FEUILLETON.
Levensstrijd.
Tcrhaal uit het Zeenwsche Volksleven
12)
Onze Militairen en de Biddag.
Het Rapport der Commissie in zake de
kwestie Ds. Netelenbos.
'n Verkeerde Richting.
II.
niet met betrekking tot het opzienersambt,
evenmin als voor het diakenambt.
De vraag, naar wier beantwoording wij thans
bezig zijn te zoeken, leidt als vanzelf tot deze
stelling. Als er geen opleiding voor het predik
ambt noodig was, zou deze vraag waarschijn
lijk niet bij ons opgekomen zijn. Nu er daaren
tegen zulk een opleiding is, kan deze vraag
zich voordoen Als de toekomstige Dienaren
des Woords tot hun ambt moeteu worden
voorbereid, waarom dan niet de toekomstige
ouderlingen? En voeg er dan meteen maar
bg: waarom óók niet de toekomstige diakenen
Van dit laatste is metterdaad wel eens
gesproken.
Op het Synodaal Comvent van Nederduitsche
Gereformeerde Kerken (Doleerende) in Neder
land gehouden te Rotterdam in 1887, werd in
een uitgebracht rapport o.m. uitgesproken, dat
„tot de bestaande fouten der diaconie" o a.
behoort „gebrek aan opleiding voor het dia-
konaat", en dat „voor de opleiding tot het
diakonaat jongelingen zouden gebruikt kunnen
worden, die ook practisch moesten geoefend
worden". De vergadering verwees de geheele
zaak van de uitoefening der barmhartigheid
naar een te houden Diaconaal CoDgres. Later
heeft men dit punt van opleidiug voor het
diakonaat blfjkbaar losgelaten.
Doch wjj hebben ons thans alleen bezig te
houden met het opzienersambt, dat wfj ten
aanzien van de opleiding vergelijken met het
predikambt.
Nu merken we vooreest op, dat opleiding
voor het predikambt niet beslist noodzakelijk
is. Ik behoef maar te noemen art. 8 van onze
Kerkenorde, om terstond van uw instemming
verzekerd te zfjn. Ook zonder studie verleent
God in zfjn vrijmacht aan enkele personen zóó
bijzondere gaven, dat H|j kennelijk dezulken
voor het predikambt aanwijst, en de kerken
hen dan ook uit z|jn hand hebben te aan
vaarden.
Maar dat is dan toch uitzondering, geen
regel, al moet intusschen worden opgemerkt,
dat het aantal uitnemende Dienareü, die zonder
voorafgaande opleiding tot het ambt gekomen
zjjn, niet zoo genering is, als men wel eens
spottender wijze heeft willen voorstellen. Ik
heb u maar den naam van den ouden Gispen
te noemen, om u te laten gevoelen, dat de
echte artikel 8-mannen nog wel iets meer z|jn
dan een gebrekkig surrogaat van door studie
voorbereide Dienaren des Woords.
Toch moet voorbereiding hier regel zfjD. Zfj
hebben het Woord Gods uit te loggen,
te verklaren en toe te passen. Zfj heb
ben de gemeente Gods te weiden met het
Woord. Z|j hebben de zuivere leer te verdedigen
tegen allerlei ketterijen. En hiertoe is (in het
algemeen, ik leg daarop nog eens nadruk,)
voorbereiding door opleiding noodig. Naar het
Woord van den Apostel Paulus aan Thimo-
theus (2 Tim. 2: 2): „Hetgene g|j van mg
gehoord en geleerd hebt, betrouw dat aan
gerrouwe menschen, welke bekwaam z|jn om
ook anderen te leeren." Voorts hebben zfj ook
leiding te geven met het Woord Gods in heel
het kerkelijk leven. Daarbfj komt, dat de
Dienaren des Woords zich geheel aan dezen
dienst hebben te geven, voor heel hun leven.
Vragen wfp nu, hoe het ten dezen met de
ouderlingen staat, dan springt het verschil in
het oog. In verband hiermede moet ik wfjzen
op een kleine fout in de formuleering van de
voorgestelde vraag. Klein noem ik die fout,
omdat ze blijkbaar onopzettelijk is gemaakt.
Die fout bestaat hierin, dat gewag gemaakt
wordt van den eisch van het bevestigings
formulier om toezicht uit te oefenen op de
zuivere bediening des Woords. Maar het
formulier voegt er nog een klein woordje
tusschen, waaraan toch metterdaad veel hangt
Er staat toch„Ten derde is hun ambt mede
toezicht te nemen op de leering en den wandel
van de Dienaren des Woords." Z|j behoeven dit
dus Hiel alleen te doen. En zelfs hebben niet
zif het in de eerste plaats te doen. Ook in dit
opzicht rust deze taak allereerst op de Dienaren
de Woords zeiven naar het woord „Heb acht
op uzilven en op de leervolhard daarin
want dat doende zult gfj u zeiven behouden,
en die u hooren* (1 Tim. 416.)
Hierin moeten dan de ouderlingen de
Dienaren des Woords bp staan. Zfj moeten met
DOOR
HUGO KINGMANS.
(Auteursrecht voorbehouden).
Zoo gebeurde het, dat op zekeren avond,
toen de heer Smit*, zfjn vrouw, Ida en Jan
gezellig in de huiskamer zaten, dat een briefje
werd binnengebracht van Albert VervoreD,
waarin die verzocht het uur, dat bepaald was
te verzetten op een uur later, omdat ie ver
hinderd was. Op antwoord werd gewacht.
„Goed, zeg maar, dat ik mfjnheer om negen
uur zal verwachten," zei hfj tot de wachtende
dienstbode.
„Moet u van avond nou nog zaken doen,
Papa?" pruilde Ida. Maar, direct daarop,
schalks „Ik ben bljj, dat ik niet met 'n zaken-
mai trouw." En zfj leunde tegen Jan, hem
liefdevol aanziend.
„Een zekere heer Vervoren moet mfj even
spreken," zei de heer Smits achteloos.
Ida voelde een ruk en keek haar verloofde
aan, maar zag een ander gelaat, dan gewoonlfjk.
Een toornige trek was er opgekomen.
„Jan, wat is er?" riep zfj uit.
hen de gemeente regeeren, zfj moeten de
Dienaren des Woords „behulpzaam zfjn in alle
voorvallende zaken, die den welstand en de
goede orde der Kerk betreffen." En dit brengt
vanzelf mede, dat zfj ook acht nemen op zich-
zelven, op elkander, en op de Dienaren des
Woords, met wie zfj arbeinen.
Nu brengt het eigenaardig karakter van het
ouderlingenambt (evenals van het diakenambt)
mede, dat zfj niet zooals de Dienaren des
Woords tot de gemeente geroepen worden,
maar uit de gemeente worden genomen.
Dit raakt een van de eerste beginselen van
Gereformeerde kerkregeering. Juist dit weer
tot eere brengen van het ouderlingenambr,
gelfjk met name door Calvfjn is gedaan, hield
in de principieels breuke met de Roomsche
tegenstelling van een geestelijkheid, die boven
het volk stond, en het volk zelf. dat als „leeken"
aan hen onderworpen was. Ook het bevesti-
ringsformulier vestigt hierop de aandacht, als
het uitspreekt, „dat het goed is dat hfj de
Dienaren des Woords zoodanige mannen tot
mederegeerders gevoegd worden, ten einde
daardoor uit de gemeente Gods te meer
geweerd worde alle tyranie en heerschappij."
In het ouderlingenambt komt juist „de betee-
kenis van de gemeenteleden als zoodanig" tot
haar recht. Waarom ook het bevestigingsfor
mulier onder verwfjzing naar Matth. 18 zegt,
dat de kerkeraad, bestaande uit de predikanten
en ouderlingen, „de geheele gemeente vertoont."
Hen en ander gaat dus uit van de gedachte,
dat Christus in zfjn gemeente heeft gelegd
zoodanige gaven, waardoor zfj bekwaam is om
de geesten te beproeven, of zfj uit God zjjn,
om de leer te toetsen aan Gods Woord. En
ook omgekeerd, een Dienaar des Woords, mag
alleen geloof onderwerping vragen, niet voor
wat hfj zegt, maar voor wat God in zfjn
Woord zegt. (Daarom moet de prediking dan
ook eenvoudig en doorzichtig zfjn wat niet
hetzelfde is als ondiep, oppervlakkig, mager;
het zuivere Woord Gods moet eruit te proeven
zfjn, ook voor eenvoudigen en ongaletterden,
zoowel onder de gemeenteleden als onder de
ambtsdragers) En het is de gemeente van
zelf, die door het orgaan van het ambt dit
toezieht op de leer uitoefent.
Een ouderling is dan ook niet in de eerste
plaats iemand die geroepen is om een soort
controle uit te oefenen op den Dienaar des
Woords, en hem met Argus-oogen te bespieden,
op de manier van een politie-agent, die in
donker op de wacht staat om te zien, of hfj
niet iemand kan bekeuren bfjv. voor het fietsen
zonder licht. Dan zou het wenschelfjk zfjn,
daarvoor gestudeerde inquisiteurs aan te
«tellen. Maar zoo beschouwen onze Gerefor
meerde ouderlingen hun ambt ook niet. Ten
minste, voor zoover ik ze tot dusver heb leeren
kennen heb ik onder hen nu juist niet in zoo
bijzondere mate aangetroffen de liefdelooze
vit- en bedilzucht, die zich mjer verblfjdt in
de ongerechtigheid dan in de waarheid.
De praiti/jk heeft dan ook bewezen, dat er
te allen tfjde in de gemeente mannen zfjn
gevonden, toegerust met een helder oordeel,
met kennis van de waarheid en liefde tot de
gemeente, die heel wel over de prediking
oordeelen. En gfj kent er ook ieder in uw
eigen omgeving wel, die u telkens, varrassen
door hun gepaste opmerken waar het raakt de
zuiverheid der leer.
Afwfjking van de leer wordt niet het eerst
ontdekt door wetenschappelijk onderzoek,
evenmin als het bederf van spijzen. Men ziet,
of ruikt, of proeft er iets aan wat mishaagt en
dan laat men het staan. En do wetenschap doet
niets anders dan dit bederf vaststellen en
onder een formule brengen. En zoo is het
ook met het toezien op de zuivere leer
(Natuurlfjk Is het mogelfjk, dat ziekelijke toe
standen in een gemeente derwfjs de overhand
hebben, dat een gezonde prediking veroor
deeld wordt, zelfs door ouderlingen. De predi
kant heeft dan een zeer moeilfjke taak. Met
beslistheid moet hfj aan de zuivere prediking
vasthouden, en met veel geduld en liefde de
geestelijke krankheid zoeken te genezen. En de
ervaring heeft geleerd, dat het znivere Woord
dan ook een medicjjn is.
Wat voor een ouderling allereerst noodig is,
is niet boekenkennis, maar practische wijsheid
en inzicht en doorzicht. En voorzoover meer
„Niets, 't Is al over. Ik hoorde zooeven een
bekenden naam."
Maar daarmee kwam hfj er niet af. „Ken je
die Vervoren, Jan vroeg Ida's vader.
„Dat wil zeggen, ik weet iets van een Ver-
voren, van een Albert Vervoren."
„De persoon, die mfj straks moet spreken,
heet Albert Vervoren," was het verwonderde
antwoord. „Ben ik indiscreet, als ik vraag, wat
je van hem weet. 't Is niet louter nieuws
gierigheid, maar ik heb er belang bfj, het te
vragen."
Toen kon Jan niet langer zwfjgen. Hfj was
het met zichzelf niet eens, dat hfj geen moeite
deed, zfjn zuster te spreken, daarmee aan het
verlangen van z'n moeder voldoende.
Zoo vertelde hfj de geheple geschiedenis voor
het belangstellend gehoor van drie personen.
Zoo nu en dan hoorde hfj verwonderde en
verontwaardigende uitroepen, vooral van de
twee vrouwen.
Toen hij klaar was, zei de heer Smits. „Ik
ben blfj, dat je de zaak hebt verteld. Ik zal
probeeren de zaak in het reine te brengen."
Dankbaar vatte Jan z'n hand. „O, ik dank u.
Ik dank u van harte. God geve, dat uw pogingen
mogen slagen
„Mfjnheer Vervoren, we zfjn bfj elkaar
gekomen om open kaart te spelen, nietwaar
En dan begin ik met te zeggen, dat ik voor
nemens was, u te helpen, om u er weer boven op
te werken. Maar het lag op mfjn weg en ik
had daar volkomen het recht toe, dat ik
nadere informaties omtrent u inwon. Ik heb
wetenschappelijke ontwikkeling hiermede diens
tig is, zfjn er toch althans in grooter kerken
onder de ouderlingen ook meestal mannen van
studie te vinden.
Laat mfj overigens hier er.n vergelfjking
maken met het politiek terrein. Wfj hebben in
onze kamers en staten volksvertegenwoordigers
en in de burgerlijke gemeenten raadsleden en
wethouders, ook om toezicht te houden. Maar
moeten dat nu eerst rechtsgeleerden zfjD, die
ervoor worden opgeleid? Neen, juist liefst
niet. Liefst mannen uit da pract.fjk met een
helderen kfjk en een vrfj oordeel!"
Indertfjd heeft de Particuliere Synode van
Zeeland zich gewend met een vriendelijk ver
zoek tot den Commandant van ons gewest om
onze militairen gelegenheid te geven om op
Bid- en Dankdag met de gemeente op te gaan.
Daarop werd een zeer meewillend en gunstig
antwoord ontvangen. We dachteD, dat het nu
voortaan wel goed zou gaan en in den eersten
tgd was dit ook het geval.
Doch nu ontvingen we van enkelen onzer
soldaten hft bericht, dat het hun niet mogelfjk
was geweest den laatsten Dankdag te houden
en zfj vroegen ons, of we niet even de aan
dacht hier op vestigen wilden met het oog op
den Biddag, die in 't begin van Maart ge
houden wordt.Verleden week heeft de kerkeraad
van Middelburg zich gewend tot de plaatselijke
militaire overheid en ook daarop werd gunstig
beschikt. We deelen dit mede, omdat dit op het
oogenblik de eenige weg is naar het ons voor
komt en we zouden dientengevolge wel aan
al de kerkeraden in overweging willen geven,
althans wanneer er militairen in hun omge
ving zfjn, om fcrwille van onze soldaten, die
gaarne op zulk een dag de gemeentelijke
samenkomsten .willen bfjwonen, ook nu dit
middel aan te grfjpen. Onze zonen moeten
reeds zooveel wegens de langdurige mobilisa
tie ontberen.
T BOÜMA.
De Classis Middelburg besloot het zeer be
langrijke Rapport over deze zaak, waarvan de
voorlezing ongeveer twee uren duurde en de
voortdurende aandacht der vergadering had,
te laten drukken en daarvan ook een aantal
exemplaren in den handel verkrijgbaar te stel
len. Op eene voortgezette Classis-vergadering,
op lateren datum te houden, wordt het Rap
port besproken. De conclusies, waartoe het
Rapport komt, zfjn de volgende
De Classis Middelburg, 13 Februari 1918 te
Middelburg vergaderd, gehoord het rapport
harer deputaten om in zake de kwestie-Nete
lenbos haar te dienen van een advies en een
voorstel, en met de beschouwingen van dat
rapport geheel instemmend, besluit, naar aan
leiding daarvan en van de daarop gevolgde
besprekingen, uit te spreken
1. ten aanzien van ds. Netelenbos' uitspra
ken op de Algemeene Predikanten Conferentie
te Utrecht, op 18 April 1917,
a. dat de Kerkeraad van Middelburg door
de wijze, waarop hij deze zaak behandeld heeft,
in het algemeen aanspraak op dankbaarheid
mag maken
b. dat het echter wel goed zou zfjn indien
hfj naar aanleiding van de gebezigde uitdruk
king „Christussen" ds. Netelenbos den ernsti-
gen raad gaf zich voortaan te wachten van
het bezigen van gezochte en onvoorzichtige
uitdrukkingen, die omdat ook de heterodoxie
er zich bfj voorkeur van bedient wel aan
leiding moeten geven tot misverstand
c. dat in zake ds. Netelenbos' „positienemën
in de Christus-ervaring" en diens standpunt
tegenover de Eenheidsbeweging door den refe
rent een weg is betreden, die door de his
torie geoordeeld bovendien leidt tot voor
de handhaving der geopenbaarde waarheid
gevaarlijke consequenties en daarom beslist
moet worden afgekeurd en
d. dat indien ten aanzien van het eerste
dier twee genoemde puntenin betrekking tot
die uit vertrouwbare bron. En die zfjn mfj
tegengevallen, om de waarheid te zeggen. Ik
kan me voorstellen, dat iemands zaken achteruit
gaan. Maar bfj u is dat het geval, voor het
grootste deel door eigen schuld en onvoor
zichtigheid. En nu zuifc u me tegenwerpen, dat
u voortaan voorzichtiger zfjn zult, maar daar
komt nog wat bfj, ik heb de zekerheid, dat uw
privaatleven niet in orde is. En dat vind ik
het allerverschrikkelijkste. Wie geeft mfj zeker
heid, dat, wanneer ik u help, mfjn geld niet
denzelfden weg op zal gaan, als het uwe is
verdwenen. Begrfjpt u me
Ik vind het niets prettig, dat ik uw doop
ceel hier moet lichten, maar ik weet, dat ik
zeggen moet, waar het op het staat. U begrfjpt
wel, dat ik niet wil inkomen in de verhouding
tusschen u en uw vrouw, want daarover heb
ik ook hooren spreken Maar dat moet
u maar uitmaken, hoewel ik zoowjI u als uw
vrouw van harte beklaag."
Even hield hfj op
Albert Vervoren, die de laatste dagen weer
hoop had gekregen, had het hoofd op de borst
laten zinken. Hfj had niet vermoed, dat de
heer Smits zoo zou zfjn ingelicht, ook niet
vermoed, dat hfj over de tong giDg en dat de
verhouding tusschen hem en z'n vrouw niet
was, zooals die moest zfjn.
„Het spfjt mfj zeer. Ik had hoop gekregen.
Maar die vervliegt in rook", zei hfj moedeloos.
Maar de heer Smits vervolgde„Ondanks
dat alles, zal ik u toch helpen. Waarom, vertel
ik straks wel.
Dusik help u financieel, onder twee voor-
het „positienemen in de Christus-ervaring"
ook na deze classicale uitspraak geen overeen
stemming tusschen den kerkeraad ends.Nete
lenbos kan verkregen worden, het vragen
van een advies daarover aan de theologische
faculteit der Vrfje Universiteit te Amsterdam
en aan het college van hoogleeraren der Theo
logische School te Kampen, naar het inzicht
der classis alleszins aanbevelenswaardig zou
zfjn
2. Ten aanzien van ds. Netelenbos' optre
den in de Nederlandsch Hervormde Gemeente
te 's Gravenhage, op 10 Juni 1917,
a. dat hoewel de wfjze van behandeling
van dit punt, die door den kerkeraad is ge
volgd, nu niet onbeperkt kan worden toege
juicht het besluit waartoe die behandeling
gevoerd heeft, en waardoor herhaling van het
gewraakte feit voor de toekomst voorkomen
werd, zóóveel instemming vereischt, dat deze
zaak in het algemeen als afgedaan kan worden
beschouwd
b. dat de classis er echter wel zeer veel
pry's op zou stellen, dat de Middelburgsche
ambtsdragers er op stonden dat hun dienaar
des Woords zich niet minder dan van zulke
preekbeurten zelf, voortaan in trouw aan
het bekende onderteekeningsformulier voor
dienaren des Woords ook onthoude van
het maken van propaganda voor de denkbeelden,
die hem tot zfjn daad hebben geleiden dat
zoowel in woord als bfj geschrifteEn
3. ten aanzien van ds. Netelenbos' instem
ming met het gravamen-BuuzKR tegen de artt.
27-30 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis,
a. dat de kerkeraad beter zou hebben ge
daan, omdat het bedoelde gravamen elk spoor
van beroep op de H. Schrift en daarmee den
eenigen grondslag, die voor een bezwaar tegen
de belijdenisschriften gelden kan, mist, het
niet ontvankelijk te verklaren
b. dat hy echter waar hy 't nu eenmaal
in behandeling genomen heeft in zfjn onge-
grond-verklaring ervan en die» ook in z|jn
afwfjzing van het rapport Netelenbos-Weeda
onvoorwaardelijke instemming verdienten
eindelfjk
c. dat met die ongegrond-verklaring alleen
deze zaak echter uiteraard nog niet al» afdoende
ten einde gebracht mag worden beschouwd,
omdat daarvoor alleen genoegzame reden is
wanneer óf ds. Netelenbos tot de overtuiging
komt dat zfjn verzet tegen de confessie in
deze toch eigenlfjk bestaansgrond mist, óf het
blfj ven bestaan van dit verschil tot een uit
eengaan van de betrokken partyen zou voeren
en daarom de classis van den kerkeraad van
Middelburg haar verdere behandeling verlangt,
en te zfjner tyd omtrent het verloop en resul
taat daarvan nieuwe inlichtingen tegemoet ziet.
Uwe deputaten,
Grfjpskerke (Z.) A. Geschibre.
Oost-Souburg. G. F. Kerkhof.
Vlissingën. A. A. van Schelvbn.
7 Februari 1918. Rapporteur.
Het standpunt, dat dr. Cramer inneemt te
genover de Heilige Schrift, komt duidelijk uit
ia de inleiding ven het artikel: „Het oordeel
na den dood*. Het gezag van den Bfj bel hand
haven, zoodat men met een teket iets bewfjst,
vindt hfj zuiver roomsch, en zegt: „als pro
testant wil ik dus dien weg in geen geval op
wfj willen niet probeeren allerlei uit
spraken van da Schrift tot een systematisch
geheel te verwerken en door passen en meten
met elkaar in overeenstemming te brengen.
Want dan doen we niets anders dan bloemen
dragen, om se, netjes opgeplakt, achter een
lfjstje te zetten".
Voor dien schrfjver is de Bijbel niet één ge
heel, niet één openbaring Gods, niet één Boek
maar een verzameling van uitspraken, die
(zooals hfj schrift) „niet met elkaar movereen-
stemming zijn te brengen
Omtrent het leven na den deod vindt dr.
Cramer uitspraken, die zeggen dat er
een eeuwige verdoemenis is (Mare. 16 16,
Joh. 5 24, 29); andere uitspraken, die op
eene voorwaardelijke onsterfelijkheid schijnen
deD, die u stipt moet nakomen. In de eerste
plaats verlang ik, dat u niet zoo reekeloos
meer handel drjjft als voordien en in de tweede
plaats, dat u een ander leven gaat leideD, geen
leven, dat een schande is voor u en uw vrouw."
Albert wilde hem met dankbetuigingen
overstelpen.
„Geen dank. Als n die voorwaarden vervult
heb ik dankbaarheid genoeg ingeoogst. Maar
nu over wat anders. En wel over uw vrouw,
En nu kom ik op het punt, waarom ik u help.
Uw vrouw komt immers uit Zeeland?"
„Jawel", antwoordde Albert verwonderd.
„Nu, mjjn dochter is verloofd met een broer
van haar. Op 't oogenblik is h|j hier gelogeerd.
Hfj is onderwijzer, maar thans in militairen
dienst. Hjj heeft van z'n moeder opdracht ont
vangen in contact te komen met uw vrouw,
maar h|j heeft het niet gedaan, want hjj kon
nog steeds niet vergeten, wat verdriet z| haar
ouders heeft berokkend. Dat is niet Christelijk.
Want een christen moet zeventig maal zeven
maal vergeven. Dat valt altjjd niet mee. En
in eigen kracht gaat het niet. Hfj heeft er
oprecht spfjt van. Wilt u uw vrouw voorbe
reiden. Want morgenavond, juist op oudejaars
avond wil hfj u komen bezoeken met m'n doeh-
ter. Vindt ge dat goed?"
„Ik zal het m'n vrouw zeggen. Wie weet,
geeft het tnsschen ons ook verandering. Want
de verhouding was onduldbaar. Mijnheer Smits,
u gelooft het misschien niet, maar ik Koud ziels
veel van haar en ik kan u verzekeren, zfj van
mfj. U begrfjpt dat misschien niet. Er zit
trouwens meer aan vast.'
(Wordt vervolgd).