Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 11 Mei 1917,
No. 19.
UIT HET WOOE1).
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELEMGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma L1TTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
VEREENIGING DES HARTEN.
Als David bidt om de vereeniging zijns
harten belijdt hij hiermede, dat het hart
gedeeld is en in tweeën ligt.
Het hart van den mensch 1 't Is een
wereld op zichzelf; wat kan het al niet
bevatten, wat al niet verbergen in zijn
schuilhoeken 1 Het kan lijden, tot het
breekt van smart, en smachten van ver
langen, tot het verteerd wordtmaar ook
jubelen en opspringen van vreugde.
»Van uit het hart zijn de uitgangen des
levens" daar sluimeren de begeerten en
rijpen de voornemensvan daaruit wellen
de gedachten op; 't is een kweekplaats
van plannen, en ook een onzalige fontein,
waaruit hoererijen, kwade bedenkingen en
booze raadslagen opkomen.
Velen, die misschien vreemde landen
hebben bezocht, zijn toch vreemdeling ge
bleven in hun eigen hart. Zij gevoelen
wel pijn of vreugd, angst of smart, doch
zij zoeken geen oplossing, 't Is of de
mensch huiverig is om tot zich zelf in te
keeren, om zichzelf te ontmoeten gelijk
hij is, om met zichzelf alleen te zijn
daarom zoekt hij ook op allerlei wijze
afleiding en verstrooiing. Maar voor 't
kind des Heeren, dat aan zichzelf is ont
dekt, is een licht opgegaan in den nacht
hij is geen volslagen vreemdeling in zijn
binnenste gebleven.
En toen gij tot uzelven zijt ingekeerd,
wat hebt gij daar gevonden Wat hebt
gij gezien, dat de vreeze des doods over
u bracht en u afkeer deed krijgen van
uzelven, dat u bevend deed roepen om
genade en vluchten uit uzelven tot Christus
om behoudenis? Gij vondt een poel van
ongerechtigheidgij vondt er satan aan
het roer gij vondt het rad uwer geboorte
ontstoken van de hel en het stuur van
uw leven in handen van den menschen-
moorder van den beginne. Doch dankzij
de genade Gods vondt gij ook wat anders
nog; want in u, die uzelf hebt leeren
kennen, heeft de Heilige Geest het wonder
van de reddende almacht aangevangen
Hij zet het hart om, vernieuwt het door
wedergeboorteHij stort er andere gene
genheden in en begeerten, ook andere
liefde en andere smartHij doet in het
hart geboren worden andere gedachten
en overleggingen.
De Geest des Heeren leert zulk een hart
anders oordeelen over zichzelf, dien het
vroeger in de zelfzucht zoo liefhad, en
over wien het nu moet klagen»ik weet
dat in mij, dat is in mijn vleescb, geen
goed woont". Ook velt het hart nu een
ander oordeel over God, van wien het
tevoren afkeerig was en dien het als een
gezworen vijand beschouwde; nu aanbidt
het in Hem een rechtvaardig en heilig
God, die in Christus barmhartig en genadig
is. Ook is het oordeel over Christus ver
anderd, over Zijn liefde en Zijn dienst en
Zijn teedere gemeenschapHij is van zulk
een hart het hoogste goed en het voor
werp van het zaligst verlangen geworden.
En het oordeelt ook anders over de wereld,
over haar schatten en vermaken over den
hemel en Gods Koninkrijk, over de erfe
nis der heiligen en het Vaderhuis. Het
oordeel is gewijzigd, omdat het hart zelf
veranderd is, en met onweerstaanbaren
drang neigt de Heiligen Geest het hart
tot Christus, en wekt de heilige begeerte
op »och, dat mijn wegen gericht werden,
om uw inzettingen te bewaren
Deze omzetting is wel volkomen in be
ginsel, maar niet in uitwerkingbij den
godvruchtige is er dan ook voortgang in
heiligmaking door de werken der genade.
De Heilige Geest leert uzelf strijden en
bidden, en acht geven op de wereld en
allen vijand, inzonderheid op uw eigen
hart, want dit hart is het middelpunt van
uw bestaan, en daaruit komt alles voort
in gedachten en woorden en werken, als
uit een bron, die het zoete en het bittere
opwelt. David is ons daarvan een voor
beeld hij had reeds jaren op den weg
gewandeld en was ervaren in het woord
der waarheid, en toch vraagt hij om on
derricht: sleer mij, Heere, uwen weg".
Hij had ook droeve, schuldige en in de
schuld brengende ervaringen opgedaan
vooral, dat het hart niet altijd vereenigd
was, niet volkomen één en ongedeeld ten
opzichte van de vreeze des Heeren, en dat
zijn vermogens en krachten en begeerten
niet altijd samenstemden in heilig opzet
en teederen drang, om den Heere te
dienen.
Daarom is zijn bedevereenig mijn
hart tot de vreeze uws Naams". Vereeni
gen staat dus tegenover verstrooien, ver-
deelen, in tweestrijd en tweespraak zijn.
't Is het beeld van een leger, dat niet ver
eend optrekt, maar in gedeelten naar eigen
willekeur, of erger nog, verdeeld is, en
daarom wordt verslagen. Zoo is het met
uw hart. De begeerten en werkingen zijn
verstrooid, zij trekken niet één lijn, zij
gaan her- en derwaarts.
Uw hart is dus anders dan het hart van
den werelddienaar want dat is wèl ver
eenigd, n.l. tot den dienst der zonde en
het najagen van vermaak ai z ij n gedach
ten en begeerten trekken wèl één lijn,
gaan wèl één richting uit, zij het ook naar
den verkeerden kant, naar het verderf.
En ook is uw hart anders dan het hart
van de hemellingen want al h u n over
leggingen zijn alléén gericht op den lof
en prijs van den lévenden God het wordt
door geen enkelen wanklank verstoord.
Doch u w hart is gedeeld het is in twee
strijd met zichzelfhet ligt met zichzelf
overhoop. Het bevat twee tegengestelde
werelden; het jaagt naar tweeërlei schat
het wil twee heeren dienen. Uw hart ziet
naar boven en benedenhet zoekt hier
naar een blijvende stad en daar naar het
Vaderhuis.
O, dat hartHet is aan een slagveld
gelijk, waar twee vijandige legermachten
elkander bekampen op leven en dood, n.l.
Christus en satan, hemel en hel. Zoo zijn
dan ook uw genegenheden verdeeld soms
is er verandering en keering in één oogen-
blik. De uitgangen van het hart gaan niet
als een machtige stroom statig naar de zee
der eeuwigheid, doch verdeeld en afgeleid
in vele beekjes vlieden zij her- en der
waarts. Daarom klaagde Paulus ook»ik,
ellendig mensch, als ik het goede wil doen,
ligt het kwade mij bij".
Maar, zoo vraagt gij, wat is de oorzaak
van deze verdeeldheid en dat verstrooid
zijn Want Christus heeft toch in het hart
van de zijnen een troon opgerichtHij is
hun Koning, die over hen heerscht door
zijn Woord en GeestWel, het komt
daar vandaan, dat satan den strijd niet
opgeeft en zijn prooi niet loslaten wilook
i3 hij de overste der wereld en oefent hij
aldus duizendvoudigen invloed uit op 't
hart, waarin hij menig aanknoopingspunt
vindten zoo bestrijdt hij den vrome tot
het laatst. Daarom is er in het hart dik
wijls een bange worsteling, want dan raakt
het verdeeld en met zichzelf in strijd.]
Echter, daarmee hebt gij geen vrede,
en het is uw bede, gelijk van David »leer
mij, Heere, uw weg, doch vereenig daar
toe mijn hart, opdat ik luistere naar uw
onderrichting, naar uw stem, en niet naar
de wereld". Het vereenigen van het hart
is alzoo het leiden van de begeerten en
^gedachten in één bedding, het sturen in
één richting, het doen uitloopen op één
punt. In het vereenigen wordt een vast,
onwrikbaar voornemen geboren, waardoor
het hart Jezus aanhangt. Het werkt een
hartelijke instemming met Gods wil en
weg, zoodat het hart en dus ook het leven
één doel krijgt, één prijs najaagt, één schat
begeert. En dan vinden wij ons beeld in
den koopman, die schoone parelen zocht,
en om den parel van groote waarde alles
prijs gaf; en in den man, die een schat
in den akker vond, en alles deed, om den
akker te verwerven.
Zal het echter zoover komen, dan moeten
in u verbroken worden de koorden der
zonde en moet gij verlost worden van de
verlokkende macht der wereld dat is bet
afsterven van den ouden mensch, het
dooden van de leden als wapenen der
ongerechtigheidin den grond der zaak
sterft gij dan aan uw eigen ik met zijn
hoogmoed en zelfzucht.
Bovendien is het noodig, dat gij ver
sterkt wordt naar den inwendigen mensch,
door de kracht der genade, en komt te
staan onder den invloed van den Heiligen
Geest. Dan wast gij op in de kennis van
onzen Heere Jezus Christusgij zoekt de
dingen die boven zijn; vergetende hetgeen
achter is, strekt gij u uit naar hetgeen
vóór is, en loopende in de loopbaan, die
u voorgesteld is, ziet gij op den oversten
Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus.
Dat nu David niet spreekt van het ver
eenigen des harten tot den dienst van God
of iets dergelijks, ligt voor de handde
vreeze van 's Heeren Naam omvat heel het
leven der godzaligheid. In de O. T. taal
is de vreeze het geloof en de godsvrucht.
Gelijk het kind met eerbied voor zijn ouders
is vervuld, en ze tevens hartelijk lief heeft,
zoo zijt ge vol diep ontzag voor uw God,
gij vreest iets te doen wat Hem mis
haagt, en verpandt Hem uw hart en leven.
Maar omdat dit zooveel te wenschen over
laat, bidt gij om de saamtrekking van al
uw begeerten en overleggingen op dat
ééne puntvreeze van 's Heeren Naam.
Zulk een gebed is Hem aangenaam en
Hij verhoort het. En dan wordt het ook
door u ervaren welgelukzalig is de maD,
die den Heere vreest".
J. D. Wielenga.
KERKELIJK LETEy.
RAPPORT inzake herziening: van de
Statenvertaling; des UDbels, van de
commissie ad hoe aan de Generale
Synode van de Gereformeerde Kerken
in Nederland, saam te komen te Rot-
terdam in den jare 1917.
Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs10 cent per regel; b\j jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYE TAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk V r dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
„Vereenig mijn hart tot de vreeze
hws Naams".
Ps. 86 11c.
II.
Na kort medegedeeld te hebben, hoe dit
Rapport is ontstaan, willen we nu iets uit den
inhoud aanstippen.
Het eerste gedeelte handelt over herziening.
De vraag wordt beantwoord, in hoever her
ziening van de Statenvertaling noodig ofwen-
schelijk is.
Eerst wordt nu het verschil aangegeven, dat
er bestaat tusschen een nieuwe vertaling en
herziening. Bij de laatste neemt men de Sta
tenvertaling als den grondslag aan en brengt
hierin wijzigingen aan. Men kan daarbij nog
onderscheid maken tusschen radicalebeperkte
en nog meer beperkte herziening.
Vervolgens komt aan de orde, welke bezwa
ren er bestaan tegen de Statenvertaling.
De commissie verklaart, dat de Statenover
zetting een voortreffelijke arbeid is geweest,
dat zjj vroegere vertalingen ver overtroffen
heeft en nog altijd getuigenis affegt van de
dege wetenschap en de veelzijdige bekwaam
heid harer bewerkers. Werkelijk een zeer waar-
deerend oordeel.
Doch men mag niet uit het oog verliezen,
dat de tijd niet heeft stilgestaan, en dat in de
jaren die verloopen zijn, op meer dan één ge
bied wijzigingen zijn ingetreden, die de waarde
der Statenvertaling niet onaangetast hebben
gelaten.
Op tweeërlei wordt dan gewezen
De ontwikkeling der Nederl. taal en de ver
meerdering onzer kennis aangaande velerlei,
dat met de vertaling der Heilige Schrift op
het nauwst samenhangt.
Het eerste ligt het meest onder het alge-
meene bereik. Er komen woorden in onze ver
taling voor, welke velen niet meer verstaan,
zonder eenige toelichteng en zelfs staan er
woorden in, welke op dit oogenblik een geheel
andere beteekenis hebben. Ook is de spreek
wijze en de zinsbouw in menig opzicht anders
dan welke we thans gebruiken. Dit een en
ander is niet bevorderlijk aan de duidelijkheid.
Eu nu het andere punt, en thans geven we
van wat de Commissie neerschreef, eerst een
deel woordelijk weer
„Dit geldt allereerst voor de vaststelling van
den text van het oorspronkelijkewaarnaar zal
worden vertaald.
Het is van algemeene bekendheid, dat de
oorspronkelijke handschriften, waarin de heilige
mannen Gods, door wier dienst de Heilige Geest
ons de Schrift heeft gegeveD, haar hebben neer
geschreven, ons niet zijn bewaard gebleven
maar dat wjj slechts beschikken over afschriften
uit lateren tijd. Nu staan we voor het feit,
dat deze latere handschriften en voorts de ons
bewaarde oude vertalingen enz. wel in de hoofd
zaken overeenstemmen, maar dat er, wat de
bijzonderheden betreft, op tal van plaatsen
grootere of kleinere verschillen worden gevon
den. Hieruit vloeit dan de noodzakelijkheid
voort om, vóór men tot vertalen overgaat eerst
door vergelijkende studie zoo nauwkeurig mo
gelijk vast te stellen, wat in de oorspronkelijke
taal de preciese woorden zffn, waarin de Hei
lige Schrift is vervat. Onze vaderen kenden
deze kwestie ook en hebben in de kantteeke-
ningen der Statenvertaling meermalen over
deze dingen gehandeld. Nu heeft echter sinds
de 17e eeuw de arbeid aau den text niet stil
gestaanvooral door de ontdekking van vele
vroegere onbekende handschriften zijn de ons
ten dienste staande gegevens vermeerderd en
bovendien zijn de aanwezige gegevens nauw
keuriger dan vroeger onderzocht geworden.