FEUILLETON.
Een vriendelijke vraag;
Terechtgebracht,
Christian Science.
PIETER MELIS, f
een vriendelijk en scherp oog van een moeder
ontbroken heeft. Maar dan was het te laat
om goed te maken, wat er verwaarloosd was.
Eveneens is gewichtig, wat de rede geeft
over den godsdienst in de jeugd, en we oor-
deelen, dat dit gedeelte zeer juist is. Goed
zal het zijn, dat het niet alleen gelezen maar
behartigd wordt. We laten een gedeelte vol
gen ,Het verzelfstandigingsproces komt tot
volle ontwikkeling in den jongelingsleeftijd,
waarin de Christelijke persoonlijkheid zich
vormt en de mensch gewoonlijk religieus den
weg inslaat, dien hij zijn leven lang bewandelt.
De jonge mensch gaat uit de periode van naï
viteit in die van zelfstandigheid over. Nu hy
begint te niet te doen 't geen eens kinds is,
leert hij de geestelijke dingen verstaan en het
verband der waarheden vatten. Het egoïs
tische van de kinderreligie maakt plaats voor
het theocentrische, de joDgeling leert inzien,
dat God het doel des levens moet zijn en de
verheerlijking Gods gezocht moet worden in
gemeenschap met allen, die voor God buigen
hij zoekt de plaats die hij in het geheel van
de Christelijke kerk moet innemen en ijvert
vaak met al te grooten ijver, om in zijn kring
de Christelijke ideeën te realiseeren. Hij tracht
tot bewustzijn te komen van de verhouding,
waarin hij persoonlijk tot Christus staat.
Dat zelfstandig worden op religieuse en
tegelijk dit assimileeren van het bestaande en
zich invoegen in het geheel der gemeente van
Christus geschiedt in den vorm van een proces,
dat is, niet zonder strijd. Hoewel ook in deze
periode het religieuse leven moeilijk ondereen
formule is saam te vatten, en met één woord
te qualiliceeren, kan toch veilig gezegd worden,
dat het voor velen is een storm- en drang
periode, een tijd van hevige gisting, van twij
fel en zielsbekommernissen, van vragen en nog
eens vragen zonder het antwoord te vinden,
een hevige fluctuatie in het religieuse aandoe-
ningsleven. Sommigen kunnen moeilijk dog
mata aanvaarden als de autoriteit der H. Schrift,
de praedestinatie, de Godheid van Christus,
enkelen twijfelen zelfs aan het bestaan van
God en de onsterfelijkheid der ziel- Yelen
wankelen en zijn onbeslist, wanneer zij zich
afvragen of het levend geloof in het hart wordt
gevonden. Door het lezen van onchristelijke
lectuur en het in aanraking komen met mo
derne denkbeelden en de theoriën van de so
ciaal-democratie geraakt menig zoon van chris-
telijken huize een tijdlang op een dwaalspoor.
Christelijke omgeving en gezonde geestelijke
leiding zijn dan van groote beteekenis en kun
nen aberratie voorkomen. Het bestier van een
ervaren en kundig zieleherder ondervangt veel
bezwaren.
Bjj sommigen is er een diep gevoel van zonde
vooral wanneer b.v. sexueele afdwalingen be
schouwd worden by het licht van Gods heilige
wet. Menig jongeling vreest, dat hij de zonde
tegen den B. Geest heeft bedreven. Hy gevoelt
schuld over de onvolkomenheid aan eigen werk,
over de ontrouw tegen God, en schaamt zich,
dat hy niet in gezelschap van ar.deren voor
den Heere heeft durven uitkomen. Vandaar dat
het soms komt tot zielsangst, gewetenspijn,
een verteerd worden door vrees voor den dood
en het oordeel*.
Zeer waardeeren we, wat ons in het tweede
depl geschonken werd.
(Wordt vervolgd).
Aan ons werd een vriendelijke vraag gedaan,
waarop we gaarne een antwoord geven, hoewel
we vreezen, dat het niet geheel bevredigen zal.
De vraag is zoo gesteld, dat er liefst een zeer
beslist antwoord op tegemoet gezien wordt en
we zien geen kans om dit te geven. Allicht
trekt deze of gene er het besluit uit de er
varing heeft ons dit geleerd dat we geen
enkele van de beide meeningen willen verwerpen
om redenen, welke met de zaak niets te maken
hebben. Er zyn nu eenmaal lieden, die spoedig
met hun oordeel klaar zyn en ter goeder trouw
denken, dat het zoo en niet anders is. Tot
hen behooren we nu eenmaal niet en blijven
gedachtig, dat er aan elke zaak haast altyd
twee kanten zyn. Licht men een vat aan een
oor op, dan hangt het meestal scheef en we
Een verhaal nit het volksleven onzer dagen
door
ANTHONIA MARGARETHA.
25)
„Ah zoo! 't Is nog al een gulle bekentenis
van u, dat moet ik zeggen. Ik herinner my
nog zeer goed dat de spreker my vertelde,
van die preek bizondere studie te hebben ge
maakt, en dat hy ze met veel opgewektheid
hier heeft uitgesproken, 't Zou hem dus tot
verootmoediging kunnen dienen, indien hy
hoorde dat er iemand onder zyn gehoor was
geweest die byna den geheelen avond met zyn
gedachten elders vertoefd had. Er is dus ook
dien avond weer een deel des zaads by den
weg gevallen. En toch heeft Jezus zoo ernstig
gewaarschuwd wie ooren heeft om te hooren,
die hooreHoe is het anders mogelijk, dat
gy, die over 't algemeen nog al een goed in
zicht hebt in de dingen van het Koninkrijk
Gods, niets voelt voor de noodzakelijkheid van
het Christelijk onderwijs
„Als de onderwijzer van de Openbare School
nu een in 't oog vallend goddeloos mensch was,
of een vloeker of zoo iets, maar hy is een
hoogst fatsoenlijk man, die zelf den Bijbel niet
eens heelemaal verwerpt
zien niet in, dat dit gewenscht is. Doch ge
noeg ter inleiding en daarom volgt nu, wat
men ons schreef.
Hooggeachte Redacteur.
Gaarne een plaatsje voor onderstaand, en nog
dankbaarder voor het gewaardeerde antwoord
van TJEerw. er op.
God doet ons Zijne oordeelen op zéér ver
schillende wijzen thans in 't bijzonder ouder
vinden. Om hier over uit te wijden is voor
zeker niet noodig, want het is te hopen dat
we ze opmerken. De zéér strenge winter die
de Heere ons de vorige weken toeschikte, was
vooral in deze omstandigheden van zoovele
ellenden en ontberingen drukkend zwaar. Moet
door den oorlogstoestand, deze winter (in deze
omstandigheden) mede als een oordeel Gods
beschouwd worden omdat het volk, óók van het
volk des Ileeren, helaas nog maar in verdwa
zing en lichtzinnigheid blijft voortleven
Zie, geachte redactie, hierop zou ik zeer
graag van U in onze Kerkbode eens een toe
lichting ontvangen.
De meeningen loopen hierover uiteen onder
de mannen-broeders, die mede onze Christus
belijders zyn.
En daarom zal een nadere verklaring velen
in 't land van Axel in 't bijzonder, hoogst aan
genaam zyn.
By voorbaat reeds dank natuurlijk voor het
gewaardeerd oordeel.
Met broedergroete,
D. II. Littooij Az.,
Terneuzen.
De vraag, welke gedaan wordt, is duidelijk.
We zeggen allereerst: een winter als we nu
gehad hebben is op zich zelf geen oordeel,
maar een weldaad. De heerschappij, welke de
strenge koude oefende, openbaart ons Gods
grootheid. Met den psalmist zingen we„Hy
zendt Zyn bevel op aarde, Zyn woord loopt
zeer snel, Hy geeft sneeuw als wol, Hy strooit
den rym als asch, Hy werpt Zyn iis henen als
stukken, wie zou bestaan voor Zyn koude
Hy zendt Zyn woord en doet ze smelten, Hy
doet Zyn wind waaien en de wateren vloeien
henen*.
Die ijsvloeren, waarover zware vrachten gaan,
die sneeuw, welke als een wit laken velden en
akkers dekt, verkondigen ons Gods macht, die
op Zyn wenk de wateren doet stollen, zoodat
ze als aan boeien liggen en zich niet bewegen
kunnen. Heel de natuur dwingt Hy tot rust
en het schynt wel, alsof al het leven verstor
ven is.
Welk een schoonheid is er in die vlokken,
die smetteloos blank uit de wolken vallen,
welk een bekoring gaat er uit, van de bloemen,
welke de vorst op de ruiten toovert, welk een
wonderlijke aantrekkelijkheid ligt er in de ijs
kristallen. En goed is zulk een winter. Vraag
het maar eens aan onze landbouwers en zy
zullen het u verhalen. Hoevele schadelijke
kiemen van onkruid, hoevele vernielende in
secten worden er gedood en hoe gezond wordt
de bodem er door. De scherpe oostenwind,
welke het bloed naar de wangen drijft, maakt
het lichamelijk leven van den mensch krach
tig en zuivert de lucht van vele onreine be-
standdeelen. Daarbij drijft de koude ons naar
den huiselyken haard en verhoogt de gezellig
heid en sterkt den band van het familieleven.
Meer behoef ik er niet van te zeggen, want
we zyn het hierover allen eens. Ieder weet
voordeelen op te sommen, welke de winter
brengt. Daarover gaat het dan ook niet. Maar
of we in dezen winter onder deze omstandig
heden ook een oordeel te zien hebben. We
geven toe, dat de vorst ditmaal ongelegen
kwam met het oog op de duurte van alle le
vensmiddelen en de schaarschte der braudstof-
fen. Er is in sommige gezinnen koude geleden
en velen moesten zich beperken in het stoken.
In zoover was het een levende herinnering aan
onze afhankelijkheid en een druk welke op het
leven gelegd werd. Duidelijk werd het voor
ieder, dat wat op zich zelf een weldaad is,
veranderen kan in een moeilijkheid. Er werd
dan ook algemeen uitgezien naar dooi en schier
allen waren blijde, dat de temperatuur rees.
Met vreugde zagen we de vorst vertrekken,
want het was ditmaal een verademing. Maar
we mogen niet zoo spoedig spreken van een
„Dat doet er niets toe, al las hy zelfs drie
maal per dag hardop uit den Bijbel voor in
zyn gezinal bad en dankte hy hardop, dan
mocht hy zulks toch in de school nooit doen.*
„Ik wil maar zeggen, dominé, dat zoo'n on
derwijzer dan toch nooit een nadeeligen in
vloed op zyn leerlingen uit zou kuunen oefenen.*
„Dat zou hy toch
„Dat zou u my eerst eens moeten bewijzen
„Oogenblikkelyk, zoo je wiltde kinderen
zouden denken meester gelooft wel aan God,
maar meester wil het voor ons niet weten
zy zouden dus ook leeren hun geloof te be
dekken en geheim te houden.*
„Nu, ja
„Kent gij vele oprechte Christenen, die met
lart en ziel de Sfaatsschool dienen Kent gij
er vele, of één of geen één
„Ja, oprechte Christenen, nu eischt gij zoo
veel!*
„Durft gy aan iemand anders uw kind toe
vertrouwen, zooveel jaren achtereen? Ik niet!"
Volders zocht naar een antwoordmaar wist
zoo gauw niet wat te zeggen. Het gesprek ver
veelde hem hy gevoelde goed dat hy niet tegen
domine opgewassen was. Om dus een eind aan
't gesprek te krygen trok hy zyn beurs uit den
zak en zeide, als om alles weer goed te maken
„Er ligt natuurlijk veel goeds in de zaak die
u voorstaat. Ik heb ook niet bedoeld dat ik er my
heelemaal aan onttrekken wil. Ik wil er ook
graag iets aan geven, al was 't alleen maar om
uwentwille. Een gift in eens te storten voor
een goede zaak, is nog heel iets anders, dan
vrijwillig zes of zeven jaar aan een stuk, iedere
oordeel, al is het, dat deze of gene hinder on
dervindt of schade lijdt. Iu dit geval zien we
voorbij, den grooten zegen, welke zulk een
winter voor heel de natuur, voor plant, dier
en mensch brengt. Het is niet de vraag, of de
koude ons aangenaam is, maar welk licht God
iu Zyn woord daarover geeft.
Vergelijk eens met elkander de bloedige
worsteling der volken en dezen winter en men
gevoelt aanstonds het groote verschil. De
eerste zegt ons, dat God een twist heeft met
de volken en dat Hy Zyn heilig ongenoegen
daarin openbaart over de zonden der menschen-
kinderen. Deze oorlog is een bitter geneesmiddel,
dat Hy de volken toedient, een harde kastij
ding voor de ongehoorzaamheid aan Zyn hei
lige wet, een vreeselijk oordeel, dat Hij in Zyn
hoog en wys bestel toezendt, omdat aanzien
lijken en geringen Zyn woord hebben ver
worpen, maar de strenge vorst is allereerst een
bewys, dat Hy het leven van alle schepselen
sterken en bekrachtigen wil. De bedoeling is
hier een geheel andere en daarom zouden we
niet gaarne beweren, dat deze winter een oor
deel was. Het lag niet aan hem, maar zooals
terecht opgemerkt werd, aan de omstandig
heden, dat hy velen ongelegen kwam.
Bouma.
(Slot).
Toch houdt het Sciëntisme er een „Onze
Vader* op na, maar waarvan de inhoud niet
anders is dan eene carricatuur van het aller-
volmaakste gebed, dat de Heere Jezus zynen
discipelen geleerd heeft.
Naar eene Duitsche vertaling, welke ik voor
mjj heb liggen, luidt de aanvang ervan aldus
„Onze Vader en Moeder God, „allharmonisch*,
Aanbiddenswaardige, Uw ryk is gekomen. Het
goede is alom tegenwoordig en almachtig.
Bekwaam ons te weten, dat zoowel in den hemel
als op aarde God alles in allen is. Geef ons
heden genade, verzadig onze hongerige neigin
gen en gevoelens, enz.
Nogmaals vragen we by het lezen van deze
woordenHoe durft Christian Science, dat
steenen voor brood geeft, zichzelve nog chris
telijk te noemen, waar het zelfs van Christus
gebed ons geleerd niet anders dan een spot
beeld heeft gemaakt
Christian Science heeft dan ook niets te
maken met genezing op het gebed, zooals som
migen ten onrechte wel eens denken. God
vruchtige bidders zyn de Scientisten niet. Door
hun wysgeerig stelsel wordt het gebed des
harten verdord en worden de zielsverzuchtingen
gesmoord.
De zoogenaamde genezingen omgeven deze
beweging op religieus gebied met pen de aan
dacht trekkende stralenkrans, maar gelijk we
reeds in een onzer vorige artikelen aantoonden,
dienen die genezingen (wat een Scientist er
ook van moge beweren) tot zeer geringe pro-
portiën te worden teruggebracht, en dan zeer
waarschijnlijk aan psychologische motieven te
worden toegeschreven. Christian Science be
hoeft ook niet te beweren, dat de afwezigheid
van genezingswonderen een armoede is van het
tegenwoordige Christendom. Onze verheerlijkte
Middelaar in de hemelen heeft in de eerste
eeuw die krachten der gezondmakingen aan
Zyne gemeente op aarde verleend, opdat de
apostelen en opzieners in het midden der lij
dende menschheid des tyds de macht en groot
heid zouden openbaren van hun Koning en
Heere in de hemelen. Zy moesten toen hun
leer, het Evangelie van den Gekruisigden en
Verrezenen Heiland, met teekenen en wonderen
bezegelen. Maar sinds de wonderdadige wer
king des Geestes in de wereld der volkeren
algemeen was geworden, heeft het Christus be
haagd zonder zulke wonderteekenen Zyn ver
lossende macht te openbaren. Niet om de
verlossing naar het lichaam, maar om de ver
lossing naar de ziele moest het de menschen-
kinderen in alle eeuwen allereerst te doen zyn.
En dat zou niet het geval geweest zyn, zoo de
Kerk van Christus op aarde het aureool van
genezingswonderen alle eeuwen door ware
blijven dragen.
Wy gelooven dan ook niet, dat Christian
Science een betrekkelijk recht heeft om tegen
week byna eens zooveel aan schoolgeld uit te
keeren dan strikt noodzakelijk is."
Volders stak de hand uit om een zilverstuk
op de schaal te werpen, die hem reeds toege
reikt werd door dominé's begeleider.
Doch de predikant trad tusschenbeide en zei
op koelen toon
„Dank u, Volders, ik wensch die gift niet in
ontvangst te nemen.
„Hoe nu, is 't soms niet genoeg klonk het
min of meer scherp.
„Dat zult ge zelf het beste weten, daarover
oordeel ik niet. 't Is niet, wyl de gave te ge
ring is, dat ik haar niet wil aanvaarden. Heeft
niet de Christus zelf eens aangetoond dat twee
kleine penningen voor Hem meer waarde kunnen
hebben dan groote sommen gelds Het komt
er niet op aan hoeveel wy geven, maar wel
't hoeveelste gedeelte van ons eigendom wy geven
en ook waarom wy het geven. Gy geeft, zooals
gy zelf zegt, grootendeels om mijnentwille ge
denkt in uw hart't is dominé zelf, ik wil hem
niet beleedigen door hem onverrichter zake voor
bij te zendenIs het niet zoo
„Ik kan 't niet heelemaal ontkennen
„Nu, zoo heeft uw gave voor God niet de
minste waarde. Even goed, beter nog, zoudt
gy niets kunnen geven. Indien gy dacht't Is
de Heere, die my dagelijks voedt en kleedt,
die my en de mynen de gezondheid en het
leven schenkt, die my kracht tot den arbeid
geeft, die my meer laat verdienen dan ik strikt
noodig heb. Waar brood en water alleen vol
doende zou zyn om my in 't leven te behouden
daar schenkt H\j my, behalve meerder voedsel,
de Christelijke kerk met een aanklacht op te
treden, dat zy geen genezingswonderen meer
toonen kan in onze dagen.
Elke ketter heeft zyn letter, zegt een bekend
spreekwoord. Er komt ook geen sectarische
beweging op, of ze legt wel eens nadruk op
eene waarheid, die door de groote massa wordt
uit het oog verloren. Zoo heeft ook Christian
Science eene betrekkelijke verdienste. Ze heeft
weer eens op den voorgrond gebracht eene ge
dachte, die allicht te veel op den achtergroud
gedrongen wasnamelijk dezeGod is goed.
We stemmen in met de woorden van Dr.
Gerritsen„Terecht is deze waarheid door
Science geaccentueerd. My is geen geestes
richting bekend, welke met zooveel kracht en
consequentie deze waarheid handhaaft als
Science. Het is hare eere*. Maar verder gaan
we met dezen schrijver van Contra niet mee.
Doch de vraag isIs dat nu een element
dat in de Christelijke religie wordt gemist?
En ons antwoord is ten stelligste: Neen!
Wat er goeds te vinden is in Christian Science,
dat is ontleend aan de Christelijke religie.
En de troost en vrede, die het Evangelie
van onzen Heere Jezus Christus aan ons, arme
en schuldige en ellendige zondaren biedt, ont
houdt Christian Science haren aanhangers.
Het zyn dan ook slechts oppervlakkige Schrift-
kenners, die zich door zulk een dwaalleer kun
nen laten verleiden. Vrede des harten genieten
zy bij deze troostelooze leer geenszins.
Daartegenover mogen wy als ware Christge-
loovigen van harte belijden, dat onze eenige
troost in leven en sterven beide is, dat wy met
lyf en ziele niet ons, maar onzes getrouwen
Zaligmakers Jezus Christus eigen zyn, die met
Zyn dierbaar bloed voor alle onze zonden vol-
komelyk betaald en ons uit alle heerschappij
des duivels verlost heeft, en alzoo bewaart,
dat zonder den wil onzes hemelschen Vaders
geen haar van ons hoofd vallen kan ja ook,
dat ons alle dingen tot onze zaligheid dienen
moeten, waarom Hy ous ook door Zijnen Hei
ligen Geest van het eeuwige leven verzekert
en Hem voortaan te leven van harte willig en
bereid maakt. Kerkhof.
ras::
J1. Vrijdag 16 dezer ging de heer Pieter
Melis in den vroegen morgen de eeuwige ruste
iu, op 81-jarigen leeftijd.
Deze broeder is te Serooskerke (W.) voor
het kerkelijk leven aldaar een man van betee
kenis geweest. De reformatie van 1887 heeft
hij niet alleen meegemaakt, maar ook geleid.
Niet overal ging deze reformatie gepaard met-
stryd en woeling zulks was wel het geval te
Serooskerke, waarom dan ook in zyn jongste
werk „de Doleantie* ds. Rullmann op Seroos-
kerke^en het daar gebeurde de aandacht ves
tigt en het aan de vergetelheid ontrukt.
Alleen reeds de mededeeling, dat Pieter
Melis toen president-kerkvoogd was, volstaat,
om te doen inzien, dat in het toen gebeurde
hy een belangrijk aandeel had.
Toen in die dagen trouw aan het beginsel,
gebondenheid aan Gods Woord en handhaving
van het recht te staan kwam op het ondergaan
van allerlei beleediging en smaad toen zelfs
van de zyde dergenen, die den burger behoo
ren te beschermen onrecht en geweldpleging
oogluikend werden toegelaten toen de niets
ontziende tegenpartij, meenend dat tegenover
zulken alles geoorloofd was, hen zelfs belem
merde in hun vrijheid van beweging en liever
aan den hongerdood scheen te willen overge
ven dan menschelyk te handelen, toen heeft
Pieter Melis dat alles gedragen en ondervonden,
veel moeite en werk verricht en door zyn vast
heid van beginsel, zyn kloeke houding, zyn
trouw en toewijding aan de hem toevertrouwde
zaak velen een voorbeeld gegeven, velen be
moedigd en gesterkt, en al moest hy met de
zynen voor de overmacht bezwijken hij heeft
het recht gehandhaafd en dat is zyn eere ge
weest, waarom hij onder de trouwe belijders
steeds geëerd is gebleven.
Hy stond aan de spits dergenen, die Chris
tus als Koning der kerk wilden eeren. En
hoewel het doen overeenkomstig dien wil hem
veel smaad en hoon bezorgde hy hield stand.
Hy had in niet geringe mate den moed, om
nog huisvesting en kleeding en talloos vele wel
daden en zegeningen bovendien. Met dankbaar-
leid. wil ik dus elke gelegenheid aangrijpen
om iets af te staan (van 'fc geen my eerst geschon
ken werd) wat dienst kan doen ter verheerlijking
en tot verbreiding van den nooit volprezen Naam
van Hem, van Wien alle goede gaven komen
„Houd op, dominé, 'k geef dadelijk toe, zoo
moest een mensch er meer onder gesteld zyn
Maar gelooft u werkelijk, dat de Christelijke
school onmisbaar is, waar het geldt de verheer
lijking Gods en de uitbreiding van Zijn
Koninkrijk
„Zeker, geloof ik datdaar twijfel ik zelfs
geen oogenblik aaneven zoo goed als 't bjj
my vast staat, dat Christelijk onderwijs voor u
onmisbaar is om uw doopsbelofte na te komen.
Gy hebt beloofd, uwe kinderen in de Christe
lijke leer te onderwijzen of te doen en te helpen
onderwijzen. Indien gij nu het verband dat er
zyn moet tusschen school en huisgezin wel iu
iet oog houdt, is het voor u een onmogelijke
zaak uw kind naar de Staatsschool te zenden
en dan tegelijkertijd te doen wat gij by den Doop
beloofd hebt."
„Maar, dominé!"
„Zeker, 't is zoo als ik zeg. De School is de
voortzetting van het buisgezin. Tehuis zult gy
u w kinderen opvoeden in de vreeze des Heeren,
gij zult ze leeren huDne knieën te buigen voor
God Almachtig en te zwichten voor Zyn Woord,
Goed! Nu wordt het schooltijd en ge zendt uw
kind naar school. Wat hoort het daar? Daar
hoort het
„Daar hoort het niets, maar daar leert het.