Uit een Kroniek. Een nieuwe opvatting van Johannes* Apocalypse. Roomsch Zendingswerk tijdens de Hervorming. Getuigenis der gezamenlijke Protes tantsche Kerken in Nederland uit gaande tot Overheden en Volken. Doch moeten we enkel er naar staan om dit doel te bereiken Kunnen we het daarby laten Behoeven we niet verder te gaan We erken nen, dat dit het eerste is en het eerste moet blyven en we geven toe, dat er op die wyze veel te bereiken valt. Het wil ons echter ook voorkomen dat we er daarmede nog niet zyn. Daar is ook helaas nog plaats voor Evangeli satie, waardoor men verstaathet brengen van 't Evangelie tot hen, die van de waarheid geheel vervreemd zijn Of er zulke menschen zijn in onze steden en dorpen, vraagt niemand. Ieder weet het. Niet gering is het aantal van hen, die bijna nooit in eemge kerk komen en die in hun woning ook nooit meer de H. Schrift lezen en overdenken. Men zegt dat er op Walcheren een Kerkelijk volk woont en men bedoelt daarmede, dat de bewoners de onder scheiden kerken trouw bezoeken. Nu zou men hier allereerst eens moeten uitmaken wat men door trouw Kerkbezoek verstaat. Ik was eens op een begrafenis, waar de predikant den over ledene waardeerde wegens den grooten steun, welke hij bij zijn leven aan de Kerk had bewe zen. Ik kon mijn ooren bijna niet gelooven. Wel wist ik, dat de overledene meermalen Kerkeraadslid was geweest en dat hij als hij ouder ling was eiken Zondag eenmaal ter kerk ging, maar ik wist tevens, dat zijn vrouw, zijn vier zoons, zoolang zy in de ouderlijke woniüg geweest waren en een groote dochter bijna nooit ter kerk gingen. Het is maar de vraag, wat men trouw noemt. Doch daarover wil ik niet verder spreken en wil enkel zeggen dat er over 't algemeen op de dorpen nog al gekerkt wordt. Doch in de beide steden en op dorpen als Souburg is het anders. Gaan nu da Geref. Kerken vrij uit, als zij zeggen wij zullen haar bearbeiden hen, welke zich onder 't opzicht van onze Kerken stellen, met alle anderen bemoeien we ons niet? De vraag te stellen is haar to beantwoo-den. Het komt me althans voor, dat niemand zal durven zeggenover allen, die afgedwaald zijn, behoeven zij zich niet te bekommeren. Zoodra men nu echter vraagt, langs welken weg, op welke wyze en door welke middelen khnnen de kerken iets doen, komen de moeie- lijkheden, waarvan men zich rekenschap geven moet, en op dit punt ontbreekt het aan helder inzicht en dus ook aan bepaalde eenstemmig heid. Daardoor komen sommigen er toe om te zeggen laat er ons maar niet over praten, laten we maar begiunen met iets te doen. Er is wel niet veel, maar er is toch iets gedaan. Maar niet door de kerken. Door vereenigiDgen, welke zelve verzocht hebben om te mogen staan onder 't toezicht van een kerkeraad. Anderen willen het verdere ook overlaten aan vereenigingen, aan mannen en vrouwen, die in een of ander opzicht meenen iets te kunnen doen. Duidelijk is het hieruit, dat de kerken niet alleen tot dusver zoo goed als niets deden er is voor enkele jaren in Vlissingen een arbeid begonnen, maar die is weer gestaakt maar ook nu nog niet weten, op welke wijze zij den arbeid zullen moeten verrichten. De hoop, dat deze eerste samenkomst tot een tast baar resultaat zou leiden, is niet verwezenlijkt. Elke plaatselijke kerk zal moeten overwegen, wat er in haar eigen omgeviog gedaan kan worden en hoe zij het zal moeten aanleggen, en de Classis, die in November vergadert, zal moeten overwegen, of we nog een dergelijke samenkomst zullen moeten houden er. welke onderwerpen er behandeld dienen te worden. De beteekenis, welke de eerste samenkomst gehad heeft, is niet groot, maar zij heeft toch deze verdienste, dat de zaak der evangelisatie aan de ord* is gesteld en dat er in onze krin gen over gesproken wordt Ook is gebleken, dat evangelisatie aan de voortdurende refor matie niet in den weg behoeft te staan, maar dat zij beide behartigd kunnen worden. Het is ook niet noodig, dat men eerst uitmaakt, welke van deze beide het meest noodig is, want men moet hier het eene doen en het andere niet nalaten. Duidelijk is vooral gewor den, dat we meer hartelijk dan tot dusver om de komst van het kouinkrjjk der hemelen heb ben te bidden. Bouma. rwi i In het Septembernummer van het Gerefor meerd Theologisch Tijdschrift komt een Kroniek voor van ds J. C. Rullmanndie ditmaal ge heel gewijd is aan den Middelburgschen dominee die sinds Juni zooveel pennen in bewegiDg bracht. De Kerkeraad van Middelburg zond aan ondergeteekende een brief met verzoek geen stukken tegen ds. N. weer op te nemen in de Kerkbode. Zoolang evenwel genoemde Kerke raad dien leeraar niet verbiedt propaganda te maken voor zijne van de Geloofsbelijdenis af wijkende beschouwingen, houdt de Redactie der Zeeuwsche Kerkbode zich ook de vrijheid voor ons, zoo 't haar noodzakelijk voorkomt, over deze zaak te schrijven. Ds. Rullmann dan vertelt, dat er in de vacantie een nieuw werkwoord is ontstaan, dat luidt: „Netelenbossen." „Men vervoegt het in alle tijden, in alle personen, in enkel en meervoud ik, gij, hij wij, gij, zij. Een gereformeerd jongeling, die in de Kerk bode zag, dat .zijn" dominee niet „op" was, zei: „ik ga Netelenbossen", en woonde nu een godsdienstoefening bij in één der kathedralen van zijn stad, waar een bekend redenaar preekte. Verweet hem daarna een kennis: „gij hebt genetelenbost," dan antwoordde hij eenvoudig „Mijn gaan daarheen droeg een uitzonderings karakter. Eu als uitzondering kan goed zijn, wat als regel afkeuring zou verdienen." Ds. Rullmann, die zich zeer voor kerkhis torie interesseert, heeft eens nagespeurd de gevallen, dat vroegere Christ. Afgescheidene predikanten in de Herv kerk gepreekt hebben» IIij somt ze in zijn kroniek op. Conclusio is, dat de meeste gevallen zich voor deden by bidstonden, niet in de bediening des Woords. „Maar alleen van ds. Van Dijke en van den jongen Brummelkamp" zoo luidt het op blz. 171 „is ons bekend, dat zij op Zondag tegenover bun eigen kerk in een godsdienst oefening optraden. En bij die beiden liep dat dan ook al spoedig uit op een breken met hun eigen kerkgemeenschap. Beiden werden Hervormd". En bü welk eindstation ds. Netelenbos nog zal uitkomen, die zich bij voorkeur niet met de gereformeerden, maar met de ethischen in de Herv. kerk verbroedert? We moeten het afwachten. Maar zijn brochure voorspelt m.i. niet veel goeds." Voorts haalt ds. Rullmann nog aan een ge deelte van eene meditatie uit de Nederlander van 30 Juni, waarin ds. N. eene voorstelling geeft van de tegenstelling tusschen het Ko ninkrijk Gods en de kerk, welke geheel op de lfjn der ethische richting ligt. Ds. Rullmann «ijst er o.i. terecht op, dat ds. N krachtens het onderteekeningsformulier der Dienaren des Woords zijn bezwaar tegen de Ned. Geloofs belijdenis ait. 27—30 eerst zelf had moeten indienen, „vóór hij overging tot zijn gerucht makende daad, die juist voortkwam uit zijn afwijkende be chouwing aangaande onze Belij denis inzake de kerk". Dr. Kuyper is in zijne Heraut-artikelen Van de Voleindingthans begonneu aan eene ver klaring van het Boek der Openbaring van Jo hannes. Hij is blijkbaar eene andere meening toegedaan, dan tot nog toe onder ons gang baar was. Naar zijne opvatting wordt van af Openb. VI niet gegeven de historie van twin tig eeuwen, die nu bijna doorwandeld zijü, maar eenigli/jk wat nog te komen staat en te wachten is als het einde ingaat. Hoe lang dit nog van ons af is, weten we niet, en evenmin weten we hoevele jaren de vervulling van wat de Zegels en Bazuinen en Phiolen enz aan kondigen, nemen zal. Zelfs is niet uit te ma ken of 't alles op meer dan één enkel jaar beslag zal leggen. Wat van af Hoofdst. 7 wordt aangekondigd, was er nog niet, is er nog niet, maar moet nog komen, en wacht alzoo op de vervulling. De tegenwoordige periode van Christus' kerk wordt volgens dr. Kuyper geteekend in de Brieven aan de 7 gemeenten in Klein-Azië. Of deze verklaring oplossing zal brengen van de vele moeilijkheden We zijn er be nieuwd naar. Kerkhof,. ZENDIXO. I. Het valt niet tegen te spreken, dat de Her vormers aan de Zending niet of ternauwernood hebben gedacht. Zoo is het dan ook onmogelijk, om onder de talrijke combinaties ook op te nemen „De Hervorming en de Zending." Wij verstaan het, dat de Roomschen by hun beoor deeling, of lieververoordeeling der Refor matie hierop wijzen en er aanleiding uitnemen de Hervorming te smaden. Zoo schreef o.a. dr. A. Freytag in de voorrede van zijn werkje De bloei van het Roomsch-Katholieke Missie werk in het tijdperk der Hervorming", deze woorden „De Hervorming van haar kant liet zich niets gelegen liggen aan de allergewichtigste en es- sentieele taak, door Jezus Christus aan Zijn Kerk opgelegd de verkondiging van het Evan gelie aan alle volkeren der wereld. Het zal steeds de Hervorming als een donkere vlek blijven aankleven, dat zy het bevel des Heeren 'Gaat en onderwijst alle volkeren', gedurende meer dan twee eeuwen volstrekt onuitgevoerd liet, tenzij in zooverre zij de tegenwerking der Katholieke missiën als een vervulling van dien plicht beschouwd heeft. Ook de met zooveel ijver gedreven mis-ie actie der laatste eeuw werd vooral uit vijandige concurrentiezucht tegen Rome geboren. En al heeft het Protes tantisme zich in onzen tijd met de grootste inspanning en met het brengen van bewonde renswaardige offers op den missie-arbeid ge worpen zoo is dat alles niet bij machte, de zwarte vlek weg te wisschen, welke in dit op zicht van den beginne af den glans der Her vorming verduisterd De dwaling vindt steeds haar veroordeeling in zichzelf; het licht der waarheid ook dat der ware Kerk van Chris tus weet door het dichtste leugenweefsel heen te breken." Voor ditmaal laten wij dit rusten, omdat wij eerst willen weergeven het oordeel, dat dit Roomsche boekje over het Roomsch Zendings werk uit den Hervormingstijd geeft. Wij doen dit aan de hand van een artikel, dat wij von den in de N. R. Crt. van 15 Aug j.l.daar het te lang is om ineens op te nemen, splitsen wij het in t.weeëD, om daarna een korte critiek eraan toe te voegen. O/.getwijfeld is het van belang voor ons, Protestanten, eens een stem uit het Roomsche kamp te hooren. Wy lezen dan o.a. „Niet alleen de ontwikkeling van nieuwe werelddeelen in Oost en West, waarvan de grootsche beteekenis door de demarcatielijn van Alexander VI (1493) eerst duidelijk aan het licht kwam, was een voorname prikkil om om deze nieuwe landen te kerstenen, doch het werd voor de strijders van Christus en Zijn Kerk mede als een spoorslag, datgene, wat hier in Europa door een valsche hervorming aan gebied en zielental verloren ging, door de aanwinst van die nieuwe rijken en hun duizen den bewoners goed te maken. Een tweede bron aan missie-ijver vormde weldra de edele naijver der verschillende kloosterorden. Vooral de pas gestichte Jezuïeten-orde (1540) verrichtte pio niersdiensten voor het geloof en met recht kan men de beide eeuwen, die onmiddelijk op de Reformatie volger, het heoïsche tijdperk der missiegeschiedenis noemen, wegens het groote aantal apostelmartelaren en wegens de ontzaglijke persoonlijke en materieele offers. Langs de verbeterde banen der nieuwe mis siemethode bewoog zich dit heoïsche tijdperk echter nog geenszins. Men toonde den groot sten ijver voor de oprichting van scholen, zoowel lagere als hoogerevoor de samenstel ling en het gebruik van degelijke handleidingen en andere godsdienstige geschriften in de moedertaalvoor een veelzijdig en tevens wetenschappelijk onderzoek van het heidensche bijgeloof, om het aldus beter te kunnen over winnen, en voor eene centrale en meer doel matige regeling van het missiewezen. Wat echter het meest in het oog valt bij de ont wikkeling der missie van den nieuweren tijd, was de groote verandering in haar verhouding tot de staatsmacht en het aanwenden van wereldlijken invloed. De missie in de aposto lische en na-apostolische tijden vond weliswaar in het uniforme staatsbestuur van den Rijn af tot aan den Eufraat en van de Noordzee tot aan de Golf van Perzië, een hecht steunpunt, maar aan samenwerking met den staat, om de volkeren onder de heerschappij van Christus te breDgen, viel niet te denken. Juist dit, nl. de samenwerking met den staat, werd te gelijk de sterke en de zwakke zijde der nieuwere missie, die uitwendig sterk, inwendig daaren tegen al te zwak was. Koloniseeren en evange- liseeren gold bij de herovering van Germanje aan gene zijde van Elbe en Oder en ook later in West-Rusland als een en hetzelfde. Wel heeft Jiet voor Spanje in 1508 en Portugal in 1514 opgerichte patronaat voor de missie in hunne koloniën groote en onsterfelijke ver diensten gehad, maar mettertijd kwamen ook de schaduwzijden van het patronaat uit. De tienden en andere belastingen ten bate der missioneerende kerk maakten het b.v. zelfs mogelijk, dat een weinig ideaal-gezinde missio naris zich aanzienlijke rijkdommen verwerven kon daarvandaan die telkens herhaalde waar schuwingen tegen hebzucht, gelijk ze voor den tegenwoordigen tijd haast onbegrijpelijk zijn. Een andere schaduwzijde was het volstrekt nationale karakter der missie, waarbij zelfs geruimen tijd buitenlandsche missionarissen werden uitgesloten; het aanstellen van vaak, totaal ongeschikte elementen en het ingrijpen van de wereldlijke macht in zuiver kerkelijke aangelegenheden. Langzamerhand drong men aan op een nieuwe methode voor het missiewerk, geheel onafhan kelijk van elke wereldlijke macht, vooral toen door proefneming was aangetoond, dat dit plan uitvoerbaar was. Er kwam meer en meer be hoefte aan één groote missie-centrale, welke onder paus Gregorius XV tot stand kwam. Deze richtte nl. de Congregatio de Propaganda Fide op door de bulla „Inscrutabili" van 20 Juni 1621. De eerste gewichtige daad dezer Congregatie tot voortplanting des geloofs was een rondvraag aan de verschillende missie- oversten, op welke wijze het werk der geloofs verkondiging het best tot bloei kon worden gebracht. De oprichting dezer missie-centrale is eene der gewichtigste gebeurtenissen der Katholieke missiën en heeft meer dan alle andere er toe bijdragen om de banden, waar mede ze door den staat gebonden was en die tot knellende boeien waren geworden, te ver breken en zich op vrije voeten te stellen. De Paus kende haar buitengewone, vaste inkom sten toe en bepaalde verder, dat iedere kardi naal by zijn benoeming haar f 1200 zou toe kennen. In de 17de eeuw viel haar niet zelden het geheele vermogen van een kardinaal by testament ten deel, zoodat de fabelachtige rijkdom der Propaganda spreekwoordelijk werd. Onder Napoleon en de Italiaansche regeering in later tijden gingen deze schatten voor de congregatie grotendeels verloren. Ten slotte hing het succes en de ongehoorde bloei van het missiewerk in het tijdperk der Her vorming af van de missioneerenden kloosteror den. Franciscanen en Dominicanen, Karmelieten, en Mercedariërs, Augustijnen en HiëroDymieten, Theatjjnen en Capucynen ijverden om strijd voor de missie. De Karmelieten richtten in 1608 voor hun orde een missie-universiteit op, terwijl in 1627 te Rome de stichting van het college der Propaganda tot stand kwam, dat op zijn beurt de aanleiding werd tot het op richten van talryke stichtingen van dipn aard. Onder al deze seminarieën, in de 17de eeuw gesticht, dient als balangrykste te worden ver meld het seminarie der vreemde missiën van Parys Ook de missie literatuur nam geweldig toe, zoodat de onlangs verschenen Bibliotheca Missionum (deel 1) van Pater Robert Streit O. M. I. „op 't duidelijkst de aanklacht weer legt, die in Protestantsche kringen vaak tegen de Katholieken gericht wordt, n l. dat het den Roomschen zelfs aan de beginselen voor de wetenschappelijke behandeling van het missie- vraagstuk zou ontbreken." J. D. Wielenga. Onder den diepen indruk van den al feller woedenden kryg, die de wereld tot één slag veld dreigt te maken, hebben de Protestantsche Kerken in Nederland zich vereenigd om tegen de voortzetting daarvan een ernstig en drin gend getuigenis te doen hooren. Wetende, dat de tallooze uitingen, die reeds afzonderlijk uit het midden der Christenheid daartoe zijn opgegaan, tot hen door het oor logsrumoer werden overstemd, verwachten zjj, eenparig optredende en uiting gevende aan de stem der christelijke consciëntie, eerder te zul len worden gehoord. Zy vertrouwen daarbij, dat ook de zusterker ken in de andere neutrale landen, ja zelfs die der oorlogvoerende natiën, overtuigd van den ernst en de waarheid van dit getuigenis, zich hierby zullen aansluiten. Wy beginnen vóór alles met de erkenning van eigen schuld en spreken het uit, dat de zonden der volkeren ook de onze zyn. Met name belijden wy al heeft het aan de prediking der gerechtigheid en liefde onder ons niet ontbroken in de duidelijke aauwy- zing van het kwaad niet genoeg getrouw te zyn geweest. Zelve waren wy te dikwijls be trokken in een strijd om stoffelijke, althans weinig geestelijke belangen, onder elkander en ieder in eigen kring, waarbij meermalen wa penen en middelen werden gebruikt, die voor God niet konden bestaan. Ook waar wy op kwamen voor het recht en de eere Gods onder de menschen deden wij dit niet zelden op een wyze, die met dat verheven doel niet in over eenstemming was. Dit alles in verootmoediging belijdende, smeeken wy om Gods genade tot vergeving onzer zonden. Wy zouden echter vreezen onze ontrouw te vermeerderen, als wy nalieten gezamenlijk tegen de ontzettende gebeurtenissen van dezen tyd de stem te verheffen. Daarom gevoelen wy ons geroepen in den naam des Heeren te vermanen, dat aan het ruw geweld, hetwelk Europa met een volslagen ondergang bedreigt, een einde worde gemaakt. Op de ontzaglijke schade, die over de volken een diepgaande verarming brengt, willen wy hier niet te grooten nadruk leggen. Anders is het met het verlies van millioenen kostbare mrnsehenlevens, die al somberder stemt en algemeene verslagenheid wekt. Ernstiger nog is de ontwrichting van de zedelijke grondslagen van het leven der vol keren. De zekerheid en het vertrouwen, die daarvoor onmisbaar zyn, wankelenorde en regel worden aan kant gezet en het gevolg daarvan, een onderste boven keeren van staat en maatschappij, zal niet kunnen uitblijven. Maar bovenal wy'zen we op de geestelijke schade, welke allerwege wordt aangericht. Het recht Gods, dat naast erkenning van Zijne hoogheid de eerbiediging eischt van het recht der volken onderling, der groote en der kleine, wordt vertreden. Schande wordt gebracht over den naam van Christus, die niet wil, dat er vijandschap en haat, maar verzoening en dienende liefde onder de menschen wonen. Er is geen juiste mededeeling meer, maar verberging der feiten niet de waarheid, maar de schynvoorstelling beheerscht de gedachten en oordeelvellingen. Men zoekt steun in de verheerlijking van het. eigen en de verachting van het andere volk, zonder eenige ruimte te laten voor onderlinge waardeering. Over en weer wordt Gods wraak over de tegen party ingeroepen, alsof men zelfs zonder zonde was en ondoordacht wordt de lenze op genomen geen vrede zonder overwinning een gedachte, die met den geest des Evangelies van Jezus Christus ten eenenmale iu stryd is. Zoo worden de gewetens verkracht. Onberekenbare schade aan den Christelyken geest dreigt by toeneming het gevolg te wor den van de voortzetting van den oorlogde geestelijke goederen, waarover de Kerken moe ten waken, gaan verloren en het werk der Zending, de heilige roeping der Christen-natiën tegen over de wereld, wordt met onvruchtbaarheid geslagen. Welken indruk toch moeten de niet- christelyke volkeD, voor een deel mede in den oorlog betrokken, ontvangen van een Evangelie, dat zy d oor zyn eigen belijders zien te schande gemaakt De Kerken kunnen onder dit alles niet lan ger zwygen. Zy mogen geen oogenblik de ge dachte toelaten, dat op grond van welke over weging ook voortzetting van den krijg gewet tigd zou zyn, maar achten het veeleer den plicht der natiën met alle kracht te streven naar een vrede door overleg. Hoe zou overwinningsroem kunnen wegne men al het leed, de smart en de ellende, waarin de volken al dieper worden gestort? W elke overwinningsbuit zou kunnen opwegen tegen den blyvenden wrok en smeulenden haat, die by overwonnenen worden gewekt? Daarom richt zich de dringende bede der kerken tot regeeringen en volken om eindelijk tot bezinning te komen en zich de hooge roeping bewust te worden, waartoe God de Christen natiën heeft gesteld. By de ootmoedige erkenning, de verdere voortzetting van die taak te hebben verbeurd, zij de innige bede, dat Hy nog genadig mogo zijn. Voor wie naar Zyn woord luisteren wil, is het niet twijfelachtig, wat te doen staatwant voor volken en personen geldt de eischZoo wie den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. Daarom roepen wy in Zyuen Naam terug van de macht der wapenen tot de erkenning en toepassing van het recht. Dan zal de vrede, waarnaar het vurig ver langen uitgaat, niet op kunstmatige wyze be hoeven te worden gezocht, maar zekerlijk ge vonden worden. De Protestansche Kerken in Nederland,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 2