Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
31e Jaargang.
Vrijdag 9 November 1917.
No. 45
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.O. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
PERSVERBEN1G1NG ZBBUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
De Reformatie.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs 10 cent per regel; bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE tan DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers.
LITTOOIJ OLTHOFF, Middolburg.
ALTIJD GOEDEN MOED.
II.
Die ons nu tot ditzelve bereid heeft
is God. Die ons ook het onderpand
des Geestes gegeven lieeft.
Wij hebben dan altijd goeden moed
enz. 2. Cos. 5 5—10.
Voor den overmoedige is dit woord
grootspraak. Voor den zwaarmoedige
een leugen. Voor den mismoedige,
die in de mystiek-getinte, nieuwe religie
zelfbevrediging zoekt, zelfbedrog. Voor
Paulus is het volle waarheid. Zijn levens
geschiedenis was voor een groot deel
lijdensgeschiedenis. Lees maar het vorige
en het volgende hoofdstuk. Wie had meer
gelegenheid om den moed te verliezen?
Wie stuitte op zooveel verachting en be
strijding? Vraagt ge, hoe dat mogelijk
was, om onder zulke levensomstandigheden
deze verklaring af te leggen: »Wij heb
ben dan alt ij d goeden moed?"
Het vijfde vers bewijst, dat Gods werk
aan en in hem er het geheim van is. God
heeft hem bereid en hem het onderpand
des Geestes gegeven. Op die twee mach
tige feiten wijst het »dan" terug. Zoo
krijgt God al de eere van dien besten
digen, goeden moed. Onze God versiert
zijn volk, om hun plaats iu den hemel te
kunnen innemen, vooraf met heiligheid,
want daar zullen de onreinen niet ingaan.
De woning wordt niet alleen bereid,
maar de aanstaande bewoner wordt even
eens geschikt gemaakt door God, om daar
als een verheerlijkte in te gaan. Gods
werk is derhalve een volkomen werk.
Bovendien heeft God hem het onder
pand des Geestes gegeven.
Een onderpand is als het ware een
voorpenning, een deel van de koopsom^
dat na het sluiten van den koop voor-
loopig uitbetaaLd wordt, als een bewijs,
dat men zich verbindt om straks de volle
koopsom te storten derhalve beteekent
het waarborg. En dat onderpand is de
H. Geest zelf. In 1 22 had de apostel
reeds de plaats aangawezen, waar God
dat onderpand heeft nedergelegd, te weten
in onze harten. In die genadige
mededeeling van den Geest Gods bezit hij
den waarborg, dat hij nu toebereid wordt
voor den hemel. Wie naar de begeer
lijkheid des vleesches wandelen missen
dat onderpand des Geestes. Maar
spreekt dat onderpand toe, die door uw
God toebereid wordt in de paden der ge
rechtigheid en uwe heiligmaking begeert
te voleindigen in de vreeze Gods. Dan
hebt óók gij altijd goeden moed. Want
het is onmogelijk dat wie door zijn God
wordt toebereid voor de erfenis, en het
bewustzijn heeft, dat hij het onderpand
des Geestes mag bezitten in zijn hart,
geen goeden moed zou hebben. Wat is
moed Is het een' opgeruimde stemming,
of een opbeurend gevoel van te durven,
straks door afmatting gevolgd?
Paulus spreekt van goeden moed,
dus van een moed, die uit goede begin
selen, uit het werk Gods en uit het on
derpand des Geestes voorkomt, en die
beoogt om den Heere welbehagelijk te
zijn. Hij heeft dus met overmoed, of met
zwaarmoedigheid, of met moedwil niets
uitstaande. Goede moed is die zedelijke
kracht, die doorzet en doordringt. Die
weigert te zwichten voor bezwaren. Als
Paulus soms eens mocht deinzen b.v. toen
hij te Jeruzalem gevangen zat, en de fa
natieke Joden hem van het leven wilden
berooven, dan stond de Heere hem bij in
den nacht, zeggende »Heb goeden moed
PaulusPaulus op reis naar Rome ziet
de broeders van daar en greep eenen
moed. A 11 ij d goeden moed. Hoewel
dagelijks in gevaren des doods evenwel
bezweek zijn moed niet. »God zelf hief
zijn hoofd boven de wateren der verdruk
king". Al bruisten de golven van boven,
de golven in de diepte waren rustig.
Moge het van de kinderen van ons ge
slacht gelden, dat zij aldoor dobberen
tusschen overmoed en moedeloosheid, zoo
dat de moed verloren gaat, Paulus heeft
altijd goeden moed, omdat deze geworteld
is in de toebereiding Gods, in het onder
pand des Geestes, in het verlangen der
hope, en in het heimwee, om bij den Heere
in te wonen. Zoo de bede de uwe mag
zijn sVerlos mij, sterk met nieuwen moed
mijn leven", en het antwoord aanvaardt:
»Godvruchte schaar houdt moed 1"
Zoo gij moedeloosheid als klein geloof,
zwaarmoedigheid als ongeloof leert ver
werpen, dan zult gij moeten erkennen
de moed des geloofs is beta
melijk.
De Vader heeft er recht op, omdat
Hij u wil toebereiden voor de erfenis.
De Zoon heeft er eenige aanspraak
op, door dien éénen uitroep: »Het is vol
bracht".
En de H. Geest in uw hart is de
waarborg, dat de erfenis u niet kan ont
gaan.
Moogt gij dat dan zwijgen »a 11 ij d
goeden moed". Is dan een hangend
hoofd, een naargeestig gelaat, een kla
gende mond een passend antwoord op het
werk van den drieëenigen God des Ver-
bonds
*-
De wortelvezelen van dezen moed lagen
bij Paulus uitgespreid in zijn weten.
Wij weten, dat wij inwonende in het
lichaam, uitwonen van den Heere.
Die stelling staaft hij door een zin die
hier tusschen haakjes geplaatst is. (Want
wij wandelen door geloof, en niet door
aanschouwen). Nu is het geloof, de sfeer,
het gebied, dat wij doorwandelen. Maar
daarom niet gezucht, want door het geloof
en het gebed hebben wij verbinding met
onzen Heere Christus. Als onze plaats,
in het huis, eeuwig in de heuvelen, door
Hem bereid is, en de Jordaan doorwaad
is, begint de aanschouwing en de wandel
in het geheel der verschijning, temidden der
heerlijkheid, die gezien wordt in eeuwig-
heidslicht.
Voor den geloofswandel tijdens het uit
wonen kwam de wandel door aanschouwen,
gedurende het inwonen bij den Heere.
Voor het zien door een spiegel, het zien
van aangezicht tot aangezicht. Voor het
Woord de persoon, de levende Christus
zelf: altijd goeden moed.
Hij mag meer zeggenhij heett meer
behagen om uit het lichaam uittewonen,
en bij den Heere intewonen, en heeft
daardoor een geloofsmoed, die al sterker
wordt. Straks zuchtte hij, bezwaard zijnde
over naaktheid of lichaamloosheid. Toch
had hij stervensmoed »opdat het
sterfelijke van het leven verslonden worde«-
Maar nu krijgt hij s t e r v e n s 1 u s t. Bij
den Heere intewonen is hem zeer verre
het beste. Het behagen zijner liefde geeft
gaarne het offer des lichaams, om bij den
Geliefde te komen, en eeuwig bij Hem te
zijn, zonder dat iets de liefde overscha
duwen kan. Zoo spreiden de wortelen van
zijn geloofsmoed zich uit in zijn weten
en in zijn verlangen, in zijn ver
stand en gevoel, maar evenzeer in
zijn wil: Daarom zijn wij ook zeer
begeerig, hetzij inwonende, hetzij uitwo
nende, om Ilem welbehagelijk te zijn. Het
doei van zijn moed is om in de levens-
practijk, met zijn wil en al zijne begeerten,
den Heere te behagen. Inwonen of uit
wonen is niet hoofdzaak, maar de sterke
begeerte, om zijn leven zóó interichten,
dat het den Heere welbehagelijk moge
zijn. Ben ik uw smart geweest op Gol
gotha, het wordt meer dan tijd dat ik
door uwe vermenigvuldigde genade uw
welhehagen moge wegdragen. Gelijk de
bruidegom vroolijk is over de bruid. En
dat hem dit ernst is bewijst Paulus, als
bij in dit hoofdstuk ontwikkelt, dat hij
in dien weg een dubbele recht
vaardiging heeft, een dubbel be
ginsel openbaart, en een d u b b e^
len maatstaf van zijn God heeft
ontvangen.
Wilt gij uwen goeden moed aankwee-
ken, zoekt dan den Heere te behagen.
Dan zult gij bang zijn iets tegen uw ge
weten te doen, waarvoor Luther zoo
benauwd was, Denkt aan zijn woorden te
Worms, zoo krachtig door de zaal klin
kend, tot de Keizerlijke Majesteit»Naar-
demaal ik door de Schriften, door mij
aangehaald, in het geweten aan Gods
Woord gebonden ben, zoo mag en wil ik
niets herroepen, dewijl tegen het geweten
te handelen heilloos en gevaarlijk is. Zoo
helpe mij God. Amen«.
Luther was van nature bloode en bang.
Maar door diezelfde begeerte gedreven
kon bij getuigen: »Martinus sterve, Chris
tus leve Ik heb niets, dat ik verliezen
kan. Kom ik om, dan kom ik den Heere
om. Wilt gij iemand verschrikt maken
zoek een andercc.
De uitkomst van dien goeden moed
zal blijken in de openbaring voor den
rechterstoel van,Christus, opdat een iegelijk
weg drage hetgeen door het lichaam ge
schiedt naar dat hij gedaan heeft, hetzij
goed, hetzij kwaad.
Is de uitkomst van den moed in dit
leven reeds verbazend groot, in de
school, in het leger, op 't gebied van den
arbeid, in onze geestelijke worsteling, be
zield door het Woord Gods »de Heere
is met u gij strijdbare held, ga heen in
deze uwe kracht« wat zal dan de
uiteindelijke uitkomst zijn van
den moed des geloofs, voor die alien, die
volkomenlijk hoopten op de genade, die
hun toegebracht wordt in de openbaring
van Jezus Christus. Om van Hem vrijge
sproken te worden, en tót een genadige
vergelding te mogen ontvangen het gena
deloon den getrouwen toegezegd
Het oordeel raakt uw persoon en de
feiten, ook de meest verborgene. Dan de,
beoordeeling, goed of kwaad, beheerscht
door de vraag of zij voorkwam uit :die
begeerte, om den Heere welbehagelijk te
zijn. Dan het vrijsprekend vonnis, zonder
appèl. Waardoor do g r a a d van h eer
lijkheid voor uw lichaam 'wordt
aangewezen. Bezwijkt dan niet in uwe
zielen, en vlucht niet voor uw eigen
schaduw, maar hebt goeden moed, en
keert u tot den glans van uw licht, dat
komt! Daarom verwachten wij dien groe
ten dag met een groot verlangen, om ten
volle te genieten de beloften Gods, in
Jezus Christus onzen Heere.
A. H. Nieboer.
KERKELIJK LBTM.
Ons werd toegezondenStudiën en Schetsen
op het gebied'van S'aat én Maatschappij door
Mr. D. P. D. Fabius. Deze Studiën en Sehet-
sen verschenen elke maand- en zij'zjjn j ofschoon
reeds de 9e Serie gegeven wordt, over 't alge
meen in onze kringen weinig bekënd. Wfi
zullen althans op dit oogenblik niet iïa&aaii
de oorzaken, waaraan die weinige bekendheid
moet toegeschreven worden, maar wel wiflen
we verklaren, dat zjj onze aandacht en* over
weging ten volle waard zijn. De schrijver is
een bekwaam rechtsgeleerde en eemketfner van
Groen van Prinsterers werken als weinigen.
Wjj laten hier volgen het eerste artikel uit
het Novembernummer, dat na den titel „De
Reformatie" aldus luidt
Groen van Prinsterer schreef
Gelijk de Reformatie, strekt de Revolutie
zich over elk gebied van praktijk en weten
schap uit Toen was onderwerping aan God,
thans is opstand tegen God het beginsel. Daarom
is er ook thans in de Kerk, in- den Staat, in
de wetenschap, één algemeene, één heilige
strijdover de ééne groote vraag, omtrent de
onvoorwaardelijke onderwerping aan de wet
Gods.
Zoo moet dan het herdenken van de Refor
matie aanvuren tot een' algemeenen, tot een'
heiligen strijd.
Tot den strijd tegen de Revolutie, door Burke
reeds in 1793 een religiekrijg genoemd, met
„fanatical atheism." Tegen de Revolutie die
nog, veel erger is dan Rome, omdat zij tot
beginsel heeftopstand tegen God.
Daartegen van ds geesteskinderen der Her
vorming een algemeene strijdstrijd op het
gebied van Kerk en- Staat-, van wetenschap.
Eilacy, dat de bijzondere herdenking van
de Kerkhervorming juist in dezen tijd moest
vallen.
Herdenking van de Reformatie in dien geest
past ganchelijk niet bij, vloekt vierkant tegen
stemming, waarin we verkeeren.
Krijg
We z\jn een-en-al pacifist.
Reeds hadden we geen oogenblik er aan
gedacht, dat herdenking van de Kerkhervor
ming in dezen tijd bovenal zou moeten staan
in den toon van den strfid tegen de vrijzin
nigheid, maar bovendien vieren al jaren
„Godsvrede", wat ons, bij het zoek-raken van
schier alle beginsel, uitnemend te stade komt-
Hoogstens prikken we wat met de Talma-
wetten. Overigens geldt, met eene vrijzinnige
meerderheid: „laten zitten wat zit." Western-
den reeds vóór meer dan vijf jaar met vrijzin
nigen en socialisten voor openbare armenzorg,
en durfden niet tegen algemeen stemrecht zfin
het hoogste, waartoe' we ons nog konden
opwerken, was een protest tegen ons eigene