Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 13 Juli 1917
No. 28.
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. ENDE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHB KERKBODE.
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Na vijf-en-twintig jaar.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs 10 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYB VAN DE
Adres van de Administratie
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vr ij dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middolburg.
Indien iemand tot ulieden komt en
deze leer niet brengt, ontvangt liem
niet in huis, en zegt tot hem niet
zijt gegroet. Want die tot hem zegt:
zijt gegroetdie heeft gemeenschap
aan zijne booze werken
2 Johannes 10 en 11.
Op een der oude grachten van onze
hoofdstad staat een huis, dat een gevel
steen draagt met het opschriftliefde is
mijn doelwit!
In dat huis had de apostel Johannes
kunnen wonen. Want hij is bij uitstek de
apostel der liefde geweest. Niets lokte zijn
rijk en warm gemoedsleven zóózeer aan
dan eenheid en samenleving. Het is mis
schien, zelfs waarschijnlijk, maar een le
gende, het verhaal waarbij deze Godsknecht
u wordt geteekendoud geworden, half
uitgedoofd in zijn geestvermogens, maar
zich niettemin toch nog naar de samen
komst der geloovigen latende dragen en
daar, met de beverige, toonlooze stem van
den afgeleefde maar al herhalendKin-
derkens hebt elkander lief!" Maar het is
met dat al toch een hoogst zinrijke legende;
een verhaal dat hen, omtrent wien het
gedaan wordt, op hoogst gelukkige wijze
karakteriseert. De discipel, die Jezus lief
had, heeft aan de vlam dier liefde zijns
Heeren, als geen ander der jongeren, een
gloed en innigheid ontleend, die in het oog
valt, zoodra ge op hem let.
Wat is er met dien apostel der liefde
gesold
Wat is er in 't algemeen van die hei
lige liefde, waarvan hij zulk een klassiek
vertegenwoordiger is geweest, een hopeloos
verteekend beeld, een caricatuur gemaakt!
Wanneer als men »een Johannes-figuur"
vooral de man zonder ruggegraat, de man
die zich in alles voegen kan, wordt ge
prezen. Wanneer zulke heilige liefde bij
voorkeur daar wordt aanwezig geacht,
waar geen oog is voor scheidende grenzen,
waar belijndheid van beginsel voor uit den
booze wordt^gehouden.
Johannes een Eli, die hoeveel kwaad
hij ook bij zijn goddelooze zonen zag
hen zelfs niet eens zuur aankeek De hei
lige liefde geweven uit hetzelfde spinsel,
waaruit ook de onverschilligheid voor wat
recht en waarheid is bestaat Alsof er niet
uitdrukkelijk van haar wordt gezegd, dat
ze zich in de waarheid, maar niet in de
ongerechtigheid verblijdt. En alsof niet de
apostel der liefde, ja de apostel der
liefde, lelijk de zoon des donders,
Boanerges heet, en als men in een vlek
der Samaritanen weigert zijn meester een
gastvrije ontvangst te bieden met zijn
broeder Jacobus, juist door zijn innige
aanhankelijkheid aan dien meester zelfs
tot deze woorden wordt genooptHeere!
wilt gij dat wij zeggen, dat vuur van den
hemel nederdale, en deze verslinde". Neen,
veelmeer dan als een Eli moeten we ons
den man der liefde als een Elia voorstel
len, als den profeet uit de dagen van
Achab en Izebel, die zulk een slaande
hamer, zulk een brandende zon is geweest.
Als zulk een Elia komt bij ook voor den
dag in zijn hierboven afgedrukte uiting
»aan de uitverkorene vrouw en aan hare
kinderendie de geadresseerden van zijn
tweeden zendbrief zijn geweest.
Kan ik mijn oogen wel gelooven als ik
die uiting lees? Laat de apostel der liefde,
veler geliefkoosde voorstelling ten spijt,
dan geen goedige voorstander van vrede-
tot-elken-prijs, geen man van het in-'s he
mels - naam -toch-maar-geen- moeilijkheden
zijn geweest, doch veeleer een man van
een krachtig karakter en van brandenden
hartstochtlees ik werkelijk niet verkeerd
als ik den indruk krijg dat hij dan boven
dien den gloed zijner hartstochtelijkheid
ook nog in dienst stelt vande zuivere
belijder der waarheid, de »leer van Cbris-
tus« zooals hij zelf het noemt?
Er is een breede schare van Christenen,
wien het koud over den rug loopt, zoodra
ze maar van »de leer» hooren spreken
en die belangstelling, zorg voor do zuiver
heid dier leer zoo ongeveer als het meest
onbedriegelijk kenmerk van een dood
geloof beschouwen. Die tenminste moeten
wel een heel wonderlijk gevoel krijgen als
ze den Apostel Johannes zien optreden,
zooals hij hier doet. Op zichzelf zou een
krachtige uitdrukking in den mond van
den Godsgezant hun, in verband met de
leer, niet vreemd zijn.
Indien het er althans dan maar een was
van dien aard dat ze tegen de leer te
velde trok en de dorheid en de leegheid,
die het aan-haar-va9thouden en op-haar-
prijs stellen eens aan de kaak bedoelde
te stellen. Maar in stee daarvan nu juist
het tegenovergestelde 1 Inderdaad een
woord zonder lluweelen omwindsel, scherp
en raak maar dat woord niet om die leer
als een nutteloos sieraad ter zij te zetten
en de liefde voor haar als met veel meer dan
schijnheiligheid te ontmaskeren, maar om
andersom voor haar in de bres te sprin
gen en te getuigen voor haar groote
waardij. »Indien iemand tot U lieden komt
en deze leer niet brengt, ontvangt hem
niet in huis en zegt tot hem nietzijt
gegroet. Want die tot hem zegt: zijt
gegroet; die heeft gemeenschap aan zijn
booze werkencc
Het is nogal wat, wat de apostel hier
voorschrijft
Ook al vermijdt ge voorzichtig hot licht
dreigend gevaar om er meer in te vinden
dan de schrijver het heeft willen laten
zeggen, om het strakker te spannen dan
gewetensvolle uitlegging goed mag keuren,
dan is nog wat hij hier geeft van groote
draagwijdte en diep-ingrijpend practisch
belang.
Den niet-de-leer-van-Christus-brengen
de niet in huis te ontvangen, legt U dat
op tegenover hem niet den band van
mensch tegenover mensch te voelen Ge
volg te geven aan het bevel»zeg tot hem
niet: zijt gegroet,houdt dat in alle maat
schappelijk verkeer met hem af te breken
Neen, dat is zeker de juiste opvatting
dezer van die verschillende uitspraken
niet 1 Veelmeer dan van maatschappelijke
en algemeen-menschelijke gemeenschap
spreekt de Apostel hier van kerkelijke en
geloofssolidariteit.
Klaarblijkelijk hadden »de uitverkorene
vroüw en hare kinderentot wie de
Apostel zich hier richt (zij daarmee dan
een kerk of een groep particuliere personen
bedoeld) evenals de Gaius, aan wien
's Ap ostels derde brief is gericht, de deugd
van zeer gastvrij te wezen. Zoodat elk
reizend Christenleeraar van dien tijd,
begeerig om bij zijn werk van prediking
en progaganda een onderkomen te hebben,
ten hunnent om Gods wil een gunstig ont
haal vond. Welnu, daar wenscht nu Johan
nes, als ik 't zoo noemen mag, een stokje
voor te steken. Keurt hij dan gastvrijheid
in 't algemeen af? Neen zeker niet, mee die
gastvrijheid zal veeleer gemaakt hebben dat
hij den koning tot wien hij zich richt zoo in
waarheid heeft leeren liefhebben als hij in
vers een zegt te doen. Van eenige botsing
tusschen hem en den Apostel Paulus, die
zegtvergeet de herbergzaamheid niet«
dus geen sprake. Alleen maargeen
onbeperkte gastvrijheid; geen steun en
geen voorthelpen ten opzichte van elk, die
onder den naam van Christusleeraar zich
aanmeldt. Onderscheiding der geesten is
gedurige plicht. Zou onze schragende hand
predikerswerkzaamheid, propaganda ten
goede komen die niet in waarheid steunt
op de leer van Christus, dan mag ze zich
daartoe niet leenen, op strafle van zich
schuldig te maken. Aan het booze werk
van tegenwerking van de komst van Gods
koninkrijk en breideling van des Heeren
waarheid.
Een ruim standpunt?
Me dunkt, alle discussie daarover kan
veilig overbodig worden geacht. Het is het
standpunt van den apostel des Heeren,
van den man die ook in deze gesproken
heeft, »door den Heiligen Geest gedreven".
En zoo heeft de vraag naar »ruim" of
nauw" dan al even gering belang als die
andere, die ook door niet weinigen in onze
dagen nog al eens pleegt opgeworpen te
worden of we, »zoogeloovend en sprekend"
wel aansluiten bij de behoeften van den
modernen tijd.
Misschien ware het vrij wat nuttiger
om, zoo al niet te discusseeren, dan toch
eens na te denken over de vraag of onze
moderne tijd er niet dringend behoefte
aan heeft zich, omgekeerd, bij dit woord
van den apostel wat nader aan te sluiten.
VI. Van Schelven.
MËBKDLÏJK LEVEN.
Naar de dagen, waarin de vereeniging der
Geref. kerken tot stand kwam, keerden we
terug in onze gedachten en by het lezen van
de bladzijden der acta, welke op dit feit be
trekking hadden, werden onze herinneringen
verlevendigd. Wy dachten nog eens terug aan
den strijd, welke voorafging, aan de moeilijk
heden, welke overwonnen moesten worden en
aan de woorden, welke bij die gelegenheid
gesproken werden Hoewel de Keizersgracht-
kerk goed bezet was, toch was er ademlooze
stilte, toen ds. Gispen van Amsterdam na de
plechtige opening begon met te zeggen
„Het is my groot en wonderlijk, G. B., U te
mogen begroeten en welkom te heeten in deze
Vereenigde Zitting.
Wat ik daar voorlas uit den 1263ten Psalm
heeft beteekenis ook voor ons. Niet dat er
zoon overeenkomst is tusschen Nederland en
Babel, neen, de verhouding is omgekeerd. Wij
zijn in ons eigen vaderland in ballingschap
geweest; als ballingen en pariahs hebben we
omgezworven. Doch God heeft groote dingen
aan ons gedaan. Dies zijn wij verblijdtIs het
niet iets groots, dat we hier mogen samen zijn
op deze plaats, van deze schare omringd
Het is geweest in 't jaar 18B6, dat in dit
zelfde Amsterdam de eerste Synode gehouden
werd van de „Gemeente Jesu Christi", zooals
ze zich noemde. Ze werd gebonden op de Baan
gracht in een pakhuis, in alle stilte, om der
vervolging wilop een plekje, waar de politie
haar niet zoo dadelijk vinden kon.
Dat was de toestand ruim een halve eeuw
geleden. En nu wat heeft de Heere ons een
reden gegeven tot het grootmaken van Zijn
heiligen Naam
Toen „van buiten strijd, van binnen vrees".
Als de nederzettingen in Amerika mnesten we
eerst een bosch omhakken, eer we konden
zaaien. We hebben toen wel eens wat uitge
roeid, dat moest blijven staan, en laten staan,
wat moest worden uitgeroeiddoch daar is
een groot werk gedaan in den Naam des Hee
ren. Onze Broeders De Cock, Brummelkamp,
Yan Raai te, Gezelle Meerburg en zoovele an
deren, danken we reeds voor den smaad, dien
ze op aarde mochten lijdenProfessor Yan
Belzen is de eenige, door God gespaard, om
nog dit werk te aanschouwenkon hij nog tot
u spreken, hij zou u toeroepen„kinderkous,
hebt elkander lief!"
't Staat mij nog levendig voor de geest, dat
de Yoorzitter der laatste voorloopige Synode
in zijn intreerede als predikant hier te Am
sterdam zeide
„Wij moeten verbouwen ofverhuizen
Hij wist nog niet hoe. Hij heeft echter gedaan
wat hij doen moest.
Evenals de mannen van '34 hebben ook hy
en de mannen, die met hem waren, gedaan
wat zy konden. Ook zij zyn wederrechtelijk
uit hun huis gezet. God heeft echter nieuwe
woningen gegeven ziet het hier in dit kerk
gebouw en niet het minst is hun wetenschap
pelijke arbeid ryk gezegend, zoo dat heel de
Christelijke wereld nu deze gebeurtenis zal
moeten aanvaarden als een feit, eenig in de
geschiedenis van Neêrlands kerken. Als wy
ook dit aanschouwen, dan juicht ons harte:
de Heere heeft groote dingen aan ons gedaan.
Gode zy dank vooral daarvoor, dat de man
nen van '34 en '86 elkaar hebben leeren ver
staan en begrijpen. Door zyne genade zyn wy
vereenigd".
Het is maar een deel van wat de voorzitter
zeide, maar het is voldoende om den toon te
kennen, welke de stemming van die ure ver
tolkte.
We laten hier ook nog volgen het laatste
gedeelte van wat dr. Kuyper sprak, opdat dit
zoo duidelyk zegt, wat de Geref. kerken in
Nederland voor de toekomst op 't oog hadden.
„Onze roeping ook voor de toekomst is zoo
grootsch en zoo schoon. Zie, waarde voorzitter,
ik geloof aan de toekomst des Heeren, en om
dat ik daarin geloof, daarom geloof ik ook aan
de toekomst en roeping der Gereformeerde
kerken in ons vaderland. Nederland heeft de
roeping van God ontvangen, om het Calvinisme
te redden van den dood en weer met eere te
doen bloeien. Niet alsof eens heel Jezus' kerk
Calvinistisch moest worden, en alsof het op de
nieuwe aarde onder den nieuwen hemel één
puur Calvinistisch leven zou zyn. Dat stellig
niet. Dat zou geen heerlijkheid wezen. Neen,
in die heerlijkheid zal niet een der schakee
ringen ontbreken van al de klenren en tinten,
die saam de volle heerlijkheid der glorie onzes
Gods vormen. Maar toch, als ik mij myn Hei
land voorstel, op het witte poard ter overwin
ning rijdende en in zyu rechterhand de banier
van Gods glorie zwaaiende, dan zal in die
schitterende banier toch ook onze ster niet ont
breken en zal in haar banen ook de tint van
dat Godverheerlykend Calvinisme glinsteren,
waarin voor onze kerken, onze van God ge
geven roeping ligt".
Is dit niet glasheider Dit is het, wat we
als kerken in ons vaderland willen. Zonder
andere kerken, welke in de historie opgekomen
zyn, hard te vallen, willen we bewaren wat
onze vaderen in den weg van lyden en strijd
veroverd hebben en zorgen, dat onze banier,
waaronder we optrekken, zyn heldere tinten
niet verliest. We willen haar niet verruilen
voor een ander. De genade en eere, welke God
aan de Geref. kerken gegeven heeft, willen we
waardeeren en bidden, dat Hy die kerken blyve
leiden in 't spoor der gerechtigheid.
Bouma.