Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
31e Jaargang.
Vrijdag 12 Januari 1917.
No. 2.
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste Medewerkers0.0. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. ENOE, 0. POL, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent.
PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az.
Middelburg.
DE VERTROOSTING ISRAELS.
Simeon is zeer bekend en geliefd. Haast
ieder weet van hem, en het licht, dat op
hem valt, maakt hem aantrekkelijk. Hij
was geen aanzienlijk en beroemd man
zijn naam was enkel in een zeer kleinen
kring in eere. Voorzoover we weten,
heeft hij nooit eenige daad verricht, waar
door hij de aandacht van zijn volk op zich
gevestigd heeft. Hij was een man, zooals
er honderden in Jeruzalem wareneen
kleine en vergeten burger en niemand zal
vermoed hebben dat er nog eeuwen later
in heel de wereld van hem gesproken zou
worden, gelijk geschied is.
Deze mensch was rechtvaardig en vreesde
God. Rechtvaardig ziet op zijn wandel.
Hij leefde onberispelijk. Met alle stiptheid
hield hij zich aan de wetten, welke God
aan Zijn volk gegeven had. Zelfs het meest
scherpe oog ontdekte op zijn levenskleed
geen vlekken. Dit geeft ons reeds een voor
stelling van hem, en welke waarde we er
aan toekennen moeten, zegt ons het andere
hij vreesde God. Destijds waren er velen
die hun leven uiterlijk in overeenstemming
gebracht hadden met de inzettingen des
Heeren, maar zonder dat het voortvloeide
uit een innerlijk levensbeginsel. Naar het
woord van den Heiland zorgden zij alleen,
dat de beker van buiten zuiver en blin
kend was en daarbij lieten zij het. Of hij
van binnen onrein en vuil was, deerde
hen niet. Doch bij Simeon was zijn uiter
lijk een openbaring van zijn binnenste;
die wandel was een vrucht van kinderlij
ken eerbied voor God. Hij was er zich
helder van bewust, welk een afstand er lag
tusschen hem en zijn God, o hoe klein,
gering en vergankelijk was hij voor zijn
eigen besef en hoe groot, heerlijk en ma-
jesteus was God, die den hemel heeft tot
zijn troon. Yreeze vervulde hem bij de
gedachte aan den Machtige Jacobs, die op
aarde doet al wat Hem behaagt. Die vreeze
was het beginsel zijner wijsheid, de drijf
veer van zijn daden, de machtige bezie
ling van zijn leven.
Hij verwachtte de vertroosting Israels.
Hij zag uit naar de vervulling van de be
lofte, welke God van oudsher aan zijn
volk gedaan had. Nu, dit was in dien tijd
niets bijzonders. Met heel zijn volk had
hij die verwachting gemeen. Schier allen
verlangden naar de komst van den Mes
sias der vaderen. Opmerkelijk echter was
wel, dat hij de vervulling tegemoet zag
als de vertroosting Israels. Onderscheidene
van zijn volk, die in de aardsche goederen
het hoogste goed des levens zagen, lazen
met innig welgevallen de schildering der
profeten over den vetten maaltijd, welke
God aanrichten zou op een berg, waar zij
de kostelijkste lekkernijen zouden eten en
de meest zuivere wijnen drinken. Hun hart
sprong reeds van vreugde op, als zij er
het oog op vestigden en zij begeerden er
naar om dischgenoot te zijn van die ko
ninklijke tafel. Anderen, wier hart van
nationale trots zwol, hadden een oog voor
den Held, die zijn zwaard zou aangespen,
zich aan 't hoofd van zijn volk stellen en
de heidenen hoeden met een ijzeren scep
ter. Ondragelijk was het hen, dat de
Romeinsche adelaar al verder zijn vleugelen
uitstrekte over het land der vaderen en
dat het volk van lieverlede meer zijn staat
kundige onafhankelijkheid verloor. Met
welk een nauwgezetheid berekenden zij het
tijdstip waarop de Gezalfde des Heeren
komen zou om Israël te verlossen uit het
geweld van allen, die hem haatten.
Zoo vormde ieder zich een voorstelling
van de gebeurtenissen, welke naar 't pro
fetisch woord aanstaande waren. Het was
dus heelemaal niet ongewoon, dat Simeon
ook verlangde naar de verwezenlijking van
wat toegezegd was, maar wel dat hij haar
waardeerde als de vertroosting Is-
raëls. Naar we meenen is dit de eenige
plaats in 't N. Testament, waar de ver
vulling met dezen naam wordt aangeduid
en we mogen ons daarvan wel rekenschap
geven. Het blijkt daaruit, dat deze oude
van dagen deze behoefte diep heeft ge
voeld en het zal ons niet al te moeilijk
vallen om het te verstaan. Uiterlijk was
Jeruzalem nog altijd de stad der steden
en alle vreemdelingen die haar bezochten
roemden haar ligging en haar schoone
gebouwen. De tempel blonk in 't zonlicht
van al het goud, dat in grooten overvloed
was aangebracht, maar het was verkregen
door Herodes' roof- en moordzucht. Dage
lijks gingen scharen van priesters de voor
hoven binnen om er den dienst te ver
richten, maar het waren dienaren van
Jehovah zonder ware godsvrucht. Een
menigte van allerlei offers werden op de
altaren gebracht, maar het getal van hen,
die Gode een verslagen hart ten offer
boden, was zeer klein. De aanzienlijken en
de rijken zochten de vriendschap der hei
denen en zij namen met hun ongeloof ook
de losbandigheid der zeden over. De zegen
des Heeren, die alleen rijk maakt, week
meer en meer van Israëls erfdeel en
de oprechten vroegen met vreeze zich af,
waarop dit alles zou uitloopen Het volk
vermeerderde schuld met schuld en er was
nergens haast ware verootmoediging te
bespeuren. De stem der profeten zweeg,
en de verklaring der wet en van de overige
heilige boeken, door de Schriftgeleerden
gegeven, maakte het Woord Gods onken
baar. Verstaat ge het nu, hoe een man als
Simeon behoefte gevoelde aan de vertroos
ting Israëls?
Kunnen we ook nagaan, hoe de recht
vaardige en godvreezende man tot deze
voorstelling gekomen was Met besliste
zekerheid kunnen we hier niet spreken.
Maar wel is er aanleiding om te vermoe
den, dat inzonderheid die gedeelten der
profetie hem bizonder getrofïen hebben,
welke spraken over het werk, waartoe de
Gezalfde des Heeren zich aangorden zou.
»Troost, troost mijn volk, zal ulieder God
zeggen. Spreekt naar het hart van Jeru
zalem en roept haar toe, dat haar strijd
vervuld is, dat haar ongerechtigheid ver
zoend is, dat zij van de hand des Heeren
dubbel ontvangen heeft voor al hare
zonden«.
Zulke woorden hebben het hart van
Simeon aangegrepen en zij hebben hem
niet losgelaten. Zij drongen zich steeds
meer aan hem op, totdat hij er al het
kostelijke van verstond. Hoe meer hij zich
verdiepte in het profetisch woord, hoe meer
hij het beeld zag van Hem, die door Zijn
arbeid besef van zonde en begeerte naar
verlossing zou wekken en Simeon begreep,
dat Hij zich wenden zou tot de armen van
geest en tot de hongerigen naar de ge
rechtigheid. Die Messias zou den staf bre
ken over alle schijn vertooning en zou de
harten terug brengen tot den Sprinkader
des levens. Bij dit licht zag hij nog een
schoone toekomst voor allen, die in ver
slagenheid der ziel hun handen ophieven
tot den God Abrahams om uitkomst en
redding. Hij verlangde niet allereerst aard
sche schatten, rijkdom, eere en verganke
lijk zingenot, maar geestelijke en hij was
er zeker van, dat de Beloofde deze bren
gen zou. Het viel hem ook pijnlijk, dat
vreemden over zijn volk heerschten, maar
pijnlijker nog, dat er geen waarachtige
bekeering was onder rijken en armen, en
allerpijnlijkst, dat de Pharizeeën hun zwaar
juk legden op wie vermoeid en belast
waren en die zuchtten naar lafenis en ver
kwikking. Soms kon hij zoo verlangen naar
die vertroosting, dat hij uitriepHoe lang
nog Heere
Welk een behoefte hebben allen, die een
oog kregen voor hun en der volken zonde,
aan het licht, dat hier over den Christus
straalt. Velen mogen zorgeloos voortleven
in deze fel bewogen dagen, zij zien in de
tegenwoordige gebeurtenissen, welke de
rijken dezer wereld op hun grondvesten
doen wankelen, een openbaring van Gods
heiligen toorn. Zij weten, dat de Hooge
en Verhevene een twist heeft met de Chris
ten-volken en zij vragen, wat hebben we
verder te wachten Er is een vernieuwde
belangstelling in de onzienlijke en eeuwige
dingen in breede kringen, maar het leidt
nog zoo weinig tot den Held, bij Wien
God hulpe besteld heeft. Het is een zoeken
zonder licht, een tasten zonder eenige
zekerheid. Scharen, groote scharen wenden
zich naar allerlei bronnen, maar waarvan
wij weten, dat zij geen levend water heb
ben. Tot Hem, die slaat, keeren zij zich
nog niet en daarom bij het gevoel der
krankte is er geen genezing. Het oude
evangelie heeft geen bekoring voor dui
zenden en vandaar dat het uitzicht nog
zoo donker is. God evenwel ploegt den
ruimen akker der volken en Hij bereikt
Zijn doel er mede. Wie nu de wonden
eenigermate peilt, waaruit zoovelen bloe
den, wie bewogen is over eigen en anderer
ellende, wie de ontzettende gevolgen der
zonde als een stroom zich over de aarde
ziet uitbreiden, hoe zou hij geen verlangen
kennen naar de eeuwige vertroosting, welke
God voor al zijn volk in Christus bereid
heeft. Het evangelie, dat deze blijde bood
schap hem brengt, wordt hem steeds dier
baarder, naarmate de Jobstijdingen zich
vermenigvuldigen.
Daar zijn ouden van dagen, die het leven
bijna achter zich hebben en die het ver
staan als Simeon, dat alle verwachtingen,
welke hun grondslagen beneden de sterren
hebben, verdwijnen, en die daarom met
des te meer belangstelling staren op de
belofte en zich met des te meer aandrang
wenden tot den Heiland, die nooit be
schaamd maakt degenen, die Hem ver
wachten. Laten zij hoe donkerder de
tijden worden hun hoop stellen op den
Rotssteen des heils en ervaren, dat er bij
Hem uitkomsten zijn tegen den dood. Er
zijn anderen, wier jaren nog zoo hoog niet
klommen, maar die toch ook weten, dat
deze aarde het land der rust niet is. Laten
zij zich toch wenden tot Hem, die alle
krankheden geneest, die wonden heelt,
alle smarten lenigt, alle lijden heiligt, op
dat zij, ofschoon hun hart bewogen is over
hun schuld, ontroerd over het leed der
volken, ondervinden, dat er balsem in
Gilead is. En hun leven legge het ge
tuigenis af, dat zij niet enkel zich beijve
ren om een onberispelijken wandel te
leiden, maar dat zij den Heere eerbiedi
gen en vreezen en Hem kennen en erken
nen op al hun paden. Wie gij ook zijt,
bedenk dat het leven kort is en behoort
gewijd te zijn aan den Heere uwen God.
Welzalig zijn de oprechten van gemoed,
Die ongeveinsd des Heeren wet betrachten,
Die Hij op 't spoor der godsvrucht wand'len
doet,
Welzalig, die bij dagen en bij nachten
Gods wil bepeinst, en Hem als 't hoogste
[goed,
Van harte zoekt met ingespannen krachten.
Bouma.
Voorlichting
Afzonderlijke nummers 4 cent.
Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
Eu zie, er was een menscli te Je
ruzalem wiens naam was Simeon, en
deze menscli was rechtvaardig en God
vreezende, verwachtende de vertroos
ting Israels.
Luc. 2 25a.
1ËÊBKELIJK LEVKy.
Aan ijver ontbreekt het den Mormonen niet.
Met taaie volharding blijven ze ook in ons ge
west propaganda maken voor hun ideeën. Of
schoon zij weinige volgelingen hier hebben, gaan
zij voort met de poging om bier vasten voet
te krijgen, om menschen te bewegen naar hen
te luisteren. Wetende, dat er nooit iets zoo
onzinnig is, of er zijn mannen en vrouwen, die
het als een evangelie beschouwen, willen we
nog eens waarschuwen tegen deze lieden, die
allerlei woorden uit de H. Schrift aanhalen om
hun gevoelen te verdedigen. Voor wie goed
onderwezen is in de grondwaarheden des Bijbels,
zijn zij niet gevaarlijk omdat deze aanstonds de
dwaling ontdekken, maar voor de meer onkun
digen en toch godsdienstig gezinden kan het
tot verleiding strekken en daarom schrijven we.
Naar aanleiding van een vorig schrijven zijn
er eens bij mij twee van deze mannen geweest
om met mfj te spreken. Van discussie kon er
geen sprake zijn, want zij wilden wel met mij
handelen over vragen als deze, of de H. Schrift
leerde, dat de doop toegediend moest worden
door indompeling of niet Maar ik verklaarde,
dat ik met alle genoegen hierover met hen
spreken wilde, doch dat we het eerst hebben
moesten over het hoofdgeschil, dit stond in het
artikel van hun geloofsbelijdenis op deze wijze
„Wij gelooven in den Bijbel als het woord van
God in zooverre als hij nauwkeurig vertaald is.
Wij gelooven ook in het Boek van Mormoon
als het Woord van God." Zoolang zij naast
den Bijbel een Boek van zoo verdachten oor
sprong stelden, als gelijke waarde hebbend met
den Bijbel, was elke besprekiug overbodig.
En zoo is het. Laat ieder hierop letten en
het gevaar voor alle verleiding is geweken. Al
staat er in elk tractaat: „Het Boek van Mor
moon. Eene gewijde geschiedenis van de oude
bewoners van Amerika, bevattende ook een ver
slag van het bezoek van Christus", het is niet
anders dan een verzonnen verhaal, dat met de
waarheid op zeer gespannen voet staat en er
is menige roman, die heel wat hooger staat dan
dit Boek. We hebben indertijd de moeite ge-