M. U. L. 0.-School le Middelburg.
Nogmaals iels over art. 28 onzer
Confessie.
Een studieboek voor ontwikkelde
gemeenteleden.
ZENDING.
Een Jubilee.
Is er bij de bekeerde Javanen toenemen
in het geloof te bespeuren
erkentelijk er voor, dut er zooveel moeite ge
daan w< rdt om voor kranken naar don geest
te zorgen. De vergaderingen werden gehouden
in het kerkgebouw. Het was nog altyd het
oude, dat goede diensten bewezen heeft, maar
waarvan we zeggen moeten: het heeft zyntyd
gehad. Doch het geld voor oen nieuw gebouw
is er nog niet, wat eenigermate vreemd is.
Men dacht, als de beladers van 't evangelie
in Zeeland weten, dat het noodig is, dan komt
de som wel byeen, maar tot dusver kwam deze
verwachting nog niet uit. Als de lezer soms
nog geen bydrage gegeven heeft, of anderen
weet, die nog niet voor dit doel gegeven heb
ben, dan kan by nog het zyne doen. Hoe
rustig is het toch in zulk een omgeving, dit
valt altyd weer op en men begrijpt oppervlak
kig niet, dat er hier zoovelen zyn, die de be
schikking over hun verstandelijke vermogens
missen.
Doch dit alles heeft slechts betrekking op
wat men ziet. Welk een zorg. Reeds met het
oog op de lichamelijke nooddruft voor enkele
honderden mannen en vrouwen over wie by
dagen en nachten een wakend oog gehouden
moet worden. Vooral in deze tyden, nu de
levensmiddelen schaarsch zyu. Welk een taak
om te maken, dat er steeds voorraad zy en dat
niemand gebrek lydt. Wat zullen we eten en
drinken, en waarmede zullen we al die ge
bouwen behoorlijk verwarmen en verlichten,
als de koude en korte dagen komen, zulke
vragen kosten veel hoofdbrekens. Welk een
toewijding wordt hier gevraagd van allen die
zich aan het werk der barmhartigheid op
Vrederust gegeven hebben. Welnu om daar
van iets te verstaan, moet men het dertiende
jaarverslag, dat thans verzonden is, meteenige
opmerkzaamheid lezen. Het verhaalt ons de
geschiedenis van het jaar, dat voorbij gegaan
is, en het spreekt van trouwen arbeid, van
allen, die hier werkzaam zyn, maar bovenal
van de trouwe zorg en van het teedere mede-
doogen onzes God3 Een menseh kan niet
alles lezen, zegt men wel eens en dit is ook
zoo, zelfs zou men kunnen zeggen, dat een
uiensch tegenwoordig licht te veel leest, maar
het zou toch niet goed zyn, als ge dit verslag
oDgelezen ter zyde legt. Dit is wel menigmaal
het lot van dergelijke verslagen, maar daardoor
is het nog niet goed.
Op den bidstond spraken de voorzitter en de
vice-voorzitter een inleidend woord. De eerste
ontleende zyn gedachten aan het woord uit Coll.
48. Houdt sterk aan in het gebed en waakt
in hetzelve met dankzegging en de andere
van Luc. 101723, en ik wenscb, dat ieder,
die het verslag kreeg deze toespraken eens
aandachtig leest, want zy zyn iet ten volle
waard. Het waren goede woorden, welke tot
gebed en dankzegging stemden. Het verslag
van den secretaris geeft een duidelijk overzicht
van alles, wat er in 't afgeloopen jaar gebeurd
is. Het kost he.elemaal geen bizondere inspan
ning om te verstaan, wat hy mededeelt. Eet
licht u in overal wat ge weten wilt en ver
sterkt in u dén indruk, dat er veel gedaan
wordt ter wille van onze krankzinnigen. „De
heer Gerlach van St. Jooland niet ter verga-
derig tegenwoordig zijnde, vanwege het smarte
lijk verlies, dat hem eenige dagen geleden
getroffen heeft, aan welke droeve omstandig
heid de voorzitter enkele woorden van diepe
deelneming wydt, wordt het verslag uitgebracht
door den lsten Penningmeester den Heer v.d.
Putte. Nu hier is iets, dat mannen en vrouwen
die over geldzaken weten te oordeelen aentrekt
en hen interesseeren zal. De overigen mogen
het overslaan. Nor enkele andere zaken staan
er in het verslag, waaronder er zyn, welke
dienen kunnen tot den groei der vereeniging.
Meer zal ik er niet van zeggen, in de hoop,
dat wat we er van mededeelen nog menigeen
opwekke om het geheele verslag met aandacht
te lezen.
ËDkele jaren geleden kwamen Gereformeer
den in Middelburg tot de overtuiging, dat zy
een school voor meeruitgebreid lager onderwys
voor hunne kinderen noodig hadden. Ofschoon
zy begrepen dat er heel wat moeite en kosten
aan verbonden zouden zyn, toch hebben zy het
gewaagd en de school kwam tot stand. Zulk
een school was allereerst in 't belang van de
school in de 's Gravenstraat, welke zich ont
last zag van het onderwys in de moderne
talen, zoodat zy zich geheel wyden kon aan
de vakken, welke voor alle kinderen noodig
zyn. Het is dan ook gebleken, dat die school
er wel by gevaren is en dat de kinderen vooral
in de hoogste klassen er voordeel van gehad
hebben. Het was te voorzien, dat de school op
de Heerengracht niet zonder moeite haar weg
zou bewandelen en haar arbeid verrichten,
maar zy heeft zich taak kunnen kwyten van
de haar opgelegde toch. De resultaten van het
onderwys waren met het oog op de krachten,
waarover zy beschikte, inderdaad bevredigend.
En wie op de hoogte is met den toestand,
waarin die school verkeerde, is erkentelijk voor
de toewijding aan hen, die het onderwys ga
ven. Onderscheiden leerlingen vonden later
gemakkelijk hun weg, bezochten de Kweek
school voor onderwijzers, Gymnasium, Hoogere
Burger School en andere inrichtingen ter oplei
ding.
Het leven echter stelt steeds meerdere
eischen en daarmede moet ook elke school
rekening houden. Er zyn thans enkele leer
lingen, welke straks gaarne het zoogenaamde
mulo-examen zouden willen doen. Dit is nog
niet eerder voorgekomen. Zooals men weet,
staat zulk een examen gelyk, met een eind
diploma van een drie-jarigen cursus aan een
Hoogere Burgere School. Na overleg met het
Hoofd der school is er een kleine schrede
gedaan in de richting van dit doel en het plan
bestaat om op dien weg voort te gaan. De
tijdsomstandigheden zyn wel niet gunstig, maar
er mocht niet langer gedraald worden, en het
is een bewijs, dat de school tracht aan billijke
wenschen tegemoet te komen. We hopen, dat
zy ook met zegen en met eere dezen weg ten
einde toe moge kunnen bewandelen.
Boüjma.
Ds. DoekeB bestrijdt de gedachte, dat de
woorden in art. 28 van de Belijdenis aen dat
buiten haar geene zaligheid is" niet zouden
genomen moeten worden van de Kerk als
instituut.
Hij wil ze laten staan op de „zichtbare, geor
ganiseerde Kerk," gelyk hy schrijft.
Is dat hetzelfde als de Kerk als instituut?
Of is dat een gedachteding, dat niet in wer
kelijkheid bestaat? Laat ons aannemen, dat ds.
D. niet met woorden wil goochelen, maar dat
het hem alleen om de zaak zelve te doen is.
De eerste zinsnede van art. 28 wyst terug
naar art. 27. Deze heilige vergadering4 is
dezelfde die in het vorige Geloofsartikel be
schreven wordt als de „vergadering der ware
Christ, geloovigen, alle hunne zaligheid ver
wachtende in Jezus Christus, gewasschen zijnde
door zyn bloed, geheiligd en verzegeld door
den H. Geest.4 Het woord „vergadering" doelt
volstrekt nog niet op eenige zichtbare orga
nisatie. In artikel 27 wordt namelijk alleen
en uitsluitend nader omschreven het wezen der
Kerk.
In artikel 28 wordt daarna beleden, op welke
manier die onzichtbare Kerk zich naar buiten
moet openbaren.
Dat moet geschieden, doordien alle geloo
vigen, van wat staat of kwaliteit zy ook zyn,
niet op zichzelven bliiven staan, maar zich b\j
elkaar voegen en de Kerk tot openbaring
brengen.
Het begin van dit artikel vormt als het ware
een verbindingsschake\ Het leidt de gedachten
over van het wtzen naar de uitwendige open
baring der Kerk, of wilt ge om die gebrui
kelijke termen te nemenvan het organisme
naar het instituut.
De woorden„en dat buiten baar geene
zaligheid is" gelden nog van het. wezen der
Kerk, maar nog niet van hare uitwendige
openbaring of institueenng. Ds. Doekes doet
dan ook o.i. verkeerd door deze woorden reeds
op het vervolg van art. 28 te laten slaan, en
dan te vragen Hoe kan dat „niet op zichzelve
blijven staan" zien op de onzichtbare Kerk?
Daar kan men zich immers niet by voegen
In de 2e plaats is de vraag Als ds. Doekes
gelyk had, door die woorden te laten slaan op
de Kerk als instituut (of wil hy liever als
organisatie - my goed zou daarin dan niet
opgesloten liggeD, dat iemand die' niet tot de
Kerk als instituut behoort, daarmee ook buiten
de zaligheid gesloten is
Is hetinstituut dan een „zaligmakend" lichaam?
Dit Roomsche idee zal een goed Gereformeerde
toch niet in onze Confessie indragen jahyzal
toch niet van zyn eigen Geref. kerkelijk in
stituut, al worden daar de sleutelen des Hemel-
ryfes zoo Schriftuurlijk mogelijk gehanteerd,
durven beweren dat alleen zy, welke onder de
bediening van Woord en Sacramenten en de
tuchtoefening dier kerk leven geacht kunnen
worden tot de zaligheid te zullen ingaan Ik
geloof niet dat één Geref. zoo denkt. Anders
zou ds. N. waarlijk nog gelyk hebben
Onze Geloofsbelijdenis moet antithetisch ver
klaard worden.
Rome beweerde: „Buiten myn kerk is geen
zaligheid. De Roomsche leer ging uit van de
alleenzaligmakende kerk.
Maar onze Geref. Vaderen stelden daarjuist
tegenover: Christus alleen is onze Zaligmaker.
Buiten Christus is er geene zaligheid. Om
zalig te worden, moet iemand deel hebben aan
Christus, aan Zyn mystiek Lichaam. En daaraan
kan iemand deel hebben (al zal dit ook niet
een regel, maar uitzondering ?yn), ook al be
hoort hy niet tot een geïnstitueerde Kerk, of
al behoort hij niet (om de woordkeus van ds.
D. te gebruiken) tot de .zichtbare georgani
seerde Kerk".
Hy behoort zich tot de ware Kerk te voegen
Als hij zyn roeping verstaat, zal hy ook zich
by het instituut voegen.
Maar aan dat al of niet zich voegen by de
ware Kerk, hangt iemands zaligheid niet.
Die hangt niet aan een meDschelijke daad.
Maar uitsluitend aan Gods verkiezende genade.
En door Gods genade worden we byeenver-
gaderd tot de onzichtbare Kerk, d.i. tot de Kerk
zooals God alleen die ziet, n.l. in Zyn eeuwigen
Raad.
Ook al onderscheidden onze Vaderen nog niet
zoo klaar en scherp tusschen „organisme" en
„instituut", daarom mag men in de woorden
onzer Belijdenis niet iets inleggen, w*t in strijd
zou wezen met de fundamenteele opvatting der
Gereformeerden uit de 16de eeuw.
Eene belangrijke studie is in druk verschenen
by de drukkery Libertas te Rotterdam, over
De Ethische Richting van de hand van Ds. J.
van der Slicispredikant te Varsseveld. Dr.
H. Bavinck, Hoogleeraar aan de Vrye Univer
siteit schreef een inleidend woord er in.
Het boek omvat niet minder dan 412 blad
zij deD.
Het zal in onze kringen veel belangstelling
wekken, omdat zoo vaak de vraag gedaan wordt
Wat wil, wat leert toch de Ethische richting?
Ieder, die kerkelijk meeleeft, weet wel dat
er omtrent de/.e strooming in de Herv. kerk
nog al uiteenloopende voorstellingen bestaan,
en dat heusch niet by buitenstaanders alleen,
zooals wy Gereformeerden zyn maar ook wel
hij degenen, welke zich by de richting der
Ethischen aangesloten hebben.
Over het algemeen heerscht er in die kringen
een zekere vaagheid, een gewilde onbelyndheid,
die uit het beginsel dier richting voortspruit.
Wars van dogmatisme, zullen de Ethischen
er nooit toe te krygen zyn eene omschrijving
te geven van de verschillende waarheden, gelyk
zy die als inhoud des geloofs aanvaarden.
Ze zyn voor vrijheid in het belijden.
Toch hebben zij zekere beginselenwaaraan
de ethischen te onderkennen zyn van andere
geestesstroomingen.
De Geref. predikant van Varsseveld nu heeft
een zeer verdienstelijken arbeid verricht door
uit de geschriften der Ethische hoogleeraren
en predikanten zeiven allerlei uitspraken saam
te lezen en in verschillende rubrieken te clas-
sificeeren, waardoor men uit dit boek pen vry
volledig overzicht krijgt van de gedachten en
beschouwingen der Ethischen.
Zyn aanhalingen uit de voornaamste werken
dier godgeleerden zyn soms wel wat breed en
lang uitgevallen, dat is niet te ontkennen.
Maar gezien en in aanmerking genomen de
keuze, waarvoor hy stond, zullen we die wyze
van behandelen eer moeten prijzen dan laken.
Het is nu inderdaad gemakkelijk zich omtrent
een of ander punt terstond te oriënteeren. En
dit boek is nu juist niet in de eerste plaats
gaschreven om het van a tot z achter elkaar
uit te lezen, moar veel meer om het nadat
men van den hoofdinhoud kennis genomen
heeft gedurig na te kunnen slaan.
De breede literatuur opgave bewijst, dat de
schrijver zyn onderwerp van alle zijden bestu
deerde, en geeft voor hem, die nader onderzoe
ken wil, een kostelijke handwijzer.
Zoowel de licht- als de schaduwzijde van de
ethische richting worden geschetst. Ik zou haast
zeggen: de lichtzijde wordt met animo telkens
aangetoond, terwyl de critiek, die pas in de
bladzijden 398—413 komt, zeer gematigd is,
misschien wel wat te sober. Te sober met name
voor hen, die in dit boek verwachten zouden
eene verdediging onzer Gereformeerde tegenover
de Ethische begii selen.
Na lat „Naam pu Begrip" zyn omschreven,
verhaalt ds. v. d. 8. de geschiedenis der E. R.
van af het optreden van haar geestelijken vader
dr. Daniel Chantepie de la Saussaye. Daarna
zet hii zeer duidelijk uiteen wat het ethische
beginsel is en wil. Vervolgens geeft hy aan de
hand der Christelijke Geloofswaarheden (Open
baring, Heilige Schrift, God, Verkiezing,
Schepping, Engelen enz.) de voornaamste uit
spraken daaromtrent van ethische theologen.
By die behandeling hebben we één opmerking.
Eerst worden de Sacramenten behandeld, en
daarna pas de kerk. Ons is niet recht duidelijk
geworden, waarom de Schrijver die volgorde
koos. Een omgekeerde volgorde verdient o.i.
voorkeur.
In de hoofdstukken 20—23 komt duidelijk
uit, dat de Ethischen ook hebben eene eigen
levens- en wereldbeschouwing. Daar worden
behandeld de E. R. en de Zending, de E. R.
en de Staat, de PL R. en de maatschappij, de
E. R. en de paedagogiek.
Bldz. 379398 worden nog eens de algemeene
kenmerken der Pk R saamgevat.
Iu een slothoofdstuk wordt gegeven eene
„Beoordeeling'. De schrijver laat vooral niet
na op de betrekkelijke verdienste der Ethische
richting tegenover driegend intellectualisme
met nadruk te wijzen.
We zyn hem voor deze studie zeer dankbaar.
Ontwikkelde gemeenteleden mogen in onzen
ty'd zich van die richting wel op de hoogte
stellen en dan vinden ze hier een goede bron.
Op blz. 5 geeft de sehry ver de hoofdgedachten
dezer richtingwaaraan we het volgende ont
leen en
1. De christelijke waarheid moet niet in
tellectualistisch, maar ethisch worden opgevat.
2. Men moet wedergeboren zyu om de door
God geopenbaarde waarheid te kunnen aan
schouwen en over haar te kunnen spreken.
3. De openbaring Gods is niet de bekend
making eener bepaalde leer, maar mededeeling
van leven.
4 De verzekerdheid van het heil, dat God
ons in Christus bereid heeft, rust niet op dog
matische en historische gronden, is niet ge
bouwd op resultaten door de wetenschip ver
kregen, maar op de ervaring in de gemeenschap
met Christus gemaakt.
Enz.
7. De theologie en met name de dogmatiek,
moet dus hebben een zedelyken grondslag, zy
moet gebouwd op de geloofservaringen der
gemeente, op het Christelijk geloof.
Enz.
Kenni making met deze studie wordt ten
zeerste aanbevolen.
De uitgever zorgde voor degelijk papier, een
prettigen druk, zoodat het geheel een kloek
boekdeel vormt. Prys is gebonden vyf gulden.
Kebkhof.
Het feit, dat Zeelands kerken, in samen
werking met die van N. Brabant en Limburg
op Java hun zendingsterrein hebben, mag er
ons niet toe brengen Soemba te vergeten.
Gelijk men weet zyn daar vier zendingsposten
te Kambaniroe werkt ds de Bruyn, te Pajeti
ds. D. K. Wielenga, te Melolo ds. Kolenbrander
en te Karoeni ds. Krijger. Eerstgenoemde nu
vierde eenige maanden geleden zyn 25-jarig
jubileum. Wy hebben niet gelezen, dat hem
cadeaux zyn aangeboden, of hy op een
andere wyze „gehuldigd" is; wellicht dat de
bescheiden man er ook niet op gesteld zou
zyD geweest. Zy het dan ons vergund hem
onzen eerbiedigen groet te brengen, met de
bede, dat het werk, door hem aanvankelijk op
Soemba's onvruchtbaren bodem verricht, door
den God aller genade, Die den wasdom geeft,
nog ryker vruchten moge dragen.
In het Kerkblad va» Ned. O. Indie stond
een artikeltje van de hand van W., waaruit
wy iets overnemen. Eerst giüg ds. de Bruyn
in 1892 naar Melolo, waar ds. Pos sinds 2
jaren arbeidde onder de Savoeneezende be-
doeliug was, dat ds. de Bruyn zich onder de
Spembaneezen zou vestigen. Tosm dit mislukte,
ging hy in 1894 naar Kambaniroe, dat wegens
het vertrek van ds. v. Alphen vacant gewor
den was.
De eerste ontmoeting was niet schitterend.
Alleen de onderwijzer en diens vrouw kwamen
hem verwelkomen. De Christenen hielden zich
wat op een afstand. De toestand der Gemeente
was dan ook treurig. Overspel en dobbelspel,
onverschilligheid en ruwheid was algemeen.
Einde 1894 bestond de Gemeente nominaal
uit 2 <2 leden, waarvan slechts 9 tot het Avond
maal konden worden toegelaten.
En nu begon de stille, zware arbeid, welke
zeer veel geduld en geloof eischte.
Een werk van jaren, dat weinig naar buiten
trad en geen „sensatievolle zendigsberichten,
leverde, maar dat juist daarom te meer van
waarde kan geacht.
De opbouw van een geestelyk minderwaardige
Gemeente eïscht mannenmoed en mannentrouw.
Te weten, dat God hem tot dien arbeid geroe
pen had, deed hem staande bly ven op deze een
zame, moeitevolle post.
En God heeft dezen stagen arbeider dan ook
ruimen zegen geschonken op dezen zynen arbeid.
Met blymoedigheid kon verleden jaar in de
Gemeente te Kambaniroe tot instelling der
ambten worden overgegaan.
Welk een verschil met 1894!
Het was toen alsof de duivel heerschte en
regeerde in de Gemeente. Van het Koningschap
van Christus was zoo weinig te zien of te be
merken. En nu, Gode zy dank. het ruime
kerkgebouw steeds goed bezet. Het Avond
maal gevierd met ruim 70 broeders en zusters.
School ep catechisatie bloeien. De teekenen
van geestelyk leven zyn iu velen zichtbaar.
Ja, God heeft hier groote dingen gedaan en
dies zyu wy verblyd!
Deze vyf- en twintigjarige arbeid is echter
niet alleen van beteekenis voor Kambaniroe ge
weest, doch ook voor het zendingswerk op heel
Soemba. Pajeti b. v., waar ds. Wielenga zich
heeft neergezet, is een dochter van Kambaniroe,
d. w. z. dat, al duurde het lang, de eigenlyke
Soeuiba-zending yan Kambaniroe is uitgegaau.
Dus als vrucht van zyn arbeid mag ds. de
Bruyn het nog zien hoe ook op dit eiland
het Koninkrijk Gods bezig is te komen.
wswrw-
Deze vraag werd aan zendeling K. v. Dyk
gesteld, toen hy voor eenige weken sprak op
een conferentie in Friesland. Ds. v. Dyk ar
beidt te Keboemen, Frieslands Zendingsterrein,
en na een zeer bezwaarlijke reis door Japan
en Amerika is hy met verlof in Nederland
gekomen. Wy wenschen van harte, dat ds. v.
Dyk ook eens te Middelburg komt spreken:
want een ras-echten zendeling in ons midden
te hebben is voor de kerk in het moederland
een hoogtij.
Op bovengenoemde vraag nu gaf' ds v. Dyk
het volgende, zeer verblijdende autwoord
Dat is zeer goed te merken. Een Javaansch
Christen leeft als Cristen voorbeelding. Hy stelt
zyn vertrouwen op den Heere en dat met op
offering van eigen zin en wil.
De gemeente in Glonggong is het verste ge
vorderd- Daar is van het evangelie des kruises
kracht uitgegaan. De christenen zyn daar heel
andere menschen geworden.,- Met offerfeesten
heeft men er gebroken. Dat kost hun geen
strijd, maar dat doen ze met blijdschap.
Zyn ze krank, of in andere moeilijkheden
dan zoeken ze hun kracht in het gebed tot God,
zoeken troost uit het Woords Gods. Er is
eenig verschil tusschen hen en ons. Zy spreken
weinig over stryd, over aanvechtingen.
Zy zyn blijmoedig en in kinderlijk vertrouwen.
Op het sterfbed klemmen ze zich vast met
kinderlijk vertrouwen, zonder eenigen twyfel
aan hun Borg en Zaligmaker.
De Heere zal voor hen zorgen, daar leggen
ze zich blijmoedig op neer.
Het is zelfs soms beschamend. De Heere
heeft lien verlost, uit de wereld getrokken en
nu verlaten zij zich geheel op dien God. Ze
denken minder aan zich zelf, maar meer aan
de trouwe Gods.
Zeker, ze vallen ook wel terug, maar aan de
macht van by- en ongeloof zyn ze ontkomen
Vallen ze in zoude, dan komen ze ook spoedig
tot berouw en nemen toevlucht tot de genade
die in God in Christus is.
Verblijdend is het te hooren uit Glonggong
komen voor de rechtbank nimmer meer zaken
als diefstal etc. te behandelen. Met die zonde,
veel voorkomend, werd gebrokeu.
Uit de brieven van ds. Merkulyn is den
lezers reeds gebleken dat op Magelaug het*
zelfde te constateeren valt.
J. D. Wielenga.
K«rb> en lelioolnlenwH,
TWEETAL
te De Krim: J. Ozinga te Hasselt
J. Sybesma te Zierikzee
BEROEPEN
te BloemendaalG. R. Kuyper te Alblasser-
dam
te Koudum F. G. Petersen te Veenstra
te Knype, 's Graveland en Stroobosdr. H. W.
Smit cand. te Ierseke
te Stad a.h. Haringvliet A. Vogel te Put-
tershoek
te Medan dr, W. C. HarreDstein te N. Schar-
woude