Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 31e Jaargang. Vrijdag 2 Maart 1917. No. 9. UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Kaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. KEEN, J. D. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, D. POL, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent. UITGAYE YAN DE PERSVERBBN1G1NG ZEBUWSCBB KERKBODE. Adres van de Administratie: A. D. LITTOOIJ Az. - Middelburg. - GODS BEDOELING MET BEZOEKINGEN. Door ieder wordt in onze dagen de druk en nood der tijden gevoeld. De gemeente des Ileeren zonderde zich zelfs op een werkdag af tot een bedestond. Want wij weten het: God brengt ons in eiken nood, opdat wij gemeenschap pelijk ook uit den nood tot Hem om ver lossing zouden roepen. De meeste men- schen blijven helaas in tijden van kommer en ellende alleen en uitsluitend het oog vestigen op de t w e e d e oorzaken. Zij meenen in hun dwaasheid, dat die omstan digheden het kwaad over ons brengen, en dat wij dat maar in stilheid moeten on dergaan. Het is goed, dat wij in zulke gevallen naspeuren de tweede oorzaken. Het is ook onze plicht alle middelen te gebruiken om te verzachten of kwaad af te weren. God legde in de middelen die kracht en 't is den mensch gegeven die krachten te ont dekken, maar dan ook zijn roeping die te gebruiken. Evenwel, met erkenning van de beteekenis der tweede oorzaken, mogen wij nimmer de Eerste Oorzaak voorbijloopen. Wij gelooven met het hart en belijden met den mond, dat onze God en Vader in de hemelen alle dingen alzoo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en ar moede, en a 1 le dingen niet bij geval, maar van Zijne Vaderlijke hand ons toe komen. Alle dingen, dus ookhet gebrek aan levensmiddelen, brandstof; de benau wing, die door naburige groote mogend heden over ons land en volk gebracht wordt. Als ten gevolge van stopzetten van den in- en uitvoer over zee gebrek aan voedsel dreigt, als door gebrek aan grondstoffen straks op menige fabriek werkloosheid komt, dan moeten wij niet naar bene den blijven staren om op de tweede oor zaken louter de schuld te werpen, maar dan moeten wij oog en hart omhoog heffen, tot Hem, die alle dingen regeert en buiten Wiens voorzienig bestel geen haar onzes hoofds kan worden gekrenkt. Is er een kwaad in de stad, hetwelk de Heere niet werkt? God heeft ;over ons land en volk ge bracht al den tegenwoordigen nood, waarin wij verkeeren. Op God moeten daarom onze oogen zich richten. Hij brengt den honger over een land, ja over heel de wereld, zoo 't Hem behaagt. Tegenover bezoekingen als ons heden ten dage treffen, staat een kind Gods heel anders dan een kind der wereld. Alle dergelijke dingen behooren tot het lijden in dit jammerdal, dat vol van raad selen blijft voor ieder menschenkind dat buiten Gods Woord om met peinzen en naspeuren tot eene verklaring zoekt te geraken. De Schrift is ook hier de lamp voor onzen voet. Temidden van de duisternissen van 't aardsch bestaan s c h ij n t het pro fetische woord als een helder licht, waarop wij acht hebben te geven. Gods Woord ontraadselt voor zoover dat mogelijk is voor ons de moeilijkste problemen. En met het licht, dat de Schrift ontsteekt, moeten wij op ons levenspad winste doen om vredig en getroost te kunnen leven, om Gode altoos de eere te kunnen geven, die Hem toekomt. Bezoekingen Gods zijn een genade-arbeid aan u ten koste gelegd, zoo leert het getuigenis, dat eeuwig zeker is. Bepeins maar eens Amos' profetisch woord, aan het Israël van zijn dagen ge bracht, dat hierboven afgedrukt staat. Het spreekt duidelijk genoeg. De ossenherder van Thekoa had 's Ileeren oordeelen verkondigd aan Israël, dat God den rug toekeerde. De oordeelen waren ook gekomen. Maar te vergeefs Het volk bleef op doolpaden wandelen en verkoos niet tot den Heere terug te keeren. Eén van die oordeelen was een honger, gezonden in het land maar ook al was er geen spijze te eten en bleven de tanden rein omdat er niet te kauwen viel, Israël bleef voortgaan op zijn zondepad. En die honger was het gevolg van een langdurige droogte, die de Heere onder Israël bracht. De vroege en spade regen, voor vruchtbaar heid des velds zoo gewenscht, bleven uit. Men kon wel bevroeden, waarom dat zoo geschiedde maar ook al geschiedde dat kennelijk door 's Heeren hand, men wentelde zijn smart en zorgen niet op Hem, den goedertierenen Verbonds-God. Ongetwijfeld, Gods hand was in het leed, dat toen over Israël kwam, en Zijn hand is in alle bezoekingen, zware of geringe, die zijn kinderen op aarde overkomen. Hij is als de pottenbakker, die het leem kneedt tot een sierlijk vat, en dan met de pen groeven maakt in de klei om ze te fatsoeneeren naar zijn welgevallen. Groote of kleine ongevallen, ze staan nooit buiten Gods bestel. Wij zijn in Gods hand, en Gods hand is in al wat ons wedervaart. Het is geen toeval, geen blind noodlot, geen natuurnoodwendigheid, die ons dagelijksch leven afbakenen evenmin brengen de duivelen allerlei kwaad over ons, want indien ze al de hand mogen hebben in sommige verdervende invloeden (gelijk ons Gods Woord leert), zij kunnen zich toch nooit roeren of bewegen zonder den wil des Almachtige. Dus van elke teleurstelling moet beleden De Heere doet het. Hij bezoekt ons dan. Deels in zijn gramschap over onze zonde, maar deels ook in liefde tot ons, om ons te behouden, te beteren, tot bekeering te leiden. Elke bezoeking heeft hare wijze bedoeling. Een klein kwaad, dat ons overkomt, wordt soms middel om veel grooter kwaad, dat anders over ons komen zou, te weren. Wij, kortzichtige creaturen, klagen soms al spoedig over klein-leed, dat ons genaakte. En dat kleine leed brengt ons tot buigen der knieën voor God, terwijl wij 't anders zouden nagelaten hebben. Hoe was er reden God te danken voor de bezoeking, waarmee Hij ons tegemoet trad. Door enkel voorspoed raakt ge zoo licht van God vervreemd, wordt het leven een gedachteloos genieten van weldaden, als hadden wij recht op zoo iets. Wil God de Heere u nu voor onver schilligheid, voor af zwerving, voor zelfge noegzaamheid bewaren, dan zendt Hij u die bezoekingen. De vraag is maar Merkt gij er nu Z ij n hand in Dan komt 't bij u tot bekeering. Dan werpt de kastijding een gezegende vrucht af voor tijd en eeuwigheid. Elk leed werpt eens af een eeuwige vrucht der heerlijkheid, als Gods hand er ootmoedig in werd er kend. Om de heerlijkheid, die ons zal geopenbaard worden moeten wij het lijden dezes tegenwoordigen tijds dan ook ge duldig en dankbaar dragen. Om de vreugde, dat zij straks een kind aan haren boezem mag drukken, draagt de moeder de bange barenssmarten met lijdzaamheid en in stilheid. Om het genadeloon, dat ons wacht, kunnen wij ook de bezoekingen geduldig dragen. Daar wordt in sommiger leven soms een diepe insnijding gemaakt door den Heere; maar het was niet Zijn lust om te wonden, maar arbeid der genade om te vormen voor Zijn hemelsch Koninkrijk. Bezoekingen komen over ons, opdat wij ons zouden bekeeren. Hetzij bekeeren in den zin vanSatan, de wereld en zonde vaarwel zeggen en ons keeren tot Godhetzij bekeeren in den zin vandagelijks meer onze oude natuur dooden en afsterven aan onze zondige neigingen en hebbelijkheden. De Heere wacht op onze bekeering als op een antwoord, dat volgen moet op de vraag, die Hij ons deed in de be zoeking »Wilt gij uwen weg wentelen op Mij en op Mij alleen vertrouwen?" Soms lang wacht de Heere, want Hij is lankmoedig en verdraagzaam. »Veracht gij den rijkdom zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekeering leidt zoo vraagt ons Paulus in Romeinen 2 4. Doch stelt uwe bekeering niet uit. Laat de Heere niet te lang wachten op uw antwoord, want dan komt Hij met ver zwaring van zijn oordeel. Gelijk in Amos' dagen straks ook zwaardere oor deelen over Israël kwamen, omdat het zich niet bekeerd had. »Nochtans hebt giju niet be keerd tot Mij", spreekt de Heere. In die woorden ligt een klacht, dat Zijne liefde werd versmaad, Zijne genade- arbeid miskend, Zijne lankmoedigheid werd getard. Daarin ligt ook een v e r w ij tWant Gods volk weet uitnemend wel, dat de smarten hen nader tot God moeten bren gen. Daarin ligt ook nog een dringende roepstem Zoo gij u n g bekeert,zal Ik u genadig zijn, want de Heere heeft er een welgevallen in barmhartigheid te kun nen bewijzen. Door elke bezoeking roept de Heere ons opnieuw tot bekeering. En Hij, die tot bekeering roept, eischt nooit iets van ons of Hij wil het ons ook gaarne geven. Daarom is te veroordeelen alle ij delheid daarom is verfoeilijk dat zeggen»Ik kan mezelven toch niet bekeeren". De Heere hoort het gebed om bekeeringen nog nimmer wees Hij het af. Geen enkele bezoeking, hoe klein ook, mag ons onverschillig of lauw laten. Veeleer hebben wij opmerkzaam na te speuren Zou de Heere ook daarin iets tot ons te zeggen hebben Ook al kunt gij Gods leiding niet vat ten, dat zij u verootmoedig e. Eens komt de dag, waarop u 't klaar zal wor den, welk verband er lag tusschen die bezoeking en uwe zondige neigingen. De Heere heeft er altoos Z ij n e bedoe lingen mee. 't Is nooit bij ongeluk, dat Hij ons treft't is altijd met voorbedachten rade. Hij legt aan op een tevoren gekozen doel. Dat de Heere 't dan bij ons bereiken moge, want dat zal zijn tot onze zaligheid. En wordt dat doel gemist, omdat wij ons hart verharden tegen Zijne roepstem men in, dan wordt 't tot verzwaring van 't oordeel over ons. Dat nooit over onze hoofden als eind vonnis klinke: nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij. Dan is 't onherroepelijk. Nu is het nog het heden der genade. Dat de genadearbeid des Heeren dan niet tevergeefs aan ons worde besteed. »Is ons zielverdervend eigen Nog zoo dikwerf ongezind Om zich naar Uw wil te neigen, Waar ons hart slechts rust in vindt, Werp die trotschheid dan, oHeer! Door Uw Geest in ons ter neer!" Kerkhof. KERKELIJK LDTKS. Psychologie en Catechese. Afzonderlijke nummers 4 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 80 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Daarom lieb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uwe steden en gebrek van brood in al uwe plaatsen, nochtans hebt gij n niet bekeerd tot Mij, spreekt de Heere. Amos 4 6. Ia het laatste deel wordt aangewezen, waarin de Psychologie de catechese van dienst kan z\jn. Allereerst wordt duidelijk gemaakt op wel ken leeftijd de kinderen op de catechesatie moeten komen en hoe lang zij dit onderwijs moeten genieten. De Professor oordeelt, dat de kinderen op hun tiende jaar moeten beginnen en tot hun twintigste jaar ongeveer moeten blijven. H\j geeft de gronden aaD, waarop dit zijn gevoelen rust. Dit was wel noodig, omdat de Gereformeerden vroeger algemeen van ge dachten waren, dat de gedoopte leden eerder belijdenis des geloofs moesten afleggen. Wjj kunnen ons wel vinden in z\jn voorstelling. Ook geeft de Psychologie aan, hoe de cate- chesaties ingedeeld moeten worden. Over 't algemeen is de praetijk wel in overeenstem ming met wat hfj ons hier voorhoudt. De een houdt zich strenger aan een bepaalden regel dan een ander en de omstandigheden nopen dikwerf, om uitzonderingen te maken. Doch denkelijk zal, wat hier staat, bij niemand over wegend bezwaar ontmoeten. De Psychologie maakt het ons verder moge lijk om een nadere bepaling van het doel der catechese te maken, waaruit dan weer voort vloeit, dat we den aard van het onderwijs dui delijk kunnen aangeven. Hier jaagt de Profes sor op zijn beurt ook even op de driebekende kleine vossen het Intellectualisme, het Mora lisme en het Mysticisme en weet heel goed, dat hij ze ook nog niet onschadelijk maken zal. Maar we twijfelen niet, of ook wat h\j op deze bladzijde neerschreef, zal goed werken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 1