Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 19 October 1917
No. 42.
UIT JttET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.O. R. J. v. d. VEEI, J. 0. WIELEN6A, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. i. SCHELVEN en F. IV. J. WOLF.
PERSVERBEN1GING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma L1TTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
EEN APOSTOLISCHE WEGWIJZER.
Voor twee zeer verschillende gemoeds
toestanden heeft Jacobus hier een woord.
Voor die in lijden zijn en die goeds
moeds zijn. Bedrukten en blijden. En hij
noemt dat zoo in ééaen adem alsof ze
saam hoorden. Toch onderscheidt hij ze
wel en geeft voor elk een bizonder woord.
Dat hij ze zoo samenbindt en als in éénen
geeft, heeft wel zijn reden. Hij schrijft
aan velen, aan de ic2 stammen, die in de
verstrooiing zijn. En 't was toen als nu,
dat ge in breeden kring van menschen de
meest uiteenloopende toestanden vindt.
Den een in tranen en zuchting, den ander
met een vreugdeiach op het gelaat. Dezen
in 't kleed der treurigheid en dien in een
gewaad des lofs.
En niet alleen vindt ge die verscheiden
heid van toestand onder eene groote me
nigte, maar zelfs in eigen leven wisselen
die beide. Zooals dag en nacht, licht en
duisternis gedurig wisselen, zoo is 't ook
in 't menschelijk leven eene gedurige wis
seling van voor- en tegenspoed. Soms
schijnt Gods lamp over het hoofd, en
schijnt de berg door Gods goedgunstigheid
zóó vastgezet, dat hij niet wankelen zal
en eer we er om denken geeft God eene
wending, verbergt Hij zijn aangezicht en
worden we verschrikt. Met ramp en smart
kunnen we onverwacht bedreigd worden,
zoodat er schrik is van rondom. En even
onverwacht kan God de doodschaduw ver
anderen in den morgenstond. Des avonds
vernacht het geween en des morgens is
er gejuich.
Vreugde en smart liggen zeer dicht bij
elkander, zoodat Jacobus wel recht heeft
om als met één wegwijzer voor beide het
rechte pad aan te geven. Hij begint met
den tegenspoed, omdat die dikwerf meer
is dan de voorspoed. De mensch wordt
tot moeite geboren. Kort van dagen is hij
en zat van onrust, 't Is gewis meer dan
onderstelling bij den apostel, dat er onder
de lezers van zijn brief in lijden waren.
Want het was een tijd van vervolging
voor de gemeente des Heeren. In 't
Grieksch staat er dan ook niet alleen
«lijden" maar heel eigenaardig een woord,
dat, letterlijk vertaald, aanduidt»kwaad
lijden", een bang en drukkend lijden.
Hoe bange tijd was 't ook voor 't erf
deel des Heeren, als ze geacht werden als
slachtschapen. De vertroosting des Evan
gelies tegen 's levens druk, mocht te dier
tijde wel vooraan staan.
Toch moeten wij bij Jacobus woord, niet
enkel denken aan het lijden der vervolging,
maar ook aan het gemeene lijden der
menschheid, om der zonde wille. Wij mo
gen hier denken aan die zee van rampen,
met haar heraelhooge golven en haar diepe
afgronden, die ook het kind van God tref
fen en dreigen te doen omkomen. Ja, ook
Gods kinderen deeleD, en zij vaak niet het
minst, in 't lijden.
»Veel wederwaardigheên
«Veel rampen zijn des vromen lot".
En dat is niet bij toeval, maar naar
Gods genadig bestel. Ze zijn Gods zilver
en moeten daarom gekeurd worden in den
smeltkroes der ellende. Ze zijn Gods rozen,
die niet groeien zonder doornen. Gods
tarwe en moeten daarom gedorscht wor
den en gezuiverd met den wan. En zoo
is 't naar Gods heilig bestel, dat het lijden
van allen kant komt opdagen. God zelf
kastijdt, dien Hij liefheeft. Hij laat satan
toe, dat hij hen kwelle. Lichamelijk en
tijdelijk leed hebben ze met de kinderen
der wereld gemeen. Allerlei leed in krank
heid en smart.
Is iemand in lijden o Gewis Gods ont
ferming is zoo rijk over ons, dat al heb
ben 't allen verdiend steeds in lijden te
zijn en al hadden we 't wel dagelijks
noodig er toch ook tijden zijn, waarin
het lijden verre is waarin zelfs 't spreken
over lijden en druk als 't ware geen vat
op ons heeft. Maar toch is in een wat
grooter kring altijd wel de een of ander
in lijden.
Is nu iemand onder u in lijden Ja
wat dan? «Dat hij bidde", zegt Jacobus.
Dat is zóó natuurlijk meende Luther, dat
zulk een woord niet in ernst van een
apostel des Heeren gezegd kon zijn.
Maar is dat waar? Is dat zóó natuur
lijk Is het niet veel meer natuurlijk dat
het hart tegen God opstaat o Zoo licht
gaat ons hart een andere richting uit dan
naar Gods troon. Is 't niet een bekend,
hoewel treurig feit, dat het lijden den
mensch vaak ontevreden maakt, zelfs bit
ter en gemelijk. Maakt het sommigen niet
zoo ongeduldig en lastig, dat de tong in
beweging komt en allerlei woorden spreekt,
die Gods Naam onteeren. Zoo gaat het
als we den wegwijzer volgen, die ons
booze hart uitzet.
Doch Jacobus wijst een weg die uitne-
mender is als hij zegtIs iemand onder
u in lijden «dat hij bidde". Geen betere
raad is mogelijk dan deze. 't Is immers
het doel van alle lijden, dat God toezendt,
dat Hij ons uitdrijve naar zijn troondat
we op Hem leeren zien. 't Is zoo vaak een
middel voor afkeerige kinderen om ze van
hunne afkeeringen te genezen, 't Gaat zoo
dikwijls gelijk iemand zong:
»Soms kies ik halstarrig
«Mijzelven een baan.
«Toch dwingt mij de Algoede
«Zijn wegen te gaan.
»Dan bluscht Hij mijn fakkel,
«Dan kruist Hij mijn pad.
Voert zóó aan Zijn vinger
»Naar de eeuwige stad."
Zal lijden voor ons geen kwaad, maar
goed doen, dan moet het ons op de knieën
brengen. Wel ons, indien we in bange
tijden van zielsverdriet of lichaamslijden
onze toevlucht niet nemen tot bedriegelijke
geneesmiddelen, maar vluchten tot den
eenigen Heelmeester, onzen grooten en
barmhartigen Hoogepriester in de Heme
len. Hij is machtig om van het lijden
te bevrijden, om genezing te geven van de
krankheid, verzachting van smart, ver
troosting in droefenis ook om ons er door
te heiligen en alles te doen medewerken
tot onze zaligheid.
Is dan iemand onder u in lijden? Dat
hij bidde. Dat geneesmiddel is beproefd
en stelt den meest hopeloozen lijder niet
te leur.
Vertrouw op Hem, o volk in smart,
Stort voor hem uit Uw gansche hart;
God is een toevlucht t'allen tijde.
Was Jacobus' woord een wegwijzer voor
lijdenden, evenzeer is het dat voor blijden,
't Geeft blijk van zijn praktischen zin, dat
bij die beiden zoo samenvoegt. Zoo'n woord
voor droeve harten gaat dikwerf die ziel
voorbij van hen, die niet in lijden zijn.
Hoe rijk een vertroosting ook voor be
drukte zielen, 't lijkt de anderen somber
en 't laat ze vaak koel. 't Gaat ook zoo
moeilijk om in tijden van voorspoed met
zijn gansche ziel in het lijden van treu
renden mfê te leven. Nu voegt Jacobus
ze saam om den treurenden te doen zien
»'t leven is niet enkel schaduw," en voor
de blijden »'t is niet altijd zonneschijn."
Doch de hoofdzaak is dat Jacobus ons leert,
dat één wegwijzer voor beiden het rechte
pad wijst. Om troost te hebben in ons leed
en ware vreugde in onzen voorspoed moeten
we in beide gevallen tot God komen.
Droeven en blijden moeten elkander voor
Gods troon ontmoeten.
«Ia iemand goedsmoeds?" Goedsmoeds
of goed van moed z|jn, is eene opgewekte,
verruimde gestalte des harten te hebben.
En dat, ja kan gepaard gaan met lijden,
zooals Paulus bewees in z|jn woord aan de
Corinthiërs«Wij hebben dan altijd
goeden moed," of aan de Romeinen «Wij
roemen ook in de verdrukking." De Heere
laat zijne kinderen wel eens «psalmen
zingen in den nacht. «En dan kunnen we
zeker van zulken wel zeggen dat zij
«goedsmoeds" zijn.
Maar de bedoeling des apostels is wel
een andere. Die vraag«is iemand goeds
moeds is hetzelfde alsof hij vroeg
verheugt zich iemand uwer in voorspoed
Hij heeft het ook op zulken die vrij van
leed, zich verblijden in goeden welstand,
en blijde dagen genieten. Zulken wier
allerlei zegeningen toevloeien en tijdelijk
voordeel.
«Is iemand goedsmoeds? Dat hij psalm-
zinge. Meende Luther, dat bidden in nood
van zelf ging hier zouden wo zeggen
danken en zingen in voorspoed gaat zeker
van zelf. Als 't iemand goed gaat, leeft bij
toch in blijde opgewekte stemming, en
zingt hij licht een vroolijk lied. Doch als
Jacobus zegtIs iemand goedsmoeds, dat
hij psalmzinge is dat niet hetzelfde
alsof hij zei«gaat het iemand goed, dat
hij vroolijk zij." Maar, zooals het psalm
zingen al aanduidt«dat hij God love
En dat nu gaat niet vanzelf. Niet alle
hart dat in voorspoed leeft, leeft blijde
Wat worden vele zegeningen Gods ge
noten met een ontevreden hart. En wat
worden vele zegeningen des voorspoeds
verspild en onachtzaam daarheen gewor
pen, zonder ze op te merken. Leven niet
de kinderen der wereld vaak, bij een hoorn
des overvloeds vol vijandschap tegenover
den gever? Waar dan deze Gode het
lofoffer onthouden, dan moet de christen
te meer zijn God erkennen in de weldaao,
die hij geniet en Gode psalmzingen. Ook
voor de natuurlijke zoowel als voor de
geestelijke zegeningen ontvange God de
eere. Het huis waar nooit de psalm der
dankzegging klinkt, wordt vermoedelijk
niet door vromen bewoond.
Er is zoo rijke stof voor den psalm des
lofswant onze God overlaadt ons dag bij
dag, met zijne gunstbewijzen. Hij geeft
zoovele tijden, dat we goedsmoeds zijn.
Psalmzingt dan den Heere.
Met dat psalmzingen bedoeld de apostel
niet enkel een lied aan te heffen uit den
O. T. psalmbundel. Want dit woord heeft
ruimer zin. Met allerlei Godgewijd lied
hebben we den Heere te erkennen voor
zijne weldaan en onze bljjde dankzegging
Hem toe te wijden. Het lied, het psalm
gezang, als lofoffer Gode opgedragen, moet
een wezenlijk deel zijn van onzen redelij
ken godsdienst. Wie Gode zóó psalmzingt,
dien is het een psalm der behoudenis.
Want de psalm der dankzegging heefteen
bewarende kracht. Ons aller hart ligt open
voor 's werelds strikken. Ook voor deze
om in 't goed dezer wereld onze schat te
zoeken. Doch, waar de psalm der dank
zegging, uit een oprecht hart oprijst, daar
is hij 't geheim van 'Gods genadige be
waring. Het maakt ons klein voor God en
houdt ons dicht aan zijn troon.
En het lied verbreid nog rijker zegen.
Niet alleen verheft het eigen hart, maar
komt ook anderen ten goede. De klanken
van de liederen des geloofs en des lofs
van harte den Heere toegezongen, zijn
menigmaal als zaadkorrels, door den Wind
weggedragen, om elders in neergebogen
zielen vrucht te geven. Die goedsmoeds
is en zingt, vernieuwd soms bij anderen
den ingezonken moed zonder het te weten.
En niet alleen dit. Maar God wordt er
door verheerlijkt. God wil niet alleen aan
geroepen worden in den nood, maar ook
verheerlijkt in voorspoed. Wie dank offert,
die zal Mij eeren, zegt de Heere.
Laat dan Gods lof ten hemel rijzen
Laat al wat adem heeft, Hem prijzen.
KËBEELIJK LETEN.
Gebrek aan predikanten.
Abonnementsprijsper kwartaal b\j vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs 10 cent per regelb\j jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVB VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrjj dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Is iemand onder u in lijdendat hij
bidde is iemand goedsmoeds dat liij
psalmzinge.
Jacobus 5 13.
F. Staal Pz.
Eerst werd er gevraagdzullen we genoeg
predikanten hebben voorts werd er verklaard
het aantal studenten in de Theologie is veel te
gering met het oog op de vacatures, welke er
in onze Kerken z|jn en eindelijk werd er alom
geklaagd, dat het anders moest worden. Nu
heb ik voor me steeds gedacht, dat zulk een
tijdperk uit een practisch oogpunt niet schade
lijk was en ik heb me over dit verschijnsel ook
niet al te veel verontrust, omdat ik oordeelde
dat er wel andere tjjden volgen zouden. Als
men reeds eenige jaren meegeleefd heeft men
opgemerkt, dat er verschillende perioden zjjn.
Ook in dit opzicht z|jn de stroomingen, welke
er door het Kerkelijk leven gaan, zeer onver
scheiden. Als het om een verklaring te doen
wa9, dan zou men er heel wat van zeggen
kunnen.
Het schijnt wel, dat er reeds een verandering
gekomen is. In de maand September was het
getal studenten in de Theologie aan de Theo
logische School té Kampen en aan de Vr|je
Universiteit te Amsterdam beduidend hooger
dan we het in de laatste jaren gewoon z|jn.
Dit is zeker verblijdend en stemt tot erkente
lijkheid. Waarecb|jnl|jk is het een teeken dat
we weer een meer gunstigen t|jd tegemoet gaan,
en dat er 9traks dagen aanbreken, waarin een