hij heeft ernstig ge poogd om t® bewijzen, wat hij zegt Heeft hij nu inderdaad ook het doel, dat hij zich voor- gestelt had, bereikt Zie daar de vraag, welke ik stelde in het vorig nummer van de Z. Kerkbod® en daarop heb ik geantwoord. Naar mijn meening niet en ik voegde er bij, dat het ook moeilijk zal zijn om uit de H Schrift aan te wijzen, dat het verzekeringswezen ongeoor loofd is. Over dit punt is vroeger en later veel geschreven en de vrucht daarvan is geweest, dat het over 't algemeen in de geloovige krin gen vaststaater is tot dusver niet aangetoond, dat we deze maatschappelijke instelling ver werpen moeten. Naar het my voorkomt is dit duidelijk ge noeg. Doch met het oog op de bijzondere vrager), welke u my doet, wil ik nog iets la ten volgen. Het spreekt vanzelf, dat het ver zekeringswezen aanleiding gegeven heeft tot allerlei zonden Doch misbruik wordt er van elke zaak gemaakt. Aardsch goed is op zichzelf niet verkeerd, maar wie het bezit en uit het oog verliest, dat hij er slechts rentmeester over is, vergrijpt zich aan het eigendomsrecht, welk God er op heeft. Jezus heeft dan ook gezegd, dat er rijken zyD, die op hun aardsch goed hun vertrouwen zetten. Zulke kunnen bezwaar lijk ingaan in het koninkrijk der hemelen. Ja het i3 lichter, dat een Kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke ingaat in het koninkrijk Gods. Het is dan ook on tegenzeggelijk waar, dat er velen zijn, die hun toevlucht nemen tot de Assurantie en niet tot God en die meer hun vertrouwen stellen op „De verzekering" dan op Hem, die in nood en dood voor Zijn volk oneindig groot in gunst is. Vervloekt is een iegelijk, die vleeseh tot zijn arm stelt. Maar daaruit volgt niet, dat de ver zekering verkeerd is. Het is een der vela mid delen, welke in den weg van Gods voorzienig bestel ons ten dienste staan, waardoor we onder den zegen des Heeren in de vele noedeD, waarin we komen kunnen, voorzien kunnen. Ik kan nu kort zijn na wat ik gezegd heb, aangezien hiermede reeds een antwoord gegeven is op uwe afzonderlijke vragen. Het is een voorrecht, wanneer een werkmaü, wien een on geval overkomt een behoorlijk inkomen ontvangt, want aan welk een ontbering stond zulk een gezin vroeger menigmaal bloot. Verstandig is het, als iemand in dagen van gezondheid en voorspoed bedacht is om te voorzien in een tijd, waarin ziekte de woning binnentreedt. Prijst de wijze Saloma de mieren, omdat zij in den zomer hun brood bereiden tegen den winter, hoeveel te meer is het dan eisch voor een re delijk mensch om intijds zijn maatregelen te nemen. Gij behoeft u dan ook niet te veront rusten, wanneer gij op de meest passende wijze zorgt tegen een tijd, waarin gij niet meer zor gen kunt, mits gij allereerst uwe zorgen op den Heere werpt in het vertrouwen, dat Hij alles wel maken zal, mits gü boven alle dingen zoekt het koninkrijk Gods in het geloof, dat u alle andere dingen toegeworpen zullen worden. Het geloof sluit het gebruik van de midde len niet uit, maar in. Bouma. Naar aanleiding van een vraag door den kerkeraad van Grypskerke gedaan op de Clas- sisvergaderiDg te Middelburg 14 Mei 1.1. ont spon zich eene levendige gedachtenwisseling. De kwestie kwam hierop neerBestaat er eenige verplichting voor eene Diaconie, wan neer een arme broeder of zuster naar eene andere gemeente vertrekt, hun in die nieuwe plaats van inwoning steun te blijven bieden, zjj het ook dat dit niet rechtstreeks geschiede maar door bemiddeling van de Diaconie daar ter plaatse Door de onderscheidene broeders, die zich in de gedachtenwisseling mengden, werd beur telings de nadruk gelegd op het een of andere punt. Ds. Wielenga sprak als zijne opinie o.a uit, dat dit een geschikt punt was om in de Kerkbode eens ter sprake te brengen. Welnu, dat heeft bij voor geen doovemans oor gezegd. Gelijk zij, die eenigszins op de hoogte zijn met den inhoud onzer Kerkenordening wel weten, wordt over deze zaak gehandeld in artikel 83. Dat luidde volgens de Dordtsche redactie van 1618 aldus „Voorts zal den Armen, om genoegzame oorzaken vertrekkende, van de Diakenen bij stand gedaan worden, naar discretie, mits aan- teekenende op den rug van hunne Attestatie de plaatsen, waar zy henen willen, en de bulpe die men hun zal gedaan hebben". Volgens de Utrechtsche redactie vaD 1905 luidt dit artikel als volgt „Voorts zal den armen, om geroegzame oorzaken vertrekkende, door de Diakenen reis geld gegeven worden, naar hetgeen zij oor- deelen behoorlijk te zijn. De Kerkeraad en de Diakenen zullen echter toezien, dat zij niet te zeer genegen zijn om hunne Kerken van de armen te ontlasten, met welke zij andere Kerken zonder eenigen nood zouden bezwaren". De bijstand in de oudere redaetie van dit artikel vermeld, moest blijkens de verklarende nieuwere redactie uit onze ecuw bestaan in voldoende reisgeld om van de eene plaats naar de andere te verhuizen. Onder dien bijstand moet dus niet verstaan worden eene voortdurende ondersteuning ook nadat die armen zich reeds in eene andere gemeente gevestigd hebben. De aanteekening op den rug der Attestatie bedoelde niets anders dan meedeeling te zijn aan den Kerkeraad in de nieuwe woonplaats, dat deze broeder of zuster ondersteuning van de Diaconie genoten in hun vorige woonplaats. Tegenwoordig is meer ia gebruik gekomeD, dat in zulke gevallen de eene Diaconie een schrijven richt aan de andere Diaconie, terwijl op de af te geven attestatie over de onder steuning niet gerept wordt. Reisgeld werd bovendien verleend alleen indien den Kerkeraad duidelijk bleek, dat er genoegzame redenen waren om van de eene ge meente naar de andere te verhuizen. Het „vertrekken" moest niet maar een zaak van willekeur zijn. Als er geen voldoende grond voor verhuizen kon worden aangegeven, dan moest veeleer de Kerkeraad aan zulke armen in overweging geven te blijvenwaar zjj waren. Een Kerke raad mocht niet denken „Laat die armen maar vertrekker, dan zijn wy van hen af en komen zy ten laste van andere gemeenten". Geen voldoende reden tot vertrek is hijvoor beeld de meening 3 an een arme, dat hij in een andere Kork me eronderstand zal geniet-n dan ter plaatse, waar by woont. Hij moet beslist door Ie verhuizen in betere conditie komen (b.v. door opgenomen te worden by familie), betere vooruitzichten krygeD, beter in zijn onderhoud kunnen voorzien. Dat alleen is „genoegzame oorzaak". Zoo de levensconditie voor een arm lid der gemeente in de plaats, waarheen hy vertrekken wil, niet beter wordt, moeten Kerkeraad en Diaconie alle pogingen aanwenden om dien arme te houden, waar hy woont. Het moet er hun niet om te doen zyn van dien arme af te raken. Soms zou een Diaconie daarvoor wel wat reisgeld over hebben. Maar dat gaat in tegen de bedoeling van artikel 83. Dat ware in striid met de gereformeerde beginselen. Een arme, die naar een andere Kerk ver buist, komt voor rekening van de Diaconie daar ter plaatse, waarheen hy verhuisde. Iedere Kerk moet zorgen voor de armen, die onder haar ressort woonachtig zyn. Dat is het beginselin onze kerkenordening uitgesproken. Een arme, die in Middelburg woont, behoort verzorgd te worden door de Diaconie te Mid delburg en niet door de Diaconie van eene gemeente, waar die arme tevoren woonachtig was. De regel in de saamleviDg onzer Gereformeerde Kerken is dan ook, dat armen niet onder steuning genieten van andere Diaconiën, maar van de eigene Diaconie ter plaatse waar zy wonen en waar zy ook hunne attestatie hebben ingeleverd. Op zulk een regel komen wel eens uitzonderingen voor. Van eiken regel wordt ook wel weer eens afgeweken, wanneer de drang der omstandigheden het noodig maakt. Die gevallen doen zich nog al eens voor ten opzichte van bovengenoemden regel. Iemand woonde byv. jaren achtereen in de kracht van zyn leven, toen hy ruimschoots in zyn onderhoud kon voorzien, en krachtig mee hielp kerk en armen te onderhouden, in de gemeente A. Oud en hulpbehoevend gewor den, verhuist hy „om genoegzame redenen" naar de gemeente B. De Kerk te A. heeft van dien broeder de vrucht-in geplukt. Moet nu de Kerk te B. van hem alleen d® lasten dragen Ieder gevoelt, dat dit in stryd zou komen met den aard der christelijke liefde en den eisch draagt elkanders lasten. Het geval is bovendien mogelyk, dat de Diaconie te A. weinig armen tot verzorging heeft, 'erwyl de Diaconie te B. jaarlyks reeds veel uitgaven voor die verzorging heeft. Wat ligt dan meer voor de hand dan dat de Diaconie te A. (zulks wetende van hare zusterdiaconie te B. )vrijwillig den onderstand van het verhuisde lidmaat aanbiedt en dit aanbod door de Diaconie te B. gaarne wordt aanvaard Wenschelyk blyft evenwel, dat de Diaconie ter plaatse, waar de arme woont, den onder stand aan hem uitreik®, niet de Diaconie van de gemeente, waartoe by tevoren behoorde. De Diciconie te J3., en niet-m«er die te A. moet toezicht honden en beoordeelen of do onder steuning al dan niet toegekend moot blyven, vermeerderd dan wel verminderd moet worden. Daartoe ware een op andere plaats wonende Diaconie niet by machte. De verzekering van den onderstand moet in zulke gevallen dus plaats grypen tusschen de beide belarghebbende Diaconiën. Evenwel kan in zulk een geval de eene Diaconie niet eisclien van de Diaconie der vorige gemeente, waar die arme woonde, dat die Daconie voortga laDger onderstand te geven. Op de Classis Middelburg kwam vooral dit punt helder aan het licht, dat nimmer zulk een eisch mag gesteld. Dat zou immers in flagranten stryd komen met het beginsel van art. 83, dat saambaDgt met de grondgedachte van het beginsel waar voor ons gereformeerd kerkrecht altoos uitgaat hét bestaan der plaatselijke Kerk. Slechts één geval is o.i. denkbaar, waarin zulk een eisch gesteld zou kunnen worden, n.l. wanneer eene Diaconie een arm gemeentelid uitbesteedt op een andere plaats. Zeg byv. dat de Diaconie te Souburg meent dat een hulpbehoevend gemeentelid het best kon verzorgd worden ten huize van een familie lid in Koudekerk®, en daarom dat arme lid uitbesteedde in dat gezin. Dan zou het niet voor rekening komen van de Diaconie te Kou- dekerke, maar blyven voor rekening der Dia conie te Souburg. Ieder voelt vanzelf daarvan de noodzakelijkheid. Gesteld, dat de Diaconie te Souburg dan eens niet haar plicht deed, dan zou de Diaconie te Koudekerke mogen eischendat aan de verplichting werd voldoen. Dus alleen in 't geval van uitbesteden zou van „eischen" tprake kunnen zyn. Anders blyve het steun bieden aan eene andere Diaconie steeds eene vrywillige zaak, zy 't ook dat ieder gevoelt, dat hierby de drang der Christelijke lieflo werkt, en niet werkeloos mag blyven. Dezer dagen kwamen mij nog eens iu handen Kerkbodes van tien, twaalf jaar geleden. Wat is in dien tijd in ons kerkelijk Zeeland veel veranderd Vooral ook met het oog op den arbeid der Zending. Toen werd er ernstig over gedebatteerd op Conferenties en kerkelijke vergaderirgen of de Zeeuwsche Kerk-n iwel f5500 per jaar by elkaar zouden kunnen brengen voor dien arbeid Pessismis en en optimisten stonden tegen over elkaar. Bereke ningen werden gemaakt, hoeveel ieder belijdend lidmaat per maand en per jaar moest offeren om tot een flinke som te komen, en de schrale Pinkstercollecte uit die dagen werden er bij geteld, en nóg kon men er volgens de pessimisten niet komen. Door Gods gunst is in de verloopen jareu de uitkomst verrassend geweest, zelfs voor de optimisten. Onze Zeeuw sche Kerken hebben met ijver en trouw deze zaak aaugevat. liet geld vloeit van jair tot jaar ruimer toe. Dat mag ook niet anders. Steeds is meer noodig. De arbeid van ds. Merkelyn werd boven beê en gedachten ge zegend. Zyn werk breidt zich zelfs zóó uit, dat hij er blijkens één zyner laatste brieven zelf schier geen raad meer mee weet. De kusten van den arbeid stijgen zooals daaruit noodzakelijkerwijs voortvloeien ook van jaar tot jaar. Wat voor tien jaar ook nog een schier onmogelijke zaak in veler oogen leek, is Gode zy dank bereiktn.l. de saamwerkiüg met de Brabantsche Kerken. Ook die bieden thans een fioantieelen steun, welke boven onze ver wachting is. Er werd in het vorige jaar door de Kerken in Noord-Brabant en Limburg voor onze Zending heel wat meer opgebracht, dan wy tevoren dorsten gissen. Bemoedigend is dat ook voor onzen missionairen Dienaar by de uitbreiding van zyn werk. Welnu, voor dien rykgezegenden arbeid wordt op het Pinksterfeest uw dankoffer ge vraagd. Laat het een milde som zyn, waarin gij ook uwe diep gevoelde dankbaarheid be toont voor Gods zegeningen, welke gij zelf in de gemeente des Heeren geniet en welke Hij op onzen arbeid onder Javanen en Chineezen rusten doet. Hierop kunt gij alvast rekenen Onze Zending zal steeds meer gaan kosten. Denkt daaraan ook bij uw Pinkstergavö in de collecte. Moge het verblijdend resultaat zyn, dat de Pinkstercollecten van 1918 die van vorige jaren overtreffen. Iu 1917 was er in sommige kerken een onverklaarbare achter uitgang te boeken. We twijfelen er niet aan, of zy zullen 't dit jaar weer goed maken. Langzamerhand moet een aanbevelend woord voor de Zendingscollecte een overbodige zaak worden. Over tien jaar moet het in onze Kerkbode niet meer te vinden zyn. Kerkhof. ZEXBINR. De Pinkstercollecte. Op het herdenkingsfeest van de geboorte der Christelijke Kerk wordt naar goede gewoonte een exlra-gift gevraagd voor den arbeid der Zending. De uitstorting van den Heiligen Geest predikt ons het universeel worden van de Kerk. Zy trad op Pinksteren uit de moederschoot van Israël uit, maakte zich los van de windselen des Ouden Verbonds, en gaf in de 3000, die zich op Petrus' prediking bekeerden, de eer stelingen van de schare, die niemand tellen kan uit alle geslacht en taal en volk en natie. Op Pinksteren brengt de Christelijke Kerk met blijdschap haar offers voor het werk der Zending. Zeker, allerwege in onze steden en dorpen zyn onze Kerkeraden en Zendingscom missies het heele jaar door bezig, om de leden der gemeente op de hoogte te brengen en con tributies te innen. Maar op het feest der Eer stelingen wordt een dankoffer des Heere gewyd, mildelyk en blijmoedig. In ons kerkelijk leven geven de Pinkster collecten steeds de hoogste sommen. Voor die eene keer in het jaar wordt flink in den buidel getast. Dan rammelen de guldens en rijks daalders, en ritselen de zilverbons en bank papiertjes, en stapelen ook de kleinere zilverstukjes en het kopergeld zich heuvelhoog op. Een Pinkstercollecte te mogen tellen is een genot. Ons Zeeuwsch en Noord-Brabantsch Gere formeerd volk zal zich met de Gereformeerden in Limburg ook ditmaal niet onbetuigd laten. Ons werk te Magelang heeft hst noodig, hard noodig. De kerk en pastorie, die gebouwd worden, eischen elk jaar stipte rentebetaling en genoegzame aflossing. Ook wegens uitbrei ding van den eolportag®-arbeid en de vermeer dering van de helpers nemen de uitgaven toe. Dit is de verhooring op het gebed „Uw Ko- ninkryk koine". Zooals is bekend, zal deze Zendingsda? wor den gehouden D. V. 2e Pinksterdag 20 Mei 1918 's middags lVs uur. Toegang tot het terrein niet vóór 1 uur. Het terrein van samenkomst is gelegen aan de 's Heer Hendrikskinderendyk naast de hofstede van den Weled. heer J. de Bokx even buiten Goes. Het programma deelt verder mede, dat de Zendiugsdeputaat voor de Classis Goes ds G. Doekes het openingswoord spreken zal en daarna zullen D.D. H. de Bruyn van Nieuwen- dyk ds R. Zylstra van Delfshaven ds. J. Douma van der Haag en ds. G. F. Kerkhof van Souburg achtereenvolgens ieder op de hun eigen wyze de zaak der Zending bepleiten. Zy het dien broederen gegeven het voor eene groote schare te doen. Het muziekgezelschap „Soli Deo Gloria" van Colynsplaat zal de zang begeleiden en zeker in de pauze verschillende Zendingsliederen ten gehoore brengen. O ik de Consumptie-lyst valt nog mee zelfs zal er volgens de opgave nog een broodje te verkrygen zyn, en dat in dezen tyd. Ook dorsfc behoeft er niet geleden. Eindelyk is er een ruime bergplaats voor fietsen. Wat wilt gy nu nog meer? Aan de kerkeraden der Geref. Kerken in de Classis Goes nog het vriendelijke en dringende verzoek Zondag a.s. in de godsdienstoefeningen der Zendingsdag in den gebede te gedenken en een kort woord van opwekking te laten hooren. Kome wie maar eenigszins kan. De som van 10 cents beeft toch nog wel ieder voor zulk een arbeid als de Zendiug is over en voor dat dubbeltje ontvangt ge een pro gramma, dat U verder van alle dingen op de hoogte brengt. Geve de Heere gunstig weder, opdat het blyke, dat Hy ook daarin medewerkt ten goede en wy ons straks ook in dat opzifht m*t elkander verblijden mogen en bovenal dat de Heilige Geest krachtiglyk sprekers en hoorders aangorde tot de machtige taak, waartoe wy allen als leden van Christus' Kerk geroepen zyu. En hiermede zy alles in Gods hand over gegeven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 2