Weekblad voor de (Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 12 October 1917
No. 41.
UIT ÜKT WOORD,
Redacteuren Ds. L BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasts MedewerkersD.O. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
UITGAVE VAN I)E
PERSVEREEN1G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma UTTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
EN IK ZAL HEN STERKEN.
In de 5e eeuw vóór Christus werd Za-
charia tot het profetisch ambt geroepen.
Vanwege den bizonderen tijd, waarin hij
leefde, had hij ook als profeet een bizon-
dere taak. Hij leefde n.l. in den tijd toen
Israël uit zijn ballingschap was terugge
keerd en onder de macht en de haat zijner
benijders en bestrijders opnieuw dreigde
te bezwijken.
Wij kennen de worsteling, die ze had
den ten tijde van Zerubbabel, Ezra en
Nehemia om stad en tempel te herbou
wen. De Sanbellets en Tobiassen deden
al het mogelijke om hun pogen te ver
ijdelen en ze te benauwen. En als deze
teruggedrongen waren rezen telkensnieuwe
belagers op, zoodat het voor Israël maar
immer door een leven vol moeite en strijd
was, ook na die bevrijding uit de balling
schap.
Het volk had bij zijne verlossing uit Ba-
bel zoo gansch andere voorstelling gehad.
Het verwachtte een leven van vrijheid en
geluk, na 't breken der banden en eene
snelle, heerlijke vervulling der Godsbelofte.
En ach, er bleef zoo veel te klagen, te
zuchten en te strijden.
Dat alles was oorzaak, dat ze aan de
vervulling der beloften Gods begonnen te
twijfelen. Ze hadden geen tijd om de ver
vulling van de toezeggingen des Heeren af
te wachten. En de weg waarin God zijne
hulp deed blijken behaagde hen niet ge
noeg. Zoo begonnen ze langs zelf gekozen
paden hunne sterkte te zoeken.
Israëls toestand is eenigermate gelijk als
van een, die uit zware krankheid opge
richt, nog gedrukt is onder de zwakheid
des lichaams, en die, omdat deze gevolgen
der ziekte, onder de behandeling van den
arts niet vlug genoeg wijken, tot allerlei
zelf gekozen middelen de toevlucht neemt,
zichzelven daarbij in nieuw gevaar bren
gende.
En nu was het de taak van den profeet
om van dat heillooze spoor terug te roepen
en ze op te wekken hunne sterkte te zoe
ken in den Heere.
Daarom houdt hij hun opnieuw de be
loften des Heeren voor, die Hij gewisselijk
zal vervullen, aan allen, die in ootmoed
op Hem hopen. Hij zal de vertsaagden
tot helden maken. Hij zal het verstrooide
vergaderen. En de machtigste vijanden,
hetzij ze Egypte heeten of Assur zal Hij
terugdrijven en doen vallen, hoe benau
wend ze ook dreigen. En hoe zwak zij zich
dan ook gevoelen, de Heere zal zijn volk
met kracht omgorden. Want en hier
mede komt de profeet tot de belofte in
het hierboven geschreven tekstwoord
»Ik zal hen sterken in den Heere, en in
Zijnen naam zullen zij wandelen, spreekt
de Heere".
Dat is dus 't geheim van Israëls kracht,
dat de Heere hun God is. Hij, de Ge
trouwe, die zijn volk nog gedenkt, zelfs
als het Hem vergeet. Hij de Goedertierene,
die zich nog ontfermt als ze al zijn gunst
onwaardig zijn geworden. Hij zal ze ook
ondersteunen en sterken als ze zwak zijn.
Hij zelf zal hunne sterkte wezen.
En datzelfde heil geldt voor het gees
telijk Israël. Immers dat is in allerlei op
zicht aan dat typisch Israël gelijk. Ook
het geestelijk Israël weet zich verlost uit
zijn ballingschap. Door de verlossende
liefde Gods zijn ze van de erve van Babel
n.l. der wereld teruggevoerd op de erve
van Gods verbond. Onze eigene zonden
hadden ons zoover van God en van zijne
gemeenschap weggevoerdons onder den
invloed en de heerschappij des vijands
gebracht. Maar de Heere heeft zijn volk
uit het diensthuis uitgeleid.
Doch al heeft Gods ontferming ons ge
leid op den weg der verlossing, daarom
zijn we niet sterk en vol heldenmoed. Het
feilt wel eens aan kracht om de aanvallen
des vijands af te weren, zoodat we telkens
onze zwakheid gevoelen en in struikelin
gen openbaren.
En onze vijanden zijn vele. De geeste
lijke Tobiassen en Sanbailats verhinderen
ons gedurig den tempel des Heeren en
den muur van Jeruzalem te bouwen. Lis
tige verleiders trekken gedurig op valsche
paden, van den weg der gehoorzaamheid.
Verleiders en bestrijders zijn er vele. En
wie is niet zwak?
De vrees, de twijfeling, het ongeloof zij
berooven ons telkens van krachtzij be
nemen den moed. Met schaamte moeten
we het dikwerf belijden, dat we zwak zijn
in den geestelijken strijd en zwak in den
geestelijken arbeid. Zwak tegen de ver
zoekingen, zwak om te dragen en te dul
den. Zwak in 't gelooven, in 't hopen en
verbeiden.
Zwak van kracht, zijn dat niet al de
discipelen des Heeren? Ja in overmoed
meenen ze wel eens kracht te hebben
zooals Petrus, die meende met Jezus te
kunnen sterven. Maar in waarheid zijn ze
zwak en vol vreeze. Verheft er zich een
storm op zee, ze schreeuwen vol angst.
Komt Jezus zelf wandelend op de baren,
ze zijn eveneens benauwd. Wordt Jezus
gevangen genomen, ze vluchten, ze verla
ten, ze verloochenen Hem. En als Hii op
gestaan is uit de doodea houden zij zich
nog schuil uit vreeze voor de Joden. En
zoo zijn al zijne discipelen. Zwak aan alle
zijden aan zichzelf overgelaten een prooi
voor den vijand. Waarlijk het is niet te
verwonderen, dat in den kring der dis
cipelen nog telkens die benauwde klacht
wordt gehoord: »Ik zal nog een der dagen
omkomen". Want. inderdaad zij zouden
omkomen zoo niet de Heere zelf zijne be
lofte waar maaktIk zal ze sterken.
Dat is het wonder van Gods genade.
De gerechtigheid Gods zou ons aan onszelf
hebben kunnen overlaten. Maar Hij doet
het niet, omdat Hij de Heere onze God is.
Hij gedenkt zijns verbonds.
Wie zich nu sterk waant en meent zijn
eigen weg wel te kunnen gaan, hoort van
de liefelijkheid van deze belofte niets.
Maar wie weet wat het is, dagelijks met
de zwakheid des geloofs tegen allerlei vij
anden te strijden, hoort die belofte met
blijdschap aan. Want ze is voor u, zwakke
zielen, die gedurig het oog naar boven
slaat, uitziende of ook van daar eene hulpe
mag komen. Ziet, de Heere betuigt: »Ik
zal ze verlossen". Evenals de Heere het
zuchten en kermen van Israël hoorde in
Egypte en opstond om ze te verlossen,
evenals Hij 't geween zag aan Babels
stroomen en zijne hand uitstrekte ter be
vrijdingevenals Hij Assurs woelen en
vijandschap zag en Israëls vreeze en zijne
profeten zond tot vertroosting evenzoo
gedenkt Hij u mijn broeder en zuster in
al uwen geestelijken strijd. U zwakke, wor
stelende, bevende ziel. En Hij roept van
den hemel u toe »lk zal u sterken in den
Heere
En dat is het juist wat wij behoeven
sterkte in den Heere. Daar is wel allerlei
ander steunsel en krachtmiddel, maar die
houden geen stand in donkere uren en
nog minder in de schaduwen des doods.
Maar als we in den Heere sterk zijn, dan
hebben we een onverwinnelijke krachten
heldenmoed.
Sterk in den Heere". Dat zijn we als
we Hem kennen als onzen Burcht en Toe
verlaat; als onzen Helper in den nood. Als
we in geloove aan Hem verbonden worden.
Dan is Hij ons de fontein onzer kracht.
Als wij 't verbond aangrijpen, dat God ook
van zijne zijde houdt, dan zijn we sterk
jU Hem. Sterk in den strijd tegen de zonde.
Sterk tegen de aanvallen des satans. Dan
hebben we kracht om 't kruis te dragen,
kracht om te lijden, kracht om te geloo
ven, te betrouwen zelf in duistere uren.
Kracht in leven en in sterven. Want zoo
God voor ons is, wie zal dan tegen ons
zijn Weest dan welgemoed, gij die in
zwakheid vreest, want Gods belofte is vast
»En Ik zal hen sterken in den Ileere".
Ja zelfs voegt Hij er aan toe »en in Zijnen
naam zullen zij wandelen".
Wandelen, dat wijst op het gebrui
ken van de kracht. Een zwakke ligt neer
in 't gevoel van zijne machteloosheid. Maar
als de kranke hersteld is en de kracht
weer oprijst, dan wandelt hij weêr. En
wie uit krankheid werd opgericht, weet
wel hoe heerlijk het is weer te kunnen
uitgaan en wandelen.
Gelijk het bij eene kranke is, als bij ge
neest, dat de begeerte naar spijs en drank
komt, de moeilijkheden en lasten verdwij
nen, en naar bezigheid verlangd wordt
zoo is het ook als de dorre ziel herleeft
en kracht ontvangt. Dan ontwaakt de be
geerte naar het Woord Gods als de spijze
der ziel. De traagheid wijkt, die zich tel
kens openbaarde om 't pad van Gods ge
boden te loopen. Het wordt een lichte last
om zijn wil te volbrengen. Zelfs wordt er
een drang gevonden om voor Gods aan
gezicht te leven en de bede wordt gehoord
»Heerel wat wilt Gij, dat ik doen zal?"
»In zijnen naam wandelen", zoo luidt de
belofte des Heeren d.w.z. door zijne kracht,
en naar zijn gebod. Als onze sterkte van
ons zelf is, of uit de wereld, is ook onze
wandel, d. i. ons leven daarnaar ingericht.
Dan leeft alles uit dat beginsel. Met de
wereld, naar de wereld. Geheel naar we-
reldschen regel en trant.
Maar als de Heere onze sterkte is, de
bron onzer kracht, dan keert zich de gang
onzes levens naar Hem. Dan richten we
alles naar zijn bevel, naar zijn lust en tot
zijne eere. Dan verlaten we dagelijks meer
onze gebrokene bakken, en gaan tot Hem,
als de Rotssteen onzes heils.
»In zijnen naam zullen zij wandelen".
Wat is dat eene heerlijke toezegging, die
uitlokt om de sterkte in Hem te zoeken.
Want zulk een wandel is een blijmoedige
wandel. Een veilige, rustige wandel onder
de hoede van onzen trouwen Leidsman.
Met zijne sterke hand houdt Hij ons vast.
Hij bestiert onzen voetHij richt onze
treden. Hij geeft den moede kracht en
maakt den zwakke tot een held. „Welge
lukzalig is de mensch, wiens sterkte in U
is, in wiens hart de gebaande wegen zijn.
Wie is er zwak Wie heeft behoefte aan
sterking Dat hij zich keere tot den Heere.
Zoekt al uwe sterkte in Hem en gij zult
niet beschaamd worden.
't Is Israëls God, die krachten geeft,
Van Wen het volk zijn sterkte heeft,
Looft God, elk moet Hem vreezen
KERKELIJK LETfiW,
Evangelisatie.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs 10 cent per regelb\j jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
En Ik zal hen sterken in den Heere
en in Zijnen naam zullen zij wandelen,
spreekt de Heere.
Zacli. 1012.
F. Staal Pz.
De eerste evangelisatie-samenkomst aan de
Geref. Kerken in de Classis Middelburg is ver
leden week in de Gasthuiskerk gehouden. Van
elke kerk op ons eiland waren er naar ik meen
afgevaardigden tegenwoordig. Dit was inder
daad een goed begin. Hoe licht zou een enkele
Kerk in gebreke gebleven zijn, vooral met het
oog op den drukken landarbeid in dezen tijd.
Het is een bewijs, dat elke Kerk heeft gevoeld,
w\j behooren daar te zijn.
Overigens viel de opkomst tegen. Er waren
weinig belangstellenden buiten de afgevaardig
den, en daaruit zou ik willen afleiden, dat er
voor deze tak van arbeid nog niet veel ge
voeld wordt. Dit behoeft ook niet te bevreemden
en allerminst tejverontmoedigen. De zaak is voor
velen nog geheel onbekend. Zij weten wel van
een evangelisatie-arbeid in N. Brabant en
Limburg, als mede in den Zuid-Oosthoek van
Friesland, maar zij hebben er nog geen begrip
van, wat men er hiermede bedoelt. Op zich
zelf is dit niet verontrustend. Ik herinner me
nog, boe weinig belangstelling er getoond
werd, toen we onze eerste vergadering hielden
om te spreken over een „eigen Zending" naar
Java. Wie toen op bet getal had gezien, had
den moed opgegeven. Maar boe is bet veranderd
en welk een toewijding spreekt er uit de sommen
welke jaarlijks opgebracht worden. De Zeeu
wen loopen nu eenmaal niet zoo spoedig, als
bet geldt een bun onbekende zaak. Wij wijzen
slechts op dit voorkomend verschijnsel zonder
te zeggen, of het goed of kwaad is.
De beide sprekers deden hun best om er ons
warm voor te maken en de bespreking heeft
ook eenige helderheid gebracht. Het was uit
nemend, dat de aandacht gevestigd werd op de
roeping welke elk belijder der waarheid heeft
om in den kring, waarin God hem gesteld heeft,
zijn licht alzoo te laten schijnen voor de men-
schen, dat deze zijn goede werken zien en den
Vader die in de hemelem is, verheerlijken. Het
kan geen kwaad, dat dit met nadruk gezegd
wordt. Wij hebben steeds deze aansporing
noodig. De geest is wel gewillig, maar het
vleesch is zwak. Hoe geheel anders zou bet er
in onze omgeving uit zien, wanneer ieder
uitkwam voor den door God gezalfden Koning
en toonde, dat bet hem eene eere was om een
gehoorzaam onderdaan van dez^n Vorst te zijn.
Newton zeide eens, vóór de strijd met de vijanden
begon En nu vertrouw ik, dat ieder zjjn plicht
doet en hij had reden om dit vertrouwen in
zijn manschappen te stellen. Beschaamd kwam
hij dan ook niet uit. Zoo behoort het ook te
zijn met alle leden van Christus Kerk. Ieder
moet zich bewust zijn, dat hij zijn plaats waardig
moet innemen.