Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 31e Jaargang. Vrijdag 30 Maart 1917. UIT HET WOORD, Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers: O.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. ENOE, 0. POl, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent. UITGAYE TAN DE PERSVBREENiGING ZEEUWSCHE KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az. Middelburg. «ZIET UW KONING". «Ziet uw Koningzoo spreekt Pilatus van zijn rechterstoel de schare toe. «Uw Koning", zegt hij om de Joden te bespot ten. Zie, deze is dan uw Koning zulk een natie zijt gij, dat gij zulk een Koning hebt. Maar «weg met Hem, kruisig Hem", is het doldriftig antwoord der bloeddor- stigen. En spreekt nu de bitterheid van Pilatus zich nogmaals uit in het woord »uwen Koning zal ik kruisigen T9 de over- priesters, van hun eindelij ke zegepraal verzekerd, bijten hem toe»wij hebben geen anderen Koning dan den Keizer". En zietdaar, afgemat en bezwijkend voor de herhaalde dreiging van de steeds stout moediger wordende Joden, geeft Pilatus den onschuldigen aan zijn vijanden over, om gekruisigd te worden. Richt uw oog thans, lezers op den Hei land, gelijk Hij voor u staat op het lijdens tafereel waarnaar ons Schriftwoord wijst. «Ziet uw Koning 1" Ziet den Heiland, diep vernederd en nochtans Koning. «Ziet uw Koningen het geloovig hart ant woordt ja, deze Jezus, met doornen ge kroond en met een spotkleed omhangen, deze Jezus, gebonden, beschuldigd en ge hoond, Hij was en is en blijft eeuwig mijn Koning. O, ai stond Hij daar als een man van smarten te midden van zijn diepste ver nedering straalt er, voor het oog dat hier voor ontsloten is, een koninklijke heer lijkheid van Hem uit. Ziet uw Koning in het kloekmoedige van Zijn zwijgen. Nauwelijks heeft Pilatus gehoord, dat Jezus zich voor den Zoon Gods verklaarde, of hij begeert uit den mond van den gevangene zelf nadere inlichting en vraagt hem »van waar zijt gij maar Jezus geeft hem geen antwoord. Jezus is niet bevreesd, ook niet voor den stadhouder der Romeinen en Hij schroomt niet hem dit te toonen. Welsprekender dan door dit zwijgen kon de Heiland het hem wel niet betuigd hebben, hoezeer Hij zich boven zijn rechten verheven gevoelt. Jezus gevoelt zich Koning En zijn zwijgen geeft het den rechter onbewimpeld te verstaan dat hij aldus ondervragende een terrein betrad, waarop hij geen recht had zich te begeven, daar hij alleen te onder zoeken had, of hij tegen den keizer had overtreden. Jezus zwijgt en gedraagt zich groot en koninklijk in dit zwijgen. Maar ziet uw Koning ook in het ont zagwekkende van zijn spreken Pilatus is verstoord over Jezus'zwijgen. Dat had hij Diet verwacht. Hij acht zich in zijn waardigheid miskend en voegt Jezus driftig toe: «hoe? spreekt gij tot mij niet? weet gij niet wien gij voor hebt, dat ik macht heb om u te kruisigen, en macht heb om u los te laten?" Ach, Pi latus meende inderdaad dat hij nog eenige macht had, die hij ten gunste van Jezus kon aanwenden, en hij wist niet in welk een net hij voortging zich steeds vaster te verwikkelen. Maar nu onthoudt de Heere, koninklijk ook in zijn spreken, hem het antwoord niet. Dat Zijn majesteit zou te na gekomen worden zal Hij niet gedoo- gengeen zweem alsof Hij niet aan 't geen Hij van zich zei ven getuigde zou ge stand doen, mag Hem aankleven. En zoo spreekt Hij dan nu »gij zoudt niet de geringste macht hebben tegen mij, indien het u niet van boven gegeven ware". Ook dit woord, een woord van ontzagwekkende vrijmoedigheid, had Pilatus niet verwacht. Jezus erkent het: Pilatus heeft macht om te handelen met Hem; maar hij moet niet meenen dat deze, zijne macht tegen Hem, niet van hooger gezag zou afhangen. En te indrukwekkender zijn woord door het oordeel, dat Hij onmiddellijk hierop vol gen laat. Ziet uw Koning in het rechtvaardige om zijn oordeelen. «Daarom, die mij aan u heeft overgeleverd heeft grooter zonde." Jezus staat daar als een die geoordeeld wordtals een, die zich moet laten rich ten en van wien 't niet te verwachten is dat door Hem zeiven een oordeel zal wor den uitgebracht. En toch, Hij ontziet het niet, zijnen rechter en het gansche San hedrin te richten. Hij stelt Pilatus zijn zonde voor oogen, verklaart echter den Joodschen raad voor meer schuldig dan hem en geeft hierbij tevens van eigen on schuld de meest onbewimpelde getuigenis. Het is alsof Hij zegt«gij, o landvoogd, bezondigt uMaar de Joodsche raad maakt zich nog meer schuldig, want gij moest nog vragen vanwaar ik ben, gij hadt mij nog niet van nabij leeren kennen, gij hoort eerst nu uit mijn eigen mond, dat gij over mij niet als rechter zoudt zitten, indien het u niet van boven gegeven ware maar die mij heeft overgeleverd, die had mij moeten kennen en weten van waar ik ben. Hierom heeft Cajafas met zijn aan hang grooter zonde dan gij. Het is waarlijk niet te verwonderen, dat onze Evangelist na de mededeeling van dit oordeel van Jezus schrijven kan: »van toen af zocht Pilatus Hem los te laten." Zoo machtig was bij den landvoogd de indruk van het Koninklijk woord. Ziet uw Koning in het onschuldige van Zijn lijden. Zoo iets anders, vooral des Heeren onschuld komt in den ganschen gerichtshandel zonneklaar uit. Geen enkele beschuldiging, die den toets kon doorstaan, is tegen Hem ingebracht en eindelijk schijnt Pilatus ten volle tot Jezus' vrijstelling be sloten, doch vrees, vrees voor de ongenade van den Romeinschen keizer, deze alleen is het, wat den rechter wederom doet wankelen en ten laatste bezwijken en on schuldig verklaard wordt Jezus ter krui siging overgegeven. Hoe had zijn onschuld helderder, dan juist door geheel den loop van dezen gerichtshandel, kunnen in 't licht treden Van Koninklijke reinheid is zijn gewaad, en zijn priesterlijk sieraad is gansch on besmet. En nu is dit het groote en eeuwig- blijvende troostwoord tot allen, die Sions vorst erkennen voor hun Heere en met hun hart op Hem zich verlaten«gij zijt verlost door het Gode dierbaar bloed van Christus, verlost om te erlangen de vrij spraak van den Rechtvaardigen Rechter". Ziet uw Koning in het lijdzame van zijn dulden. Het ontbreekt Hem niet aan de macht om zóó tot Pilatus te spreken dat deze Hem geen oogenblik langer had dur ven gebonden houden, noch aan de macht om den leugengeest, die in Cajafas en al zijn valsche medegenooten gevaren was, te doen verstommen. Had Hij 't gewild, Jezus had op dit Gabbatha gestaan, zege vierend over al zijn vijanden. Maar Hij weet het, het gezag dat Pilatus thans tegen Hem uitoefent, is hem van boven gegeven het is nu de ure van de macht der duis ternis het moet alles aan Hem geschieden, wat Gods raad en hand te voren bepaald heeft dat geschieden zalal dit lijden is tot redding van zondaars onmisbaar noodig. Dit, dat de zondaars door Hem daar mogen komen, vanwaar Hij zelf isdat zondaars, door 't geloof in Hem, met Hem gekruisigd, mogen worden losgemaakt van de banden der ongerechtigheid. Hiertoe dat de Heere, met ongeschokte lijdzaamheid allen hoon en verguizing gewillig verdraagt, Hij wil en zal door Zijn lijden tot de vreugde en de heerlijkheid, die Hem voorgesteld zijn, ingaan, om, als Koning der koningen alle dingen aan zich te zien onderwerpen en, door zijn woord en bloed en geest, zondaren uit alle geslacht en taal en volk en natie te trekken en deze tot Koningen te ver hellen. Redden en met God verzoenen is het groote doel van Christus lijden, maar langs dezen lijdensweg stijgt Hij tevens op tot den rechterstoel des hemels, om daarop gezeteld, gebruik te maken van Zijn macht om te kruisigen of los te laten, om te ver- oordeelen of plaatse te geven in het huis des vaders. Pilatus en zijn dienaren, Cajafas en de Sanhedristen, ach ze wisten het niet, hoe ze welhaast dezen Jezus, met eere en heer lijkheid gekroond, als hun rechter zouden ontmoeten. Deze allen en zoo velen als er om hen, in werelddienst en ongeloof den Christus verwierpen en in hun zonde gestorven zijn, hebben den Koning, hun rechter gezien. O met wat bange kreet moet wel hun geweten daarbij hebben uit geroepen «Zie uw Koning" We huiveren bij de gedachte aan 't geen hen moet zijn wedervaren. Maar wat nu u betreft, lezer Zie toe dat u niet eenmaal toorn moet vergolden worden, zoo ge Christus versmaadt of voortgaat Hem door het ongeloof te smaden. Ook gij moet eenmaal voor Zijn rechter stoel geopenbaard worden. En wat zal dan uw lot wezen, zoo ge in Christus niet uw Middelaar ontmoet O hoort wat de Rechtvaardige zelf hiervan getuigt«de Koning zal zeggen deze, die niet gewild hebben, dat ik koning over hen zijn zoude, brengt ze mij hier en slaat ze dood aan mijn voeten." Dit moge toch uw lot niet zijn. Ver smaadt dan niet den onnaspeurlijken rijk dom van Christus, maar zie, met verzaking van de wereld en haar begeerlijkheden, op uw Koning in Zijn lijden en in Zijn heerlijkheid. Eer den Koning dien God gezalfd heeft over Sion, den berg Zijner heiligheid en bid Hem dat Hij Zijn ko ninklijke macht hierin aan u bewijze, dat Hij uw oog voor Zijn heerlijkheid en uw hart voor de ondervinding zijner liefde ontsluite en u geve met onbepaald vertrou wen u op Hem te verlaten, als op een Koning, die u alle dingen ten goede zal besturen. Welzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. En vrees niet gij die den Heiland van harte dankt voor de liefde die Hem drong, tot uw behoudenis zich te laten verguizen. Vrees niet, want uwe zonden zullen u niet verdoemen daar Gods Zoon u de vrijspraak verwierf, en de dood zal u niet schaden, daar Christus gestorven is, opdat gij het eeuwig leven zoudt verwerven. Vrees niet, want geen macht ter wereld is tegen den Koning bestand, die u beschermt. Hij is met u en Hij zal u nooit begeven. F. W. J. Wolf. KERKELIJK LEVEN. Veelzeggende getallen. No. 13* Afzonderlijke nummers 4 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterljjk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Het Bestuur der Persvereeniging „Zeeuwsche Kerkbode" maakt bekend, dat door vertrek uit de Provincie van drie Aandeelhouders, drie Aandeelen vrij komen. Gegadigden gelieven zich aan te melden bij den Secretaris van het Bestuur, P. Oostebraan, te Goes, bij wien des- ge wenscht nadere inlichtingen te verkrijgen zijn. Johannes 19 14b. Wjj loopen gevaar onaandoenlijk te worden. Eiken dag komen de tijdingen van groote ge beurtenissen en we worden er aan gewoon. We zien er haast niet meer bij op. Haast onge merkt gaat het ons voorbij. We denken er niet bij na. We laten bet niet meer bij ons door dringen. Als er een schip met man en muis naar den kelder gaat, tellen we het nietals er duizenden op de slagvelden vallen, we vinden het jammer maar het schokt ons niet meer als een revolutie een oud vorstenhuis op zij driDgt, het schijnt ons een kleinigheidals we hooreo van gebrek aan levensmiddelen, we laten het passeeren, maar ons gevoel voor het leed van anderen neemt af en we leven in een we reld vol van ellende, zonder dat het ons diep treft. Soms worden we echter tot de werkelijkheid als 't ware gedrongen en we moeten haar onder de oogen zien, of we willen of niet. Zoo ging het mij, toen ik in „Wetenschappelijke Bladen" een artikel las over de vraagWat de natuur wetenschap over den dood te zeggen heeft Daar kwam o. m. het volgende in voor„Men heeft uitgerekend, dat er tegenwoordig onge veer 1500 millioen menschen op de aarde leven, en daarvan sterven er .jaarlijks 80 millioen. Dat geeft voor een dag 82192, voor een uur 3423 en voor een minuut 57. Iedere seconde sterft dus een mensch." Is deze berekening niet aangrijpend? Elke seconde gaat een van ons geslacht heen, wiens lot voor eeuwig beslist is. Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur. Hoe- velen gaan er voorbereid naar hun eeuwige bestemming? We stellen de vraag niet om er een antwoord op te geven, maar enkel om te zeggen, welk een ernstige beteekenis ons kortstondig leven heeft. Onder stond er Maar zeer, zeer enkele men schen sterven den natuurlijken dood, misschien niet meer dan één op de honderdduizend. Tal- looze millioenen vallen door uitwendig geweld en in de eerste plaats door den oorlog. Sedert den aanvang der historische tijden moeten er wel zeven miliarden menschen op het slagveld ten gronde zijn gegaan. Welk een geweldig, welk een gruwzaam getal. Als het juist is, zegt het, dat de huidige aardbevolking vijf malen door den krijg vernietigd werd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 1