Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 31e Jaargang. Vrijdag 23 Maart 1917. No. 12 UIT HET WOORD, RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, 0. POL, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent. UITGAYE VAN DE PERSVERBENIG1NG ZBEUWSCHE KERKBODE. Adres van de Administratie: A. D. LITTOOIJ Az. Middelburg. JEZUS TEGENOVER BARABBAS. Pilatus was van Jezus onschuld volkomen overtuigd. Uit vrees voor de Joden liet hij Hem evenwel niet los. Hij zocht uit wegen. 't Laatst door den voorslag Jezus te geeselen en dan los te laten. Maar, nauwelijks is dit woord gesproken, of het is aan de oogen, gebaren en uitingen der overpriesters en ouderlingen te zien en te hooren, met wat woedenden weerzin ze hiertegen opkomen. Geheel iets anders is het, wat zij begeeren. Zij hebben het gezet op Jezus' dood. En, daar vaart Pilatus een ander denkbeeld door 't hoofd. Hij zal de zaak des onschuldigen aan het gevoelen der licht beter gezinde volksme nigte onderwerpen, en deze stellen voor de keus tusschen Jezus, dien zij nog on langs met hun Hozanna's hadden begroet en eenen algemeen bekenden en gevrees- den oproermaker en booswicht Barabbas. Het was namelijk de gewoonte dat de stadhouder op Israëls paaschfeest eenen gevangene, naar de keuze des volks, van zijn banden en kerker ontsloeg, tot een afbeelding van hun wonderbare verlossing uit Egypte, waarvan zij de blijde gedach tenis op het paaschfeest vierden. En van deze gewoonte meende Pilatus nu ten voordeele van Jezus gebruik te maken. Er was toch een gevangene, die deelne mende aan een oproer, een doodslag be gaan had, ja als een moordenaar bekend stond. Verachtelijker en ge vreesder man dan dezen, wist Pilatus thans niet tegen over Jezus te plaatsen. Hij laat het volk, dat zich in groepen heeft saamgeschoold, bijeen roepen en tot zich nader komen, en roept hun toe »wien wilt gij dat ik u loslate^arabbas of Jezus die genaamd wordt Christus" En naar mate hij zelf meer van Jezus' onschuld en van Barabbas' bloedschuld overtuigd is, meende de Land voogd te betere hoop te mogen koesteren, dat het volk Jezus boven Barabbas ver kiezen zou. Op deze wijze ijverde Pilatus om Jezus' vrijheid te verwerven, maar deze weg was niet recht. Ja wel, hij wil het leven des onschuldigen redden, hij wist toch dat de overpriesters en ouder lingen Hem door nijdigheid overgeleverd hadden, maar bij zocht dat leven niet te behouden in den weg der gerechtigheid. Als een kloek en rechtvaardig rechter had hij het recht moeten handhaven, maar in plaats daarvan stelt hij Jezus in de keus eener schare, van welke hij niet weet wien zij kiezen en door welke invloeden zij gedreven worden zal en hij grieft den onschuldigen door Hem op een lijn te stellen met Barabbas. De Heiland gevoelt het diep, wat sma delijke vernedering Hem hierin wedervaart. Maar aan nog oneindig dieper vernedering gaat de Borg zich gewillig onderwerpen. Veel dieper dan door den Romeinschen rechter zal Hij zich nu door zijn eigen volksgenooten laten verguizen, opdat met vloek beladenen door Hem in eere ver hoogd en met barmhartigheden gekroond worden. Pilatus is op zijn rechterstoel gezeten. Hij is gereed om Jezus volgens zijn ver wachting op de keuze des volks los te laten. Maar zie, daar ontvangt hij geheel onverwachts een waarschuwing in een boodschap zijner echtgenoote«Heb toch niet te doen", iaat ze hem zeggen, «met dezen rechtvaardige, want ik heb heden veel geleden in eenen droom om Zijnent wil" Pilatus en zijn echtgenoote waren geen vreemdelingen in Jeruzalem. Zij hadden buiten twijfel reeds meermalen aangaande Jezus den Nazerener het een en ander vernomen. Wat er in den jongsten nacht in Gethsemané en daarna ten paleize van den hoogepriester heeft plaats gehad, zal hun wel niet geheel onbekend zijn ge bleven en wellicht dat zij, op grond van 't geen ze aangaande dezen Jezus verna men, zich van Zijn onschuld en van de vijandschap der Sanhedristen overtuigd hielden en nu Pilatus echtgenoote nog bovendien door beangstigende droomen, waarin ze om zijnent wille veel heeft ge leden, te meer van Jezus onschuld over tuigd is, kan ze niet nalaten, den rechter ernstig tegen alle zwakheid te waarschu wen. »Ook de droom is uit God" heeft een wijs man niet zonder reden gezegd. Ja hier is de vinger Gods. De Ileere waarschuwt Pilatus door den droom zijner gade. Maar terwijl de rechter het bericht zijner vrouw verneemt, schuifelen de over priesters en ouderlingen als slangen door de menigte heen. Zij vreezen de stem des volks en wenden hier vleiend, daar drei gend al hun invloed aan om de schare tegen Jezus op te hitsen en te bewegen Zijnen dood van den stadhouder te eischen. Van wat verblinding en vrees wordt de schare bevangen Het is de Satan zelf, die baar door zijn dienaren de zinnen be- toovert. Pilatus vraagt het antwoord. En daar klinkt het als uit een mond »laat ons Barabbas los"Hoe is zijn hoop daar gansch en al verijdeld. Hij had er zoo stellig op gerekend dat zij Jezus zouden verkozen hebben en niet dien oproermaker en doodslager. Pilatus geraakt in de grootste verlegenheid. De stem des volks vervult hem het hart met schrik en in zijn ontsteltenis komt het over zijn lippen »wat zal ik dan doen met Jezus, die ge naamd wordt Christus" en zij riepen eenparig »Laat Hem gekruisigd worden!'' Gekruisigd OntzettendO van wat haat en drift en woede zijn die harten vol. «Wat kwaads heeft Hij dan toch gedaan» roept Pilatus uit, beurtelings bleek van vrees en ziedend van toorn. Maar de orkaan is niet meer te bezweren de onbedwingbare vloed breekt alle dijken door, er valt aan geen blusschen van den brand meer te denken. »Laat Hem gekruisigd wordenis al, wat men hoort. O, hoe moeten die kreten Jezus' heilige ziel doorvlijmd hebben. Hij is zich vol komen bewust te zijn wat Pilatus' echt genoote Hem noemde, een rechtvaardige, ja de vlekkeloos Rechtvaardige en toch het verblinde volk, waaraan Hij steeds den arbeid zijner liefde heeft besteed, verkiest den moordenaar Barabbas, opdat ze Hem den Vorst des levens kunnen vermoorden aan een kruis. Maar de Vorst des levens weet het, dat Hij deze en nog dieper ver nedering, naar den Raad des Vaders, moet ondergaan, om oproerlingen en moorde naars van een eeuwig kruis ten eeuwigen leven te verlossen. En zoo staat Hij hier als een man, «ver acht van het volk, en als de onwaardigste onder de menschen, van wien een iegelijk is als verbergende zijn aangezicht«, terwijl een Barabbas boven Hem verkoren en over Hem het «Kruis Hem! Kruis Hem U uitgegild wordt. Lezerstel u zeiven nu tegenover dien Jezus, die beneden Barabbas gesteld werd en die dien hoon en vernedering heeft ondergaan, opdat zondaars, door 't geloof in Hem, uit den kerker der verderfenis ontslagen, het heerlijk feest van de vrij heid der kinderen Gods mede zouden mogen vieren. Stel u voor het aangezicht van dien Heere, die door zijn lijden tot zijn heerlijkheid is ingegaan voor wien, als hunnen rechter, Pilatus en Barabbas en de Joden reeds verschenen zijn en ook gij eenmaal verschijnen zult en vraag u af: of het heilrijk doel zijns lijdens ook aan u is vervuld, of Hij ook voor u ge leden heeft, opdat Hij u tot God zou brengen. Verhef u niet, noch boven Barabbas, noch boven Pilatus, noch boven de Joden. Uw hart is van dezelfde natuur als het hunne. En zijt ge in geen grove overtre ding gevallen, ge hebt het te danken aan de bewarende hand des Heeren. F. W. J. Wolf. 28 Maart. „De modus-vivendi". Afzonderlijke nummers 4 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Mattiieus 27 45—24. KKBKELIJK LEVE». Meermalen lazen we berichten over jaarver gaderingen, waarop de leden in grooten getale verschenen waren. We dachten dan, wat is er nog in vele kringen een groote belangstelling voor de zaken van 't koninkrijk der hemelen. In onze stad, waar we nog veel goeds hebben, ontbreekt er in dit opzicht wel iets. Er is vaak gevraagd, waaraan ligt het, en er zijn heele juiste antwoorden gegeven ook. Maar we komen er toch niet veel verder mede. Woensdag wordt de jaarvergadering van de vereeniging tot oprichten en instandhouden van Scholen met den Bijbel gehouden. Van haar gaan twee scholen uit, één in de Graven straat en één op de Heerengracht. Die scholen verrichten een gewichtigen arbeid. Zij geven aan bijna vierhonderd kinderen onderwijs. Allen kunnen weten, van welk hoog belang het is en nu zou men billijk mogen verwachten, dat de leden der vereeniging tenminste eenmaal in 'tjaar op de algemeene vergadering kwamen, doch dit is meestal niet het geval. Het is toch zoo noodig, dat de band tusschen de scholen en de ouders niet verzwakt, eer is het gewenscht, dat hij versterkt wordt. Niemand spreekt dit tegen. Allen zijn het er over eens. Volgt daaruit nu niet, dat ieder dan ook een blijk van be langstelling geve door naar de vergadering te gaan. De vergadering wordt gehouden in de con sistorie der Gasthuiskerk en er komen belang rijke zaken ter sprake. De tijdsomstandigheden maken het noodig, dat er veranderingen komen en het zou jammer zijn, wanneer slechts enkelen tegenwoordig waren om daarover te handelen. De Secretaris is bekend wegens de onder houdende wijze, waarop hij ons een overzicht weet te geven over de geschiedenis van het vorige jaar en de cijfers van den Penning meester zullen ditmaal al zeer welsprekend zijn. Reeds het feit, dat onze scholen geregeld en rustig konden doorwerken, mag ons wel tot erkentelijkheid nopen en ons stemmen tot dank aan Hem, die ons inzonderheid ook in ons ge west bjj den vrede heeft willen bewaren. Nu geven we de discussie, welke op het woord van ds. Voorhoeve van Vlissingen volgde, zooals datzelfde nummer van de Zondagsbode ons het mededeelde. Dr. Weijland staat twijfelmoedig tegenover alle pogingen van den aard, als nu door de heeren te Utrecht aan de hand zijn gedaan. H\j verwacht van wettelijke maatregelen bij deze aangelegenheid niets. Alleen is heil te ver wachten van onderlinge waardeering en het ver dragen van elkanders beginsel. Ds. Krijkamp heeft den inleider meerdere malen hooren spreken van betrekkelijke rechten. Dat wijst op fouten in de inleiding en op de nadeelen van den voorgestelde modus vivendi. Het beginsel is hierbij zoek. Het gaatoogen- schijnlijk meer om de finantien van de kerk, dan om de belijdenis. Recht hebben alleen de rechtzinnigen, de oudste bewoners van het huis, zjj, die den Christus der Schriften belijden. Evenwel zijn er door de toestanden misstanden ontstaan. De belijdenis is eeuwen oud, nimmer herzien, de toetssteen ontbreekt derhalve om te beoordeelen, wie gereformeerd zijn en wie niet. Wie met deze dingen rekening houdt, wil van uitbannen niet weten, waaraan ook spreker nimmer zou willen mee doen. Werd de modus aangenomen, dan zou men niet een doleantie voorkomen, zooals de inleider schijnt te meenen, doch een nieuwe uitlokken. Ten minste spreker zou dan niet meer in de kerk kunnen dienen. Met dezen modus komen de rechtzinnigen in het gedrang, de vrijzinnigen komen er misschien uit, doch niet op een fraaie manier. Niemand is er derhalve mee gebaat. Rechtzinnigen en vrijzinnigen recht doen is de allereerste eisch. Is dat mogelijk? Hij is bezig met de voormannen van de Con- fessioneele Vereeniging dienaangaande overleg te plegen. Ds. Talma is het met den vorigen spreker eens, dat het gaat om het beginsel. Hij is dan ook tegen de modus, omdat deze de kerk op lost. Voor hem is de kerk geen vereeniging ter kweeking van religieuse gevoelens, doch de verkondigster van den Christus- De strijd der richtingen zal eerst losbarsten, wanneer de modus aangenomen is. Ook hij zou niet meer in de kerk willen blijven van het oogenblik af, dat de kerk ophoudt een kerk te zijn. Des sprekers woorden worden met instemming be groet. De inleider constateert, dat alle drie sprekers voor een modus vivendi waren, al waren zij het niet eens met den modus, die voorgesteld is. Hij zou gewild hebben, dat men niet immer en ook nu niet alleen de bezwaren op den voorgrond geschoven had, doch dat men eens onder de oogen gezien had het historisch ge wordend, waardoor toestanden ontstaan zijn, die men niet in eens ongedaan kan maken. De voorzitter dankt den inleider voor wat hij gegeven heeft, en wijst erop dat inleiding en debat duidelijk hebben gemaakt-, dat de kerk in droeven toestand is geraakt, doordat niet allen den Christus als den Zone Gods belijden.4^ We maken enkele opmerkingen voor wie èn de rede van ds. Voorhoeve èn de daarop ge volgde bespreking kennen. Ls. Weijland is in onze provincie een man van beteekenis. Hij is lid van de Synode en vertegenwoordigt als 't ware Zeeland. Op de Synode zelve heeft hij een belangrijke plaats. Welk standpunt hij inneemt in de verwarring, welk er heerscht op de erve der Herv. kerk heeft hij duidelijk gezegd. Hij verwacht van wettelijke maatregelen niets. Van hem is er in dit opzicht niets te wachten. Als men dit woord in het kerkelijke leven zou willen ge bruiken, zou men kunnen zeggenhij is oer conservatief. Al ziet hij dat er in het samen wonen van allerlei richtingen in ééne kerk kwaad zit, dan zegt hijKom er niet aan, be proef toch niet om het weg te nemen, het mocht eens erger worden. Laat het toch maar in vredes-naam zitten, want alle pogingen, aan gewend om verbetering aan te brengen, loopen op niets uit. Waartoe zouden we ons dan druk maken Hij is moet ge denken slechts voor één ding bang, dat er eene scheuring mocht komen. Met allen wil hij goede vrienden blijven, met de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 1