Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 7 September 1917.
No. 36.
DIT HET WOOR1K
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.O. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
UITGAYB YAN DE
PERSVEREBN1GING ZEEUWSCHB KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma UTTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
HET OFFER VAN MORIA.
Wat eischte God eigenlijk van Abraham
Eischte Hij, dat Abraham zijn zoon zou
vermoorden? Men zou het wel zeggen,
als men sommige lieden er over hoort
sprekenlieden, die de Schrift gebruiken,
om Gode ongerijmde dingen toe te schrij
ven. Het ongeloof ziet in zulk bevel»Neem
uw zoon en offer hem« een aansporing tot
gruwelijken kindermoord en het huivert
daarbij en ergert zich. Maar we moeten
goed lezen. De Heere zeide niet tot Abra
ham. «Neem uw zoon en vermoordt hem,
maar Hij beval, dat Abraham Izak zou
offeren en dat is iets gansch anders.
Een offer is geen moord of doodslag uit
haat.
Moord en doodslag komt voort uit h a a t.
Maar bij het rechte, door God gewilde oifer
gaat alles om de liefde. Wie offert heeft
lief, hetgeen hij offert, of zijn offer is geen
offer. En wie offert heeft nog meer lief,
Hem, aan Wien hij offert of zijn offer mag
dien naam niet dragen. In het offer geeft
men Gode desgevraagd ook het liefste, dat
men heeft en men geeft het Hem, omdat
men God liefheeft boven al. Wie, om iets
te noemen, zijn geld waarlijk als een
oiferande der dankzegging brengt voor de
zaak des Heeren, die moet allereerst zijn
geld waardeeren. Want als zijn gave hem
niets waard is, dan brengt hij ook geen
oifer. Als gij geen geld telt, omdat ge
zooveel hebt of omdat ge het niet waar
deert als gave van Gods goedheid, als het
geld bij u niet in tel is, dan kunt ge ook
geen geld offeren, al strooit ge met munt
jes van tien naar kerk en zending en
school. Houdt die dan maar bij u, of neen
werpt ze in het kerkzak je (dat zal er toch
wel weg mee weten en dan zijn ze toch
altijd goed besteed) maar meen niet, dat
ge een oifer brengt, want een offer is het
brengen van iets, dat ons waard is. En wie
nu omgekeerd zijn geld of zijn goed w e 1
waardeert, maar zijn God niet waar
deert, meer dan al, wie zijn bezit meer
liefheeft dan zijn God, die zal in den regel
wel laten, zijn bezit te brengen aan Hem.
Daar is in allen gevalle evenmin sprake
van offer. De arme weduwe kende de waarde
van haar twee penningskens en waardeer
de die als haar heele vermogen, en ze
had tegelijk Gods Huis blijkbaar nog meer
lief dan haar vermogen. Daar werd een
offer gebracht. Nu zoo ook bij Abraham.
Abraham had Izak lief en hij bleef, toen
hij Izak ging offeren, zijn zoonliefhebben
zooals een vader zijn eengeborene maar
liefhebben kan en hij had hem nog even
lief, toen hij het mes hief boven zijn ge
bonden zoon. Als hij hem niet liefgehad
had, ook daar op Moria, dan had hij niet
kunnen gehoorzamen aan Gods bevel, want
dan had hij geen offer gebracht. De Heere
eischte dus niet in het gegeven bevel, dat
Abraham de liefde tot zijn zoon zou doo-
den, maar integendeel in het offerbevel
vraagde Hij enkel liefde. In dat bevel lag
ditdat Abraham zijn zoon metterdaad
zou liefhebben en bleef liefhebben, zooals
het moest en tegelijk, dat hij zijn God
metterdaad zou liefhebben, zooals 't moest
dat wil zeggen boven al. Heel iets anders
dus dan moord. En niemand zegge, dat
God hier iets eischte in strijd met Zijn
eigene wet. Het gevraagde offer bevestigde
de wet Gods in zijn dubbel liefdegebod.
God eischt van Abraham dus een offer.
En als ge nu vraagt, hoe groot is het
offer wel, waarop God hoogstens recht
heeft, dan zou ik omgekeerd wel eens wil
len weten, op welk offer Hij geen recht
heeft. Want ieder, die nog eenige rechte
gedachten van God den Heere heeft, zal
toch moeten toestemmen, Hij heeft recht
op alles, wat onzes is, op ons leven zoo
wel als op al ons bezit en heeft recht
het op te eischen als offer der liefde.
En als we er ons bovendien rekenschap
van geven, hoe de rechten der liefde Gods
door ons, zondaren, zijn geschonden, dan
moeten we belijden, dat ieder offer, hoe
zwaar ook, dat De Heere van ons zou
eischen, nog oneindig verre blijft beneden
het offer, waarop Hij recht heeft. En dat
geen offer, door ons gebracht, hoe groot
ook, genoegzaam kan zijn, om de gekrenkte
liefderechten Gods weer goed te maken.
Ook Abrahams offer was daarvoor niet
voldoende. De Heere vraagt dus niets van
Abraham, wat hij naar Zijn Goddelijk
liefderecht niet vragen mag. Al is Izak
dan ook Abrahams eenige zoon, in wien
de zaligheid verwacht wordt. De Heere
kon meer gevraagd hebben. Hij zou ook
bij ons verre beneden Zijn recht blijven,
zelfs al vraagde Hij al ons bezit, al ons
goed en al onze kinderen en ons zelf ten
brandoffer en dit al gebracht zou zelfs
niet genoegzaam zijn één penningsken af
te betalen van de schuld, die wij op ons
geladen hebben door onze zonde tegen de
liefde Gods.
Dit leert dan Genesis 22 allereerst, dat
God recht heeft op al, wat we hebben
en zijn, ook op onze dierbaarste bezitting,
zelfs op die, welke we hooger stellen dan
ons eigen leven. Dit laatste is het geval
met onze kinderen. Het leven van een
kind is gewoonlijk voor vader en moeder
van zoo groote waardij, dat de ouders wel
bereid zijn zich zelve op te offeren voor
dat kind. En werd van Abraham gevraagd
zijn geliefden zoon Izak te geven, dan
werd als het ware meer gevraagd dan zijn
eigen leven. En voor Abraham kwam er
dan nog bij, dat Izak drager was der
beloften Gods.
Van zoo groote waarde kan nu echter
'tgoed, dat we hebben, niet wezen of
de Heere heeft recht het op te eischen,
als gave, aan Hem, want Hij heeft het
recht bemind te worden als het allerhoogste
goed. God heeft de hoogste rechten. En
die waarheid gaat allen en een iegelijk aan.
Zonder eenigen twijfel ook de vijanden
Gods onder de menschen. Ze zullen er ook
te eeniger tijd mee moeten rekenen. Ze
worden nog geroepen, het in het heden
te doen. Maar als genoemde waarheid
ergens geldt, dan zeker daar, waar God
de Heere zoo rijk genadeverbond uitriep,
als onder ons. Laten we dan immer be
denken, wat Christus zeiWie vader of
moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet
waardig. Vragen we ons dikwijls af, hoe
De Heere recht heeft dat Hij als 't hoogste
goed gezocht wordt en dat we ons als een
levend dankoffer Hem hebben te offeren.
Ja, vrage zich dit af jong en oud, want
niet alleen van den ouden Abraham, die
reeds verre over de honderd jaar was,
maar ook van den jeugdigen Izaak eischte
de Heere naar het recht Zijner liefde zich
zeiven te geven en van Izak eischte Hij
te willen sterven voor zijn God.
In dat bevel om Izak te offeren, wordt
Abraham verzocht. Dat was niet de
eerste maal, dat Abraham verzocht werd.
»En het geschiedde na deze dingen, dat
God Abraham verzocht,zoo lezen we.
Maar we zouden dit op de volgende ma
nier wel kunnen weergeven«En het ge
schiedde na al deze beproevingen, dat God
een nieuwe beproeving voor Abraham
volgen deed, die al de vorige overtrof.
Abrahams weg, althans na zijn uittocht uit
Ur was één groote beproeving geweest. Om
enkele dingen aan te geven Hij moest zijn
land, zijn familie, zijns vaders huis ver
laten. Dat wil heel wat zeggen. Verder
hij moet gaan, zonder te weten, waar de
Heere hem brengen zou. Toen hij in het
beloofde land kwam, mocht hij er rond
zwerven als vreemdeling. Weldra dreef
hem de honger eruit. Terugkomende blijft
hij vreemdeling en krijgt hij zekerheid, dat
hij het zijn leven lang blijven zal, ja, dat zijn
zaad vier honderd jaar verdrukt zal worden
in een land, dat van hen niet is. Hem is
zaad beloofd, maar op zijn 80e jaar is hij
nog kinderloos. Ismael gewint hij, maar
die is zijn zaad niet. Is hij honderd jaar
geworden dan heeft hij Izaak. Dan moet
hij Ismaël weer verliezen. En ziet, na al
deze en nog veel meer andere beproe
vingen, geschiedde het nu, dat God Abra
ham verzocht met het bevel, dat hij zijn
zoon, zijn eenige, dien hij liefhad, offeren
moest. Voorzeker Calvijn heeft wel gelijk
»Zoo een ieder let op al de verzoekingen,
die hij doorstaan moet, dan zullen deze
allen saam bij een ieder onzer nog niet het
honderdste deel zijn van hetgeen we bij
Abraham zien.« Maar deze Abraham is dan
ook een vader der geloovigen, een der
eersten uit de wolke der getuigen om ons
te leeren, hoe we met lijdzaamheid hebben
te loopen, de loopbaan, die ons is voor
gesteld.
Een verzoeking, als hier tot Abraham
komt, een verzoeking, die God de Heere
zendt, zulk een verzoeking is een raadsel,
een levensraadsel, waarvoor Gods voorzie
nigheid Zijne kinderen plaatst met een
heilige en genadige bedoeling. Hij plaatst
ze voor dat raadsel dan en dringt ze om
naar de oplossing te zoeken. Hij deed dat
bij Job, Hij deed dat bij David in zijn
omzwerving, Hij deed dat bij Abraham, Hij
doet dat nog bij Zijne kinderen, opdat uit
komen zou hoe de Zijnen den sleutel in
handen hebben ontvangen, welke bij alle
mogelijke levensraadsels de deur opent tot
oplossing van het geheim. Een volgende
maal zien we hoe Abraham dien sleutel
hanteerde. F. J. van den Ende.
KEBKfiLIJE LBYBBFT
Koninginnedag.
Kapelle-Biezelinge.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs: 10 cent per regel; bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vr ij dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
I
Neem nu uwen zoon
en ga lieen
en offer hem
Gen. 22: 2.
De dag was mooi. Na de sombere dagen
van regen en wind was het een verkwikking
zulk een heldere en droge dag. De kinderen,
die vr\j van school hadden, waren vroolfjk en
gaven aan de straten een blij aanzien. Zij zon
gen hun liedjes met hun hoog opklinkende
stemmen. Maar overigens was alles gewoon.
Geen bizondere drukte, geen feestvreugde.
Toch gevoelde ons volk het als een voorrecht,
dat we onze kloeke Koningin nog hadden en
dat zij nog als de Lands-vrouwe in ons midden
is. En wie gelooft, dat God regeert, en dat
Hij Haar ook thans in 't midden der gevaren,
welke Haar nog onlangs zeer dicht naderden,
bewaard heeft, erkende in zijn dankzegging ook
deze weldaad en zag daarin, dat Hij in weerwil
van onze zonde nog gedachtig is geweest aan
ons volk.
Den volgenden dag was de hemel weer donker
en de regenwolken ontlastten zich opnieuw.
We mogen de weldaden niet vergeten, maar
het kost moeite om bij de donkerheid der dagen
in 't midden van den oogst en bij de somber
heid der tijden den moed te bewaren, wanneer
we althans gedenken aan het ontzettend leed,
waaronder de volken gebogen gaan, en aan
het naderen van den winter, welke nu reeds
zijn schaduwen vooruit werpt. Er ligt een
floers van weemoed over het leven, dat ons wel
tot ernst stemmen mag. Laat het gebed niet
verflauwen voor ons Vorstelijk Huis, voor allen,
die in hoogheid zitten en voor ons volk, het
gebed om den Geest der dankzegging, der ware
verootmoediging en van het kinderlijk vertrou
wen. De nooden nemen ziender oogen toe,
de gevaren dreigen van alle kanten, de geest
der revolutie werkt krachtig in de menschen
en het zedelijk en geestelijk leven vertoont
zoovele verschijnselen, welke van inzinking ge
tuigen. God alleen kan redding geven.
Deze twee namen zijn onder ons Gerefor
meerden bekend en bfl het hooren daarvan
denkt ieder onzer aan gebeurtenissen welke
er in de laatste jaren plaats gevonden hebben.
Tijdens de moeilijkheden zeide iemand tot mij
het heeft er weieens eerder gespannen en ge
kunt daarvan een sprekend staaltje vinden in
een oud leeshoek, dat bekend is alsWande
lingen door Zuid- en Noord-Beveland en ge
schreven door J. Utrecht Dresselhuis. Dit
was mfl bjj gebleven en ik was benieuwd, wat
er in staan zou. Ik haalde het in de Provin
ciale Bibliotheek van Zeeland en wat ik daar
vond, deel ik aan onze lezers mede. Deze oude
historie toch is leerzaam ën werpt nog een
licht over hedendaagsche toestanden. Op blad
zijde 42 lezen we onder 't opschrift: Gods
dienstige gestichten" het volgende:
„De kapel op Dijk wel kunnen wfl beschou
wen als de moeder der verder rondom gelegen
geestelijke gestichten en inrigtingen, die ook
aan haar ondergeschikt waren. Gedurig uit
gebreid en verfraaid stond zfl eindelijk daar
als een fraai heiligdom der H. Maagd toege
wijd, voorzien van een drietal vicariën en ten
jare 1503 door Ambachtsheeren nog met een
kapittel van elf kanoniken begiftigd.
De meest merkwaardige telg dezer moeder
kerk was gewis het klooster Jeruzalem, ten
O. van Biezelinge, voor adelflke jonkvrouwen,
waarschijnlijk in het begin der 13e eeuw op
getrokken, sedert zeer beroemd en rijkelijk be
giftigd geworden, ja zelfs in 1251 met het
patronaatregt (regt om de geestelijken te be
noemen) over de kerk te Schore beschonken.
Der afhankelijkheid moede streefde het in de
16e eeuw naar vrijheid. Een gedeelte der Am
bachtsheeren van Kapelle en Biezelinge, in de
laatste plaats woonachtig, verzocht op goede
gronden, dat de kapel van Biezelinge tot een
parochiekerk verheven mocht worden. De
andere heeren, die te Kapelle huu verblijf
hielden, ondersteund door het aldaar gevestigd