Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang
Vrijdag 2 Februari 1917
No. 5.
UIT HET WOOR1).
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste Medewerkers: 0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, D. PQl, A. A. v. SCHELVEN en F. W J. WOLF.
Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent.
PBRSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie: A. D. L1TTOOIJ Az.
Middelburg.
GEWEI. DIGERS.
Er was te Jeruzalem bij de Scbaapspoort
een vermaard sanatorium, waar voor krankte
van allerlei aard herstel was te vinden.
Menigten van ellendigen waren daar bijeen.
Dat huis was vol van menscheiijk lijden
blinden, kreupelen, verdorden enz. vulden
de zalen. Maar de ongeneeslijkste kwalen
werden daar ook weggenomen. En telkens
verlieten er patiënten volkomen genezen
dit gebouw, 't Was Bethesda. 't Was
»het huis van barmhartigheid", 't Stond
te Jeruzalem, toen Jezus op aarde rond
wandelde en naar alle waarschijnlijkheid
was 't eenig in zijn soort. Slechts één zulk
een herstellingsoord voor heel het land.
Doch ziet. Nu komt Jezus. En met Zijn
optreden wordt heel Kanaan één Bet
hesda. Want als ik het evangelie lees in
zijn onderscheidene beschrijvingen, dan kom
ik tot het besluit, dat allerwegen in Judea
en Galilea, waar Jezus Christus den voet
zette een Bethesda ontstond. Waar Jezus
kwam, daar werd strand en straat, weg
en woning omgezet in een huis van barm
hartigheid. Zonder omslag en zonder kosten.
Alleen door Zijn tegenwoordigheid. Zoo
ook een en andermaal het huis van Simon
Petrus te Capernaum. In afwijking van
gewoonlijk moest hier evenwel op zekeren
dag het gebouw ook wat anders worden
ingericht, zou het kunnen dienen. Het
•dak moest worden weggebroken. Dank zij
'dit feit echter, straalde daarna ook te meer
uit de rijkdom der barmhartigheid in dat
Bethesda geoefend en overal geoefend, waar
Jezus was en is en wordt gezocht. Want
nu bleek, dat Hij de eerste oorzaak ver
wijdert van alle kommer en jammer, den
prikkel van lijden en dood, dat bij Jezus
een Bethesda is, waar de zonde en de
schuld worden weggewasschen. Marcus
2 112 overtuigt er nog meer van dan
ooit: Waar Jezus, de Gevolmachtigde des
Vaders was, daar was barmhartigheid en
waar Hij nu is, daar moet ze nu zijn als
toen. Voor ieder, die zijn toevlucht tot
Hem heeft. En daar is ze zoo groot, als
het hart is van den Middelaar Gods en
der menschen en daar gaat ze zoo diep
als de bron van alle ellende ligt, de zon
deschuld. Daar klinkt radicaal reddend
en troostend het Woord der hoogste
barmhartigheid Zoon, uwe zonden zijn
u vergeven.
Paralysis noemen de dokters het
ziekteverschijnsel, dat in de Schrift ge
raaktheid heet. En wij zouden zeggen
Eneas (Handelingen 9) en de knecht van
den hoofdman over honderd (Mattheus 8)
en zoo ook de man van Marcus 2, die door
vier gedragen werd, leden aan verlam
ming, misschien tengevolge van een aan
val van beroerte. Zoo veelvormig de
schoone, rijke schepping Gods is, zoo veel
vormig is ook de verwording dier schep
ping door de zonde, zoo velerlei zijn ook
de kwalen en krankheden onder de men
schen in deze wereld, die in het booze
ligt. En een van de duizenden doodelijke
werkingen, waarin de straf op de zonde
zich uitwerkt, ziet ge in den geraakte, in
den ongelukkige die met lamheid geslagen
is. Denk u eens in, wat dit laatste wil
zeggen. Stel u eens voor, (niemand heeft
bij vrijbrief zekerheid, dat het hem niet
overkomen zal) stel u eens voor, dat bij
u zelf alle kracht uit de leden wegvloeit,
dat iedere lichaamsbeweging u onmogelijk
is en blijft, dat ge niets anders kunt dan
liggen, hoogstens blijven zitten, waar men
u zet. Misschien kan die gedachte u dank
baar steromen voor Gods sparende goed
heid en u aansporen tot naarstiger en meer
biddend gebruik van de krachten en ver
mogens, waarover ge nu nog beschikt.
Maar die gedachte kan tevens eenigszins
helpen beseffen, wat barmhartigheid den
geraakte geschiedde, toen hij op Jezus'
Woord werd verlost van zijn krankheid.
En toch, zoo hoog kunt ge die weldaad
niet schatten of ze blijft in waardij nog
oneindig beneden die andere, die hem .in
hetzelfde uur te beurt viel, de verzekerd
heid van de vergeving zijner zonden.
Wanneer men ziek is, zoekt men hulp*
Dat doet iedereen, 't Is evenwel niet on
verschillig, waarheen men zich dan richt
om hulp. Volstrekt onwaar is de bewe
ring, dat ook de goddelooze in nood van
zelf en altijd tot God roept. Gewis, het
komt wel vaak voor, dat een onbekeer-
lijke tot God om uitkomst roept in be
nauwdheid, om Hem na de uitredding
weer te vergeten. Maar vanz< spreekt
het niet. Men ziet he ook wu anders.
Men hoort ook in den grootsten nood wel
vloeken degenen, die dat gewoon zijn
te doen.
»A1 moest ik door den duivel genezen
worden", zei iemand, »als ik maar genezen
word". En zoo denken velen, die ziek
zijn. Hoe het zij echter, o.a. in het ver
haal van den geraakte in Markus 2 wordt
de Zone Gods aangewezen als de eenige,
rechte heelmeester, als de toevlucht in
allen nood. Hij is de d )or den Vader
bestelde Held der hulpe, ook voor 1 i c h a-
melijk lijden. Toen de geraakte aan
Zijn voeten werd gelegd, heeft Hij niet
gezegdO, dat is maar een lichamelijke
kwaal. Dat zei Hij zoo min, als de ge
raakte zelf en zoo min als wij het zouden
zeggen, indien wij met lamheid waren ge
slagen. Daar is niemand, Die meer mede-
doogen heeft met al onze ellenden,welke
die zijn, ook met die, welke wij in het
lichaam te dragen hebben, dan Hij.
Niemand, die zóó bereid is, ons in alles
te hulp te komen. In alles. Maar dan
ook in den grootsten nood, die verre uit
gaat boven iederen lichamelijken. Dat
zegt Hij bij de genezing van den geraakte.
De Zoon des menschen heeft volmacht
beide om de zonden te vergeven en de
gevolgen der zonde weg te nemen. En
Hij deelt naar die volmacht beide weldaden
uit. Hij vergeeft de zonden. En vallen
de zonden weg, dan doet Hij volgen te
eeniger tijd de verlossing ook des lichaams.
Doch, als bij den geraakte, is en blijft
ook voor ons de weg, waarin Hij Zijn
barmhartigheden uitlaat, het g e 1 o o f.
»Er kwamen sommigen tot Hem, bren
gende een geraakte, die van vier gedragen
werd. En niet kunnende genaken over
mits de schare, braken ze het dak weg,
waar Hij was en dat opgebroken hebbende,
lieten ze het beddeken neder, waar de
geraakte op lag".
Hier zijn eenige geweldigers bezig, het
Koninkrijk der hemelen te bestormen.
Hier vindt ge een letterlijke bevestiging,
als het ware, van het woord, dat Jezus
later sprak »Van de dagen van Johannes
den Dooper tot nu toe wordt het Koninkrijk
der hemelen geweld aangedaan en de ge
weldigers nemen het met geweld". Onder
de bestormers is een lamme. De storm
ram is het geloof. Vele zijn de hinder
nissen. Tal van moeilijkheden moeten
overwonnen worden. De schare staat in
den weg. De deur is versperd. Een zware
last moet getild. Maar voor het geloof
moet alles zwichten, 't Geloof overwint
alles, 't Geloof, dat met eigen en an
der e r ellende worstelend toegang zoekt
tot den Koning der genade. Het geloof,
dat zich geen rust gunt voor het tot Hem
is doorgebroken. Het geloofsvertrouwen
in Zijn macht en Zijn liefde, het vaste
vertrouwen, dat Hij kan en wil, dat geloof
ruimt alle bezwaren weg. Tot ook de
laatste barricade valt, het dak boven Jezus'
hoofd. En Jezus, hun geloof ziende, zeide
tot den geraakte: »Zoon, uwe zonden zijn
u vergeven".
Toen Jezus in Zijn vernedering daar te
Capernaum vertoefde, moest het dak wor
den weggebroken om Hem te kunnen ge
naken. Nu is dat anders. Nu Hij in Zijn
verhooging is aan 's Vaders rechterhand.
Maar al moeten nu geen daken meer wor
den weggeruimd, om Hem te bereiken, al
zijn er geen ruimten en afstanden, die ons
van den troon der genade kunnen scheiden,
nog is er veel, dat belemmerend, weer
houdend, bezwarend in den weg treedt aan
het geloof. Het geloof is nog een bestre
den, worstelend geloof. Nog immer echter
is het geloof en het geloof a 11 e en,
dat overwint en aan hetwelk Christus ver
zekering doet van de vergeving der zonden.
Het geloof, waardoor we, overtuigd van
Zijn macht en genadige gezindheid, met
onze ellende en die van anderen
Hem volhardend zoeken en ons door niets
daarin laten weerhouden. Als de gewel
digers van Marcus 2.
Men ziet al veel het tegendeel gebeuren
van wat die vier mannen met den geraakte
deden. Sommigen (of zijn het er velen
schijnen er heil in te zien, zooveel moge
lijk barricades op te werpen om den
toegang tot Christus en tot het Koninkrijk
der hemelen op te werpen om den
toegang tot Cbristus en tut het Koninkrijk
der hemelen te versperren en zoo moeilijk
mogelijk te maken voor hen, die barmhar
tigheid en genade behoeven, voor de el
lendigen, die Christus alleen kan helpen.
Waar de deur open staat, sluiten ze die.
In plaats van zondaren aan Jezus voeten
te dragen en de bezwaren naar vermogen
te ruimen, zijn ze aldoor bezig te grendelen
en dicht te metselen, wat ze kunnen. Niet
alleen voor zich zelf. Maar ook voor an
deren. Droevig 1 En uiterst verantwoor
delijk! Lijnrecht tegen het Woord Gods
in. Dat Woord Gods roept overal, ook in
de geschiedenis van den geraakte Bij Jezus
Christus, den gevolmachtigde des Vaders,
is macht en gezindheid om de diepste
ellende weg te nemen. Hij kan en Hij wil.
Hij zal het doen, dien, die gelooft. Die
gelooft IN HEM, wel te verstaan. Want
dat is het rechte geloof en het geloof, dat
voor geen bezwaren deinst, het geloof n.l.
niet in onszelven, maar in Hem, 'tge
loof, dat bij die viel gevonden werd, die
met een ellendige trots alles doorbraken
tot Jezus. F. J. van den Ende.
REKKELIJK LBVEyT
Verlangen naar Gods woningen.
Afzonderlijke nummers 4 cent.
Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
En niet kunnende tot Hem ge
naken, overmits de schare, braken
zij het dak weg, waar Hij was.
Marcus 2 4.
De vier-en-tacktigste psalm is zeer bekend.
Byna ieder onder ons bewaart de beraming
ervan in zijn geheugen. Er ligt een waas van
bekoorlijkheid en schoonheid over. Veel, waar
mede we vroeger zeer ingenomen waren, verloor
voor ons van lieverlede zijn waarde en haast
kunnen we ons niet meer begrijpen, hoe het
kwam, dat we er zoo gaarne naar grepen. Met
dezen psalm echter is het omgekeerd. Hoe
ouder we worden, hoe meer by in ons oog iu
waarde wint en de grysaard zingt hem nogal
is het met verzwakte stem, uit vollen borst
mede. Hy verliest nooit iets van zyu liefelijk
heid en hy blyffc tot ons spreken in verschil
lende omstandigheden. Is het de wijze,
welke ons bekoort, zyu het de woorden, welke
zulk een iuvloed op ons uitoefenen De eerste
moge er toe bijdragen om ods met achting voor
dit lied te vervullen, toch is het meer de inhoud,
welke ons inneemt. Gerust kan men zeggen,
dat dit lied gegrepen is uit het hart van allen
die naar 's Heeren zalige nabijheid verlangen.
Het lykt gemakkelijk om over dezen psalm
te preeken, maar wie het ooit ondernomen heeft,
weet, dat het zeer moeilijk is. Juist de schoone
vorm, waarin dit verlangen van den dichter tot
ous komt, stelt zulke zware eischen aan ieder,
die over deze stof spreken wil. De gedachten
zijn in zulk eeu sierlijk kleed gehuld, dat men
wel de taal beheerschen mag om in overeen
stemming daarmede weer te geven, wat zoo
rechtstreeks tot het hart spreekt. Welk een
teeder besnaard gemoed is er toe noodig om
geheel te verstaan wat de Dichter hier uitzingt,
en om te vertolken wat uit de bron van zyn
leven vloeit. Daarom waren we zeer benieuwd,
wat er ia de negen predikaties zou staau, welke
ds. Boersma over dezen psalm gehouden heeft
en welke door den druk voor een breederen
kring toegankelijk gesteld werden. We zouden
dan ook niet durven zeggen, dat deze preeken
geheel beantwoorden aan't ideaal, dat men zich
onwillekeurig van zulke prediking vormt. Maar
we mogen wel verklaren, dat zy duidelijk de
waarheid weergeven.
De eerste heeft tot opschrift: „De liefelijk
heid van 's Heeren woningen en geeft antwoord
op twee vragen Waarin zy bestaat endoor wie
z\j gevoeld wordt? De tweede: „Het heimwee
naar God en Zyne voorhoven, waarby als ver
deeling gegeven wordtHoe het wordt gevoeld
hoe het zich openbaartnaar Wien het uitgaat.
De derde„Het wonen in des Heeren huis",
hetwelk door den dichter met jaloerschheid
wordt gedacht, en als hoogste geluk wordt ge-
roemn. De vierdn beschrijft „het geluk der
reizigers naar Sion", in dit wordt en het licht
gesteld op deze wyze: zy hebben kracht en lust
tot de reis en toevlucht en verkwikking in moeie-
lykheden. De vyfde: „De volharding en toe
komst der pelgrims naar Sion" en wel zoo heet
het door voortdurende krachtsvernieuwing en
in het bereiken van het einddoel der reis. De
zesdeDe eenzamen ver van Gods huis, en
vervolgens Door te luisteren naar hun dubbele
bede en hun dubbele belijdenis. De zevende
vestigt het oog opDe Heere des huizes als
Zon en Schild, die den Zijnen licht en leven
geeft en hen in alle moeite en strijd beschut.