Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 31e Jaargang. Vrijdag 9 Februari 1917. No. 6. UIT HET WOÖI1D. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers: 0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. ENOE, D. POL, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan liuis per half jaar 80 cent. UITGAYE VAN DE PERSVBRBBNIGING ZBBUWSCHE KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. LITTOOU Az. Middelburg. HET OPPERCOMMANDO. Zeer dikwijls spreekt de bijbel over dat scherpe, harde, onverbiddelijke wapen, dat we in bovenstaand woord zien llikkeren, over het zwaard. Soms wordt er in goedkeurenden zin melding van gemaakt, soms in veroordeelenden zin. Soms als de macht, die gerechtigheid oefent en soms als de macht, die het onrecht tot zegepraal brengt; maar altijd, in dienst van den hemel of van de hel, vertegenwoordigt het zwaard de macht, de onweerstaanbare bloedige macht, die doorzet met geweld en zonder barmhartigheid. En, nu half de wereld zucht onder de wreede werking van dat zwaard en dit reeds zoo lang en immer banger woeden bleef en het al meer dreigt, wat tot heden verschoond werd, is actueeler dan ooit, wat o. a. Jeremia 47 G en 7 ons leert aangaande dat zwaarddat het n.l. luistert onvoorwaardelijk, naar het be vel van den Heer der heeren en dat bij Hem het allerhoogste commando erover berust. De Heere schrijft de geschiedenis der menschen en der volkeren. Zijn raadslag gaat over alles en bepaalde wat met u en met mij, met ons volk en met heel de wereld gebeuren zal. Zijn Woord verzekert het ons. In dat Woord lezen we wel niet alles, w a t er zoo al besloten is in dien raad omtrent alle per sonen en natiën. De Schrift geeft ons niet den vollen raad Gods. Dan zou er ook in te vinden zijn, wat met Nederland in 1917 gebeuren moet. En dit staat er n i e t in. De Heere treedt in de Schrift niet op als een voorspellend waarzegger, maar als een God, Die alles opeischt tot Zijn eere en Zich Zeiven in Zijn gevallen schepping verheerlijken wil. En daartoe openbaarde Hij Zijn Raad, alleen voor zoover wij dien te kennen noodig hebben, te weten tot onze zaligheid en tot Zijne eere. En in verband met dat doel toont nu b.v. Jeremia 46 tot 51, hoe de Heere de geschiedenis der volkeren rond Israël vastgesteld had en verkondigt Jeremia 47, hoe het zwaard moest komen over 'tland der Filistijnen. In den geest aanschouwde Jeremia den ondergang der Filistijnen. Profetisch zag hij gebeuren met hen hetzelfde, wat onze tijd in werkelijkheid zag overkomen b. v. aan Servië. Vijandelijke legerscharen- van uit het Noorden en het Zuiden tegelijk ziet hij komen over het land, als aanrollende waterstroomen, als een bergstroom, die buiten zijn oevers treedt en in aanzwellende kracht alles onder vloed zet. In onstuimige, verpletterende over macht rukken woeste krijgsheiren aan, ze overrompelen dorpen en steden, ook de hoofdvestingen, de sleutels van het land, Gaza en Askelon worden verwoest en door het geklater van de hoeven der paarden, door het geraas der wagens en het bul deren der raderen verschrikt, vlucht het volk in wilde haast, zelfs de kinderen ach terlatende. En in hun radeloosheid naar heidensche wijze insnijdingen makend, krij ten de inwoners hun angst uit in den kreet »0 wee, gij zwaard des Heeren, hoe lang zult gij niet stil houden Vaar in uwe scheede, rust en wees stil." Ja, het is, of ook de profeet zelf zijn medelijden met het vreeselijk bloedbad, dat hij ziet niet kan bedwingen en biddend voor zijn vijanden die klachte overneemt. En beter dan anders verstaan we dit, nu in onze dagen, onder de jammeren van den grooten krijg. Want ook waar geen eigenbitteroorlogs- 1 e e d het doet zeggen »0 wee, gij zwaard des Heeren, hoe lang", daar zal m e d e- 1 ij d e n zelfs bij minder teerbesnaarde ge moederen dan Jeremia was, die klacht nu doen opstijgen uit het hart. »IIoe lang Hoe lang nog zal bet zwaard doodend en verwoestend over Europa gaan!" is de telkens en overal opkomende verzuchting. En ze is natuurlijk. Laten we evenwel, wanneer we zoo spreken, ons wachten voor éénzijdigheid. Laten we de zaak ook eens van een anderen kant be zien. En dat kunnen we doen, door naast de genoemde vraag een tweede te stellen. Deze vraag: Hoe lang heeft de Heere te voren gewaarschuwd? Hoe lang hebben de volkeren van Europa (ik sluit ons eigen volk erbij in) geweigerd naar Hem te hooren Hoe lang hadden ze Hem al ge tergd In het antwoord zal zeker langer tijdduur behooren genoemd te worden dan 2y2 jaar. Ik spreek van de volkeren. Gelijk toch de volkeren door den oor log getrolïen worden, zoo waren het ook de volkeren, die van den Heere en Zijn Gezalfde zeiden»Laat ons hunne banden verscheuren en hunne touwen van ons werpenNiet enkele afgedwaalden, spraken zóó, maar de volkeren in al hun geledingen. Algemeen was het verschijnsel. En hoe dringend en ernstig op allerlei wijze riep de Heere de natiën terug en hoe sparend en geduldig toch ook weer droeg Hij al den tijd van Zijn lankmoedig wachten hare groote zonde. En hoe hard nekkig weigerden ze zelfs nadat de crisis kwam, te vallen voor Hem. Tegenover het ééne hoe behoort het andere te staan. Het eene moet zoowel gezegd worden als het andere. Dat is billijk en recht. De wedervraag, die ik daar deed, behoort het Christenvolk onder de aandacht te brengen, waar geklaagd wordt over het vreeselijke en langdurige van den grooten krijg. Vooral moet ze bedacht, wanneer we met dat »Hoe lang" voor 't aangezicht des Heeren treen. Op het »hoe lang" van den profeet Je remia volgt een antwoord. En op dat antwoord moet ge eens letten. Dat ant woord noemt wel geen datum. En wij moeten ook niet verwachten, dat het Woord Gods een datum zal gaan noemen op ons bidden om vrede. Een datum noemen de waarzeggers en kaartlegsters, die in dezen modernen tijd geraadpleegd worden door verlaters van Gods wet en getuigenis. Maar het Woord doet zoo niet. Niettemin geeft het een antwoord aan het geloof. Een antwoord, dat bevredigt 't hart dat Hem vreest. Bij eenig nadenken vind ik het b.v. Jeremia 47 7. Daar lees ik dit le. dat het zwaard in de scheede gaat, zoodra de Heere het beveelteerder niet2e. dat Hij het zwaard stelt in dienst van zijn genade-rijk. »Hoe zoudt gij, (zwaard) stil houden De Heere heeft toch aan het zwaard bevel gegeven, tegen Askelon en tegen de zee haven, aldaar heeft Hij het besteld". Zoo luidde de profetie over de Filistijnen. En daaruit mag ik besluiten tot een waarheid, die van groote beteekenis is voor ieder en van grooten troost voor 't geloof. Tot deze Het zwaard luistert onvoorwaardelijk naar het bevel van onzen God, zoowel in zijn woeden als in zijn rusten. In de kanselarij des hemels ligt het op percommando over den oorlog. In 1916 vaardigde dus de Heere 't bevel uit Ontwaak, gij zwaard, tegen het verdwaasde Europa. En toen is het gekomen zonder uitstel. En omdat het zwaard luistert naar Hem en naar Hem alleen, daarom slaat het, zoolang Hij het zegt en niet langer en daarom houdt het niet eerder op, dan voor Hij het gelast. De Heere regeert. Hij regeert alle dingen. Hij regeert ook over het zwaard. Hij beheerscht het vol komen en Hij beheerscht het heiliglijk. Omdat Hij het beval, kwam de vreeze als een verwoesting en het verderf als een wervelwind over de landen. En alles stond machteloos tegenover dat hoog bevel. En geen vredes-expeditie, geen anti-oorlogs raad, geen volkswil en geen Amerika kon er iets aan veranderen sedert dien. In 1914 sprak Hij tot het zwaard, dat het zijn werk moest doen en in 1915 zei Hij, dat het er mee door moest gaan en in 1916 beval Hijdaar moeten nog meer loop graven gemaakt worden en nog meer vol keren ten oorlog trekken. En wanneer dan 't menschdom de verzuchting slaakt: »0 wee, gij zwaard des Heeren, hoe lang zult gij niet ophoudendan is het antwoord Niet eerder, dan wanneer de Heere 't be veelt. Maar dan ook onmiddellijk. Ja, evenals het zwaard, luistert ook naar Hem de honger, en de dood en de pestilentie. De waarheid is welsprekend voor ieder, die ze wil verstaan. Ze wil niet zeggen, dat des menschen verantwoordelijkheid wegvalt. De schuld blijft schuld en de schuld blijft altijd liggen bij den menscb. En de zonde blijft zonde en de roeping blijft roeping. Wij blijven gehouden alles te doen, wat onze hand vindt om te doen, ook tot wederkeer of behoud van een gerechtvaar digden vrede. Doch dit zoo zijnde, leert die waarheid ons, en allen, dat we het niet zullen verwachten van de bergen en van de heuvelen, niet van de middelen, die menschen te werk stellen en moeten stellen, niet van het beleid der regeering ook, maar van den Koning der Koningen. Dat we niet tegen elkander zullen zuchten»Hoe langmaar met die ver zuchting ootmoedig in verlating van de zonde hebben te naderen tot Hem, Die het zwaard regeert. Voort is die waarheid vol van troost voor al wie God vreest. Want ten eersteGod, onze toevlucht, is almach tig, ook in oorlogstijd. Ten tweede Oor logstijden zijn als alle tijden in goede han den. Rust, mijn ziel, uw God is Koning. Een tweede besluit trek ik uit wat we hier lezen. Dit besluitHet zwaard staat in dienst van het genaderijk en moet het rijk van heerlijkheid doen komen. Alle profetieën, ook die tegen de vreemde vol keren rondom Kanaao, ook die tegen de Filistijnen dus, zijn een deel der openba ring van Gods genaderaad. Ook de ver woestende oorlog over de Filistijnen moest dien genaderaad helpen uitvoeren. En alles moet daartoe nog thans medewer ken. Zelfs de groote oorlog. De Heere gebruikt het zwaard om Zijn rijk te doen komen. Hoe, dat weten we niet. W ij zouden zeggenHet Europeesch conflict kan alleen tot schade zijn van Zijn rijk. We vergissen ons daarin echter. Het zij ons genoeg te weten door het geloofOok die oorlog moet Zijn genaderijk helpen bevorderen. F. J. van den Ende. KERKELIJK LETElf. Psychologie en Catechese. Afzonderlijke nummers 4 cent. Advertentieprijs 15 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. „O wee, gij zwaard des Heeren, lioe lang zult gij niefc stilhouden Vaar in uwe sclieede, rust en wees stil. Hoe zoudfc gij stil houden De Heer© lieeft toch aan het zwaard bevel gegeventegen Askelon en tegen de zeehaven, aldaar heeft Hij het besteld." Jeremia 47 6, 7. Onlangs kondigde ik de rede aan, welke dr. T. Hoekstra gehouden had bij de overdracht van het rectoraat te Kampen en ik beloofde er nader op te zullen terugkomen, wijl ik toen reeds begreep, dat het de moeite waard was er nog eens op terug te komen. Menigeen ziet toch wel, dat er een rede uitgekomen is, maar licht laat men zoo iets passeeren, omdat men nu eenmaal niet alles koopen en lezen kan. Het zou echter jammer zijn, wanneer b\j name zy, die in dergelijke onderwerpen belangstellen, niet lazen en overwogen, wat ons hier aange boden wordt. Het is toch waar, wat de pro fessor hier aan 't begin neerschreef: „Eén van de wetenschappen, die in de eeuw. waarin wij leven tot groote ontwikkeling kwam, is de psy chologie". Bavinck's rede „De overwinning der ziel" heeft ook in onze kringen doen doordrin gen het verruimend gevoel, dat het dorre en doodende materialisme zijn tijd heeft gehad. De ziel overwint, deze jubel plantte zich voort van land tot land. Met enkele woorden wordt duidelijk gemaakt het verschil tusschen de tegenwoordige psycho logie en de vroegerede eerste schenkt haar aandacht veel meer aan de eigenaardige ken merken en bijzondere qualiteiten van de indi- vidueele zielen. Men heeft meer oog gekregen voor de modificaties van het zieleleven. Daar mede wordt geenszins beweerd, dat de vroegere weinig waarde had, want dit is geenszins het geval, maar enkel om duidelijk te maken het onderscheid, dat 9r te bespeuren valt tusschen het verleden en het heden. Zonder de eerste zou de laatste er niet zijn. Maar het oog is thans meer open voor de verscheidenheid, welke er zijn en men beijvert zich om deze ook tot haar recht te laten komen. Wie nu in 'tkort weten wil, hoe het thans daarmede staat, vindt dit in de inleiding en hij zal erkentelijk zijn voor het heldere overzicht. Daarin komt tevens aan 't licht, welke diensten deze wetenschap bewijst aan het practisch leven en het bevreemdt niet, dat men vooral in Amerika op deze zijde van de zaak met klem de aan dacht vestigt. Ook op heilig erf kan deze we tenschap een goede en trouwe dienstmaagd zijn. Dit wordt nu tot ons besef gebracht op deze wijze „Het ambt is het heilig instituut, door Christus aan Zijne Kerk gegeven om haar te

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1917 | | pagina 1