FEUILLETON Levensstrijd. HUGO KINOMAN.a morgeus tegen keïktyd dringt de gewoonte haar binnen de greüzen van hun horizon, maar met de zon verdwjjt ze er uit. De Kerk dat is voor hen slechts het gebouw, waarin ze twee preeken hooren of als ze nog wat auders is, dan is ze er toch evenals dat gebouw, alleen om die twee preekeu. Als de tweede preek uit is, hebben ze voor heel een week weer met de kerk afgerekend. ,By anderen doet ze ook door de week nog dienstdoch alleen als maatstaf voor den omgang, voor 't gunnen van kkujdizie, of voor de aehi.ng en 't vertrouwen die te geven zijn. „Een derde groep bracht het iets verder, doch bepaalt zyn belangstelling tot het helpen instandhouden van den kerkdienst en van de armenzorg, en acht met een gave in den collec- tezak of met een vaste bijdrage het uiterste van plichtsbetrachting bereikt Reeds een gang naar de stembus of vergadering voor de ver kiezing van ouderlingen en diakenen is van hgn te veel gevergd. Hoogstens laten ze zich vinden bij een stemming in verband met de beroeping van een dienaar des Woords. Doch 't is veilig voor hen, niet te onderzoeken, hoe weinig het belang der gemeente en hoevéél hun persoonlijke voorkeur daarbij weegt. „Waarlijk, het aantal in den vollen zin des woords ^meelevende* gemeenteleden ia niet bister groot. Sociale bemoeiing, politieke actie, en -zorg voor de burgerlijke gemeente blijken meer aan te trekken dan kerkelijke arbeid." Inderdaad beautwoordt dit beeld aan de werkelijkheid. Niefc^de allerbeste krachten der gemeente laten zich vinden voor het ouderlingenambt. Als zy gekozen worden, verontschuldigen zy zich met allerlei grondenZe hebben 'r te druk, hun. zaken laten het niet toe, ze zjjn toch ahzoo veel avonden van huis (natuurlijk, want alle vereenigingen gaan vóórde kerk komt pas achteraan ze moeten ook aan hun eigen gezin denken, ze zyn niet al te sterk van lichaamsgestel en meenen bizouder vatbaar voor kouvatten te zjjn bij huisbezoek, enz. enz. al te maal verontschuldigingen, die uit deze bron o.i voortvloeien liet ouderliii- genambt is niet in eere. Laat diezelfde man met zyn drukke zaken en bezette avonden en zorgeneisehend gezin en zwakke gestel eens gekozen worden tot lid van den gemeenteraad of van de provinciale staten of van een of ander voornaam college, dan denkt hij er niet aan met diezelfde malle excuses voor den dag te komen, maar aanvaardt dat ambt gretig met beide handen. 't Gevolg is, dat de gemeente niet haar beste krachten voor het opzienersambt kiest en ver krijgt. Mannenbroeders, die niet in aanmerking kunnen komen voor andere ambten in den staat of in de maatschappij en die Diet geroepen worden tot hoogere bestuurscelleges, welnu, die laten zich dan noch wel vinden om ouder ling te worden. Het peil der ambtsdragers daalt op die wyze En ook al is het dat in naam onze Gereformeerde Kerken het opzie nersambt hooghouden, in werkelijkheid., in de 'praktijk komt door de dragers van dat ambt het ouderlingschap meer en meer in discrediet. Als wij dit schrijven, doelen we allerminst op •een of andere plaatselijke kerk, maar op een ■■aiganieen voortkomend verschijnsel, zoowel in keel ods vaderland als in onze provincie. Het peil der opzieners is siuds een dertigtal jaren ziecderoogen gedaald. "t -Gevolg daarvan is ook, dat er by de ge meenteleden niet altoos gevonden wordt een opzien tegen de dienstdoende ouderlingen. De gemeenteleden verzuimen soms te bedenken, dat .die ambtsdragers zijn mannenbroeders, welke de gemeente om Christus' wille dienen, en dan ook als zoodanig met eerbied en ach ting moeten worden behandeld en toegesproken. Minder achting voor de ouderlingen der gemeente is schier overal te bespeuren. Die toestand kan alleen veranderen, zoo de dragers van het ambt voor hun ambtsbediening meer eerbied weten af te dwing-n. Daartoe ia behalve een hoogstaande persoonlijkheid ook no-odig, dat zij toegerust zyn met kennis van vsrschillende kerkelijke en geestelijke zaken, 't Moet niet maar een „wassen neus" zijn, dat een onderling toezicht houdt op de leer van den Dienaar des Woords, zoowel ter catechi satie als in de kerk. Ouderlingen moeten ten Verhaal alt het /.eenwsche Volksleven DOOR (Auteursrecht voorbehouden). Zü ging wel nooit ter kerk, maar zij was toeh lid van de Ned. Herv. Kerk. Even vóór zy vertrok had zy nog belijdenis afgelegd in het fraai-gelegeD, ouderwetsche dorpskerkje. Het knaagde daar wel van binnen, dat zij fei telijk geen recht had, om te eischen, dat men haar kind doopte, maar toch troostte zy zich weer met het feit, dat er zooveel voorbeelden waren aan te wijzen, waarbij de ouders, die overigens het kerkgebouw nooit of hoogstzelden betradeD, toeh hun kinderen lieten doopen. Zoo'n bezwaar was dat tcch niet De doop had voor baar maar uiterlijke be- teekenis, maar niet laten doopen, was toch wel wat al te heidensch J En misschien was er ook wel een innerlijke drijfveer, die haar aanzette haar maü, zy het met veel schroom, te verzoeken, het kind te laten doopen. Maar hevig was zy uitgevaren. D'r was geen sproke van. Hy was toch ook niet gedoopt? En was hij daarom minder. Ze moest, wilde zij niet minste eenigermate thuis zjjn in onze Drie j Formulieren vau Eeenigheid, gezwegen nog j van behoorlijke bijbelkennis, die zy moeten hebben. Maar er is buitendien nog meer noodig. In onze presbyteriale kerkregeering nemen de ouderlingen een eereplaats in, en met recht Doch dan eischt hun ambt ook eenige kennis van de beginselen van gereformeerd kerkrecht en van den inhoud van onze kerkenordening, opdat zy op kerkelijke vergaderingen niet een al te mal figuur slaan, of alleen als dienst doende adjudanten naast hun dominees zitten. Behoudens prijzenswaardige uitzonderingen, schieten de tegenwoordige ouderlingen in dat opzicht ook veel te kort. Het Bevestigingsformulier spreekt van de gewichtige roeping der ouderlingen zeer kort, en legt hun alleen deze taak op: „om hetwelk te doen, de ouderlingen schuldig zyn, Gods Woord naarstig te doorzoeken en zickzelven geduriglyk te oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs". Wie dat terdege ter harte neemt, die zal zeer zeker niet ongewapend zyn in den geestelijken strijd. Gods Woord is eu blyft ons geestelijke tuig huis. Maar daarbij mogen in onzen tjjd, met zyn alleszins vertakte geestelijke stroomiDgen, de opzieners der gemeente van die geestes stromingen toch ook wel eenige kennis dragen. By het huisbezoek kunnen zy met verschillende geestesrichtingen in aanraking komen, en die nen in zulke gevallen althans wel iets te hebben om tegenstanders der waarheid te antwoorden. Zyn onze opzieners zoo bijbelvast? Kennen ze de dwalingen van onzen tyd? Wlen zyn in vroeger dagen ter catechisatie geweest by leeraars, die helaasook niet al te veel zorg besteedden aan het onderwijs der .jeugd, en de gevolgen daarvan bleven niet uit. In de laatste jaren werd 't catechetisch onderwijs ■iets beter, tenminste by sommige dominees, schoon ook nog niet by allen. Er zyn er ook nu nog, die met een vragenboekje van Helle broek wurmen. Laat elke predikant bedenken, dat hij opkweekt de gemeente der toekomst', uit zyn catechisanten moeten over een kwart eeuw goede ambtsdragers kunnen gekozen worden. Waimeer alle gereformeerde dominees in dit opzicht deden, wat zy maar konden, tot verheffing van het peil der kennis van de jeugd, d.i. tot opbouwing des lichaams van Christus, dan ware ook later de keuze voor 't ouderlingambt niet zoo beperkt en waar schijnlijk de begeerte tot het aanvaarden van dat ambt levendiger. Thans is de eenige weg tot betering o.i. het oprichten van Jongemannenvereenigingen, die zich uitsluitend moeten bewegen op kerkelijk gebied. Ze moeten evenwel niet zyn een soort kerkelijke kiesvereenigingen, die decandidaten stellen voor ouderlingen en diakenen, maar zij moeten uitsluitend arbeiden tot verheffing van het geestelijke en kerkelijke leven, door ver meerdering der kennis op dit terrein onder jonge mannen te bevorderen. Du3 nóg een vereeniging stichten naast al? de bestaande Neen, een verzuim inhalen van vroeger. Ziedaar, onze bedoeling. Deze vereeniging had er moeten zyn róór alle andere. Het kerkelijke leven hoort niet op den ach tergrond, maar ia bet front van ons leven te staan. Zulke eene vereeniging behoeft ook niet alle weken te vergaderen. Eéus per maand is vol doende. Twee joDge mannen leiden een onder werp in. Daarna volgt bespreking. Gewenscht is de tegenwoordigheid van een leeraar, om op verschillende vraagpunten van advies te kunnen dienen. In den winter laat men 1 of 2 maal een spreker optreden om een lezing te houden over een onderwerp, rakende 't ge meentelijke leven. De onderwerpen op de maandelyksche ver-: gaderingen moeten uitsluitend zich bezighouden met het kerkelijke en geestelijke leven der gemeente. Behandeld kunnen worden gedeelten der Schrift, de Belijdenis ces Geloofs, Kerke lijke vraagstukken, Secten en Stroomingen, Beginselen van kerkrecht, Zendingswerk, Evan- gelisatiearbeid, het gemeentelijke leven zoowel inwendig als uitwendig. Reeds het overal op richten van zulke vereenigingen zou een teeken zyn, dat men zich inspanning wilde getroosten met hem in onmin komen, alsjeblieft daarover niet met hem spreken. En het slot van de zaak was, dat het kind niet werd gedoopt. Maar doordat voorval was de verhouding tus- schen man en vrouw kil geworden. Langzamer hand werd-ie uithuizig, werd vaste societeit- bezoeker, kwam hoogstzelden vóór twaalf uur thuis. Zy zat dan maar alleen met haar dui zenden gedachten. En die gedachten gingen terug naar het kleine huisje aan den voet van WalchereDs steile duinen. Dan dacht zy aan haar ouders, en haar dienen by den dokter. Dan dacht zy aan dien artist, die haar op de ge dachte had gebracht naar Holland te gaaü. En zy verwenschte hemDan sprongen in haar oogeu traneD, tranen van berouw en van wroeging. Dan had zy van die oogenblik- ken, waarin zy haar kind, haar joDgentje wilde opnemeD, warm inpakken en drukken aan haar liefhebbend moederharten dan het huis ver laten, het huis, waar zy, dat voelde zy maar al te goed, alleen maar werd geduld, omdat zy voor de wet nu eenmaal was getrouwd met Albert VervorenEn dan snellen naar het centraal-statioDen gaan, zoo spoedig mogelyk, naar Jutland. En dan naar huis vliegen en vrageü, neen. smeeken om vergeving. Maar als dan haar vader de deur vóór haar neus dichtsloeg Zij kende zyn stijfkoppig karakter. Wat dan Dan moest zy weer terug. En zou zy dan weer door haar man ontvangen worden Daarby kwam, zy verheelde het zich niet, dat zy werkelijk van hem hield. En, zy wist het, hy ook van haar. Als zy maar anders om het peil van het kerkelijk leven onder I ons te verhoogec. En wunneer dat streven zich openbaart, komt er ook meer kennis van ker kelijke en geestelijke zaken. De dienstdoende ouderliügen zullen zich daar niet huiten mogen, noch kunnen houden. En voor 't vervolg zal de Jongemannenvereenigirij? de personen kwee ken, die ook met behoorlijke kennis zyn toe gerust om de gemeente in 't opzienersambt te dienen. Ze zullen dan ook beter leven verstaan 1 Timotheus 3:1: „zoo iemand tot een op zienersambt lust heeft, die begeert een treffe lijk werk" een schriftwoord, dat vaak mis verstaan wordt. Het beteekent niet, dat iemand die naar het ouderlingschap dingt, daarmee een voortreffelijk iets nastreeft, maar wan neer iemand, tot ouderling gekozen zynde, dat ambt gaarne wil bedienen, dan begeert hy een schoenen arbeid, maar die zeer moeilijk te ver richten is Paulus' woord bedoelt de opzichters te vermanen, dat zy hoogzeer hoog zouden denken van hun ambt; dat zy daarom de uiter ste krachten zouden inspannen om dat ambt waardig te bek leed •■n. Wat vroomheid alleen, is niet genoeg. Met een mondje vol tale Ka nsaas is men niet klaar. De opzieners hebben zorg te dragen, dat om bunriontowille niet het ouderlingenambt in mindere achting kome. De besten in de gemeente hebben zich bereidvaardig voor dit ambt te geven om er Christus in te dieneD, en nadat zy in bet ambt gesteld zyn, alle middelen ook aan te grypen om dat ambt- zoo perfect mogelijk te bedienen. Van ouderliugen mag verwacht, dat sy blijven onderzoeken en zich op de hoogte stellen Ook kunnen ouderliugenconferenties wel iets goeds teweegbrengen voor hen, die reeds in ambtelijke functie zyn. Maar van zulke conferenties verwachte men i int alles. Het grootc bezwaar is altoos, dat slechts zeer weinigen in staat zyu zulke conferenties by te wonen En op een conferentie worden slechts éénmaal per jaar zegge een tweetal punten besproken. Ze kunnen d enen om de belang stelling levendig te houden voor problemen, die zich in de ambtelijke bediening voordoen, maar ze zyu o.i. onvoldoende om toegeruste opzieners te krijgen. Moge hetgeen we in ods drietal artikelen ten beste gegeven hebbeu, er toe meewerken dat ook de bediening van het opzienersambt in onze kerken meer op het gewenschte peil worde gebracht. Kerkhof. BEDE van Prof. L. Lïndbboom by de over dracht van het Rectoraat der Theol. School aan Dr. II. Bouwman, Woensdng v.m. 19 December, in de Burgwalkerk Kampeü. J) Na een inleidend woord betreffende het doei der samenkomsten van den dag, wees Spr. op de heteekenis van de profetie en het „acht heb ben" daarop. De geweldige gebeur ten issën van dezen tyd, die heenwyze'n naar de toekomst van den He ere Jezus Christus, vestigen ook nu weder in bizoudere 'maté de aandacht der Christenen op het profetisch Woord,'hetwelk „een licht is, schijnende in een duistere plaats." (2' Petr. 1 19 Dat do hoop der gemeente daardoor wordt opgewekt, is goed en noodig, maar ook nu worde gewaakt tegen opwinding, als die waarvoor de Apostel Paulus de gemeente te ThessaloDika heeft gewaarschuwd. Want er moet nog veel gebeuren en - uog veel worden geleden vóór de Heere komt. De leugen en de ongerechtigheid zullen hoe langer hoe stouter zich verheften, en tenslotte zal nog „de menseh der zonde worden „geopenbaard." Te zijner „eigen tijd," wanneer de weerhoudende macht „uit het midden zal (weggedaan) Worden." De weerhouding van den mensch der zonde, naar 2e Thess. 2, was het onderwerp der rede Spr. zou, ook om des tyds wille, thans niet ingaan op de vroegere en latere uitlegging van jjWafc (hem) wederboudt" en „Die (h m) weder- houdfc", en allerlei vragen betreffende deze prefetie, maar zich bepalen tot een onderzoek, wat de Schrift er van zegt in genoemd hoofd stuk, waarbij ook de le brief van Johannes en de Openbaring licht geven. Wie onbevooroordeeld leest wat er staat, vindt bier duidelijke aanwyziüg. dat „de mensch der zonde", de antichrist, een m-nsch is, en wel een bepaald persoon, geheel aan de voor hem was, juist, zooals hy wilde. Dan zou zy hem wel aan huis boeien Zy was de schul dige, dat hy uithuizig was geworden, geregeld de isocieteit bezocht en zeer waarschynlyk meer malen ver van nuchter terugkeerde. Maar dat was 't em juist. Ze kon niet meer voor hem zyn, zooals ze was tijdens hun verloving en in den allereersten tyd van hun huwelijk. Datopper- vlakkige was weg. Het meisjesachtige was ver dwenen. Zy was vrouw geworden. Eu daarby knaagde het van bionen van berouw eu van wroeging over de geschiedenis met het ouder lijke huis. En daarbij stórmden op haar af die gedachten, die haar maar met geen rust lieten, die gedachten, dat ze niet leefde, zooals ze moest leven zooals In t haar vroeger door ouders, onderwijzer en predikant was gezegd. O, dat was het allerergste, die ontzaggelijke zielestryddat slingeren tussehen te trachten anders te gaan leven aan deeenezyde en haar man genoegen te doen aan de an dere. Zoo bleef het. Man en vrouw leefden ge scheiden van elkaar, als twee vreemden VI. Aan zyn bureau-ci'indre gezeten, ordende Albert Vervoren z'n papieren. Een diepe rimpel was op zyn gelaat zichtbaar. Nu en dan woelde hy, lezende eD rekenende, met de handen door het haar. Aangename gedachten schenen het niet te zyn. Met 'n ongeduldig „och wierp hy ze terzijde. Juist werd de post binnenge bracht. H\j nam de blieven in ontvangst, de adressen bekijkend. Het waren-allemaal zaken zonde overgegeven. De „verborgenheid der ongerechtigheid," wetloosheid, die Paulus reeds toen zag werken tegen den Christus en het Koninkrijk Gods, zal in dien mensch haar hoogtepunt bereiken. Satan zal, zoover dit mogelyk is, in hem zichzelven incarneren; als de tegenhanger en tegenstander van „God geopenbaard in het vleescb." (Tim. 319.) Ook op de vraag Wat en Wie de open baring van dien vreeselyken mensch, die schrikkelijk zal woeden tot verleiding, en tot verdrukking der standhoudende belijders van Christus, weder houdtgeeft de Schrift hier een niet onduidelijk antwoord. „Die hem weder- houdt", de Katechoon, is God zelf: de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. En „Wat hem wederhoudt," het Katechon, is al wat in Gods hand daartoe medewerkt. God gebruikt daartoe het Woord der Waarheid en de verkondigers des Woords, ook in de landen der heidenen inzonderheid het Evangelie der Verzoening door d ?n Gekruistede tegen Satan biddende gemeente met den invloed van haar belyden en leven; ook oorlogen en andere ge- richten over de volken, waardoor Satans listen eu aanslagen worden ontmaskerd en verijdeld, en de Babe Horen droomen en plannen vau wereldheerschappij c.a. hun ver vu'Ting missen ook den dienst van engelen. De Katechoon zal niet „uit het midden (weggedaan) worden", geiyk de miu juiste vertaling luidt, maar „uit het midden nl. door zelf heen te gaan. Zóó als in de oude wereld, „ver?uld met- wrevel", de Geest Gods, het twisten moede, zich kort vóór den zondvloed beeft terug getrokken. Wanneer de „eigen tyd* van den antichrist, het Beest en de valsche profeet, daar zal zyn, en hoe lang zyn woeste en wreede heerschappij over de volkeü, ook op het gebied der gees telijke dingen, zal duren daarvan zegt de Schrift niets. Maar de teekenen der tijden, in 'fc licht der Schrift gezien, roepen de ge meente luide toe, dat het einde dezer be- deetirjg en de komst des Heeren nadert. Spr. besloot zyne rede met eenige wenken betreffende de heteekenis, die de weerhouding vau den mensch dér zonde" heeft voor het volk van God in dezen tyd. Na de overdracht van het Rectoraat aan Prof'. II Bouwman sprak Prof. Lindeboom nog een woord tot afscheid. Waarin hy o.a. enkele bizonderheden uit het ver'eden van de Theol. School herinnerde en de groote genade Gods roemde, die hem verwaardigd en bekrachtigd heeft-, 51 ja'en laDg te mogen arbeiden in het werk des Heeren: 16 j. in de gemeenten te 's Bosch en te Zaandam, en 35 j. aan de Theo). School. Spr. eindigde met een zegenwenseh voor de Theol. School en allen die aan haar verbonden zijn. J) Deze rede zal eerstdaags het licht zien; by den uitgever J. H. Kok te Kampen. BEDE van Dr. S. Greydanus by de aan vaarding van het Hoogleraarsambt aan de Theol. School, Woensdag n. m. 19 December in de Burgwalkerk te Kampen. Schriftgeloof en exegese van het Nieuwe Testament. Spreker begon met er op te wyzen, dat, gelijk aan de overige wetenschap, zoo ook aan die der exegese van de H. Schrift wel de eisch van neutraliteit was gesteld, maar dat aan dezen eisch uiet bleken te voldoeD, ook wie hunne Schriftuitlpgging voraussetzungslos of üdbevooroordeeld noemden. Vervolgens toonde hy aan, dat zulke neu traliteit niet alleen, niet bestond, maar ook niet kan bestaan. Want de allereerste en allesbe- slt3sende vraag van de exegese der H. Schrift, ook die des N Testament, is deze: of ook God daarin tot den mensch spreekt op eene bizon- dere. wijze Door het ontkennend óf bevestigend antwoord op die vraag, wordt het uitgangspunt dezer exegese principieel bepaald en dat ant woord moet gegeven zyn, voordat men recht met de exegese beginnen kan. Nu kan echter nimmer eenig historisch onderzoek dit ant woord doen geven. Omdat bet feit, dat God in en door Profeten en Apostelen sprak en schreef, nimmer voor waarneming van anderen, dan die brieven, met blauwe, gele, roode enveloppen eu ook enkele drukwerken. Plots trok z'n aandaeht een wit couvert, waarop met groote, sleeht-gevormde letters, die een ongeoefende hand verriedeD, geschreven stond: Firma Vervoren, iu Brandstoffen, Amsterdam. Nieuwsgierig bekeek hy het poststempel. Even schokte he-De brief kwam uit Zeeland, uit het „gat", waar zyn vrouw van daan kwam. Zeker van haar familie Hy was geneigd den brief, ODgeopend te verscheuren, maar hy veranderde van plan en begon den slecht, zonder eenige styl, geschreven brief te lezen. Spoedig bemerkte hy, dat hy was vnn pen broer van zyn vrouw, geschreven aan baar. Natuurlyk wisten zy z'n particulier adres niet en daarom werd-ie naar de firma gestuurd. Hy meldde, dat haar vader zeer achteruit gegaan was en er momenteel fiaantiëel zeer slecht, by stond. En tot slot, smeekte hy z'n znster haar ouders te helpen. Misschien kon zy haar man bewegen om z'n schoonouders te helpen. En, wie weet, misschien kwam de goede ver standhouding weer terugAch, hoe naï«f, hoe mooi opgesteld, inmekaar gezet, vond VervoreD. Dat moest het hart van zyn vrouw zeker wel week maken! Hy vermoedde, datzy veel meer om huis dacht, dan hy wel wist Verder dacht by door. De brief was geschreven door haar oudsten broer. De „ouwe" bad het dus zelf niet gedaan. Hy moest dus er nog niets van hebben, hoewel hy toch het meest by het antwoord vsn Anna geïnteresseerd was, (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 2