Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 16 November 1917
No 46
UIT HET WOORD-
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste Medewerkers: 0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENBA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
KERKELIJK LETEM.
Bladen uit het dagboek van een Leeraar
Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs 10 cent per regelby jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYB YAN DE
Firma UTTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vr ij dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
WANT DE LIEFDE VAN CHRISTUS
DRINGT ONS.
Ill
Wij Jan wetende den schrik des
Heeren bewegen de menschen tot
liet geloof,Want de liefde
van Christus dringt ons, enz.
2 Cor. 5 1L17.
Wij zagen, dat de geloovigen de wor
telvezelen van hunnen goeden moed uit
spreiden in de sfeer van verstand, gevoel
en wil.
Nu beluisteren we de beweegrede
nen, die Paul us gaat ontvouwen, waar-
- door hij en zijne medearbeiders niet ver
traagden in hunne bediening.
De gedachte aan den rechterstoel van
Christus, waardoor zijn stand in de
heerlijkheid wordt vastgesteld voor zijn
lichaam, terwijl het stuk zielsgeschiedenis,
tusschen zijn dood en opstanding, buiten
beschouwing blijft, overmits zijn s t a a t
reeds vast is, die gedachte vervult hem
niet met schrik, maar met de vreeze des
Heeren, niet met huivering of ontroering,
maar met heilig ontzag voor zijnen Heere.
Zoo vat hij ook elders in zijne brieven
dat woord »scbrik" op. En het verband
eischt deze opvatting. Het gaat over de
zuiverheid van Paulus en de zijnen, in
betrekking tot hunne bedoelingen, in hunne
bediening. Die zuiverheid werd aangetast.
Te zijner rechtvaardiging beroept hij zich
op die reine vreeze des Heeren, die hem
en de zijnen, in hun ambtswerk leiden
mag. Hij is zich van dat heilig ontzag
bewust.
En dat wetende bewegen zij de men
schen tot het geloof. Zoodat óók zij van
die zuiverheid van bedoelen en van de
oprechtheid van hun streven overtuigd zijn.
Mochten zijne belagers hem tegenwer
pen, dat niemand dat onderzoeken kon,
zoo antwoordt Paulus, dat het Gode be
kend is met welke oprechtheid des har
ten hij zijn ambtswerk mag verrichten,
gelijk zijn mond spreekt tot de menschen,
alzoo spreekt zijn hart tot God.
De Hartenkenner kent dat beginsel van
de waarachtige vreeze Gods. Hem behoeft
Paulus niet van zijne drijfveeren en be
doelingen te overtuigen. »Wij zijn Gode
openbaar geworden".
Tegenover wantrouwen en miskenning
zich van die vreeze bewust te zijn is v e e 1.
Doch het is meer zich op God te kun
nen beroepen. Toch is hen dit niet ge
noeg. Daarom doet hij een derde een
persoonlijk beroep, n.l. op bun waarheids
gevoel, dat zich in hunne consciëntie uit
spreekt, in den vorm van een oordeel over
zijn persoon en werk. »Doch ik hoop ook
in uwe gewetens geopenbaard te zijn".
Had hij hun niet een proeve van zich
zeiven gegeven? Zijn zij niet door zijnen
dienst bereid Zou dan hunne consciëntie
niet met zijne consciëntie accoord gaan,
dat hij en de zijnen het Woord Gods als
uit oprechtheid, als uit God, in de tegen
woordigheid Gods spraken in Christus
Zou de consciëntie van al de geloovigen
in Achaje niet met de zijne medegetuigen,
*•1 zijnen belagers ten spijt?
Al moeten de ambtsdragers dag aan dag
hun persoonsgerechtigheid van
hun' God vragen, sterk staan zij tegenover
de wantrouwen-zaaiers in de gemeente,
als zij de z a a k s g e r e c h t i g h e i d heb
ben, en hunne werken hen geloofwaardig
maken. Sterk, als zij daarvoor drie be
wijzen knnnen aanvoerenhun eigen
consciëntie, hen ontschuldigende, hun be
roep op den eenigen Hartekenner, en de
consciëntie der leden, die verder door
dringt dan het oordeel des vleesches. Dan
zingt hun' ziel
»Omdat ik uw bevelen nam in acht
En die bewaard' in een oprecht geweten".
Er is meer tot hunne rechtvaardiging.
Hij wapent de gemeente tegen do belagers.
Hij recommandeert zich zeiven niet weder
bij hen. Hij twijfelt niet aan hun ver
trouwen in hem Maar sommigen verkee-
ren in de koude stemming der anti-pathie
tegen hem. Maar het is Paulus om de
gemeente in haar b ree den kern,
in haar wezenlijke gehalte te doen. Wij
drijven uw zaak.
Ia iiw belang geven wij getuigenis van
ons zeiven, tegenover wie ons karakter
aantasten, en de gemeente willen ver
woesten.
De gemeente mag niet minachtend over
hare ambtsdragers spreken, hunne ont-
eering is de onteering der gemeente. De
roem der ambtsdragers moet der gemeente
ten goede komen. Opdat zij stof hebbe
tegen die allen, die in het aangezicht
roemen en niet in het hart. Die zich op
allerlei uitwendigheden beriepen, en roem
den op hun afkomst, op hun gelaat, op
gaven, om achter die uiterlijke praal hun
innerlijke armoede te verbergen.
Men pronkt met alles, zelfs met zijne
zonden, met zijn vroomheid, met zijn ne
derigheid, maar dingen die het hart raken,
daarvoor is geen belangstelling. De pra
lerige, pronkerige manier is bewijs van
onbeduidendheid. Dat de gemeente haar
schild over hare ambtsdragers opheffe, haar
zelve tot bloei, Gode tot glorie.
Al zeggen dan die pralers, dat hij aan
zelfoverschatting lijdt, in een soort extase
of zinsverbijstering, laat het zoo zijn, wij
zijn dan maar uitzinnig, wij zijn het Gode;
als het dan maar een Gode gewijde ijver
mag zijn. Hetzij wij gematigd van zinnen
zijn, wij zijn het ulieden. Of hij met de
zijnen de maat overschrijden, naar het
oordeel der vijanden, of b i n n e n de maat
blijven, hem om het even, als zij slechts
het welzijn der gemeente en Godes eere
mogen uitwerken.
Naast deze dubbele rechtvaar
diging plaatst de apostel een dubbel
beginsel. Eerst de liefde van
Christus. Zooals die van Christus uit
gaat, en in Zijn hart en in dat van zijne
mede-arbeiders is overgestort. Die liefde
is een verkiezende, verzoenende, verlos
sende, eeuwige liefde, en de bewegende
oorzaak van hunne liefde tot Hem en Zijn
volk. Zij is de drangreden om Hem weder
lief te hebben. Het geheim, waardoor
zij voor Gods eere en der broederen heil
ijveren. Binnen die beide polen dringt
en drijft hem dat groote beginsel. Die
liefde van Christus is hem een innerlijke
noodzakelijkheid geworden. Moet diezelfde
liefde ook u niet nopen, dringen, in en
buiten het ambt? Hoeveel zijt gij uwen
Heere schuldig Heeft Hij ook u tallooze
zegeningen geschonken? Doe ook iets
voor Christus, dat zijner liefde waardig
is. De liefde van Christus geve vleugelen
aan uwe dienende voeten, en kracht aan
uwe arbeidende hand.
En daarnaast staat als tweede be
ginsel, waardoor zij niet vertragen, de
b o rg to ch te 1 ij ke dood van Chris
tus. Zijn liefdedrang gaf hem een helder
inzicht in do beteekenis, in het plaatsbe-
kleqdend karakter van Jezus' lijden en
sterven. »Als die dit oordeelen, dat, in
dien een voor allen gestorven is, zij dan
allen gestorven zijn". Met dien Borg,
die voor hen stierf, zijn zij allen hun
leven kwijt. Ieder geloovige werd een
doode, gelijk zijn doop bewijst. En Hij
is voor allen gestorven, ten behoeve van
die allen, die zeer begeerig zijn, om Hem
welbehagelijk te zyn. Die stelling is het
volle Evangelie van onzen Zoenborg. De
plichtsbetrachting, die daaruit voortvloeit
voor de geloovigen luidt»opdat degenen
die leven, niet meer zich zeiven zouden
leven, maar Dien, die voor hen gestorven
en opgewekt is". Geen ander parool voor
heel de linie van uw leven dan toewijding
aan ChristusDan zult gij leven om te
sterven en sterven om te leven.
Als zoo de liefde van Christus en de
zoendood van uwen Borg als do magneet
naald u naar boven trekken, doorgeloofs-
vereenigiog met den gestorven en opge-
wekten Middelaar dan is er tweeërlei
gevolgtrekking: zoo dan", »zoodan".
De eerste raakt uw kennis in
bizon der heden.
Zoo dan, wij kennen van nu aan nie
mand naar het vleesch.
Sedert hij zijn vleeschelijken zin af
stierf, door de gemeenschap aan Christus'
dood, kent, beoordeelt hij de personen
niet meer met den vleeschelijken maat
staf van vroeger. Toen vroag hij of zij
rijk of arm waren, invloedrijk of invloed
loos, of zij hadden wat het vleesch streelt
enz. Dien maatstaf heeft hij tegen het
kruis stuk geslagen. Voor dien onder-
werpelijken maatstaf heeft hij een voor-
werpelijken gekregen, zoodat hij vraagt
of de Geest van Christus in een persoon
of verschijnsel uitkomt. In het eerste
geval had hij zichzelven op het oog,
in het tweede Christus, en wat in
levensverband met dien Christus leeft,
met zijn dood en Opstanding. Hij past
dien maatstaf ook op Christus zelve toe
»indien wij ook Christus naar het vleesch
gekend hebben, nochtans kennen wij Hem
nu niet meer naar het vleesch". Met den
gekruisigden Nazarener kon hij zich vroe
ger onmogelijk verzoenen. Doch nu be
ziet bij Christus in Diens eigen licht. Zijn
oordeel is precies andersom dan vroeger.
Waarde heeft nu voor hem wat uit dien
Christus leeftomdat hij Christus zeiven
heeft leeren beoordeelen door zijn eigen
Geest en bij zijn eigen licht. Met den
eersten maatstaf is Hij u een ergernis en
dwaasheid, wat uitloopt op den eeuwigen
dooddoch met den tweeden is Hij u
dierbaar, in zijne namen, naturen, amb
ten en staten.
De laatste gevolgtrekking raakt u w
wedergeboorte in het algemeen.
Wie in Christus is die is een nieuw schepsel.
Machtige sluitrede: wie buiten Chris
tus is is verdoemelijk voor God. Doch
wie i n Christus is door de wederbarend e
genade van den H. Geest is een nieuw
schepsel. Hij is verlost van de schuld,
de straf en de heerschappij der zonde.
Hij is door het levend geloof des harten
Christus ingelijfd, en zoo is Christus zijn
leven geworden, zijn levensgrond, zijn
levenselement, zijn levensdoel. Christus
zelf leeft in hem, door zijnen Geest.
»Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is
alles nieuw geworden 1"
Gij zijt wel der zonde dood geworden,
al is daarom de zonde nog niet dood in u.
Maar uwe denkbeelden en beginselen en
begeerten en oogmerken zijn nieuw ge
worden. Nieuwe hoedanigheden in uw
wil uitgestort. En dat nieuwe leven is
bestemd om in het sterven voor altoos
van den ouden tronk gescheiden te wor
den om volheerlijk op te bloeien in de
atmosfeer der gezaligden, waar het eeuwige
jubellied zal zijn: aalles nieuw geworden".
A. H. Nieboer.
door
J. P. NON HE BEL.
Uitgave van E. J. Bosch Jbz. te Nyverdal.
Premie by Gezelle Meerburg's Christelijke
Scheurkalender.
My was dit boek niet vreemd. Als een wel
bekende ontving ik het. Wat zullen velen het
graag lezen. Hier is lectuur, welke u niet om
voert in een denkbeeldige, maar in een wer
kelijke wereld bier ontmoet ge geen menschen,
die alleen ontstaan zyn in de verbeelding, maar
zooals zy op aarde leven. Daarom is dit boek
ook vol van stichting en van bekoring. Om u
daarvan te overtuigen^ neem ik over, wat dit
boek geeft onder den titel
Een bedelaar aan de poort der genade.
„Ik moest steeds verder. Daar wachtten my
nog andere zieken. Onder anderen een man,
die voor enkele dagen zwaar ziek was gewor
den. Hfj was reeds bejaard en waarschijnlijk
had de koude der laatste dagen aan zyne ge
zondheid den nekslag toegebracht. Althans eene
dame, die hem had bezocht uit vroegere be
kendheid met zyne vrouw, zeide tot my
„Domine! zoudt gij niet eens naar A. willen
gaan Ik was heden by hem, maar kreeg zoo'n
treurigen indruk, beide van den toestand zyns
liehaams en van dien zyner ziel. My dunkt,
hy gaat sterven, en, toen ik met hem sprak
over eeuwige belangen, kreeg ik geen of slechts
een kort woord tot antwoord."
De nood was my opgelegd, om dezen kranke
te gaan bezoeken. Ik zeg „de nood," want ik
kan er soms zoo tegen opzien, om naar ziekeu
en stervenden te gaan, die onbereid zijn en dan
daarenboven zonder eenige, althans zonder waar
achtige behoefte. Aan zulke ziekbedden ont
waart men, hoe weinig christelijke kennis by
velen gevonden wordt en hoe by hen het leven,
óf in de genietingen óf in de beslommeringen
dezer aarde is doorgebracht. Wat moet-men
zeggen tot den kranke, die reeds den dood
naby is en door dofheid of ziektegevoel uw
gesprek bijna niet volgen kan Dan zou ik
zoo gaarne myne plaats aan een ander afstaan,
onder al het gewicht dezer gedachte uw woord
is het laatste, dat hy hooren zal, aleer hij voor
zyn eeuwigen Rechter zal verschijnen. En nu
had ik nog van dezen man gehoord, dat hy