FEUILLETON. Levensstrijd. ZENDING. Waarom één Kerk te Magelaog gewenscht is. Kerk* «d IchoolnlflHWi. onder werpen aan een soort examen, om t.e bewyzeii dat ze dien voorbereidingstijd goed besteed hadden. De weg, dien Vlissingens Kerkeraad wilde bewandelen,, is„dat elk lid der kerk, door trouw den dienst des Woords by te wonen en raee te leven met het plaat selijke eu algemeene kerkelijke leven, zorg draagt, als eene ambtelijke roeping tot hem komt, niet al te ongeschikt te zijn om daaraan gevolg te geven en dat de gekozenen, in het besef hunner verantwoordelijkheid uit de prak tische moeilijkheden, die zy in hun ambtsbe diening ondervinden, aanleiding nemen om er zich met de borst op toe te leggen, voor hun taak steeds beter berekend te worden". Feitelijk komt dat antwoord dus hierop neer, dat voor de vorming tot 't ouderlingenambt in 't geheel geen bizondere cursus behoeft gehouden te worden. Erkend wordt, dat eene zekere mate van kundigheden vereischt is, maar er wordt m. a. w. uitgegaan van de ge dachte, dat alle leden der gemeente zich zoo véél mogelijk die kennis moeten trachten eigen te maken. Dat dit niet geschiedt, weet iedereen wel. Hoe 't dan wel kan geschieden, wordt door dien brief niet beantwoord. En o i. ligt daarin juist 't punt, waar br. Colder en de Kerkeraad van Vlissingen elkander zouden kunnen ontmoeten. We hopen dan ook straks daaromtrent onze meening te geven, in de hoop dat zij waarljjk biede eene oplossing voor deze inderdaad belangrijke kwestie. Prol. Lindeboom adviseerde, gelijk we de vorige week uiteenzetten, tot het stichten van opleidingscursussen. Dat brengt van zelf het niet geringe bezwaar mee, dat iemand, die zulk een cursus volgde, daarmee te kennen zou geven voor de oogen der gemeente, dat hy stond naar het ouderlingen ambt. Eu bovendien zou dan de gemeente in hare keuze zich moeten beperken tot die cursisten, tot die candidaatouderlingen. De gemeente moet vrij blijven, niet gebonden worden. Dr. Colder wil reeds tot ouderling gekozenen een jaar lang zekeren cursus laten volgen. In groote steden moge dan het aantal cursisten misschien een beduidend getal beloopen, in dorpen en kleine steden wordt het een 2 a S tal personen. Worden de gekozenen geheel aan eigen studie overgelaten, dan zou er ongetwijfeld niets van terecht komen. Dus moet hen leiding worden gegeven, nl. door den Dienaar des Woords of door een bizonder knappen ouderling. Doch denkt men nu, dat broeders die reeds op jaren gekomen zijn en zyn niet velen pas na hun 50ste jaar tot opziener gekozen nog tot het volgen van zoo'n cursus zich zouden geven? Dat juist zou hen afschrikken het ambt te aanvaarden, waarvoor zij anders wel goede eigenschappen hadden, als bijv. menschenkennis, tact om met anderen om te gaaD, voorbeeldig optreden als huisvader in hun geziü, kennis van het leven in de maatschappij, en dergelijke zaken meer, die er toch ook wel mogen wezen naast bijbelkennis van onze Geref. belijdenis. Van oudere mannen die heel hun leven niet anders dan praktisch gewerkt hebben, is toch niet te wachten dat zij door eenige avonden studie (waar zij totaal links voor staan) zich beter zouden bekwamen om als opzieners te fungeeren. Menschen uit de praktijk van het leven, met een nuchteren blik en zonder boekengeleerdheid, zijn soms prachtouderlingen, als de vreeze des Heeren hun hart beheerscht, en hen met de hun verleende talenten leert woekeren om het welzijn der kerk te zoeken. Ik zou als Dienaar des Woords niet graag zitten temidden van een college van kunst- matig-gekweekte ouderlingen, terwijl ik me best thuis voel onder mannenbroeders, die het praktische leven kennen en doorzicht ontvin gen om naar Gods Woord te oordeelen en te handelen. Als zulke broeders een warm hart hebben voor het gemeentelijke leven en boven dien nog Gereformeerde voelhorens, dan gaan ze instinctief of intuïetief tewerk, maar altoos in de goede richting, zooals een kompasnaald altoos naar het Noordpunt heentrekt. En dat zjjn Opzieners, waartegen de gemeente ook metterdaad opziet. Ze kunnen op juiste wijze de gémeente regeereD, in de goede richting sturen met het Woord Gods als kompasnum mer en bovendien kunnen ze troosten en raadgeven, vermanen en terechtwijzen, ia ver- Verhaal uit het Zeenwgclie Volksleven door HUGO KINGMANS. (Auteursrecht voorbehouden). (5 Met zelfbeschuldiging, boetedoening moest hij terugkeeren tot zijn God, dien hij vroeger had gediend. Het was immers geen godsdienst, die maar beleden moest worden in tijden van voorspoedNeen integendeel, in tijden van tegenspoed komt de geloofskracht het meest uit En dan luisterde hij naar haar. Maar haar woorden gingen niet verder dan tot het oor, maar de diepste vezelen van het hart werden niet geraakt „Als we eens naar Anna schreven. Met hun tweeën waren zy aan het delibireeren over de kwestie, om momenteel financieel uit den nood te komen. Toen was moeder Louwerse gekomen met bovenstaande vraag. Lang had zy geaarzeld. Nu, meende zij, was het juiste oogen- blik da&r. En toch hield ze haar hart nog vast In al die jaren hadden zij niet van Anna ge hoord. Ze wisten, dat zij getrouwd was en dat schillen «Ie gevallen zelfs op zoo eminente wijze, dat een dominee heilig jaloersch kan zyu op de singuliere gaven, welke de Heere der gemeente aau haar ouderlingen toebedeelde. Oud en jong heeft voor zulke menschen ook eerbied, wanneer zjj ambtelijk optreden. Eu nu beweer ik niet, dat er vele zulke begaatde broeders gevonden worden, maar evenmin zou ik er mee kunnen instemmen te verlangen, dat zulke personen, tot ouderling verkozen zijnde, eerst tot een jaar studie werden genoopt. Wat zou er vau komen als 't menschen wareu met drukke zaken, een talrijk gezin enz. We mogen opleiding tot predikant en opleiding tot ouderling niet beschouwen als zaken van gelijke soort. De predikant ontvangt in zijne ambtsbediening zijn levensroeping en daarom moest hij er zoo eminent mogelijk voor worden opgeleid. Maar de ouderling heeft als mensch een andere lev nsroeping, hetzij op 't kantoor of op het veld, hetzij in de fabriek of in de school, hetzij iu zijn winkel of op zijn schip, terwijl hij als ouderling de belangen van Chritus' gemeente waartoe hij behoort naar zijn beste krachten heeft te behartigen. De vraag is daarom Hoe krijgt een gemeente geschikte leden, waaruit broeders tot het op zienersambt kunnen gekozen worden? Hoe krijgen we die bovenal in onzen zooveel-kennis- eischenden tijd Moet soms de Jongelingsvereeniging ouder lingen kweeken Deze vraag stellen we, omdat op de Predi kantenconferentie, waar prof. Lindeboom refe- reede, daar meer dan één predikant, die met den hoogleeraar van gedachten wisselde, wees op den voortreftélyken arbeid van den Geref. Jongelingsbond onder leiding van ds. Vonken- berg. - In de beantwoording door prof. L. staat alleenDie taak mag niet aan de Jongelingsvereeuiging worden overgelaten." Meer niet. Prof. L. heeft allicht breeder daar over gesproken. Ons komt 't ook voor, dat Jongelingen voor ver chillend terrein de beginselen hebben te onderzoeken en zich eigen te maken, - maar verder gaat de taak dier Yereeniging niet. Wel kunnen uit de ijverigste en degelykste leden eener Geref. Jong. Vereeniging metter tijd bekwame ouderlingen zich ontpoppen, maar men moet niet de Jong. Vereen, als een op leidingsschool tot dat ambt beschouwen. Onder hen, die zich op zulk eene vereeniging vormden, zullen allicht eerder geschikte per sonen voor 't ouderliugenambt gevonden worden dan onder diegenen, welke als jongelingen geheel en al buiten het vereeuigingsleven om leefden. Doch nu komen we aan de o.i. ontbrekende schakel. Op ongeveer 20 jarigen leeftijd verlaten de meeste jongelui de Vereeniging. Tot ouderling wordt zelden iemand beneden 30 jaar gekozen. Tusschen de 20 en 40 jaar moesten de ern stige jongemannen van onzen tijd in de gemeen te zich vereenigen tot zoogenaamde Jongeman- nenvereenigingen, met een predikant bijv. als adviseur. Die jongemannen vereeniging zou dan iets bieden, wat onze tijd noodig beeft en wat steeds noodiger wordt, en waaruit o.i. voor de toekomst geschikte candidaten tot het opzieners ambt zouden voortkomen. Dat gaat niet in één dag of in één jaar. Wat nu jarenlang is verzuimd, kan niet zoo op eens maar ingehaald worden. Waarom het dien weg op moet, en hoe dat iu de praktijk kan uitgevoerd, hopen we nog in een slot artikel te bespreken. Kerkhof. III. Wy wezen in ons eerste artikeltje op den zegen, dien God geeft op den arbeid van ds Merkelijn te Magelang, zoodat wij reeds ge dwongen werden na te denken over een moge lijke institueering eener Gereformeerde Kerk aldaar. Jn een tweede artikeltje hebben wij de haar man een flinke brandstolfenzaak had. Misschien, dacht moeder Louwerse, misschien zouden die haar uit den oogenblikkelijken nood kunnen helpen- Maar feitelijk wist ze niet, hoe haar man tegenover Anna stond. De laatste twee jaren was haar naam niet over z:n lippen gekomen. In 't begin nog wel. Maar dan zag zij aan de dreigende rimpel tusschen de wenk brauwen, dat ie nog niet was verzoend. Nü zou zij de stoute schoenen aantrekken. Misschien „als we eeDs naar Anna schreven en Maar zij kan haar vraag niet verder vervolgen. Want tot haar grooten schrik zag zij de dreigende rimpel weer komen. Louwerse sprong op, sloeg met de vuist op de tafel, in intense woede. „Nooit, dat nooit Denk je, dat ik genadebrood wil eten? Wel zeker, haar ouders heeft ze verlaten, moed willig, omdat het te min was hier voor haar. En nu zouden wij tot haar gaan en smeeken, om ons te helpen 1 Geen sprake van. Kom me daar nooit meer mee aanzetten, 'k Wil er niet van hooren 'k Wil niet! 'k Wil niet!" Vertoornd liep hij heen, zijn vrouw achter latend in diepe verslagenheid. Neen, God was haar getuigeZóó had ze het niet bedoeld. Ze had hem niet willen vertoornen. Toenade ring had ze willen brengen. Zou die oplossing Gods weg niet kuDnenzijn? Want, daarvan was ze overtuigd, wanneer ze schreven naar Anna, dan zou die wel hulp verschaften. En zeer waarschijnlijk kwam dan de goede ver standhouding ook weer terug. Maar van haar man moest zij geen medewerking verwachten. Die wetenschap had zy zooeven verkregen. bezwaren uiteengezet, die bestaan tegen het stichten van één Kerk of Gemeente het taal verschil, dat tusschen de Europeesche en Javaansche Christenen bestaat, levert hier de groote moeilijkheid op. Nu willen wij in een slotartikel de keerzjjde laten zieD, n.l. de werkelijkheid, om toch de tweeheid te ont wijken en er naar te streven de eenheid der kerk ook in het uitwendige te handhaven. Zoowel voor de Europeanen als voor de Christen-Inlanders is zulks gewenscht. In velerlei opzicht is de Nederlander de meerdere van den Javaan, onwillekeurig zal hy zich boven hem verheffen, en het gevaar is niet denk beeldig, dat zelfs op kerkelijk terrein dit besef van meerderheid doorwerkt. Dit nu mag niet; want in Christus is noch Javaan noch Neder lander en het zou schadelijk werken en 'fc christelijk geloof' in verachting brengen, als de Nederlander niet den Javaan liefhad als een broeder. Twee gemeenten op één plaats, een kerk voor de Javaansche en een kerk voor de Europeesche Christenen, zou scheiding teweeg brengen en de gemeenschap der heiligen grootelyks in den weg staande eene gemeente zou zich uitne- mender gaan achten dan de andere, en de andere zou zich vernederd en verongelijkt gevoelen. Maar één kerk versterkt de band des geloofs. By de bediening des Woords zal dat niet uitkomen want terwille van het taalver schil zal men toch twee afzonderlijke diensten moeten houden, ééa voor de Javanen en één voor de Nederlanders. Maar by de Avond maalsviering staat het anders Ds. Merkelijn schreef dan ook, dat de Javanen een gemeen schappelijke Avondmaalsviering zeer op prys stellen, en ze beschouwen als een der vruchten van de christelijke godsdienst, die zelfs de klove tusschen de volkeren weet te over bruggen. Sommigen hebben gemeend dat hierin de hoogmoed mee sprakdat de Christen-Java nen het zoeken om de eere om met Europe anen aan één tafel te zitten. Doch ds. M. spreekt dit tegen. Natuurlijk is het mogelijk,' dat er zulke overleggingen by den een of ander zyn maar dit i9 uitzondering. Dat blijkt hieruit, dat de Javaan het niet op prys stelt, wanneer soms een Europeaan zyn kind ten doop houdt in de Javaansche samenkomst. Wy mogen dus aannemen dat zulk een gemeenschappelijke Avondmaalsviering het religieus gevoel van den Javaan verheft, en zeer sterk de hoogheid van het Christendom in het licht stelt. Het taalverschil staat hier niet zoo sterk in den weg. By het Avondmaal staat toch het zien op den voorgrond de formule by 't uitreiken van het brood en den wyn kan in beide talen worden nitgesprokenhet Avondmaalsformulier is daartoe veel te laüg, doch het licht in den aard der zaak, dat de kerk op Java een ander, een eigen formulier krygt waarin gerekend wordt met de zonden en gevaren, welke zich daar voordoen en als dan dit nieuwe formulier kort wa9, zou het kunnen gelezen worden in het Nederlandsch en in het Javaansch. Eén Christelijke Kerk te Magelangis het ideaal, en dat niet alleen ter wille vau de Christenen, maar ook met het oog op de heidenen de kerk legt door haar eenheid een welsprekend getuigenis af. Ds. Merkelyn schreef dat ten vorige jare de Theosophen te Magelang een imitatieavondmaal vierden (dus het Christelijk Avondmaal nabootsten) van verschillende nationaliteiten en rassen zaten ze aan, en de Javanen roemden deswege de Theosophie, die zoo verbroederlyk werkt. Maar als de namaak, de caricatnur reeds zulk een indruk maakt, welk esn krachtige werking; moet er dan niet uitgaan van een gemeen*' schappelijke Avondmaalsviering, die niet op komt uit een menschelyken gril, maar uit, het schriftuurlijk besef van saamhoorigheid. Ook is het gewenscht één kerkeraad te heb ben bij gemeenschappelijke saamspreking kunnen de Europeanen veel leeren van de Java- neD, en omgekeerd nog meer. Het saam werken voor één heilige zaak zal den band versterken, den band des geloofs en der liefde, en den bloei der gemeente bevorderen. Maar het taalverschil dan Zoolang er niet genoeg ouderlingen zyn onder de Nederlanders die bet Javaansch kennen, of Javaansche ouder lingen, die het Nederlandsch kennen, zal 't Toch gaf zij den moed niet op. Ze zou er eens met haar oudste zoon over spreken. Misschien, nee zeker, zou die wel schrijven. God zou ze smeeken, dat Die er zyn zegen op gaf! V Neen, Anna Vervoren, geboren Louwerse, had geen rust. Ze meende van wel, maar het was niet waar. Van binnen sprak het knagend geweten en zoolang dat zyn werking laat gelden, kan er immers geen spraken zyn van innerlijke rust Ze meende, dat ze er was, toen zy huwde. Hy was in goeden doen. Financieel had zy dus geen zorgen. Wat verlangde zy meer? Zy had een aardig huis op netten 9tand, hield nog een dienstbode. En zy meende, dat ze oprecht van haar man hield. Zyn totale onverschillig heid omtrent hoogere dingen griefde haar wel eens. Voornamelijk dan z'n bijtende spot. Dan nam hy voorbeelden van personen, die met den mond belijden maar niet met het hartwiens daden niet zyn in overeenstemming met hun belijdenis. Dan sprak hy van die „fijne" als Jansen den groenteboer op den boek van de Lauriergracht. Ja, wel, goeie morgen. Dat gaat driemaal per Zondag naar de kerk, met den By bel onder den arm, met gebogen hoofd, maar zoo gauw het Maandagmorgen is, heeft hy dat masker afgelegd en dan beliegt en besteelt hy de menschen, zooveel ie kan. Zoo ging ie door, allerlei slechte elementen te noemen, als illustreering van z'n bewering, dat de „fijne" de meest slechte, oneerlijke en onbe trouwbare menschen warenDat griefde haar zóó, deed haar zoo'n pyn. Dan moest zy des- wel noodzakelijk zyn, dat men gescheiden vergadertiedere zaak zai dan, onder voor zitterschap van den Missionairen Dienaar, in beide deelen van den kerkeraad besproken en behandeld moeten worden. Ook dit levert bezwaren op en zal licht tot botsing kunnen leiden. Doch ook hier zal de liefde alles over winnen. En bovendien, op dön duur zal het taalverschil geen moeilijkheden meer opleveren, daar toch verschillende Javaansche christenen Nederlandsch leeren, en Nederlanders zich het Javaansch trachten eigen te maken. De Hol- landsch-Javaansehe school zal voor de toe komst onder Gods zegen, ryke vruchten kunnen dragen. Ds. Merkelyn schrijft niet over de mogelijk heid, om het Maleisch als spreektaal te gebrui ken op de kerkeraadsvergadering. Dit wekt wel eenige verwondering, daar toch het Maleisch algemeen op Java gesproken wordt. Als ds. Merkelyn deze Kerkbode in handen krygt, zal hy zeker wel op deze kwestie willen antwoorden. Wy leiden uit zyn zwijgen af, dat het Maleisch te Magelang als omgangstaal niet voorkomt, in elk geval niet algemeen gekend wordt. Wanneer wy kort alles samenvatten, dan is duidelijk dat ons beginsel eischt één Christe lijke kerk te Magelangen dat de omstan digheden op het oogenblik het institueeren van één kerk vrijwel onmogelijk maken. Dit zou er toe kunnen brengen, om voorloopig het Nederlandsche en het Javaansche deel der ge meente afzonderlijk te institueeren, maar er zou den dan bppalingen moeten gemaakt om zoo nu en dan de innerlijke eenheid tusschen beide dee len te doen uitkomen b.v. door hét hebben vau één kerkgebouween gemeenschappelijke dia- coniekas (daar de Javanen het financieel zwakke deel vormen); het voeren van correspondentie zoodat men met elkanders zaken volledig op de J hoogte blijften een gemeenschappelijke Avondmaalsviering, niet eenmaal per jaar doch geregeld. Wellicht is het dan mogelyk, dat op den duur de uitwendige splitsing wegvalt, al9 het taalverschil geen onoverkomelijke moeilijkheden meer zal opleverenen dan zal natuurlyk de uitwendige eenheid eisch zyn van ons christelijk beginsel. Onze Zeeuwscbe-Brabantsehe kerken zulleu alzoo binnen afzienbaren tyd voor een zeer gewichtige beslissing komen te staan. Geve de Heere licht en wijsheid, opdat zulke besluiten worden genomen, die tot heil en bloei strekken der jeugdige gemeente te Magelang. J. D WïELZSöA. TWEETAL te Thoien H. Dekker te Venlo W. Weener te Vianen* BEROEPEN te Appelscha: A. Ph. S. SchaatsmateNieuwveen; te Thoien H. Dekker te Venlo te HaastrechtJ. A. Verhoog te Reeuwyk. AANGENOMEN naar Numanadorp en KlaaswaalE. J. v. Voorst te Driewegen, BEDANKT voor KouduniA. J. de Boer te Garrelsweer voor Deventer (A.)H. Ph. Ingwersen fce Berlikuin. De dankdag-collecte bracht te Halfweg in de Geref. kerk op f 1700 Ds. A. Andree te Schoonhoven herdacht zyn 25 jarig ambtsjubileum. Afscheid van N Scharwoude, wegen» vertrek naar Medan (Ned. O. Indië), Dr. W. G. Harrenstein met Fil. 4 19. Intree te Landsmeer ds J. H. Beumee, met Ef. 6 19, na bevestigd te zijD door Dr. J. G. Ubbink van Monnikendam met Joh. 10; 9. Ds. W. B. Renkema is zoodanig geschokt in zyn gezondheidstoestand, dat hij zyn arbeid onder de Nederlanders in Ryn-Pruisen niet meer genoegzaam kan verrichten. Het komt. In de Geref. Kerk teGiessen- Oudekerk—Giessen-Nieuwkerk zullen i Jan. ondanks aan huis denken. Want haar man noemde de slechte voorbeelden, maar zy wist er maar al te veel, die werkelijk Christelijk leefde. Dan hoefde zy maar niet verder te gaan, dan naar het kleine huisje, diep in Walcheren* Daar had zij de ware godsvrucht leeren kennen by vader en moeder. Ware Godsvrucht en stille berusting by tegenspoed. O, als ze dacht aan huis en aan alles, wat was voorgevallen, dan moest diepe schaamte een blos kleuren op haar mat bleek ge worden wangen Wat zy van haar huwelijk had voorgesteld, was niet in vervulling gekomen. Dat begon al heel spoedig, feitelijk nog vóór hun trouwen dat hun huwelijk niet kerkelijk ingezegend zou worden, ja, dat had zy vooruitgeweten. Want in hun verloving, had ie waarheid lievend als ie was, zyn algebeele afkeer van kerken en geestelijken uitgesproken. Maar by had zelfs niet burgerlijk willen trouwenDat was immers klinkklare onzin Neen, dan ging ie mee met den mordernen tyd en de moderne denkbeelden van vryheid op elk gebied. Das, omdat menschen dat hadden ingezet, moesten zy burgeiyk trouwen. Neen, hy vond dat trou wen 'n blok aan je been. Als je dan eens niet met elkaar kondt opschieten, was het heel eenvoudig. Dan ging je van elkaar en daarmee afgeloopen. Zy had hem toen plots verwijtend aangestaard, zóó, dat ie voelde te ver te zyn gegaan. Lachend verzekerde ie, dat het niet zoo ernstig gemeend was. By hen 'zou dat niet voorkomen. Ze hielden immers van elkaar? Maar zy stond er op, dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 2