Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 14 December 1917
No. 50
UIT HET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasts MedewerkersO.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENBA, B. MEIJER, F. J. v. d. ENOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsper kwartaal bjj vooruitbetaling 50 cent.
PERSVERBENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
KEBKELTJK LEVE N.
Wintervergaderingen.
Opleiding tot Ouderling?
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs: 10 cent per regel; bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYE YAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
ADVENT.
Want hetgeen der wet onmogelijk was,
dewijl zij door het vleesch krachteloos
was, heeft God, zijnen Zoon zendende in
gelijkheid des zondigen vleesches, en dat
voor de zonde, de zonde veroordeeld in
het vleesch. Romeinen 8:3.
Gelijk alleen een kranke een genees
middel en een schipbreukeling de reddings
boei waardeert, zoo kan alleen een aan
zicbzelven ontdekten zondaar waardeeren
de beteekenis van Christus' geboorte iu
Bethlehem.
Paulus schetst in de eerste hoofdstukken
van den Brief aan de Romeinen, hoe heel
de wereld, beiden van Joden en Heidenen,
doemschuldig is voor Gods aangezicht.
Dat betoog van den apostel is als de stok
des drijvers om zondaren te brengen tot
Bethlehems kribbe.
Maria's kindeke is de eenige Toevlucht
voor een des doods schuldige zondaar.
Wat bij menschen onmogelijk was, is
mogelijk bij God. Hij zond Zijn Zoon in
gelijkheid des zondigen vleesches, opdat
Hij ons zou verlossen en zaligen.
De wet door God ons gegeven, kan geen
doemschuldigen zondaar vrijmaken van
zijn schuld. Zij kan ons wel aanklagen,
omdat God ons goed heeft geschapen,
zoodat wij aan haar eisch konden voldoen.
Die wet kan ons, zondaars en overtreders,
wèi vloeken, maar niet zegenen, wèl neer
werpen, maar niet oprichten wèl in haar
helderen spiegel ons toonen, hoe verkocht
we zijn onder de zonde, maar niet ervan
verlossen.
Haat en bestrijdt Paulus dan de wet?
Dat zij verre, hij is geen antinominiaan,
die de wet als onnut maar zou willen
terzijde stellen. Al noemt hij de wet de
bedeeling der verdoemenis, nochthans zal
hij haar niet verachten, veel minder
veroordeelen. Die wet was immers tot 's
menschen geluk door God gegeven, en die
wet was nooit veranderd. Die wet kon den
mensch heil brengen, als hij maar in
gehoorzaamheid aan haar wandelde. De
onwankelbare belofte van het werkver
bond luidde: »Doe dat, en gij zult leven."
Gods wet was den mensch goedgezind en
ze is nooit veranderd. Gesteld dat iemand
onzer zich volkomen naar die wet
gedroeg, zoowel in- als uit-wendig,
dan zou Gods wet hem nog, ook n u nog,
zaligmaker en eeuwig leven schenken.
De zaligheid door het werkverbond is
niet onmogelijk geworden van Gods zijde,
maar alleen van onze zijde. De wet zou
ons o zoo graag zaligmaken, maar ze k a n
't ons niet meer doen, en dat ligt aan de
verdorvenheid van onze natuur. De wet
is krachteloos geworden door het vleesch,
schrijft Paulus. Ze kan ons niet Gods
gunst verwerven noch met God verzoenen,
ze kan ons geen vrede bezorgen noch
eenige verandering brengen in onzen staat
van doemschuldigheid. Niets goeds kan de
wet meer voor ons doen. Ze kan ons
alleen veroordeelen, en ook nogja,
dat ook nogtot meerdere zonde ons
prikkelen. Zoodra uw zondige natuur met de
wet in aanraking komt, is ze als een lucifer
die met vuur in aanraking gebracht wordt
ze ontvlamt in ongerechtigheid. Ge kent
wel de schoone allegorie uit Bunjans
ChristenreisChristen werd gebracht
in een groote kamer, die vol stol was
omdat er nooit geveegd werd. Een knecht
kreeg bevel om te gaan vegen en toen
vlogen de stofwolken zóó hoog op, dat
Christen gevaar liep te stikken. De
Uitlegger verklaarde hemDie kamer is
het hart van den zondaarhet stof is zijn
aangeboren innerlijk bederfdie knecht,
welke begon te vegen, is de wet Godsen
dat het stof in die kamer zoo begint rond
te dwarrelen, beduidt, dat de wet
insteê van uw hart te zuiveren, juist de
ongerechtigheid nog krachtiger te keer
doet gaan. Gods wet ontdekt den zondaar
wel aan zijne zonde, verbiedt haar ook
wel, maar geeft geen kracht om over haar
te regeeren. Dat is der wet onmogelijk,
dewijl zij door het vleesch krachteloos
geworden is.
Is er dan geen verlossing voor den
doemschuldige Is er geen mogelijkheid,
dat de overtreder wederom tot genade
kome
Wat de wet niet kon, dat heeft God
gedaan.
God heeft niet Zijn wet opgeheven, niet
Zijn eenmaal gesproken bedreiging terug
genomen God is in geen enkel opzicht
veranderd. Maar zonder iets aan Zijn recht
te krenken, heeft Hij toch de zonde ver
oordeeld in het vleesch, ri.l. door Zijn
eigen Zoon te zenden in gelijkheid des
zondigen vleesches, en toen aan Hèm het
vonnis des doods te voltrekken.
Gods Zoon heeft ons vleesch daartoe
aangenomen, en dat zwakke vleesch on
dersteund met Zijn Goddelijk Alvermogen.
Daarvoor moest God zelf met de zonde
zóó nauw in aanraking komen, als maar
eenigszins met de vlekkelooze heiligheid
van Zijn heerlijk Wezen bestaanbaar is.
Daarvoor moest God zelf de zonde op
zoeken in haar schuilplaats, gelijk men
soms om een leeuw te dooden dien op
zoeken moet in zijn eigen hoi.
I n de menschelijke natuur was de zonde
verscholen. Daarin is God zelf willen
ingaan om daarin de zonde op te zoeken,
te veroordeelen, te straffen, te verdoemen,
te dooden, te niet te doen.
Daar hebt ge de ontsluiering van het
heilgeheim der verlossing door de geboorte
van Christus in Bethlehems stalGod is
geopenbaard in het vleesch. Dat Won-
derkindeke heet Immanuël, want God
zelf komt de zonde veroordeelen in het
vleesch. Dat doet God als de Rechtvaardige,
maar ook als de Barmhartige, die met
innerlijke bewegingen der ontferming be
wogen is over ons zondaren. Dat doet de
liefderijke God, die Zijn eigen welbeminden
Zoon niet spaart, om ons Zijn gadelooze
zondaarsliefde te toonen. Alzoo liefheeft
God de wereld gehad, dat Hij Zijn eenig-
geboren Zoon gegeven heeft. Bij heeft
Zich voor ons het grootste offer getroost.
Christus' geboorte in Bethlehem is een
daad van Gods liefde tot ons. Dien, die
geen zonde gekend had, heeft God tot
zonde voor ons gemaakt, opdat wij, zon
daren, zouden worden rechtvaardigheid
Gods in Hem.
Het naderende Kerstfeest predikt ons
Gods groote ontferming over ons. Want
God had Zijn Zoon naar deze aarde kun
nen zenden, om gericht te houden
over de zonde en over ons, zondaren.
Als Christus gekomen ware in majesteit
met het zwaard van Gods gerechtigheid,
dan had Hij in de volheid des tijds aan
heel het menschdom het eeuwig dood
vonnis kunnen voltrekken. Hij zou geen
onrecht daarmee gedaan hebben, gansche-
lijk niet!
Maar Christus kwam niet om te ver
derven, maar om te behouden.
Daarom is Hij in onze plaats onder het
recht Gods doorgegaanGod liet onze
zonden straffen aan Zijn eigen lieven Zoon.
Is dat niet een bewijs geweest van Gods
onbegrijpelijke zondaarsliefde Daarom
is Bethlehems Kindeke ons boven alles
dierbaar. Met Da Costa begroeten wij het
met dien uit ons hart gegrepen lof
»Mijn Redder, mijn Goël, mijn
[Zondenvernieler,
Mijn Meester, mijn Heiland, mijn Heer
[en mijn God
Mijn Onheilverwinnaarmijn
[Levensbezieler
Gezegend, geheiligd, beslist is mijn lot
Kerkhof.
Als de dagen kort en de nachten lang zijn,
dan is het de tijd, waarin er gewoonlijk vele'
vergaderingen gehouden worden, welke zich
bezig houden met onderwerpen van verschil
lenden aard. Over staatkunde en sociale kwestie,
over zending en de stichtingen van barmhar
tigheid, over onderwijs en historie en wat dies
meer zij wordt dan gehandeld. Elke veree-
niging houdt een of meer openbare vergade
ringen waarin de zaken, welke men behartigt,
in 't openbaar besproken worden. Ons volk
houdt daar wel van en het geeft een aangename
en leerzame afwisseling in 't leven. Het zou
niet moeilijk vallen om het nut aan te wijzeD,
dat zulke samenkomsten afgeworpen hebben.
Het blijkt, dat er ook dezen winter onder
scheiden vereenigingen op den ouden voet
willen doorgaan. Verschillende keeren werd
reeds gesproken over de nieuwe koers in ons
staatkundig leven, maar de rechte animo ont
breekt. Het is moeilijk om in breeden kring
de aandacht voor het een of ander te wekken.
Men is reeds blijde, als men de zaken gaande
kan houden. Van geestdrift is allerminst sprake.
Hoofd en hart is er niet vol van. Te voren
wordt er weinig over gesproken en later hoort
men er niet meer van. Er wordt tegenwoordig
veel geschreven over de volksziel, welnu we
kunnen dan wel zeggen, dat er haast geen
enkel onderwerp is, dat de volksziel gepakt
heeft en in beweging brengt. De gebeurte
nissen, welke de oorlog bewerkt, hebben een
druk gelegd op het volksleven ook in ons eigen
land en dit knaagt als een worm aan de be
langstelling voor allerlei andere gewichtige
zaken. De enkelen, die licht zien of althans
meenen te zien, in de donkerheid, welke zich
verspreid heeft over de volkeren, zjjn niet bij
machte om hun goede stemming over te planten
in vele harten.
Zelfs de vraag, wanneer komt er een einde
aan de menschenslachting verliest langzamer
hand hare bekoring, wijl allerlei berekeningen
gefaald en allerlei verwachtingen niets dan
teleurstelling gebaard hebben. Een oogenblik
zien we op, als de tijdingen komen over een
wapenstilstand tusschen Rusland en de Cen
trales en de geringe hoop begint op te leven,
maar het duurt niet lang, of we gaan weer
onzen weg en verrichten onzen taak. We
merken immers, dat velen er dadelijk op uit
zijn om het ons aan ons verstand te brengen,
dat er van vrede voorloopig niets komen kan
en zal. Iudien er nog iets is, dat voortdurend
beslag op ons legt, dan is het, hoe komen we
dezen zwaren tijd door. Wie ons daartoe den
weg kan wijzen, wie hierover licht kan ont
steken, kan rekenen, dat hij een gewillig oor
vindt. Met welk een nauwgezetheid worden
de berichten nagegaan, wat en wanneer we
iets op onze distributie-kaarten krijgen kunnen.
Nu moge men zeggen, dat dit droevig is,
dan ben ik het daarmede geheel eens, want
we dreigen in practisch materialisme onder te
gaan. Het moge waar zijn, en we verheugen
er ons over, dat het materialisme als stelsel
wetenschappelijk overwonnen is. Dit is zeker
een voorrecht. Het wilde toch onsr geheel op
sluiten in deze zichtbare en vergankelijke
wereld en ons elk uitzicht ontrooven, zoodat
er niets anders overbleef, dan enkel het heden
te gebruiken en daarvan te genieten, zooveel
ons mogelijk was. Neen, dat was geen leven
voor een redelijk mensch met een hart, waarin
God naar het woord van Salomo de eeuw ge
legd had en het was een verademing, toen
het zieltoogend ter aarde neerlag. Maar nu
komt het uit, hoe niettegenstaande al wat er
gewonnen werd, het stoffelijke de overhand
verkrijgt. En dit mag niet. Vooral nu niet.
Zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijn ge
rechtigheid, dit woord van den Heiland geldt
thans nog even goed als voorheen en de be
lofte „alle andere dingen zullen u toegeworpen
worden*, is nog niet verouderd en heeft nog
niets van haar kracht verloren.
Wij zijn er dan ook van overtuigd, dat er in
weerwil van het geringe enthousiasme voor
vergaderingen nog wel een stil verlangen bij
velen naar de gerechtigheid, den vrede onder
blijdschap is, welke de H. Geest verleent aan
allen, die dorsten naar de wateren des heils,
en er is ook wel een arbeid der liefde, welke
het oog houdt op de doorwerking van 't
evangelie in 't volksleven. Zonder opdien te
baren gaat deze arbeid door en zonder eenige
luidruchtigheid wordt hij verricht. Hoewel hun
lof niet uitgebazuind wordt, wijden' deze
mannen en vrouwen zich met volharding aan
hun niet altijd even gemakkelijke taak en zij
gelijken aan den man, die de hand aan den
ploeg heeft geslagen en niet achterom ziet.
Men kan heel licht een lijst met klachten
samenstellen over al wat we zien en hodren,
maar wijs is hij, die den weg gaat, door God
hem gewezen en het werk verricht, waartoe hij
werd geroepen. De trouw in het behartigen
van wat aan ieder werd toebëtrouwd heeft een
waarde, welke niet zoo gemakkelijk overschat
wordt. Er kan zooveel gedaan worden ook om
elkander in deze drukkende dagen té steunen
en te sterken zonder dat men eerst een ver
gadering houdt, waarin langdurige en breed
voerige besprekingen dikwerf nog een zeer
mager en pover resultaat hebben.
Al wat uwe hand vindt om te doen, doe
het met alle macht. Boüma.
II.
Het antwoord van den Kerkeraad van Vlis-
singen aan dr. Colder, waarmee de Classis
Middelburg accoord ging, kwam hier op neer;
le dat ten volle instemming kon betuigd
worden met de aan dr. Colders vraag ten grond
slag liggende gedachte, dat het ouderlingen
ambt ernstige toewijding vraagt, zoowel van
de krachten van verstand als van hart. Verwe
zen werd naar het Bevestigingsformulier, dat
nadrukkelijk verklaart, dat een ouderling
schuldig is ,Gods Woord naastig te onder
zoeken en zichzelven gedurigljjk te oefenen in
de overlegging van de verborgenheden des
geloofs." En 2e dat de door dr. Colder voor
gestelde methode stuiten moest op ernstige
bezwaren in de praktijk, welke haar zelfs
onuitvoerbaar maken. O.a. dat het stellen van
den eisch, dat de ambtsdragers de voor hun
ambt noodige kennis zullen opdoen niet aan
de hand van practijk, van in hun bediening
werkelijk voorkomende gevallen, maar door
theoretisch onderzoek, meerdere geschiktheid
voor studie vordert, dan met het oog op de
Schriftuurlijke eischen voor het ouderlingschap
en het belang der gemeente gevorderd mag
worden.
Gewezen werd voorts op de noodzakelijk
heid, dat dan de ouderlingen zich aan
het einde van dat studiejaar zouden moeten