Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 26 Januari 1917.
No 4,
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOÜMA. te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste Medewerkers: D.D. R. J. v. d. VEE», J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. ENDE, D. POt, A. A. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
PERSVEREEN1GING ZBEUWSCHB KERKBODE.
Christian Science.
Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent.
Afzonderlijke nummers 4 cent.
Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAVE VAN DE
Adres van de AdministratieA. D. UTTOOIJ Az.
Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
SIMEON's VAARWEL.
Zoo nam hij lietzelve in zijn
armen en loofde God en zeide
Nu laat Gij Heere uwen dienst
knecht gaan in vrede naar Uw
woord.
Luc. 4 28, 29.
Veertig dagen waren voorbijgegaan, se
dert Jezus geboren was. Jozef en Maria
gingen dien morgen met het Kindeke op
naar den tempel om Hem den Heere voor
te stellen. De wet verplichtte hen daartoe.
De eerstgeborene uit elk Israëlitisch gezin
was den Heere heilig d.w.z. afgezonderd
en bestemd tot den dienst in de tent der
samenkomst. Wel was er later bepaald,
dat de nakomelingen van Levi in de plaats
van de eerstgeborenen deze taak op zich
zouden nemen, maar het recht, dat God
op hen had bleef en ten teeken daarvan
moesten zij dan ook het olïer ter lossing
brengen. Welk een gewichtige ure was
dit inzonderheid voor Maria. Menig moe
der mocht dit uit sleur of gewoonte doen,
zij niet. Uit erkentelijkheid en in oprechte
liefde kwam zij in de voorhoven en gaf
haar Kind over aan den dienst des Heeren.
Nog een ander had zijn woning verlaten
en was gekomen naar den tempel. Er
zullen wel velen geweest zijn, welke zich
in het huis des Heeren bevonden, maar de
H. Schrift maakt van hen geen gewag.
Alleen vestigt zij ons oog op een grijsaard,
van wien zij zegt, dat hij er heengegaan
was onder de leiding des H. Geestes. In
nerlijk gevoelde hij zich gedrongen en hij
kon zeggen: mijn hart roept uit tot God,
die leeft en aan mijn ziel het leven geeft.
We kennen hem, Simeon was zijn naam,
rechtvaardig en Godvreezend was hij en
hij verwachtte de vertroosting Israels. We
kunnen wel aannemen, dat er ook andere
ouders gekomen waren met hun jonkske
en daarom is het opmerkelijk, dat Simeons
oog viel juist op Maria en haar Kind en
bij kwam nader en op eens werd zijn ver
moeden tot volle zekerheid. Zonder zich
verder te bedenken treedt hij op de moe
der toe, en neemt haar Kind op zijn armen.
Hoe wonderlijk was dit voor Maria en Jozef.
Met eenige verbazing zien zij den eerwaar-
digen ouden man aan en verlangen een
nadere verklaring van zijn handelwijze.
Nu lang behoeven zij niet te wachten, want
nauwelijks heeft hij het kind in zijn armen,
of hij begint God te loven en zij luisteren
met eerbiedige belangstelling naar zijn
woord.
Ofschoon er niet bijstaat, op welke wijze
hij Gode eere en lof bracht, toch kunnen
we er ons wel een voorstelling van maken.
Hij zal zeker allereerst gedacht hebben
aan de onwrikbare trouw, welke God steeds
aan Zijn volk en nu ook aan hem toont.
Hem was beloofd, dat hij niet sterven zou,
alvorens den Christus Gods gezien te heb
ben. Hoeveel tijd er verloopen was, sinds
hij deze toezegging ontvangen had en dit
oogenblik, weten we niet, maar we mogen
wel rekenen, dat er menige bedenking in
zijn hart opgerezen zal zijn, welke hem
wilde doen twijfelen aan de vervulling.
Doch hij gaf er geen gehoor aan, want
zijn geloof zag de waarheid van het hem
geschonken woord en verliet er zich op.
Welk een blijdschap smaakte thans zijn
ziel, nu hij den Beloofde niet alleen zien
mocht, maar ook houden in zijn armen.
Menigmaal zijn we geneigd om te vragen,
of er dan nog trouw en waarheid onder
de menschen gevonden wordt, waar het
zoo duidelijk blijkt, dat zelfs de machtigen
dezer aarde hun gegeven woord trouweloos
schenden en daarom valt het te meer in
't oog, dat God Zijn waarheid nimmer
krenkt. Hij houdt niet alleen, wat Hij
toegezegd heeft, maar Hij doet nog altijd
meer. We kunnen ons derhalve gerust
verlaten op wat Hij beloofd heeft en nooit
zal de verwachting, welke we van Hem
hebben, in bittere teleurstelling eindigen.
o Hoe loofde Simeon Gods trouw en
waarheid, maar zeker ook zijn andere
volkomenheden, welke Hij in dit Kindeke
zoo schitterend geopenbaard had. Het
was uit vollen borst, dat deze grijsaard
Gode heerlijkheid toebracht. Nadat het
eere zij God in de hoogste hemelen ge
klonken had, verklaart hij Nu laat Gij
Heere uwen dienstknecht in vrede gaan
naar uw woord. Hij had blijkbaar steeds
verband gezien tusschen de vervulling van
de belofte en zijn sterven. Den dood zou
hij niet smaken, vóór hij den Christus
Gods zien zou. Dit stond vast. Maar hij
had er uit afgeleid, dat zoodra dit uur
gekomen was, zijn dagen ook geteld zou
den zijn, en hij betuigt dan ook, dat hij
gereed, volkomen gereed is. Hij kan en
wil nu heengaan. Niets houdt hem nu
meer terug, niets staat hem nu meer in
den weg. Een voorbeeld maakt deze stem
ming voor ons geheelduidelijk. De aarts
vader, die jaren lang over zijn zoon Jozef
rouw gedragen heeft, hoort, dat de diep
betreurde nog leelt. Van dit uur is nog
het eenige vurige verlangen omnaar Egypte
te trekken, dien zoon te zien en daarna
te sterven. Dit is het hoogste, wat de
aarde hem nog geven kan. Meer kan hij
niet verwachten. Als deze begeerte ver
vuld is, dan is het goed. Welnu zoo is
het ook met Simeon. Hij is er van over
tuigd, dat deze wereld hem nu niets meer
te bieden heeft. Waartoe zou hij nog
langer hier vertoeven? Aan 't eind van
zijn dagen is hij gekomen en de weg zijns
levens ligt achter hem. Vervuld is zijn
begeerte, gestild is zijn verlangen en zoo
wil hij gaarne gaan.
Zulk een toestand is benijdenswaardig.
Zou het niet een groot voorrecht zijn, in
dien al onze ouden van dagen zoo aan de
aarde het vaarwel konden toeroepen
Helaas, dikwerf is het anders. De wereld
laat hen los, want zij kunnen niet meer
mede. De kring van naastbestaanden en
vrienden, met wie zij vroeger omgingen,
wordt van jaar tot jaar kleiner, hun licha
melijke en geestelijke vermogens vermin
deren, zij kunnen den gang van 't leven
niet meer bijhouden. Maar, als zij den
Christus Gods niet kennen, als zij Hem
door het geloof niet aangenomen en om
helsd hebben, dan blijft hun hart toch
aardscbgezind en hoewel zij misschien met
den mond betuigen, dat zij er niets meer
aan hebben en er ook niets meer van
verwachten, toch komt het telkens aan
't licht, dat zij dezer wereld niet gestorven
zijn. Laat elke bejaarde er op letten en
onderzoeken, of hij reeds bereid is en
zich haasten om zijns levenswil.
Goed zeggen we Simeon kan heengaan
omdat hij van de aarde niets meer ver
wacht, maar heeft hij er rekening mede
gehouden, dat hij deze aarde niet anders
verlaten kan dan door te sterven en ziet
hij niet op tegen de scheiding van lichaam
en ziel, welke de dood teweeg brengt. Ja,
dit weet hij, hij heeft er rekening mede
gehouden en hij heeft er geen vrees voor.
Op zich zelf is het een huiveringwekkend
denkbeeld, dat eens het lichaam gescheiden
van de ziel dalen moet in de groeve der
vertering en dit was het ook voor Simeon,
doch nu hij in dit kind de zaligheid Gods
in zijn armen heeft, verandert de dood
van gedaante. Hij is niet een Engel des
gerichts, welke hem overlevert in de ge
vangenis, maar een Bode des vredes, welke
hem geleiden zal naar het land, waar geen
enkele vijand van het ware Israël eenige
schade meer aanrichten kan. o Het ster
ven wordt nu een zegen, een bevrijding,
want het verlost den geloovige niet enkel
van de ellende dezer wereld, maar wat
veel meer zegt, ook van de innerlijke ver
dorvenheid, waaronder hij, zoolang hij
leeft, zuchten moet. Waarom zou hij dan
beangst zijn? Hij kan gemoedigd voort
gaan, want elke schrede brengt hem nader
aan de rust, welke er overblijft voor al
hot volk Gods.
Heengaan wil hij, maar in vrede. Dit
laatste mogen we niet voorbij zien. Hij
is geheel bevredigd met God, want in het
Kind, dat hij in zijn armen heeft, heeft
hij de verlossing van al zijn schuld en
straf: hij is geheel bevredigd met zijn lot,
want ofschoon ook hij zeker zijn deel ge
had heeft van de moeiten des levens,
nochtans heeft deze ure hem geleerd, dat
al Gods wegen heilig en goed zijn. In
dezen vrede wenscht hij te vertrekken,
wetende, dat hem dan niets deren kan.
Wie kan nog iets beters, iets hooger zich
denken Simeon verdwijnt uit ons oog,
maar hij heeft een lichtend spoor nage
laten, dat ons opwekt om in zijn voet
stappen te wandelen. Dit lot viel niet hem op
eens in den schoot maar er was een voor
bereiding geweest in zijn leven, het kwam
niet op eens over hem maar hij had het
reeds lang gezocht in het gebed en in
't geloof. Het was een schoone vrucht,
welke van lieverlede gerijpt was aan den
boom zijner godsvrucht, een kroon, welke
bij door veel strijd verkregen had. Willen
we als hij eenmaal heengaan, dan moet
dit meer zijn dan de begeerte van een
luiaardhet moet zijn een hartelijk ver
langen, dat ons steeds uitdrijft uit ons zelf
en ons brengt tot den Christus, die vol
komen zalig maakt allen, die door Hem
tot God gaan. Niet in ons ligt het, maar
alleen in Hem, bij Wien er uitkomsten
zijn zelfs tegen den dood.
Zoo laat Gij Heer uw knecht
Naar 't woord, hem toegezegd
Thans henengaan in vrede,
Nu hij Uw zaligheid,
Zoolang door hem verbeid,
Gezien heeft op zijn bede.
Bouma.
KERKELIJK LEVE^
IV.
De secte, die den naam van Christian Science
draagt, houdt er eene beschouwing over de zonde
op na, die geheel en al tegen de leer der Hei
lige Schrift indruiseht, zoodat in den grond der
zaak elk christelijk element hierin zelfs gemist
wordt.
Het eerste, wat de bijbel ons omtrent de zonde
onderwijst, is dat ze is vijandschap tegen God.
Daarom was voor de in zonde gevallen wereld
noodzakelijk de verzoening door Christus Jezus
als middelaar. 2 Cor. 5 19 leert ons: „God
was in Christus do wereld met Zichzelven ver
zoenende, hunne zonden hun niet toerekenende
en heeft het woord der verzoening in ons ge
legd. Zoo zfin wij dan gezanten van Christus-
wege, alsof God door ons bade: wij bidden
van Christuswege laat u met God verzoenen."
Christus Jezus is onze vrede.
Hij heeft ons met God verzoend. Omdat Hij
las het Lam Gods de zonde der wereld weg
genomen heeft, hebben wfi nu door het geloof'
in Hem vrede bij God. Die verzoening was
noodzakelijk, omdat wij door de zonde vijanden
Gods warju geworden.
Maar Christian Science miskent heel dit ka
rakter van de zonde. Want volgens haar be
staat de zonde niet in werkelijkheid, ze is slechts
een inbeelding, een fictie, een spook dat onze
sterfelijke geest oproept. De zonde is volgens
den Scientist precies als een angstig droom
beeld, dat ons des nachts verschrikt. Maar als
ge ontwaakt en uw oogen eens uitwrijft en bij
het daglicht rondkijkt, dan bespeurt ge, dat
er van dat droombeeld totaal niets bestaat. Het
had geen wezen. Tevergeefs hebt ge u bang
gemaakt. Daar was inderdaad geen reden om
te vreezen. Welnu, zoo staat het met de zonde.
De menschen maken zich bang voor niets. Als
ze maar eens nuchter de werkelijkheid leeren
bezien, verdwijnt dat spook weler is geen zonde.
Droefheid over zonde, berouw over de zonde
zijn dan ook volgens het Sciëntisme geheel on-
noodig en onnut. Ge bemerkt, hoe zulk eene
beschouwing geheel en al afwijkt van de leer
der Heilige Schrift. Denk maar eens aan het
welbekende woord van den apostel„De droef
heid naar God werkt eene onberouwelijke be
keering tot zaligheid maar de droef heid der
wereld werkt den dood."
Zelfs van de droefheid der wereld wil de
Scientist niet weten. De dwaling van ons ver
stand, alsof de zonde werkelijk zou bestaan,
moet overwonnen worden en kan overwonnen
worden, als wfi maar het juiste begrip krijgen
over de dingen.
Ten tweede leert ons de Schrift, dat de zonde
de mensch schuldig stelt tegenover God en dat
daarom de zondaar noodig heeft schuldvergiffe
nis. Christus leert ons biddenVergeef ons
onze schulden, gelfik ook wij vergeven onzen
schuldenaren.
Maar ook hier gaapt er een diepe klove tus
schen Christian Science en de Heilige Schrift.
Van schuldbewustzijn wil de Scientist niet hoo-
ron. Ge moet alleen meer en meer gaan ge
voelen, dat gfi m6t God één zijt. Daar is geen
scheiding tusschen God en den mensch God
is alles in allen. Wanneer uw verkeerde be
schouwing over de zonde is gewijzigd, veran
derd en dat is volgens Christian Science de
wedergeboorte dan zfit ge overtuigd van uw
eenheid met God en is er voor de valsche voor
stelling van „schuld" geen plaats meer. Uw
ideaal moet wezen in alles God te zfin, zoodat
God in u alles is. Achter die voorstelling schuilt,
gelijk ieder bijbelkenner terstond zal inzien, de
Satanische gedachte, waarmee de verleider der
zielen reeds in het paradijs Eva heeft verleid
„gfi zult als God zfin". Zonder erkenning van
zfin zondeschuld, leeft de Scientist dan ook uit
een geheel verkeerd ideaal.
Ten derde doet ons de Schrift de zonde
kennen als eene verderfelijke macht, waarvan
wfi door Christus verlost moeten worden. Ook
deze gedachte wordt door Christian Science
weersproken. Gelfik reeds in ons vorig artikel
uiteengezet is, leert de Scientist zelfverlossing,
en hetgene, waarvan de mensch zichzelven ver
lossen moet, is niet van de zonde als van eene
verderfelijke macht, maar van zfine verkeerde
voorstellingen.
Het feit der zonde wordt dus geloochend.
Het schuldbesef wordt als dwaze vrees ge
brandmerkt. Van de niet-bestaande zondemacht
behoeft men ook niet verlost te worden. Geen
wonder, dat zulk een leerstelsel gereeden in
gang vindt bfi den hoovaardigen mensch, die
geen „zondaar voor God" wil worden, maar
wel door zelfvervolmaking „als God" wil wezen.
Thans komen we tot de gevolgen der zonde,
welke gevonden worden in lfiden, ellende,
krankheid.
Natuurlfik beschouwt Christian Science ziekte
enz. niet als gevolgen van de zonde, maar als
gevolgen van onze verkeerde voorstellingen en
inbeeldingen.
En van die ziekten beweert Christian Science
genezing te brengen. Deze nieuwe beweging is
omkranst met een aureool van genezingswon
deren.
Waarschfinlfik heeft daardoor Christian
Science het meest de aandacht der wereld weten
te trekken. Ze beweert teruggekeerd te zfin
tot het primitieve Christendom van de eerste
eeuwen onzer jaartelling en zegt, dat zfi vol
komen begrfipt en in toepassing brengt de leer
van Jezus Christus Vooral wordt door de
Scientisten een beroep gedaan op Marcus 16
17 cn 18„En dengenen, die geloofd zullen
hebben, zullen deze teekenen volgen in Mfinen
naam zullen zfi duivelen uitwerpen met nieuwe
tongen zullen zfi spreken slangen zullen zfi
opnemenen al is het, dat zfi iets doodelfiks
zullen drinken, het zal hun niet schadenop
kranken zullen zfi de handen leggen, en zfi
zullen gezond worden".
De Scientisten nemen evenwel allen nota van
het laatste deel van dien tekst, en beroemen
zich niet weinig op hunne zoogenaamde ge-
loofsgenezingen.
Waarom letten ze echter niet op het eerste
deel van datzelfde Schriftwoord Als zfi met
terdaad meenen den weg tot genezing te heb
ben gevonden, dan moesten ze ook raad weten
met die eerste wonderen. Dat schfint evenwel
niet het geval te zfin. Een dokter, die het