Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Bericht aan onze Abonne's!
31e Jaargang.
Vrijdag 13 April 1917.
UIT HET WOORD.
No. 15.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersO.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENfiA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, 0. POL, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
PERSVEREEN1G1NG ZEBUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA. D. LITTOOJJ Az.
Middelburg.
Door liet steeds hooger worden der
prezen van papier en drukloon zien we
ons genoodzaakt den abonnementsprijs
van ons blad te verhoogen op 50 CBIltS
per drie maanden bij vo.oruitbetalina-
De Administratie zal daarom zoo vrij zgn,
dezer dagen te dispoueeren over 40 ets
voor het eerste kwartaal en 50 ets voor
het tweede kwartaal, plus de inoasso-
kosten. HET BESTUUR.
ZIJ VERTELDEN HETGEEN OP DEN
"WEG GESCHIED WAS.
De laatste woorden, die de Evangelist
wijdt aan de Emmaüsgangers, maken on
miskenbaar den indruk, dat dezen, nu het
deksel hun van de oogen was weggenomen,
zeer verblijd waren.
Opgetogen van blijdschap hadden zij
elkander aangezien en beider blik sprak
van verrassende zegeningen, zoo mild ge
noten. Al is het laat in den avond voor
een terugreis naar Jeruzalem, toch laten
zij zich door niets weerhouden en gaan
langs denzelfden weg terug, dien ze ge
komen waren en die ongetwijfeld hun leven
lang hun is dierbaar gebleven.
Onderweg hebben ze zeker wel alles nog
eens heerlijk gerepeteerd.
Als ze het huis binnentreden, waar de
discipelen bijeen zijn, baart hun onver
wachte verschijning niet het minste op
zien, en, als waren ze gekomen, om het
groote nieuws te vernemen in plaats van
het te vertellen, klinkt hun de blij mare,
juichend geuit, indeooren: »de Heere
is waarlijk opgestaan en is van
Simongezien!
i>En is van ons gezien", hadden ze er
.aanstonds op kunnen laten volgen en heb
ben ze er waarschijnlijk op laten volgen,
en ter bevestiging van deze woorden ver
telden ze hetgeen op den weg geschied
was, dat is, ze gaven een omstandig ver
haal van hun gezegende ontmoeting met
den verrezen Meester.
Dat de Emmaüsgangers vertelden het
geen op den weg geschied was, bewijst,
dat ze met geduld werden aangehoord.
Minder geduldig en gretig zouden ze zijn
aangehoord, als ze de blijmare, door som
migen der discipelen hun toegeroepen
de Heere is waarlijk opgestaan,
ongeloovig hadden teruggewezen.
In dat geval zouden zij ook niets nieuws
te vertellen gehad hebben. De wetenschap,
dat Jezus dood was,, behoefde geen beves
tiging. Over die nare en bedroevende
omstandigheid behoefde niet te worden
uitgeweid.
Maar de blijde tijding, dat de Heere
waarlijk was opgestaan kon niet genoeg
zaam worden toegelicht. De discipelen
hoorden er van met graagte. En met niet
minder graagte spraken de Emmaüsgan
gers er van. Genade is mededeelzaam.
Zeiven waren ze bevredigd, hadden ze
vredeze wilden ook anderen geruststellen
en vrede bezorgen. Zeiven genoten ze door
heerlijken troost verrukkelijke blijdschap
anderen moesten ook die blijdschap ge
nieten.
In alle bijzonderheden dalen ze daarom
af, als ze vertellen, hetgeen op den weg
geschied was. Hoe bij het eerste woord
van den met hen oploopenden vreemdeling
reeds een lichtstraal schoot in de donkere
duisternis hunner ziel. Hoe dat licht steeds
won, de duisternis steeds week, en ze ein
delijk geheel overtuigd werden door al
lerlei beweegredenen, waarvan ze gerust
konden zeggenhoe is het mogelijk, dat
we daaraan niet gedacht, dat we dat niet
geweten hebben, gelijk ze dat ook elkander
bekend hadden, zeggende :was ons hart
niet brandende in ons, toen
Hij tot ons sprak op den weg
en toen Hij ons de Schriften
opende?
Omstandig verhalen de Emmaüsgangers
alles.
Als het toch eens wezen mocht, dat zij,
evenals Christus te hunnen opzichte, het
middel waren, om het donker te doen
opklaren bij de weifelende en twijfelende
discipelen Wie weet, zal deze omstan
digheid, door hen verhaald, d i t woord,
door hen gesproken, deze gedachte door
hen geuit een bres schieten in den ster
ken muur des ongeloofs, waarachter nog
meer dan één discipel zich veilig waant.
Het gaat immers om een te groot goed,
dan dat ze niet alles aanwenden zouden,
om het den broederen deelachtig te maken,
wat hun ziel verheugt en met weelde ver
vult.
Welaan dan, geen moeite ontzien, geen
woorden gespaard. Het broederhart moet
gewonnen. Heilige blijdschap verbreid.
Bange zekerheid gebannen.
Breedvoerig en omstandig verhalen de
Emmaüsgangers al hetgeen op den weg
geschied is.
Het deert hun niet, dat ze, zulks doende,
zichzelven in min gunstig daglichtstellen.
Want het onderwijs, dat de vreemdeling,
nu voor hun verrijkt besef de uit den dood
verrezen Meester, hun gaf, tevens bestraf
fing was. Zij hebben iets, veel gevoeld
van de Oud-Testamentische waarheid
de rechtvaardige sla mij, het
zal weldadigheid zijn, en hij
bestraffe mij, het zal olie des
hoofds zijn, het zal m ij n hoofd
niet breken.
Het had hun hoofd niet, maar wel hun
hart gebroken. En daarover schamen zij
zich niet, maar verblijden zij zich. Die
bestraffing was hun niet tot verderf, maar
tot behoud geweest. Ze konden zoo ge
makkelijk de roede kussen.
En daarom juist ontzien ze ook de dis
cipelen niet. Want door omstandig te
verhalen al hetgeen geschied was op den
weg, bestraften zij op hun beurt de dis
cipelen. Als ze vertellen, hoe Jezus hen
onverstandigen en tragen van hart had
genoemd, dan kunnen de luisterende dis
cipelen en vooral de nog ongeloovigen
onder hen de toepassing wel maken dat
zijn wij dus ook, want wij verkeeren in
hetzelfde geval.
Maar de Emmaüsgangers ontzien de
discipelen niet. Hoezeer ze ook bedoelen
de discipelen te verblijden als dat moet
langs een weg van beschaming, dan ver
werpen ze dat middel niet. Om het hooge
en heerlijke doel en gedreven door de
blijde oorzaak worden ze door niets weer
houden, om een omstandig verhaal te doen
van alles, wat op den weg geschied was.
Behalve dit alles is er ten slotte nog
iets anders, dat den Emmaüsgangers be
weegt, om een omstandig verhaal te geven
van wat op den weg geschied was. Iets
anders, dat hun hart geheel vervulde, dat
hun mond deed overloopen.
De Emmaüsgangers gevoelden zich zoo
rijk begenadigd.
Rijk begenadigd, doordat de verrezen
Meester zich tot hen wendde, om hen uit
hun schier wanhopige droefheid te ver
lossen.
Jezus verscheen aan hen.
Niet aan de Sanhedristen, aan Kajafas,
aan Pilatus, van wier wandering van
gezindheid jegens Christus, menschelijker-
wijs gesproken, zooveel meer te wachten
was, zelfs niet tot den discipelenkring, die
Hem zooveel nader stond, wendt Christus
zich het eerst, maar tot hen, Emmaüs
gangers, aan wie Hij althans eer verscheen
dan aan de discipelen.
Dat de Heere hen, een paar onverstan
digen en tragen van hart, nawandelt, als
ze met weemoed in het hart uit Jeruzalem
trekken, met hen een gesprek aanknoopt,
hun het heerlijk onderwijs uit de Schrift
geeft, om aldus hun geschokte gemoederen
te herstellen, en zich jegens hen te be-
toonen den goeden Herder, die de dwa
lende schapen opwekt dat doet van
beschamende vreugde en dank hun hart
en mond overloopen.
En dat hebben ongetwijfeld de Emmaüs
gangers gevoeld, toen ze aan 't vertellen
waren, dat Christus hen had uitverkoren,
om deze groote blijdschap deelachtig te
maken. Die hen-uitzoekende, hen-verkie
zende, hen-onderscheidende liefde van
Christus heeft hen getroffen in de ziel,
heeft hen klein gemaakt en beschaamd,
tot ootmoedigen dank bewogen, hen be
zield tot juichen en loven, hen gebracht
in de heerlijke zielestemming, waaruit de
dichter van den ouden dag zongKomt,
hoort toe, o, allen gij, die God
vreest en ik zal vertellen, wat
Hij aan mijne ziel gedaan heeft.
Nog steeds handelt God in de bedeeling
Zijner genade zoo beschamend. Zegge
toch niemandmijn weg is voor den
Heere verborgen! Bedroefden van
ziel worden het eerst bedacht. In der
Emmaüsgangers dieper droefheid en pijn
lijker gemis ligt de oplossing van het
vraagstuk, waarom de Christus hun eer
dan anderen verschijnt. De verkiezende
liefde Gods en van Christus wendt zich
allereerst tot den verlatene en eenzame,
tot den bedroefde en verslagene, tot den
kleine en geringe, ook zelfs al is de wor
tel hunner droefheid hun ongeloof.
Dat hebben de Emmaüsgangers ervaren
en ze waren er klein onder. En in de
blijdschap huns harten, uit de volheid
hunner ziel, die hun mond deed overloopen,
hebben ze alles verteld, hetgeen op den
weg geschied was.
Warmenhoven.
KERKELIJK LETElf.
Predikanten-nood.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Ad?ertentieprt)8 10 cent per regelb\j jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN BE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
En zij vertelden hetgeen op den weg
geschied was, en hoe Hij hun bekend was
geworden in liet breken des broods.
Luk. 24 35.
-
In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van
Zaterdagavond den 31sten Maart stond er boven
het kerknieuws „Hoogere en lagere godsdienst-
prediking" en ik ga enkele gedachten daarvan
ontleenen om eens te laten zien, wat er in| de
Hervormde kringen zoo al gedacht en geschre
ven wordt. Het is nog niet lang geleden, dat
er in de Hei vormde kerk een steeds aangroeiend
getal van predikanten was. Gemeenten, die
jaren lang vacant geweeet waren, konden weer
een eigen herder en leeraar krijgen. Op ons
eiland hebben we daar de voorbeelden van.
Doch de toestanden beginnen zich weer te
wijzigen. De tractementen zijn over 't alge
meen laag, wanneer men in aanmerking neemt,
de toenemende duurte van allerlei artikelen.
Er is dan ook een beweging ontstaan om de
tractementen te verbeteren, een beweging,
welke naar het lijkt gunstige gevolgen zal
hebben.
Sommigen echter twijfelen aan het welslagen
van deze onderneming en willen door geheel
andere middelen er komen. De Nieuwe Rot
terdamsche Courant behoort daar toe en drukt
haar meening uit in het woord „frontverkor
ting*, waardoor zij verstond „samensmelting
van gemeenten en kerkgenootschappen, waar
door aan de verkwisting van geld en werk
kracht een einde zou worden gemaakt*. Nu
heeft dr. Meindertsma in het Vaderland ook
zijn denkbeelden ten beste gegeven en meent
eveneens, dat „onze kerk radicaal met denbe-
staanden toestand moet breken". Hjj oordeelt,
dat het wetenschappelijk gehalte en de tr»p
van beschaving harer dienaren gerust wat kun
nen dalen.
Hij geeft een vergelijking om zijn voorstel
aannemelijk te maken. Op een dorp vindt men
in den regel niet een H. B. School of een
gymnasium. De bevolking doet het daar met
een lagere school. Er zijn in Brabant gemeen
ten, welke bestaan uit twintig a dertig zielen,
meestal eenvoudige boeren menschen en nu is
zijn gedachte, dat een hulpprediker daar goed
op zijn plaats is, ja beter dan een predikant,
die een opleiding genoten heeft aan een aca
demie. Daarom zou hij willen, dat er voortaan
twee soorten van godsdienstleeraars zouden zijn
en men kon dit gemakkelijk bereiken, als men
aan de eene categorie dezelfde eischen bleef
stellen als tegenwoordig het geval is en als
men voor de andQre het examen-program voor
godsdienstonderwijzers een weinig uitbreidde.
Het mes sneed dan aan beide kanten. Het aan
tal der hulppredikers zou steeds vermeerderen
en op die wijze konden licht elke gemeenten
een arbeider krijgen en men behoefde niet te
zuchten onder de moeilijkheden van de ver
hooging der geldelijke kosten.
De schrijver van het kerknieuws verklaart,
dat hjj na zich twee maanden vertrouwd te
hebben gemaakt met deze gedachte, haar steu
nen kan. Het is immers waar, dat menige
godsdienstonderwijzer nu op verschillende dor
pen en in onderscheidene stadswijken al het
werk van een predikant verricht en wat nog
meer zegt, hij doet het evengoed als een aca
demisch gevormden predikant. De werkelijkheid
leert zelfs, dat zoo iemand zich gemakkelijker
aansluit bij de bevolking dan menig predikant
en dat hij door zijn gemoedelijken omgang
meer wint. M. i. is hij past beter in zulke
kringen en weet den rechten toon beter te
treffen. Ja, zoover gaat deze, dat hij zegt, dat
menige ongeschoolde oefenaar veel meer in
vloed heeft uitgeoefend dan een hoogleeraar in
de de godgeleerdheid.