FEUILLETON.
Levensstrijd.
EEEMIMJE LKVE.Ï.
De eerste pennevruclit van den
nieuwen professor in Exegese. - N. T.
Het dreigend gevaar.
De nieuwe leerstoel aan de V. U.
er niets meer by. Alleen zal het u nu wel
duidelgk zyn hoe het komt dat de candidaten
nu, zooveel degelijker examen voor de classis
afleggen dan wy in onzen tijd.
In^de maand Februari van het jaar 1872
werd ik te Leerdam bevestigd door wglends.
R. van der Kamp met het Woord des Heeren
tot Ezechiël gesproker, Kap. 33 7. Daar heeft
God ons ten rijken zegen gesteld voor Zjjne
gemeente en ook voor de familie, waaraan we
door het huwelijk waren verbonden.
In November 1883 vertrokken we naar
's Gravezande, waar we mochten arbeiden tot
17 Januari 1897 en nu mochten we het on
langs herdenken hoe we 24 Januari 1897 tot
u zgn gekomen en dus reeds 20 jaren het
Evangelie er mochten verkondigen. Al die ja
ren heeft God ons gezondheid en kracht ge
schonken, zoodat we slechts 5 Zondagen door
lichte ongesteldheid verhinderd waren ons
dienstwerk te verrichten. De meeste Zondagen
hebben we driemalen gepredikt, zoodat het
aantal leerredenen, die we hebben uitgespro
ken, het getal van 6818 heeft bereikt.
Is het wonder dat by de herdenking van
zooveel weldadigheid en trouwe Gods geheel
onze zielsstemming zich oploit in het getuige
nis van Jakob. Ik ben geringer dan al deze
weldadigheid en al deze trouw, die gij aan
uwe kracht hebt bewezen, want met dezen
staf ben ik over den Jordaan gegaan en nu
ben ik tot twee heiren geworden? en we
zingen
Wat zal ik met Gods gun&ten overluao,
Dien trouwen Heer voor Zyn gena vergelden.
Ik zal bg den kelk des heils Zyn naam
[vermelden,
En roepen Hem met bigde erkentenis aan.
II. Ja wat zal ik den Heere vergelden voor
al Zgne weldaden aan mij bewezen
Eén troost blijft er over, deze namelijk, dat
het gebed het voornaamste stuk der dankbaar
heid is en daarom is mijn tweede woord dat
van ootmoedige schuldbelijdenis. Tegenover al
die weldaden heb ik niets te belijden dan
ontrouw, zonde en zwakheid, zoodat ik met
David moet bidden. Heere treedt niet in het
gericht met Uwen ktecht, want niemand, die
leeft zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn
en met PaulusIk heb gearbeid, doch niet
ik maar de genade Gods die met mij is. De
bede van den kerkvader: „Heere wat ik ge
leefd heb, bedek het en wat ik nog leven zal
bewaar het*, welt op uit het diepst mijner
ziel. De Evangeliedienaar die er by anderen
op aandringt, dat zij tot dieper zelfkennis
moeten komen, moet zelve daarin voorgaan en
met Petrus altijd zich meer bewust zijn dat
hg ook zelve een mensch is, die uit genade
moet behouden worden en geen ander licht
punt ontdekt in den nacht zjjner zonden en
ellender dan dat hen tegenstraalt uit het kruis
van Christus, waarvan hg als de grootste der
zondaren in eigen schatting met al de ver
losten al Zijn heil verwacht.
III. Alleen het geloof in den gekruisten
Christus, die eene verzoening is voor onze
zonden voert tot hoopvol vertrouwen. Hoelaüg
God mg nog zal sparen weet ik niet, God
alleen weet het.
Ik weet alleen dal ik vasteljjk heb besloten
mgn geheele leven aan Zijn zaligen dienst te
wijden. Een Meester die zijn leven voor ons
gaf is waard dat wg ons leven dat Hem toe
behoort Hem geheel en al wijden.
Ik heb voor dit leven slechts een wensch,
dat God mg het gadeloos voorrecht verleene
te prediken zoolang ik kan, en als ik niet
meer kan dat Hg mg wegneme door den dood,
want waartoe zou mg het leven dienen, zonder
de bekwaamheid om te getuigen van Christus
en Dien gekruisd.
En van u, gemeente des Heeren heb ik
slechts dit eene te vragen, dat gy mg steunt
met uwe gebeden. Dit zal u zelve ten zegen
zgn.
Broeders, leden van dezen kerkeraad,
heb dank voor den steun dien gij my bi-dt.
God geve dat we in liefde en vrede in den
avond mijns levens samen mogen arbeiden tot
mijne plaats worde iugenomen door een jeug
digen arbeider, die met meerder gver en trouw
deze gewichtige taak moge vervullen. Tot u,
die onder onzen dienst nog niet tot het kruis
van Christus de toevlucht hebt genomen richt
Verhaal uit het Zeenwsche Volksleven
door
HUGO KING MANS.
(Auteursrecht voorbehouden).
(8
Hg had er een borrel opgezet, omdat hy
langzamerhand onverschillig onder alles was
geworden
Natuurlijk kwamen zyn kinderen er achter,
dat vader dronk. En ze leden met moeder
meeVooral ja, die 'n maand later eind
examen doen moest.
Inmiddels wisten zjj niet, dat in Amsterdam
een moeder angstig was, omdat haar eenig
kind worstelde met den dood. Anna Vervoren
bad weer, zooals altijd, den geheelen avond
alleen gezeten. Albert kwam nooit vóór mid
dernacht thuis. Dat was vaste gewoonte. Zy
was dan ook weer maar naar de gemeenschap
pelijke slaapkamer gegaan. By het bedje van
haar zoontje gekomen, boog zy zich over het
slapende ventje, dat kreunde„Papa!„
fluisterde het Zy zag, dat hy erg onregel
matig ademhaalde en dat een hoog-roode kleur
zgn gezichtje bedekte. Zg maakte zich onge-
ik ook thans het woord Laat u met God ver
zoenen. Zie toe dat we u niet in het jongste
gericht als ver werpers van bet kruis zullen
moeten helpen veroordeelen.
Nog roept de verheerlijkte Christus u tot
Zich.
Gevallen zondaars ziet op Hem,
U lokt zyn stem,
Om toe te treden.
Oprechten van harten, in ons midden, die
met ons geen anderen roem kent dan in het
kruis uws Heeren.
Roemt alty'd luider in het offer aan dat kruis
gebracht.
Bidt om de genade om altyd meer zoo te
leven dat ge aan den voet des kruises, waar
wy gena verkrijgen, leert onzer hoe hoog gena
kan stygen. Dank God steeds inniger voor
den Dienst des Woords, die u op dat kruis
als op het eenig plechtanker uwer hope wyst.
Wordt u steeds helderder bewust, dat gij een
zyt die onder den vloek Gods ligt met uwe
beste werken, maar dat Christus u heeft ver
lost van den vloek der Wet, een vloek voor u
geworden zijnde, want er is geschreven, ver
vloekt is een iegelijk die aan het hout hangt.
De lydensweeken zijn weder begonnen,
waarin we meer dan anders stilstaan bij den
kruistriuraf van Vorst Messias. Bidt dat God
ons altijd dieper inleide in de kennis van
Christus onzen Heer.
Uw levenshoop en uw stervenstroost ligt in
Hem, die voor u stierf aan 't kruis geklonken.
Straks slaat voor u en voor ons de doodsure,
waarin ons brekend oog op het kruis der ver
zoening moet zyn gericht, en dan O blyde
hoop en zalige verwachting, O denkbeeld dat
ons leven geeft, wat sterveling waagt het om
in te denken
De leeraars nu zullen blinken als de glans
des uitspansels en die er vele rechtvaardigen
gelijk de sterren altoos en eeuwiglyk en de
gemeente door onzen dienst bereid zy, zal
blinken gelyk de zon als zy schijnt in hare
kracht. Amen.
Op ons verzoek heeft ds. Baay van Cam-
perland deze preek afgestaan voor ons blad.
Botjma.
Reeds vroeger had dr. Greydanus zich doen
kennen »als een knap, f cherpdenkend, betrouw
baar, beginselvast exegeet, die zich in 't bij
zonder £ot de studie van het N. T. aangetrokken
gevoelde. In onze kerken was men algemeen
van gedachte, dat hy de aangewezen man was
om inplaats van den emeritus-professor Linde
boom de Kampensche Katheder te bezetten.
Zyn rede, gehouden bij de aanvaarding van
het Hoogleeraarsambt, en getiteld: Schrift
geloof en Exegese van het Nieuwe Testament
bevestigt in al e deelen de verwachting, die
men van dezen professor koesterde, 't Is een
knap stuk werk, rustig doordacht en vastbe-
lijnd, geheel op de hoogte van de tegenwoor
dige kwesties en daartegenover een beslist
Gereformeerd standpunt innemend. Tegenover
„SchriftcrifteA;* stelt prof. Greydanus „Schrift-
geloofen als hij dien term kiest en gebruikt,
is dat met de welbewuste bedoeling om daarin
uit te drukken ons geloof met betrekking tot
den inhoud zoowel als aangaande den oorsprong
der Heilige Schrift Hij zegt o. a. „Destryd
over den By bel als het Woord van God, is
geen geschil tusschen geloof en geloofHet
komt er op aan, dat men vasthoude aan de
inspiratie der Schrift, die geen voorwerp van
wetenschappelijk onderzoek is ent daarvoor niet
behoeft geconstateerd te worden, maar die een
voudig voorwerp is van ons geloofGod spreekt
tot ons in en door al de onderscheidene boeken
des N. T. Prof. Greydanus bestrijdt van uit
dat standpunt alle vrye, onbevooroordeelde
exegese, gelijk de critici ze noemen. Die los
lating van de H. Schrift als het Woord van
God. ziet hy ook in de voorstelling van dr.
J. R. Slotemaker de Bruine, die stelt dat de
geestelijke dingen in de H. S. niet onlosmakelijk
rust Reeds twee dagen was-ie lastig geweest.
Ze had verwacht, dat ie ongesteld zou worden.
Het scheen inmiddels erger te zyn, dan ze
veronders eld.e. Het ventje werd wakker en
vroeg om water. Zy gaf hem te drinken. Warm
was het kind, gloeiend-heet. Het lag in koorts.
Zy bleef nog een uur dralen, maar toen viel
hij in sluimering, al was het dan een onrustige
slaap. Toen ging zy ook naar bed, hoewel
nerveus en onrustig. Zy viel echter in slaap
en hoorde haar man niet te huis komen.
De nacht verstreek langzaam Zy werd
wakker en ging weer naar het bedje van het
kindje. Met één oogopslag zag zy, dat het
erger geworden was, d'r moest een dokter
komen. Anders was zy niet verantwoord. Zij
schudde haar man wakker: „Albert, Albert!"
Hoe ontzettend lang was het geleden, dat zy
hem by z'n naam noemde. Maar op dat oogen-
blik dacht zy daaraan niet. De moederangst
was hier aan het woord. En dat verklaarde
alles. „Albert, wordt wakker. Kleine Albert
is ziek*. „Wat?" klonk het gerekt. „Je moet
om 'n dokter, Albert, kleine Albert is dood
ziek Toen was-ie klaar wakker en sproDg
uit bed. „Kleine Albert ziek?" En angstig
zag-ie haar aan. „Ja, je moet 'n dokter halen,
den eersten, den besten, die in de buurt is*.
Hy ging naar het bedje en zag oogenblikkelyk
de gevaarvolle toestand. Zonder verder een
woord te spreken, kleedde hy zich aan en ver
liet de woning, om ze<-r spoedig met 'n jonge
dokter terug te keeren. Deze groette haar
kort en liet zich brengen naar het zieke knaapje
dat hy onderwierp aan een nauwkeurig onder
aan de aardsche zyn verbonden, dus ook niet
daarmede staan en vallen. Terecht vraagt dr.
Greydanus: Wie heeft dan het criterium?
En welk zou dat zyn? Komt dan niet het
menschelyk oordeel beslissen over de H. Schrift
Inderdaad wordt dan het heilig karakter prijs
gegeven. „Op dit standpunt moet men niet
alleen zeer voorzichtig zyn met een beroep op
de Heilige Schrift, maar is het ook geraden,
om daar zeer spaarzaam mede te zyn, waar
men zoo licht te veel autoriteit aan het „men
schelyk", „aardsche" kan toe schrijven. Los-
wikkeling van het „goddelijke" en „mensche-
lyke", „geestelijke" en „aardsche" is dan steeds
het eerste werk der exegeseen deze staat
van den aanvang af onder de directie van zulk
eene dualistische Schriftbeschouwing.'
Zoo toont de prof. aan dat iemands exegese
van het N. T. afhankelijk is van zyn Schrift-
geloof; ja, die afhankelijkheid is eene zooda
nige, dat het karakter zyner exegese bepaald
wordt door de hoedanigheid van des uitleggers
Schriftgeloof (blz. 17 v.v.). Om dat duidelyk
te maken, stelt dr. G. tegenover elkander Jrsws'
exegese van het O. T. die der Joodsche Schrift
geleerden uit Zyn dagenJezus sprak als
machthebbende, omdat Ily met Zijn gansche
Persoon, met al Zyn denken en willen, algeheel
ondergeschikt boog onder het geheele O. T.
als het levende Woord van God. Hetzelfde
openbaart zich ook by Christus' Apostelen,
gelijk met menig voorbeeld wordt verduidelijkt.
By de dwaalleeraars, die de Apostelen te be
strijden hadden, was 't ook een foutief Schrift-
geloof, dat werkte. Hetzelfde openbaarde zich
in den strijd tusschen de Reformatie en de
Roomsche Kerk, bij welke niet de Schrift maar
de Kerk met het alles beslissend gezag be
kleed was. Tusschen de Hervormers, die toch
allen hun sterkte in de H. Sohrift vonden en
haar welbewust als richtsnoer voor leer en
leven erkennen, deed zich ook vooronder
scheid inzake Schriftgeloof, en vandaar kwam
ook hun onderscheiden exegese. Dat verschil
kwam uit bij Zwingli, Luther, Calvyn enz.
Met name van Coceejus wordt aangetoond hoe
zyn iypisch standpunt tegenover de Schrift
openbaring invloed heeft geoefend op heel zijne
exegese. Voorts van de Anabaptisten, Socimi-
anen, Remonstranten, Rationalisten en ten
slotte van Schleiermacher en zyn school, welke
haar Schriftbeschouwing laat beheerschen door
hare wijsbegeerte inzake den Godsdienst, 't Kan
niet anders of ook haar exegese wordt bepaald
door dit haar Schriftgeloof.
Dit over/écht is voor dienaren des Woords
een leerzaam en klemmend betoog, hoe gevaar
lijk ook is de minste afwijking ten opzichte
van ons geloof aan de inspiratie der Schrift.
Met kennis van zaken heeft prof. G. hier een
o i overtuigend bewijs geleverd.
Ten slotte behandelt hy de vraag, welke
gevolgtrekkingen in ons Geref. Schriftgeloof
besloten liggen voor de exegese van het N. T.
Aan de hand vau de 37 Artikelen wordt eerst
uiteengezet, welk Schriftgeloof wy, Gerefor-
meerd-n, hebben. Daarvan uitgaande, komt de
de schrijver nu tot vier gevolgtrekkingen le.
Hoewel de menschelyke factor zyn volle recht
moet erlangen by de exegese, dient toch hoofd
zaak te blyven de Goddelijke factor God spreekt
tot ons, en het is Goddelijke waarheid, welke
ons toespreekt uit de Sahrift. 2e. De gedachte
Gods in het Schriftwoord neergelegd gaat
dikwerf verre uit boven wat de H schrijvers
dachten. Zy begrepen niet de volle strekking
van hun woord. De Schriftexegese is daarom
altoos nieuw, kan steeds dieper en voller den
zin van het Woord van God vertolken. Ze is
volstrekt niet een nazeggen en overdoen, wat
voorgeslachten reeds hebben gezegd en gedaan.
Ieder Schriftgeleerde brengt uit zyu schat
voort nieuwe en oude dingen. 3e. By de vast
stelling van den tekst hebben we vooral ook
te rekenen met de Goddelijke gedachte, zoodat
constateering van de z.g.n. authenticiteit alleen
niet voldoende is. De goddelijke gedachte moet
uit het verband nagagaan en voorts overdacht,
welke wyzigiug zy door verandering van lezing
zou ondergaan, en ook er mee gerekend, hoe
ze zal worden bestreden door wie haar mis
schien niet aannemen. Dus een uiterst voor
zichtige zaakEn 4e. De Schrift zelf geeft
ons een exempel in de wyze, waarop in het
N. T. woorden uit het O. T. worden geëxe-
zoek. Dat duurde tamelijk lang. Hg deed
eenige vragen, die zy zoo goed mogelijk be
antwoordde. Toen schreef hy 'n recept.
Angstig vroeg zy, hoe hg er over dacht.
„Ik kan nog niets zeggeD, Mevrouw. Ik kom
vandaag heel vroeg terug. Maar ik zie nog
geen kans, om diagnose vast te stellen. Ge
duld tot morgen".
Toen voelde hy nog eens de pols. „Kunt
u even met my meegaan, om medicijnen te
halen. Een apotheker zullen we maar niet
lastig vallen. Ik zal ze zelf maar even klaar
maken.
Daarop vertrokken zy in de donkere nacht,
de moeder in doodsangst achterlatend.
„Wat denkt u ervan, dokter vroeg Albert,
op straat gekomen.
„Ik zie de toestand niet rooskleurig in,
mynheer
„Vervoren", haastte deze zich te zeggen.
„Mynheer Vervoren. Nog eens, wat ik ook
zooeven tegen uw vrouw zei, vaststellen kan
ik nog niets. Dat kan pas morgen. Maar het
kind is zwak en het zal te bezien staan, of
hy het er door haalt."
Verder werd geen woord meer gewisseld.
De medicijnen waren spoedig gereed en haastig
keerde Albert naar huis terug, om ze het kind
toe te dienen. Van naar bed gaan was geen
sprake meer. Beiden zaten by het bedje zonder
een woord te spreken beide waren vol ge
dachtenbij beiden kwam het verlangen op,
om hier, by dit ziek bedje, elkaar de verzoenende
hand te reiken. Maar geen van beiden sprak
het eerste verzoenende woord
getiseerd: de samenhang en eenheid tus
schen O. en N. T. mag nimmer uit het oog
worden verloren.
Deze inangureele oratie, die met een reeks
van gebruikelijke toespraken besloten wordt,
mag er dus wezen, biedt een ryk en degelyk
professoraal werkprogram. We hopen, dat deze
nieuwe Hoogleeraar in Kampen, niet alleen
veel moge bijdragen tot de wetenschappelijke
vorming der studenten en tot de opleiding van
a.s. Dienaren des Woords maar ook gedurig
de vruchten van zijne studie moge publiceeren,
opdat ook anderen daarvan genieten mogen.
Met een reeks van 158 min of meer belang
rijke „aanteekeningen" is de gedrukt rede
verrijkt. Mogen alle predikanten ze bestudee-
renen als de pry's voor hun beurs te
hoog is, kerkeradenstrijkt dan uw hand eens
over uw harten laat uw linkerhand niet
weten, wat uw rechterhand doet.
Kerkhof.
In het jongste nummer van de Heraut werpt
Dr. H. TL. Kuyper een terugblik op het ver-
loopen kerkelijk jaar. Daaruit nemen we een
klein gedeelte over, omdat het o i. noodig is
die roepstem van de Heraut in breeder krin
gen dan harer lezers te verbreiden. Dr. H. H,
K. merkt op, dat wy Gereformeerden, de chris
telijke elementen in elke kerk, dus ook in de
Herv. kerk. waardeeren, maar, zoo vervolgt
hij
„dan dient er tegen gewaakt, dat deze waar
deering niet ontaart in eene verzwakking van
ons eigen beginsel en van ons eigen kerkelijk
standpunt. Even beslist als we voor het sec-
tarisme met zyn eigenaardige bekrompenheid
ons te wachten hebbeD, hebben we te waken
tegen een Syncretisme, dat alle grenzen wil
wegdoezelen, onder den schyn van breede op
vatting en broederlijke waardeering van al wat
nog zegt Christus te erkennen, den kostelijken
schat der waarheid ons geschonken, prjjs geeft
en uitloopt op een verzwakking en inzinking
van ons eigen kerkelijk leven. Al erkennen we
de pluriformiteit der kerken, die onder Gods
bestel tot stand is gekomen, het verschil tus
schen de zuivere en minder zuivere kerk, tus
schen wat zich kérk noemt en wat werkelijk
een kerk is, wenschen we geen oogenblik uit
het oog te verliezen. Of er in dat opzicht voor
ons kerkelijk leven geen gevaar te duchten is,
is een vraag, die zeker niet met al te groot
zelfvertrouwen als onnoodig kan worden afge
wezen. De samenwerking, die op menigerlei
terrein van Christelijke actie tusschen personen
niet van verschillende Kerken, maar ook van
verschillende dogmatische richting heeft plaats
gevonden, kan op zichzelf niet worden afge
keurd, in zooverre daarin bij alle verschil van
richting en inzicht de diepere eenheid van het
Christelijk geloof uitkomt. Maar deze samen
werking is dan alleen geoorloofd, wanneer ze
niet tot fusie leidt. Dat gevaar nu is zeker niet
denkbeeldig, en wat in de laatste j aren gezien
is, feiten en namen behoeven we niet te
noemen, toont wel, dat er eene geestesstroo-
ming ook in onze Kerken ontstaan is, die minder
onder het volkdat zeldzaam trouw is aan de
gereformeerde beginselen, maar onder de intel-
lectueelen, de geleerden, de predikanten, op
eene ernstige verzwakking van onze belijdenis,
die met het bloed der marterlaren bezegeld is,
moet uitloopen. In plaats van in de kringen,
waarmede men samenwerkt, beslist uit te komen
voor het rijkere inzicht in de waarheid, dat
God ons schonk, vreest men dan, door al te
beslist te zyn, af te stooten en zoekt zyn kracht
veel meer in het algemeen Christelijke, en
vandaar glijdt men dan nog verder af, ver
broedert met al wat nog „religieus" voelt, ook
al wil dit religieuse leven niets weten van een
Christendom, zooals God het in Zyn Woord
ons geopenbaard heeft, en al is het niets dan
een vaag mysticisme, uit den wortel der na
tuurlijke religie geboren".
G. F. K.
Van harte verblijden we ons, dat door Di
recteuren der Vereeniging voor Hooger Onder-
Zoo verliepen eenige dagen van angstige
spanning. Het kind beterde niet. De dokter
kwam meermalen per dag, confereerde nog met
'n specialiteit, maar kon tenslotte niets anders
zeggen dan de volle waarheid, omdat z'n be
ginsel hem verbood met valsche voorstellingen
haar in slaap te wiegen.
De uitbarsting was voorbijZe had de
kracht om te zeggen: „Ik dank u. Ik ben
blij, dat u de waarheid hebt gezegd".
Het kind kwam niet meer tot kennis. Het
verliet dit aardsch tranendal
En daar was een vader, die weende over het
verlies en smachtte naar troostwoorden van
z'n vrouw, die maar niet kwamenWant
daar was ook 'n vrouw, die in stomme neer
slachtigheid daar neer zat, met het hevige ver
langen, dat haar man iets tot haar zou zeggen,
om de geslagen wonden, zoo niet te heelen,
dan toch te verzachten
Maar geen van beiden sprak één woord van
verzoening
VIII.
Op weg was-ie, om een militaire inspectie
tocht te houden, de Aartshertog van Oostenryk-
Hongarye. Hij was vergezeld van Z|jn gemalin.
Toen, in Serajewo, midden in het gewoel der
menigte, die hem toejuichte, kwam een moor
denaar, die het doodelyk wapen op Hem richtte.
Een korte knalEn terwijl politie-agenten
en militairen toesnelden en den moordenaar
vatten, gaf hy in de armen zyner gemalin den
geest.
(Wordt vervolgd)