Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 31e Jaargang. Vrijdag 16 Maart 1917. No. 11. UIT HET WOORD RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersO.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELEN6A, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, 0. POL, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent. UITGA YE YAN DE PBRSVERBEN1G1NG ZEEUWSCHB KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az. Middelburg. OP DEN WEG NAAR GETHSEMANÉ mattiieus '26 30—36 Indien de Heiland den weg naar Geth- semané in een diep stilzwijgen betreden had, wie zou er zich over verwonderen Immers met eiken voetstap komt Hij den vuurgloed des bittersten lijdens nader. Alle Gods baren en al de golven van zijn toorn tegen de zonde der wereld zullen over Hem heengaan en Hij ziet hoe ze op Hem aanbruischen. Alle machten der hel zullen tegen Hem losbreken en haar uiterste krachten tegen Hem inspannen. Dit weet Hij en Hij proeft hierin reeds wat in snerpende pijn en smart over Hem komen zal en toch denkt Hij aan de zijnen en spreekt»Gij zult allen aan mij geergerd worden in dezen nachtwant er is ge schreven Ik zal den herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid wor den". Met volkomen gewisheid toont Hij den loop van zijn eigen lot te kennen en het hart en leven Zijner discipelen te doorzien. »Gij zult allen aan mij geergerd worden in dezen nacht" gij allen zonder uitzon dering, gij allen, die nooit iets anders dan liefde van mij ondervonden hebt, gij mijn discipelen, gij zult in dezen nacht aan mij geergerd worden, want gij zult iets zien gebeuren dat u hinderen zal en dat geheel en al in strijd is met uw hooggestemde verwachtingen van een aardsch koninkrijk, »want er is geschreven »Ik zal den her der slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden". De Godspraak, die hier door den Heiland wordt aangehaald, leert ge Zacharias 137, waar God de Vader spreektZwaard, ontwaak tegen mijnen herder en tegen den man, die mijn medgezel is; sla dien herder, en de schapen zullen verstrooid worden". »Ik zal den herder slaan" Dit woord, zegt de goede Herder, zal thans in mij vervuld worden ik, de herder moet met het zwaard der gerechtigheid geslagen worden en gij, mijn discipelen zult dan als de schapen mijner kudde, verstrooid worden. Zoo staat er geschreven, zegt Jezus, en zoo zal het geschieden. De Heere Jezus past dus dit profetisch woord op zich zeiven toe en is levendig van het besef doordrongen, dat het de raad des Vaders is, waarnaar het zwaard der ge rechtigheid over zijn hoofd gaat en de smarten des doods over hem komen. De zwaarden en stokken waarmede men hem in Gethsemané ontmoeten zou, de geesels en doornen die in Jeruzalem zijn rug en hoofd doorwonden, de nagelen waarmede men op Golgotha zijn handen en voeten doorgraven zou, stonden Hem voor oogen. In Hem, den herder, zou het woord der profetie vervuld worden, en zoodra de herder zou geslagen en van zijn kudde afgescheurd zijn, zouden zij, zijn discipelen, zich al vluchtende verstrooien als vrees achtige schapen. Ach, wat smartelijke voorzegging, dat ze zich nog dezen nacht allen aan hun geliefden meester zouden ergeren en dan zoo verstrooid zouden worden. Ach hoe diep smartelijk een woord voor die discipelen en voor den Heere zeiven Doch om het pijnlijke in dit woord te lenigen gaat Hij voort hen verder te voor zeggen »maar nadat lk zal opgestaan zijn, zal ik u voorgaan naar Galilea". De schapen blijven niet verstrooid. De ge slagen Herder zal opstaan de banden des grafs houden Hem niet gebondenover al Zijn vijanden, ook over het geweld des doods zal Hij zegevieren; Hij zelf zal zijn schapen weder tot zich vergaderen. Uit Judea dat Hem met smaad en vloek over laadt, zal Hij hen voorgaan naar Galilea in de heerlijkheid Zijns nieuwen levens. »Nadat ik zal opgestaan zijn, zal ik u voorgaan naar Galilea". Doch wie der discipelen aan dit woord meer bijzonder hechtte; Petrus voelt zich meer getroffen door dat »gij zult allen aan mij geergerd worden in dezen nacht". Ziet waartoe hij zich verstout! Het is Jezus, die hem reeds een driemaal ver loochenen voorzegd heeft, en toch durft hij nog verklaren sal werden zij ook allen aan u geergerd, ik zal nimmermeer ge ergerd worden". Aan drievoudige zonde maakt hij zich hiermede schuldig, want hij weerspreekt het woord des Heeren, hij verheft zich boven zijn medediscipelen en hij steunt op eigen kracht. Maar Jezus, door wien allerminst, in het anders be rispelijke woord, de oprechte liefde mis kend wordt, zegt hem nogmaals wat Hij zeker weet dat geschieden zal. En nu moge de discipel door nog stouter taal zijn Herder bedroeven, als hij zegt: sal moest ik ook met u sterven, zoo zal ik u geens zins verloochenen", en nu mogen ook de anderen, die in liefdebetuiging bij Petrus niet willen achterstaan, hetzelfde beloven de Heere kent hen allen veel beter dan zij zich zelve. Zij meenen te weten wat ze al of niet doen zullen, maar zij weten het niet, door welke verzoekingen zij zul len aangevochten worden, wat kleinmoe digheid hen aangrijpen en wat vrees hun hart vervullen zal. De Heere alleen weet alle dingen. Van al wat Hem zeiven en elk zijner discipelen wedervaren zal, is Hem niets verborgen. Hij doorgrondt het hart van zijn vrienden, en evenzeer dat van zijn vijanden. Hij weet wat zijn hateren en wat zijn volge lingen doen zullen. Geen ding kan Hem tegen of buiten zijn verwachting overko men. Hij ziet en gevoelt reeds de slagen, waarmede Hij door zijn vijanden en door zijn vrienden en onder dezen niet het minst door een bijzonder geliefde geslagen wor den zal. Waarvan getuigt 's Heilands uitgang naar den Olijfberg en het gesprek dat Hij onderweg met zijn discipelen voerde an ders, dan van des Herders liefde tot zijn schapen Wat zoudt gij den vriend niet verwijten, van wien ge wist, dat hij u in den nood verlaten, dat hij u voor uw vijanden ver loochenen zou Maar de Heiland verbreekt de gemeen schap niet met zijne discipelenO neen Hij weet dat ze, bij al hun zwakheid, Hem hartelijk liefhebben. En Hij zelf heeft hen lief met oneindig grooter, met een god- lijke liefde. Hierom geeft Hij hen te ver staan, dat, wat er ook gebeuren en hoe Satan hen ook ziften zal, zij toch zijn kudde, zijn schapen zijn en blijven en Hij hun herder, die in weerwil van hun on trouw hen, nadat Hij zal zijn opgestaan, zal voorgaan naar Galilea. En wat zegt Hij hiermede anders dan»treurt niet mijne schapen, als die geen hope hebben achter 't geen aanstaande is, ligt een schoone toekomst, gij zult wel verstrooid worden, maar niet voor altijd gij zult u wel tegen uw herder bezondigen, maar Hij zal u niet begeven Hij zal opstaan Hij komt tot u weder, Hij zal u voorgaan en u weiden wordt Hij geslagen, Zijn liefde sterft daarmede niet, en ook de Herder zelf, Hij wordt u niet ontnomen". Doch niet alleen hen heeft Jezus op den weg naar Gethsemané op het oog. Hij ziet hier op al de schapen, die de Vader Hem gegeven heeftHij gaat uit om zijn leven voor zijn kudde te geven, om zijn schapen door zijn sterven juist, te ontrukken aan de macht van den verderver en hen het eeuwige leven te verwerven. Als de Overste Herder zal Hij de verstrooide schapen, en alom verspreide kinderen Gods zich tot een gemeente vergaderen door zijn Woord en bloed en Geest, tot een kudde welke Hij voorgaat en die Hem volgt naar het hemelsche vaderland. Die kudde, welke de Vader Hem gaf, om ze ten prijs van zijn bloed uit alle geslacht en taal en volk zich ten eigendom te verwerven, staat den Heiland voor oogen. Het is een gemeente, die Hij door de nauwste banden aan zich zal verbinden en die Hij, in weerwil van al hare zwakheden, voor zijn hemelschen Vader en voor de heilige engelen als de zijne belijden zal. O hoe lief heeft de Herder deze zijne kudde! Hij weet wel hoeveel zwakheid en ontrouw en zonde er altijd bij zijn schapen wezen zal en toch heeft Hij die kudde zoo lief, dat Hij thans voor haar uitgaat naar Gethsemané om straks uit te gaan naar Golgotha, beladen met zijn kruis. Lezer behoort ook gij tot Zijn kudde en zoudt ge Hem niet liefhebben, Hem niet stellen boven het uitnemendste uwer blijdschap, Hem uw leven niet toewijden en Zijn Naam verheerlijken? Ja, zoo be hoorde het te wezen. Maar zoo is het bij u niet. Gij zijt nog zoover van de volkomenheid verwijderd. Die dankbare wederliefde, die Hij waardig is, is er nog bij niemand. Maar de beginselen daarvan mogen niet ontbreken want zoo gij deze mist is de eenige Herder u nog vreemd en wat zullen we dan tot u zeggen Och, leer toch uw verlorenheid kennen in den spiegel des lijdens van Christus en schikt u tot zelfbeproevende overdenking van het heilig Evangelie des kruises. Het is door dit Evangelie en Zijnen Heiligen Geest dat de Heere verloren schapen maakt tot gevonden schapen van den goeden Herder. Behoort ook gij tot zijn kudde? Mis schien zegt ge»ik zing niet meer zooals in vorige dagen »de Heere is mijn Herder", ik gevoel de nabijheid van den Herder niet meer zooals te voren? Ach, wat is er dan gebeurd? Waart ge soms afge zworven in de wereld en hebt ge daar den Heiland verloochend Of heeft eenig gevaar, dat gij duchtet, u vervoerd tot ontrouw jegens Hem? Wat er ook ge beurd zij niet de Heiland heeft u, maar gij hebt Hem verlaten. Hij wacht op uw schuldbelijdend wederkeeren. En gij, gij hebt er immers geen vrede mede, dat uw vroegere blijdschap en vreugde is geweken Zoo dan, belijd den Heere uw zwakheid en de vrede zal u wederkeeren. Achlezershoe hebben wij allen als schapen gedwaald, aan hoeveel ontrouw ons schuldig gemaakt, hoe dikwijls den Heiland verloochend Wat hebt ge noodig dan genade Wellicht dringt straks de wereld met verzoekingen op u aan of de satan begeert u te ziften. Wie zal u staande houden? Wie zal u geven dat ge niet aan den Heiland geergerd wordt Wie zal u over de vijanden uwer ziel en de verzoekingen, waarmede zij u aanvech ten, doen zegevieren Och, wat zoudt ge steunen op eigen kracht? Wat zoudt ge met Petrus en met de overige discipelen zeggen: »ik zal", of »ik zal niet"? Zoo ge op eigen krachten steunt, zijt gereeds gevallen. Daarom volhard volstandig in het gebed, Heere Jezus, wil uw kracht in mijn zwakheid volbrengen en mij doen ervaren dat uw genade mij genoeg is. F. W. J. Wolf. Het land van Axel. Afzonderlijke nummers 4 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. KEBKKLIJK~LÊTEy. Het zal niemand bevreemden die weet, dat we daar zeven jaar gewoond en gewerkt hebben, wanneer hy bespeurt dat we daarheen nog al tijd met belangstelling bet oog wenden. Hier aan schrijve men het dan ook toe, indien we een enkele maal ons daarmede inlaten. Aanleiding er toe kreeg ik ditmaal door het lezen van wat de Poortwachter schreef in het laatste nummer van de Rijnlandsche Kerkbode. Hij had het over de statistiek, welke het be kende Handboek geeft over al wat betrekking beeft op onze predikanten en kerken en bij rekende niet, hoevele predikanten we eigenlijk te kort komen. Zonder te beoordeelen, of bet alles juist is wat hij zegt, gevoelde ik toch, dat hij heele rake dingen zeide. Ieder denkt gewoonlijk aan wat bet dichtst in de buurt is en waar hy eenige bekendheid heeft en zoo kwam ik met myn gedachten in het land van Axel. Toen de Classis van Axel in den jare 1892 voor 't eerst weer samenkwam, waren er vier predikanten in dat distriet, en weldra kreeg Zaamslag A. een nieuwen in ds. van Minnen, zoodat er vyf wareD, van welke er twee in Axel, twee in Zaamslag en één te Ter Neuzen waren. Dit waren allen nog jonge mannen in de kracht van 't leven en hadden handen vol arbeid. De gemeenten waren wel niet zoo groot, maar de leden woonden ver spreid over een wijde uitgestrektheid. Huis- en ziekenbezoek alsmede begrafenissen vroegen veel tijd om van anderen arbeid niet te spreken. Waarlijk, wie op behoorlijke wyze zijn arbeid wilde verrichten, behoefde zijn tyd niet te verwaarloozen. Die enkele gerefor meerde kerken hebben we altijd beschouwd als de voorposten op de grenzen van Rome, dat er altijd op uit is om zijn invloed te vermeerderen en onder de protestanten veld te winnen. We kunnen haar dat niet kwalijk nemen, want van haar standpunt beschouwd kan zy niet anders. Zy had mede, dat er steeds huisgezinnen uit Belgie kwamen, ook al omdat er destijds veel kapitaal stak in landerijen en bedrijven. Zoo als de Vlaamsche geest nu eenmaal was, was hy niet bevorderlijk aan zuiver belyden en on- berispelijken wandel naar onze opvatting. Reken daar nu nog by, de vele protestanten vooral op de gehuchten en dorpen, welke bet meest de Belgische grenzen naderen en men

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 1