Meet driemael, eer ghy eens snijt.
Heeft niemand meer plaats
BOEKAANKONDIGING.
gemeente onberekenbare schade werd toe
gebracht.
Spreekt als haar vaste overtuiging aangaande
een dergelijk optreden uit
a dat het in lijnrechten strijd met Art. 15
der K. O. moet worden geacht,
b. dat het de gereformeerde belijdenis in zake
de Kerk ganschelijk miskent,
c. dat het de beginselen van de Reformatie
der kerken, welker doorvoering, onder de
leidiDg des Heeren en ten koste van veel lijden
en streden, zoowel in 1834 als in 1886, der
kerken de rijke bate harer vrijmaking hebben
gebracht, ten eenenmale verloochent, en
d. dat het, door de kerken getolereerd, den
prikkel tot handhaving harer Belijdenis zou
afstompen en tot geheele ontwrichting van haar
kerkelijk leven leiden.
Dit alles overwegende besluit zij
le dat het geen dienaar des Woords by eene
der,' gereformeerde kerken in haar ressort vrü
zal staan, den dienst des Woords waar te ne
men in eenige kerk, levende buiten het door
haar erkende kerkverband,
2e. dat afwijking van dezen regel volkomen
gewettigd als deze is, door kerkenordening,
belijdenis, historie en praktijk van het kerkelijk
leven der gereformeerde kerken gerekend
moet worden onder die overtredingen, die, naar
Art. 80 der K. O. „waardig zijn met opschor
ting of afstelling van den dienst gestraft te
worden,"
Se. dat de kerkeraden, in geval van overtre
ding, overeenkomstig dit besluit der classis
wel met wijsheid, beleid en de noodige voor
zichtigheid, maar toch ook, om de hooge belan
gen, die daarbij op 't spel staan, beslist en
doortastend zullen handelen.
Uwe vergadering toebiddende de leiding des
Heiligen Geestes,
Namens den Kerkeraad te Arneinuiden.
J. Runia, Praeses,
O, Jobse, Scriba.
Arnemuiden, 7 Juli 1917.
(Cats).
Als ds. Kerkhof gedacht heeft, te moeten
doen, wat bovengenoemde volksdichter aldus
uitdrukte: „op een verbrande vlaye dient
suycker gestroyt", dan is 't hem toch niet ge
lukt, door die suycker 't geback te verbeteren,
in geen enkel opzicht.
Vooreerst toch kan niet in ernst worden op
genomen de bewering, dat men iemand niet
kwetst als men hem van iets verkeerdelyks be
schuldigt, zonder zijn naam te noemen, indien
men hem maar op de eene of andere wijze
aanduidt. Ik weet niet, onder welk volk en in
welk land dit zoo zou zijn. Maar hier in Ne
derlandin Walcheren in Middelburg mag
men zoo maar niet zeggende winkelier daar
op dien hoek is een bedrieger, 't Gerecht zou
zoo'n pratebol wel doen verstaan, dat zijne
verontschuldiging, den naam niet genoemd te
hebben, niet te accepteeren was.
Me dunkt, redacteuren van een blad, al is
't maar een kerkbode, moesten dat toch weten
en er naar handelen.
Van 't op één lijn stellen van iederen over
gang tot 't christendom met de bekeering van
Da Costa b.v. behoeft nog geen sprake te zyn,
daar ging het immers niet om maar gerefor
meerd zijn is niet synoniem met enghartig.
Wat nu betreft de rest van het onderschrift
onder mijn vorig stukske; ja, wat zal ik daar
van zeggen Cats zou vermanen
Siet, wie dat eenig ding
Met vrucht begheert te plegen,
Die moet, eer hij begint,
Syn gronden overwegen.
Ik vertrouw, dat ds. Kerkhof, als hij mijn
stukje, zijn onderschrift en dan het gewraakte
berichtje van ds. Gispen van Zwolle overleest,
het met mij eens is, dat hetgeen hij als scriba
van de classis mededeelt, in 't geheel niet vol
doet aan de eischen, aan een billijk oordeel te
stellen. Laten we nog eens zien, waarover 't
liep.
Beweerd was door ds. G. van Zwolle, dat ds.
N., die zelf „maling had aan de juristerij'
('t beroemde woord van den socialist Schaper),
getracht heeft, een aantal, (hoeveel wel een
aantal leden der gemeente te schrappen, maar
dat de classis dat verhinderd heeft.
Dat is de korte inhoud van het door en door
onwaardige stukje van ds. G., hetwelk gretig,
zonder commentaar, zoo maar klakkeloos weg
door de Zeeuwsche Kerkbode werd overgeno
men Stel eens, dat het overeen kwam met de
werkelijkheid. Hééft dan ds. N. zijn booze plan
volvoerd? Wel neen, immers heeft de classis
er een schotje voor gestoken. Want 't advies
luidde„niet doen". Dus dan had ds. Netelen
bos juist geen maling aan de juristerij. Dat
volgt er toch logisch uit. De classis adviseerde
„op kerkrechtelijke gronden" dit niet te doen.
De scriba van de classis deelt 't zelf mee, en
ik kan er bijvoegen, dat die leden ook niet
geschrapt zijn, maar geheel comform het ad
vies „met de uiterste lankmoedigheid gedragen
zijn". Zoo blijkt dus, dat heel die tegenstelling,
zelf maling hebben aan de juristerij waar 't
hemzelf geldt, maar wel schrappen als 't an
deren geldt, halsoverkop in het Zwarte Water
geworpen moest zijn, althans zeker den IJsel
niet over had moeten komen. Alleen, dan had
de Zeeuwsche Kerkbode die aangebrande vlaye
niet gehad, en met wat suycker bestroyfc slikt
men die in Zeeland nog wel Mag ik bedanken
Kijk eens hierA beweert dat B een vette
braadworst heeft gestolen en dies aan de galg
moet. Hij roept getuigen op, want alles moet
naar recht en billijkheid gaan. Nu blijkt, dat
werkelijk dat vette voorwerp gestolen is, maar
niet door wien. Zie je nu wel dat A gelijk had,
althans niet zoo heel onjuist ingelicht was.
Gestolen was er, en B wordt gehangen. A ver
dient zelfs een pluimpje, dat hij 't uitbracht.
Ds. Kerkhof behoefde niet ver te loopen,
't notulenboek had hij, scriba van de classis,
op z'n studeerkamer. Als 't hemzelf had ge
golden, ik durf veronderstellen, dat bij nog
wel een eindje verder geloopen had en gauw
ook! Maar nu betrof het een ander, een die
al zooveel heeft moeten aanhooren. Nu is 't
maar die Middelburgsche predikant, die ds.
Netelenbos, en tegenover hem mikt 't zoo nauw
niet. En er hangt al zooveel waschgoed langs
's Heeren straten dit lapje kan er nog wel bij
„Wacht even", zal ds. K. misschien zeg
gen, „zoo moogt ge niet spreken, want ik
bedoelde toch echte broederlijkheid jegens mijn
hooggeachten ambtgenoot, broederliefde, die
trekt en nimmer af wil stooten!" O, dan heb
ik 't niet gezeidMaar anderseen enkele
blik in een ander notulenboek had hem wèl
ïunnen inlichten en ds. G. te Z. en alle lezers
van de Z K. er bij.
Daar staat in dat notulenboek van voorma
lig kerk C, dat een der brs. (z'n naam doet
er niet toe, maar 't was een ouderling dier
kerk) de zaak ter sproke bracht, wat te doen
met de leden, die (en 't waren er twee, met
name genoemd) niet luisterden naar de ver
maning enz. Het voorstel van dienzelfden broe
der, nu maar over te gaan tot schrapping van
de ledenlijst, wordt niet aangenomen wel een
voorstel van den praeses, om er het advies over
te vragen van de classis.
Is 't nu niet om tureluurs te worden Daar
hebben ze ds. N. al zoo ongeveer opgehangen
en 't blijkt, dat hij juist de gewraakte hande
ling door zijn voorstel heeft voorkomen.
Had ds. Kerkhof maar een eindje verder ge
loopen Maar ach, dat boek der Notulen van
de classis lag zoo akelig dicht bij hem
Nu heel juist ingelicht, wil ds. K. dat
schrapje van ds. N.'s kerfstok wel willen af
doen. Maar ridderlijk hoorniet krenterig
„Ten slotte nog een vraag aan br. W." Ja,
over dat scheef gaan. Twijfelde dan ds. K., dat
ik erkennen zou dat ds. N. scheef ging, hoe
komt hij daaraan Maar dat doet er eigenlijk
niet toe. Hy is gerust. „Dus hij erkent, dat
enz." Zeker erken ik dat. „Wie gingnoyt
krom Och, dat doen we telkens allemaal.
Zelfs ds. Gispen Jr. en ds. Kerkhof en ds. N.
incluis.
Ds. G. „wel ingelicht?" lanceert een onware
beschuldiging aan het adres van zijn mede
dienaar des Woords ds K., die zjjn Middel-
burgschen collega hoogacht, verbreidt 't on
ware, stekelige stukje door den druk, wordt
aan z'n jas getrokken en aangespoord tot on
derzoek, bedankt voor de hulp daartoe aange
boden, want hij weet 't alhoeft niet ver te
loopen en vergeet Ps. 15 3ds. N. gaat het
Evangelie preeken in een Hervormde kerk
tijdens den dienst in de Gereformeerde,
allemaal scheef, in allerlei opzicht, kerkrech
telijk, en confessioneel, en juridisch en maat
schappelijk, allemaal scheef
„Ei", zegt de calvinist Cats
„Ei, wat is van den menschwy konnen
[ondersoeeken,
Eens anders huys-bedryf, eens anders reken-
[boecken,
Eens anders gants beleyt tot aan de minste
[streeck^
En in ons eygen huys en sien wy niet
[een steeck,
Wy weten alle man syn lesse voor te
[spellen,
Wy weten alle man syn feylen op te tellen,
Maar niemant keert het oogh omtrent seyn
[eygen schuit,
En siet, op onsen rugh daer hanght de
[meeste bult."
Over het slot van uw onderschrift zou ik nog
wel een enkel woord in 't midden willen bren
gen, om nog duidelijker uw vraag te beant
woorden. Maar ik vrees, dat dit mijn stukje
wat al te lang zou maken voor de rubriek
„Ingezonden", waar nu al stukken uit andere
bladen in worden opgenomen. Ik hoop dus
een ander maal 't derde gedeelte van wat ik
op 't hart heb aan te bieden.
C. W. te M.
OPMERKINGEN.
Wat het le punt betreftna mijne rectifi
catie had ik niets meer te zeggen. Indien ik
mijne font niet gerectificeerd haddedan
had br. W. recht van aanhouden. Dat hij er nu
weer op terug komt, zal niemand verwacht
hebben.
Dan nog iets De vergelijking met Da Costa's
bekeering kwam eerst uit de pen van br. W.
en daarop schreef ik„Dat staat niet altoos
geljjk." Hoe komt hij er nu toe te schrijven
„daar ging het niet om?" Gereformeerd zijn is
voor mij wel synoniem met vaste lijnen trekken
Dan behoeft men nog niet erghartig te zijn
Ten 2e de kwestie der Zwolsche fantasie
Br. W. herhaalt de uitdrukking, dat de Z. K
„klakkeloos weg" het stukje van ds G. over
nam. Doch dat is niet zoo „klakkeloos" geschied
Daar schrijver dezes juist praeses was der
Classis-vergadering van Mei 1913, staat hem de
zaak nog levendig voor den geest. Hoe die
kwestie in Middelburgs kerkeraad tevoren werd
behandeld, weet ik niet. Dat kan br. C. W
beter weten, en als die (scriba van voorm. C..
meedeelt, dat ds. N. zelf voorstelde om het advies
der Classis te vragen, dan neem ik dat aan, en
doe haastig dat schrapje van de kerfstok van
ds. N. af. Waarlijk hij heeft er al genoeg op,
Maar nu de Zwolsche phantasie.
Ik moet daarvoor terugkomen op de verga
dering der Classis Middelburg Mei 1913. In de
toelichting zei de ouderling-afgevaardigde van
Middelburg C. dat er een „aantal" leden waren
Hij noemde ook een getal, grooter dan „twee.
Toen door een der afgevaardigden werd opge
merkt, dat het toch vreemd was dat de Kerke
raad van Middelburg C, die tevoren anderen
kerkrechtelijk het spoor wees, thans met de
vraag om „schrapping" van leden (iets zoo
ongereformeerds) kwam en dat zoo iets onder
de leiding van de vorige Dienaren des Woords
ds. Wagenaar, ds. v. d. Velden of ds. Klaar
hamer niet zou zijn voorgekomen, nam ds.
Netelenbos het woord en sprak o.m. aldus
Studie van kerkrecht is geen examenvak, maar
een liefhebberij. Daartoe kan men niemand
verplichten, 't Is een liefhebberij
Wil iemand houtjes hakken laat 'era
houtjes hakken Wil iemand aan kerkrecht doen
laat 'em aan kerkrecht doen Maar daartoe
kan men mij niet verplichten!"
Toen heeft ondergeteekende als praeses met
stilzwijgende goedkeuring der heele classis een
in broederlijken toon gesproken protest laten
ïooren tegen die uitlating van ds. Netelenbos.
Dat is gebeurd in de Gasthuiskerk in Mei
913. De vergadering was niet in Comité.
Het gerucht daarvan is klaarblijkelijk dan
ook buiten die muren uitgedragen dat was
niet te keeren't is zelfs wel gewaaid over
Schelde, Waal en IJsel tot in de ooren van den
Zwolschen dominee.
Als deze dus schrijft met een typeerende uit
drukking „maling in de juristerij," was dat niet
uit de lucht gegrepen, geen fantasie, alleen
ton ook ds. G. niet weten, dat ds. N. op zijn
eigen kerkeraad voorstelde 't advies der classis
in te winnen omtrent die „schrapping." Het
door ds. G. gelegde verband: „dezelfde man
die" was dus niet juist gelegd. Toch is best
verklaarbaar, dat ds. G. zoo schreef.
Enkel fantasie mag br. W. 't daarom nog
niet noemen. Anders zou ik nog twee frappante
staaltjes kunnen bij brengen, die ik liever zwijg.
Bij één ervan was br. W. zelf tegenwoordig.
Ik zou niet gaarne nog een paar schopjes op
het vuur werpen. De lezers van de Z. K. hebben
evenwel m.i. recht om te vernemen, wat in de
kerkelijke pers over de zaak-N. geschreven
wordt Br. W. neemt 't kwalijk als men ietswei
overneemt, en Br. X. als men iets niet over
neemt. Dat zijn van die knoopen welke eene
Redactie doorhakt, al weet ze ook van tevoren
dat er critiek op geoefend wordt. Niet broe
derlijk vind ik de verwijzing naar psalm 15 3.
Maar ik vergeef 't br. W. gaarne. Als hy na
verloop van tijd onze discussie nog eens over
leest, zal kalmer gemoedsstemming hem wel
de onjuistheid dier beschuldiging doen inzien.
En ik ben benieuwd te vernemen dat derde
gedeelte, n.l. of naar 't oordeel van br. W. ds.
N. confessioneel ook scheefging. Want dat is
van meer gewicht voor onze Geref Kerken dan
al het overige. Dat kan behandeld, zonder
diens naam ook maar te noemen. Misschien zal
de aangekondigde brochure van ds. N in
September daaromtrent meer licht ontsteken.
Yoorloopig schrijf ik niet meer over deze
kwestie. Mijn vacantie begintik hoop, dat 't
daarna niet meer noodig is. Kerkhof.
Meer dan ooit hebben onze Yacantie Buiten"-
kinderen dit jaar de uitzending van noode. In
vele gezinnen heeft het gespannen en spant het
steeds meer door de duurte der levensmiddelen.
Is het wonder, dat vele ouders zich tot ons hebben
gewend met de bedeZoo gjj iets kunt, zie
toch, of er voor mijn kind niet een plaatsje
buiten te vinden is. Mogen wy dan iets anders
doen dan aankloppen en nog eens aankloppen
aan de deur onzer gegoede mede-christenen in
de gezonde streken van ons vaderland en vragen
„Wie heeft er plaats voor een onzer kleinen
voor ten minste drie weken Friesland gaf
als andere jaren reeds gehoor aan ons verzoek.
Daar werd reeds een dertigtal kinderen geplaatst.
Doch ruim tweehonderd wachten er nog, die
het evenzeer van noode hebben. Dat heeft hun
huisdokter verklaard. Dat is ook gebleken
by het geneeskundig onderzoek door onzen
dokter. Het zijn alle zwakke kinderen, wel
gezond, maar zwak. Yroeger een langdurige
ziekte gehad, of altijd last van hoofdpijn, of
bloedarmoede, of iets anders van dien aard
doch altijd zoo, dat de dokter zegt Stuur
het kind toch naar buiten. Het moet een poosje
in de wei. Wie wil de grazige weide ver
schaffen voor deze schaapkens
Velen ontvangen door dit werk der liefde
een ryken zegen voor hun hart. Tal van brieven,
die bij ons inkwamen, getuigen daarvan. Wie
helpt ons, de ouders en de kinderen te ver
blijden met het berichtWij hebben een
plaatsje voor U gevonden? Die wende zich
tot den Secretarisden heer G. Muys, Bureau
Vacantie Buiten, van Oldenbarneveldtstraat 18
Amsterdam, die ook gaarne alle gewenschte
inlichtingen verschaft.
Het Bestuur,
J. Th. R. Schreuder, Voorzitter.
H. A. Scholtz, Vice-Voorzitter.
G. Muys, le Secretaris.
J. Klopper, 2e Secretaris.
J. v. d. Sluis, le Penningmeester.
K. v. d. Berg, 2e Penningmeester.
Dr. W. J. Kolkert Jr., Algem. Adjunct
Wat zullen wij van God vragen door Prof.
Alex Westpiial. (Vertaald door J. B.) J
H. Kok, 1917. Kampen.
De opbrengst dezer uitgave is geheel ten
bate van de gratisverspreiding van het
boekje „Jezus van Nazareth."
Een ernstig boekje, onder het motto ,wy
weten niet wat wij bidden zullen gelijk het
behoort." Het leest prettig. Toch zal 't niet
geheel bevredigen. Hoofdgedachte isIn de
benauwing dezer tijden mag ons gebed niet zelf
zuchtig zyn, zoodat wij vragen om verlossing
uit den nood, maar wy moeten vragen als Jezus
toen Hy den lijdensbeker aan den mond zette
„Vader! verheerlijk Uwen Naam."
We missen iets in dit boekske. Hoort in het
gebed der Christenheid om verlossing uit den
huidigen nood niet allereerst thuis diepe ver
ootmoediging wegens vele zonden van de daad
en van nalatigheid De bede „O onze Vader
in de hemolen Vergeef ons onze zondeschuld."
DE ACTA.
De Handelingen der Partic. Synode van
Goes (6 Juni 1917) zyn verschenen by de firma
Oosterbaan en leCointre. Formaat en uitgave
zyn gelijk vorige jaren. De eigenlijke Acta
beslaan slechts 1 .vel druks, terwijl er 4 vel
druks bijlagen zyn Daardoor dyde dit boekske
tot 60 bladzijden uit. Eenige exemplaren zyn
tegen den kostenden pry's, f 0.75, verkrijgbaar.
Tijdig zyn de Zeeuwsche kerken op de hoogte
van wat ter Partic. Synode werd besloten.
Het uitvoerig rapport inzake Kapelle-Bieze-
linge is mede opgenomen.
Ds. J. H. Landwehr (pred. te Rotterdam.)
Het Kort Begrip der Christelijke
Religie toegelicht. Kampen, J. H.
Kok. Prijs 50 cent.
Een voortreffelijk Catechisatieboekje.
Uitmuntend boven de vorige verschenen
jopkje in deze serie.
Alleszins aanbevelenswaardigle om de
voorafgaande opmerkingen, blz. 116, 2e om
de duidelijke verklaring en heldergestelde
blinde vragen, 3e om de breedere uitwer
king van de Tien Geboden blz. 152 162. Deze
methode voldoet ons beter dan die van vragen
en antwoorden. Zoo onze kijk niet verkeerd is,
zullen duizenden van deze boekjes worden
gebruikt.
Dr. F. W. Grosheide. Beginselenen Feiten.
Referaat voorgedragen in de openbare
vergadering van de Vereen, voor H.
O. op Geref. grondslag te Zutfen 5
Juli 1917. Kampen, J. H. Kok.
Prijs 60 cent. (36 bladz.)
Deze rede toont, hoe prof. Grosheide de kunst
verstaat wetenschappelijke onderwerpen op
populaire wijze te behandelen. Onderhoudend,
met tal van voorbeelden illustreerend, levert hy
een smakelijke causerie. En niet alleen laat hy
wat hooren omtrent den wetenschappelyken
arbeid aan onze V. U. maar hij verdedigt
tegelijk met warmte hare beginselen.
Kerkhof.
Onze militaire Tehuizen en hun Toekomst
door ds. F. J. Hagen, Veldprediker der
lie Divisie.
Lezing gehouden op de jaarvergadering
van den Nederl. Militairen Bond te
Utrecht op 23 Mei 1917. Uitgave Ned.
Mil. Bond.
Een onzer veldpredikers aan 't woord. Naar
hem zal men dunkt me willen hooren. Hij
toch is in de gelegenheid geweest om met
onze militairen in aanraking te komen, hun
leven te leeren kennen en hun streven van
naby te beschouwen.
Vooral indien hy het heeft over onze Mil.
Tehuizen. Wy weten er allen wel iets van.
Velen onzer hebben ze bezocht en wel eens
gevraagd, wat is er aan van de goede en van
de kwade geruchten, welke ons ter oore ge
komen zijn. We mogen vertrouwen, dat een
maD, die zich gegeven heeft voor den geeste
lijken arbeid onder onze militairen, met nauw
keurigheid nagegaan zal hebben, hoe het is
met onze Tehuizen en wat er gedaan moet
worden om ze te verbeteren. In dit opzicht
stelt de lezing dan ook niet teleur. Ds. Hagen
gaat op verschillenden grond uit van de ge
dachte, dat een vijfde deel onzer soldaten uit
geloovige kriDgen komt en dientengevolge
zouden er op de honderd militairen een twin
tigtal het Tehuis moeten bezoeken. En wat
leert de werkelijkheid Die komen er lang
niet. Het getal is veel lager. Ongeveer vier of
vyf. Dit is werkelijk niet bemoedigend. Moet
dit nu toegeschreven uitsluitend aan de
onverschilligheid onzer jongens? Wel neen.
Naar het oordeel van dezen Veldprediker zyn
er ook allerlei andere oorzaken en we meenen,
dat hy daarin gelijk heeft. Waar hij het vele
goede erkent, dat onze Tehuizen reeds gebracht
hebben, daar aarzelt hy niet om te wijzen op
de vele gebreken, welke er nog zyn. Daarbij
geeft hy aan, wat er nog te doen valt en of
schoon niet zoo gemakkelijk tot stand te bren
gen zal zyn, wat hy begeert, toch zal een der
gelijke bespreking prikkelen om verder te
komen.
We zouden wel enkele onderdeelen kunnen
noemen, waarop we een anderen blik hebben
dan hy, doch dit is niet noodig. Dit komt
eerst aan de orde, wanneer naar zyn wensch
alom de overtuiging gerypt is, dat we niet
kunnen bly'ven staan, waar we nu zyn, maar
dat er nog veel meer gedaan moet worden,
om de Tehuizen te maken tot wat ze behooren
te zyn. Daartoe zal het noodig zyn, dat een
lezing als deze verspreid wordt, om meerdere
bekendheid te geven aan de zaak, waarover zij
handelt, en dat zy overwogen en besproken
wordt in onze kringen. Onze jongelingsveree-
nigiDgen by name moeten haar aanschaffen en
haar maken tot een onderwerp van behande
ling. Ofschoon we niet in een ommezien be
reiken kunnen, wat gewenscht wordt, toch zal
men met eenigen goeden wil een heel eind
verder komen en dit is, waar het zulk een be
langrijke zaak geldt, gebiedend noodzakelijk.
Bouma.
CORRESPONDENTIE.
Van onderscheidene lezers kwamen in de
laatste twee weken „ingezonden stukken" aan
myn adres in zake de kwestie ds. N., sommige
om de Redactie aan te vallen, andere om de
Redactie te verdedigen, één om een persoonlij
ken aanval te doen op G. W. te M. Het ver
standigst is, die stukken te bewaren. De lezers
zullen er geen schade by lijden. Wie zyn iu-
gezonden stuk terug verlangt, kan het des
gevraagd bekom n. Een uitzondering wordt
gemaakt met het stuk van den kerkeraad van
Arnemuiden, omdat deze met nadruk op plaat
sing stond, en reeds vroeger dan de andere
stukken werd ingediend. Kerkhof.