Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 28 September 1917
No. 39
DIT HET WOORD
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste Madewerkers0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. ENOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
PERSVEREEN1G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
„Vrederust".
Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs: 10 cent per regel; b\j jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVB TAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
HET OFFER VAN MORI A
IV
..Daarom, dat jij deze zaak gedaan hebt
en uwen zoon, uwen eenige, niet
onthouden hebt. voorzeker, zul ik u
grootelijks zegenen."
Gen. 22 16, 17.
Vraagt ge, hoe de weg loopt, waarop
De Heere Zijn heil doet zien, de weg,
waarin het geloof toeneemt en gestalte
krijgt, ziet het aan Abraham, let op Abra
ham bij het olïeren van zijn kind. Ziet,
het is een rechte weg, een gemakkelijk
herkenbare, duidelijk afgeteekende weg,
de weg van het geloof, dat luistert naar
het klare, uitdrukkelijke gebod Gods, de
weg van de gehoorzaamheid des
geloofs. In d i e n weg werd Abraham
gezegend met bevestiging van het verbond
en versterking van het geloof. En de Hei
lige Schrift onderwijst ons in die historie
van Genesis 22, dat wij dienzelfdeu rech
ten en éenvoudigen weg hebben te volgen,
en dien alleen, om to worden gesterkt in
genade.
Van gehoorzaamheid des geloofs, spreekt
Abrahams exempel. En dan noem ik in
één adem twee dingen. Geloof en gehoor
zaamheid. Ik noem ze tegelijk. Ze zijn
ook moeilijk te scheiden, 't Is zeer ge
vaarlijk, ze van elkaar los te maken. Als
Abraham niet had geloofd in de belofte,
dan was hij zeker ook niet gehoorzaam
geweest aan het bevel om Izak te olferen.
En als hij niet gehoorzaam was geweest
aan het bevel, dan had hij niet gewandeld in
geloof, maar in ongeloof. Geloof en gehoor
zaamheid zien we bij Abraham vereenigd.
En doorgaans zien we ze samengevoegd
in de Schrift. Ze behooren bijeen. De rechte
gehoorzaamheid is vrucht van het rechte
geloof en geloof is de boom, waaraan de
vrucht der gehoorzaamheid aan Den Heere
wast. Er is een geloof van zeer verdach
ten aard. Namelijk een dood geloof, dat
praat, maar niet luistert. In Jacobus II
b.v. leest ge daarvan meer. En ter illus
tratie wordt daar dan geteekend het
levend geloot van Abraham. En dat
geloof, zooals 't bij Abraham gezien wordt,
is inderdaad het rechte geloof, waaraan
de zaligheid verbonden is. Namelijk het
geloof, dat buigt en valt onder de geboden
Gods, dat ten aanzien van de beloften
Gods alleen gelooven wil en ten aan
zien van de geboden Gods alleen g e-
hoorzamen wil.
Evenwel, hoe eenvoudig ook de weg is,
die hier wordt aangewezen, hij is niet
een gemakkelijke weg. Hij loopt recht,
maar is vol van onebenheden, van moeite
en bezwaar. Vele dingen zijn ons daar
tegen. Soms is alles ons daar tegen,
behalve alleen God, want Die is daar
met ons. Neen, de weg, hier gewezen, is
niet de weg der lusten. Wie zijn
lust zoekt hier op aarde, wie het vóór
alles zich gemakkelijk maken wil, die
moet Abraham niet volgen. Die moet een
anderen weg opgaan. Die doe wat goed
is in zijn oogen en volge eigen zin en
willekeur. Alleen wete hij, dat hij dan
na een tijdlang misschien het schijngenot
der zonde te hebben gesmaakt, toch aan
het eind inplaats van zijn lust een heilig,
rechtend God zal vinden. De weg, ons
hier gewezen echter, is niet de weg der
lusten. Ziet het aan Abraham, toen hij
op bevel Gods zijn zoon moest oberen.
De weg, waarin ten laatste het heil des
Heeren gezien wordt, is die van geloofs
gehoorzaamheid, maar dan ook de weg,
waarin 's Heeren wil boven onzen wil
gaat en we eigen zin en wil verloochenen
moeten, waarin wij onze gedachten ge
vangen moeten geven en onze genegen
heden het zwijgen moeten opleggen. Die
weg gaat dikwijls in tegen ons gevoel en
gemoed, tegen vleesch en bloed, 't is de
weg des kruises, de weg der zelfverloo
chening, waarin men zich zeiven verliest
om 's Heeren wil. Wie zijn leven zal
willen behouden, die zal het verliezen,
maar zoo wie zijn leven zal verliezen om
's Heeren wil, die zal het behouden.
Beziet eens nader dat voorbeeld van
geloofsgehoorzaamheid, dat Abraham geeft.
Als De Heere roept, dan zegt hij Zie,
hier ben ik. Zooals later Samuel zegt:
sSpreek Heere, want Uw knecht hoort.
Hoe velen zijn er niet, die heel anders
doen, die Den Heere dag aan dag en jaar
in, jaar uit maar laten roepen, zonder
naar Hem te luisteren, hoewel |ze toch
niet ontkennen kunnen, dat Hij duidelijk
genoeg spreekt en ook hen bedoelt en
roept als met name.
VerderAls nu 't hooge woord er uit
is en Abraham heeft vernomen, wat zijn
God van hem vraagt, dan, zoo lezen we,
staat Abraham des morgens vroeg op en
zadelt zijn ezel en neemt twee van zijn
jongeren met zich en Izak zijn zoon en
klooft hout ten brandoffer en maakt zich
op en gaat naar de plaats, die hem God
heeft gezegd. Hij stond op vroeg in den
morgen, hij was geheel in de weer dus
met Gods wil en toch niet in de war,
hoe sterke beproeving tot hem kwam.
Voor dag en dauw, om geen tijd te ver
liezen en om niet te talmen met 's Hee
ren uitdrukkelijk bevel ging hij aanstonds
en zonder aarzeling over tot het treffen
der toebereidselen. Hij nam het op en
ging. Och, of wij ook zóó Gods geboón
volbrachten. Hij doe ons zóó op 't pad
van Zijn geboden treêo.
Wanneer we, als Abraham, den wil des
Heeren in geloof tot richtsnoer hebben
gekozen, dan hebben we daarmee een vaste
lijn in handen gekregen. En dan moge
Abraham ons verder ten exempel zijn bij
het vasthouden aan die vaste lijn.
Want hij liet zich door niemand en niets
van die lijn afbrengen. Daarom liet hij op
den derden dag zijn twee jongeren ach
ter, terwijl hijzelf met Izak den weg ver
volgde. Onze naasten oefenen, dikwijls
goed bedoeld, invloed ten kwade op ons
uit. Menschen zijn, al is het te goeder
trouw, nog al eens iu de weer, om ons
van het heilspoor af te trekken. En zóó
zouden ook de twee knechts van Abraham
zeker niet nagelaten hebben te protes
teeren tegen Abrahams daad en zoo had
den ze hem een struikelblok kunnen wor
den. Doch daar Abraham niets anders
begeerde, dan 's Heeren wil gehoorzaam
te zijn, liet hij ze achter. Ze moesten
voor hem anders eens twee levende erger
nissen worden. En ik denk, dat die held
des geloofs bang was, zich zelf in ver
zoeking te brengen, 't Was hem al genoeg,
dat God hem verzocht.
Opvallend is, wat Abraham zegt tot de
achterblijvende jongeren Als wij aange
beden zullen hebben, zullen w ij tot u
wederkeeren". »Wij", zegt hij. En dat
wij valt op. Misschim is het waar, dat
we niet al te veel beteekenis aan dat w ij
moeten hechten en dat het woord door
Abraham argeloos gebruikt wordt. Mis
schien zou de uitdrukking, op zich
zelf genomen, ook eon leugen om
bestwil kunnen bevatten. Hoewel zulk een
leugen altijd af te keuren is en blijft,
zielkundig zou zulk een feit zelfs bij een
Abraham en zelfs op dien weg der ge
hoorzaamheid nog te verklaren zijn. Hij
was een mensch van gelijke bewegingen
als wij. Maar Hebreen 11 17, 18 laat
geen twijfel over, of Abraham heeft te
voren overlegd, door het geloof, dat God
machtig was, Izak ook uit de dooden te
verwekken en m.i. komt in datswij" dat
geloof voor den dag. En niet alleen uit
dat zeggen, maar ook uit Abrahams ant
woord aan Izak, als ze met hun beiden
voortgaan, en uit zijn besliste optreden op
den Moria, kortom uit alles blijkt, daar
is bij Abraham geen hinken op twee ge
dachten, maar een vast geloof en het vaste
besluit, opkomend uit dat geloof, om Gode
gehoorzaam te zijn.
En in dien weg zag hij des Heeren heil.
Hoe, is ons bekend. De engel des Heeren
kwam door een wondere verlossing tus-
schen beide. En sterker dan immer be
vestigde De Heere aan Abraham Zijn ver
bond. En van den hemel openbaart Hij
daar ook onsGods verborgen omgang
vinden zielen, daar Zijn vrees inwoont.
Bij Abraham was vastbesloten overgave
des harten aan Gods Woords en wil. En
Den Heere werd daardoor de eere gegeven.
En Hij zegent hem. Wie vastbesloten is,
niet naar Den Heere te luisteren, zal
beschaamd worden. En wie in eigenwilli-
gen weg wandelt, zal geen voorspoed heb
ben. Wie zijn weg wel aanstelt, dien zal
Hij Zijn heil doen zien. Wie Hem eeren,
zal Hij eeren, maar wie Hem versmaden
zullen worden licht geacht.
We zagen uit Genesis 22 eerst, dat God
recht heeft ook ons kostbaarste bezit op
te eischen als olïer der dankzegging.
Daarnadat De Heere ons geloof op de
proef stelt door Zijn gebod. Vervolgens:
dat De Heere in den weg der geloofsge
hoorzaamheid Zijn genade aan ons beves
tigt. Er is nog een vierde grooté onder
wijzing in de historie. Er is iets ih den
verlossingsweg, dien God volgt, dat op den
Moria voor het eerst wordt geopenbaard;
Hier vinden we een heerlijke waarheid,
die voor het eerst in Genesis 22 duidelijk
wordt geleerd. Iets nieuws, iets ongekends,
iets, tevoren alleen in Gods Raad bekend,
dat niemand wist. W ij weten het nu al
lang, kunnen het althans weten, voor ons
is het niet nieuw. Maar 't is ons goed ons
er toch telkens in te verdiepen als in iets
nieuws. Op Moria, den berg der verschij
ning kiest God de Heere Zich een offer
uit en beschikt Hij een offer in
de plaats van Izak. En als De Heere dat
doet, als Hij 't offer van Abraham ver
vangt en er een ander voor in de plaats
zet door Zijn bestel, dan zegt Hij daarmee
voor 't eersthet rechte, Gode weibeha-
gelijke reddende olïer is niet een gave
van menschen aan God, door menschen
beschikt, maar een gave uit den hemel,
door God Zelf beschikt. Het ofïer dat God
behagen en voldoen kan, kan ook Izak niet
zijn, maar De Heere zal voor Abraham en
Izak en al Zijn liefhebbers dat offer ver
vangen door een offer, dat Hij geeft
voor ons. Wat De Heere van Abraham
vraagt, dat zal De Heere Zelf doen. En
we weten, hoe De Heere dat gedaan heeft.
En Zijn eeniggeboren Zoon heeft geofferd,
opdat Zijne beminden werden verlost.
Zoo dantoch weer, niet uit de wer
ken, maar uit de genade. Niet dengene,
die werkt, maar die gelooft in Hem, Die
den goddelooze rechtvaardigt, wordt zijn
geloof gerekend tot gerechtigheid. Niet in
Abrahams offer, maar in de door God be
schikte offerande, in den stervenden Chris
tus, is het heil der wereld. Wat weegt
gijlieden geld uit voor hetgeen, dat geen
brood is en uwen arbeid voor hetgeen, dat
niet verzadigen kan. Hoort aandachtiglijk
naar MijKomt tot de wateren. Gij, die
geen geld hebt, komt, koopt en eet en
laat uw ziel in vettigheden zich verlustigen
F. J. VAN DEN ENDE.
KERKELIJK LEVEJf.
De naam is bekend en wie hem hoort of'
leest, denkt dadelijk aan onze stichtiüg bij
Bergen-op-Zoom, waar onze krankzinnigen
verpleegd worden. Ieder weet er wel iets van
en de laatste jaarvergadering, welke op het
terrein der stichting gehouden is heeft er toe
bijgedragen, dat er opnienw in onze kringen
veel over gesproken werd. Allen, die de sa
menkomst hadden bijgewoond, wilden graag
vertellen, wat zij er gehoord en gezien hadden
want zij hadden er zich over verwonderd, dat
er in korten tijd zooveel tot stand gekomen
was. Moestuinen zijn er aangelegd, waarinde
onderscheiden groenten het oog trokken, boom
gaarden zijn er geplant, waarvan de vruchten
reeds nu in den schoot vallen, akkers, waarop
rogge en haver groeiden, en welke vooral in
onze dogen meer dan anders gewaardeerd
worden; dennenbosschen, welke ook nog meer
dan anders de aandacht wekkeneen sproei-
weide, welke getuigenis aflegt van het streven
om alles dienstbaar te maken aan het voordeel
der stichting. Met groote belangstelling be
zagen zij, die verstand van den landbouw had
den, de inrichting der stallen voor het vee,
en de schuur tot berging van veevoeder en
granen tegen den winter. Mij trof, hoe het
aantal graven vermeerderd was op het kerkhof,
sedert ik het den laatsten maal gezien had.
Ook tot onze diep ellendigen komt de dood,
die hen, als zij geborgen waren in Christus
Jezus, verlost uit hun nameloos lijden.
Velen hebben het gewaardeerd, dat zjj een
der paviljoens konden bezichtigen, dat met de
uiterste zorg tot een geschikt verblijf voor on
derscheiden kranken was ingericht, en zjj waren