FEUILLETON.
Terechtgebracht,
De Zending in „Ons Program".
VOOR DE JEUGD,
niet meer op een leger, dat onder goede leiding
voortmarcheert op den weg naar het aange
wezen doel, maar we hadden meer van een
kudde schapen, welke zich van elkander ver
wijderden en de wyde vlakte zochten. Velen
veroorloofden zich uitstapjes op het gebied van
wetenschap en kunst en begonnen daarvoor te
voelen, doch zy bespeurden niet eens, dat zy in
hun religieus leven achteruitgingen. Was daar
voorheen een algemeen meeleven met de Kerk,
zoodat men van velen zeggen kon, dat de Kerk
een stuk van hun leven was, dit werd thans
anders. Menigeen deed nog wel belijdenis,
kwam ook nog wel ter kerk, zat nog wel aan
de tafel des Avondmaals, maar gevoelde overi
gens weinig voor de Kerk zelve.
De ijver, om na te speuren, welke eischen
deze veelbewogen tijd stelde aan de Geref. be
lijdenis, verflauwde en men was met een zeer
oppervlakkige kennis van het Christendom te
vreden. Vele jongelieden groeiden op, die met
allen ijver zich toelegden om algemeene kennis
te vergaderen, maar die weinig lust hadden
om zich eigen te maken den inhoud onzer be
lijdenis. De oppervlakkigheid nam zienderoo-
gen toe en is het dan te bevreemder, dat ver-
uitwendiging zich al meer vertoonde. Aan
uiterlijke vormen werd nog wel waarde gehecht,
maar het warme en bezielende leven nam af.
Naar de vele vergaderingen te oordeelen,
waarop allerlei middelen besproken werden om
verbetering te brengen, is er nog actie genoeg,
en er werd heel wat genoemd, wat veranderd
moest worden. De tijd van de gemeentelijke
samenkomsten was te lang, de prediking te
droog en te leerstellig, de kerkgebouwen te
ongezellig, het gezang te langzaam en de orgels
te ouderwetsch. Naar verandering werd er ge
staan, dit was duidelijk, en werd ook verandering
aangebracht al is het nog veel te weinig naar
sommiger oordeel. Er moeten eveneens meer
dere gezangen komen. De Kerken moeten een
oog hebben voor de eischen welke het moderne
leven stelt en zich aanpassen aan den tijd,
waarin we leven. Maar hoewel dit alles ge
tuigt van een ijver, welke het goede voor het
kerkelijk leven doet zoeken, en het dientege-
volge waardeering verdient, toch zal bedrogen
uitkomen, wie meent, dat we daardoor verkrij
gen kunnen, wat we hebben moeten.
De geschiedenis is een leermeesteres, en zij
geeft dikwerf ernstige lessen. De kracht der
Reformatie in de lGe eeuw begon reeds in de
laatste helft der 17e veel van haar frischheid
te verliezen. In de verschillende landen zijn
toen onderscheiden middelen aangeprezen en
die ook met zeldzame toewijding zijn aange
wend. De een verwachtte heil van deze, e?n
ander van gene remedie, maar het waarachtige
leven week meer en meer en bijna heel de pro-
testantsche christenheid wandelde eindelijk bij
het bedriegelyk schijnsel van het rationalisme.
De rechtzinnigheid van haar levensbron ge
scheiden kon den opkomenden stroom niet keeren
en werd eindelijk in al haar leegheid tentoon
gesteld. We weten, op welke wijze God door
Zijn Geest weer leven gewekt heeft op het
uitgestrekt dooden-veld. Is er een handvol
koorn in het land op de hoogte der bergen
de vrucht daarvan zal ruischen, als de Libanon.
God zal Zjjn werk in 't leven behouden, maar
we bederven het door wereldgelijkvormigheid
en door af te wijken van den levenden God.
Het heeft u bedorven, o Israël, maar in My is
uwe hulp. Eerst als er besef komt van zonde,
ware verootmoediging voor 's Heeren aangezicht,
dan zal weer opwaken de vurige begeerte naar
gemeenschap met God. Alle religie, die ons
niet brengt tot Hem in 't aangezicht van Chris
tus, is gedoemd om in dorheid en onvrucht
baarheid onder te gaan, omdat zij geen levende
wortel heeft, en alleen het heldere inzicht, dat
geen middel hoe voortreffelijk ook ons daar
voor bewaren kan, kan ons bewegen om het
weer te zoeken, waar het alleen gevonden wordt.
Alle vernieuwing, welke dien naam verdient,
begint in 't eigen hart en leert ons, dsvt de
Fontein daarvan alleen in God ligt. Niet in
onze belijdenis, niet in den meest kosteljjken
eeredienst, niet in drukke beweeglijkheid, niet
in den ijver voor de uitbreiding van Gods Ko
ninkrijk, maar enkel in Hem. Dit te weten
zelfs beteekent niets, maar het in waarheid
beoefenen brengt heil. Bouma.
Een verhaal uit het volksleven onzer dagen
door
ANTHONIA MARGARETHA.
13)
'tWas een prachtige groote voordeur, met
een blinkende koperen plaat in 't midden, waarop
de naam van den bewoner stond vermeld
L. H. VERDUIN,
Notaris.
„'tls maar goed als je den tijd heb hier,
man mopperde de jood.
Eer Volders antwoorden kon, ging de deur
echter open en kwam er een klein half-was
dienstmeisje voor den dag, auders voor de kin
deren, op 't oogenblik meid-alleen, met een ledig
mandje in de hand.
„Mevrouw heeft de peren gehouden, hier is
'tgeld," sprak ze tot den jood.
„Dat 's maar goed ook, is dat wachten!"
De jood duwde zijn kar al voort en schreeuwde
weldra weer onvermoeid met zangerige stem
appelen en pee-eren appelen en pee-eren
Het dienstmeisje wilde weer binnengaan toen
zij Volders in 't oog kreeg, die bescheiden vroeg
„Zou Mevrouw ook een oogenblik te spreken
zijn
„Dat denk ik wel, komt u maar «ven in den
ZE !¥DI]V«.
Vanwege de reorganisatie der Anti-rev. Partij
wordt ook „Ons Program" herzien. In de wij
zigingen, die voorgesteld zijn, wordt ook de
Zending betrokken. De laatste alinea van art.
XVIII is toch aldus geformuleerd
„De kerstening van Indië blyve roeping van
.bet Christenvolk in het moederland, maar
„vinde, alsook uit staatkundig en maatscbap-
„pelfjk oogpunt van overwegend belang, bij de
„Koloniale Regeering, tegemoetkoming, beide
„in het verleenen van volle vrijheid en in het
„geldelijk steunen van onderwijs en kranken-
„verpleging".
Het blijkt, zoo men het geheele nieuwe art.
XVIII nagaat, dat uit het oude artikel o.a. zijn
geschrapt de zinsneden „alle belemmering van
de vrfje predikatie van het Evangelie dient
opgeheven", „tegenover het Mohamedanisme
het Christelijk karakter der natie niet verloo
chenend". Wij zullen dit wel moeten toeschrijven
aan de meening, dat de vrije prediking niet
langer belemmerd wordt, en het christelijk
karakter der natie niet meer officieel wordt
verloochend. Over het met name in onze krin
gen befaamde artikel 123 van het Regeerings-
reglement van Ned.-Indië werd en wordt in
„Ons Program" niet gehandeld; dit artikel
handelt over het toelaten of niet-toelaten van
Zendelingen door den Gouverneur-Generaal
over de wenschelykheid van intrekking van dit
artikel wordt trouwens zeer verschillend ge
oordeeld.
Behalve bovengenoemde wijziging heeft ook
onze volle sympathie een andere uitbreiding van
art. XVIII, welke ook de Zending van zeer
nabij raakt
„Aan de Inlanders moet niet uit Europa een
„hun vreemde cultuur worden opgedrongen,
„maar mede door onzen steun behoort hun
„Aziatische geaardheid tot hooger ontplooiïag
„te geraken."
Kome de reorganisatie der Antir. Party ook
de Zending ten goede! J. D. Wielenga.
Over gebrek aan deelneming is er niet te
klagen, het aantal brieveD, dat ik ontving, is
aanzienlijk. Velen waren na de vacantie weer
gereed met hunne oplossingen en ook vele nie-
welingen kwamen zich aanmelden. De uitgever
zorgde weer, dat er nieuwe prijzen beschikbaar
zijn en wel zulke, dat het de moeite loont mee
te dingen. Die zoo gelukkig zyn dezen keer
een prijs te krijgen, kunnen daar zelf over oor
deelen en de anderen moeten maar een poosje
wachten, de voorraad is in éénen niet uitgeput
en ook hun beurt komt wel. Ditmaal is er te
verdeelen.
Ie. „Dokter Bernardus" voor Cor Wiegel,
Korte Geere K 367-68, Middelburg.
2e. „Quo Vadis" voor C. Goote, St. Jacob-
straat 26, VlissiDgen.
3e. .Het huis op den heuvel" voor P. M-
Staal, Colynsplaat.
4e. „Op de eilanden" voor Suzanna de Jager,
Oudelande, Tolhoek.
5e. „Vreemde Kinders" voor JelyntjeScheele
Jd., Axel, M 8.
Oplossing September-Raadsels.
1, Openbaring, beest, straf, Dan, verborgen,
liefde 't geheel is Spr. 27 5Openbare be
straffing is beter dan verborgen liefde.
II. Mees, geus, steeg, bles, pet, bal, zoet
Het geheel is postzegelalbum.
October Raadsels.
I.
Het geheel is een vers uit de onberijmde
psalmen en bestaat uit 49 letters.
1 en 42 z.
2, 22, 33, 43, 48 ij.
3, 9, 19 a.
4, 5 1.
7, 14, 25, 28, 29, 44 n.
6, 13, 30, 36, 37, 41 en 45 e.
11, 23, 26 h.
12, 20, 39, 40 en 47 t.
gang. Wie kan ik zeggen dat er is?"
„Volders; ik kwam om mijn dochter te ver
huren."
De woorden bleven hem byna in de keel
steken. Die groote, breede, marmeren gaDg
met al die deuren benauwde hem zeker, of was
er iets anders dat hem drukte?
Er was stellig iets anders hy dacht aan zijne
dochter en by stelde zich voor of zy ooit in dit
groote huis zou kunnen aarden. De omgeving
scheen zoo gansch auders dan zy gewoon was
Het miniatuur dienstmeisje dat in de eerste
deur rechts verdwenen was, kwam terug met-
de boodschap
„Of u maar even in de spreekkamer wilt
komen."
Het meisje deed de deur voor hem open en
Volders trad binnen met de pet in de hand.
Mevrouw stond by het kleine vierkante ta
feltje, en liet de pas gekochte peren, een voor
een door de handen gaan.
Zy legde ze alle oversommige op een fraai
fruitschaaltje, andere in een klein korfje.
By zyn binnentreden wendde zy zich om,
en zeide
„U kwam om uw dochter te verhuren Zoo,
hoe oud is ze? Heeft ze al meer gediend?"
„Ze is nog geen twintig, en ze heeft nog
nooit gediend, Mevrouw
„Zoo, en kan ze goed koken en netjes werken
„Ze kan een burgerpot koken en ze is zin
delijk in haar werk, Mevrouw
„Zoo, zoo, en heeft ze nog al een goed humeur,
en is ze altyd gezond?"
„Ze heeft natuurlijk haar gebreken maar ze
17, 24, 27 u.
16, 32 p.
18, 49 d.
Zoek de overige letters.
II.
Myn lichaam is zeer broos en plat
'k Rys dikwyls boven dorp en stad,
En ben van allerlei fatsoen,
Kan by een schipbreuk diensten doen
En menigeen zendt van ben een
Een brief of bode naar my heen.
Oplossingen vóór Donderdag 26 October aan
den Jeugdredacteur p.a. dhr. Littooy, Span
jaardstraat, Middelburg.
Brievenbus.
A. G. de Dr. Kun je daar al in lezen?
D. F. G. De ontbrekende letters waren ge
makkelijk te raden.
M. Sch. 't Is goed hoor, doe maar mee.
Corn. R. Ze waren niet moeilijk.
Jaantje Verh. Dat is al een heel poosje ge
leden.
J. Herd. Je oplossingen zyn goed.
P. de Br. Ga je nog naar school?
Jac. en M. Kr. 't Was een heele toer zooveel
stukjes bij elkaar te brengen.
S. de J. Je kon met die postzegels wel
gelijk hebben.
J. M. de W. Zeker voor de eerste keer.
Welkom
L. A. v. V. Zit je nog dicht by de soldaten
op S.
M. v. D. Je oplossing ziet er goed verzorgd uit.
F. v d. W. Nog maar een keertje meedoen
Jan W. Oplossing goed.
Iz. Leenh Bevalt het je goed in VI.?
Jac. Ie F. Je hebt het nog al eens druk
geloof ik.
Jel. Sch. Bly dat het nu niet vergeten
heb.
An. H. Ik reken op je.
M. H. Bewaar je postzegels
Joh. C. Sm. Aardig gedaan, die berymde opl.
C. L. Walr. Ze waren heel gemakkelijk.
A. C. K. Dank voor je brief.
Wilh. Jongep. Schrijf er alles maar by.
L. W. en L. Stroo. Zie boven, doe maar mee.
Joh. v. VI. Ik heb ze nu niet gezien, vroe
ger wel.
Joh. E. B. De vacantie is weer al lang
achter den rug, hé
Ad. L. Ik keek al of je gedrukte naam er
niet onder stond.
J. en D. K. 't Is heel goed, wat netjes ge
schreven
S. A. v. K. Nog gefeliciteerd.
M. Litt. Een recht groote briefWat heb
je veel genoten.
L. C. Litt. Tot mijn spijt, niet gezien.
H. v. D. Duidelijk je naam er onder.
P. M. St. 'kZie altijd graag je brief er by.
G. J. Br. 'k Zal aan je denken, hoor
J. P. B. Doe maar mee, en volhouden.
Adr. en N. Sch. Dat wist ik wel, dat jullie
in VI. van de K. houden.
A. en Adr. B. Allebei welkom, de prys
komt wel.
M. G. Oplossing goed.
P. J. v. B. Was er geen nieuws te Sch.
P. C. Br. Je hebt een mooie gelegenheid
gehad.
An. v. K. Neen daar woon ik niet.
A. du Pr. 'tls goed, hou maar vol.
J. Geelh. Je weet welHaastige spoed, hé.
E. D. Het valt mee.
Cath. Fr. Wel gezond zoo'n half uurtje
wandelen.
El. B. 't Is zeker al lang geleden.
Gebr. v. H. Altyd leuk jullie twee briefjes
Fr. d. Dr. Moest je heusch nog lang zoeken
J. Br. Ik zie dat je naam er nu flink onder
staat.
A. B. Daar aan 't strand komt nog al eens
wat aandrijven, hé?
El. Liefb. Bly, dat je nog aan me denkt.
C. G. Je oplossingen zyn eenig.
C. W. Doe je al zoo lang mee
P. B. ik wacht een grooten brief van je.
P. B. Ik ben niet zoo gelukkig geweest.
Cath. B. Kom me met de fiets maar eens
opzoeken.
M. Karrn. 'k Zal eens moeilijke opzoeken.
Jan D. Je begin is goed, ga zoo voort.
G- Akkerh. Dank voor je lange brief, je vrees
dat het niet goed was, komt niet uit.
is anders opgeruimd van humeur, en ze mag
zich door Gods goedheid in een uitstekende
gezondheid verheugen."
„Kom, dat is plezierig. Getuigen heeft ze
van zelf niet, als ze nog nooit gediend heeft.
Ach, 'k geef ook eigenlijk weinig om goede
getuigen. Zelf geef ik al eens een goed ge
tuigschrift, al kan 't geen stuiten lyden, maar
je moet om je eigen goeden naam te behouden
ook al wat doen."
Volders antwoordde niet; wat zou hy hierop
ook zeggen
„Maar 'k zou toch wel eenig getuigenis willen
hebben, van wie dan ook, al is 't b v. alleen
maar uit wat voor huisgezin ze komt. Woont
er een notaris by jelui op 't dorp. Misschien
konden we daar dan wel eens informeeren."
„Neen, Mevrouw, een n'otaris hebben we niet,
maar u zoudt by den dominé misschien kunnen
informeeren, ik twyfel niet of u zult goede
informaties bekomen
„Dus daar scbynt ge nog al gerust op ik
laat anders de dominé's maar liever buiten
't spel, ik ben niet erg dominéesaehtig."
Dit was voor Volders geen aanbeveling
't was alsof deze gulhartige bekentenis hem
koud op 'tlyf viel.
Mevrouw was niet erg dominéesaehtig, nu,
dat zou hy daar laten, maar pleitte dit wel
voor hare godsdienstige gevoelens in het alge
meen
„Hoe is het mogelyk," dacht Volders, „dat
ik daar niet eerder en niet meer op gelet heb
Zou ik een hooge huur en veel verval als eerste
eisch mogen stellen?"
J. S. de K. Nieuwdorp is altyd goed ver
tegenwoordigd.
W. L. Je brief ziet er netjes uit, de prijs
komt wel.
Mar. B. Je wordt zoo erg knap, dat de meeste
raadsels veel te gemakkelyk voor je zyn.
D. C. Vert. 'k Beloof je binuenkort eens te
komen.
Cl. P. Ze bevallen my.
P. L Voortaan maar weer ons best gedaan.
S. de R. Doe maar mee.
E. Cath. H. 'tls een heel eind weg in Z.
H. K. en P. C. 't Is gevaarlyk geloof ik met
al die paarden.
J. en A. Deurl. 'k Begon al te denken dat
je er dezen keer niet by was.
J. Verb. Nog niet te laat.
C. B. Dank voor je brief.
Jo L. 'k Hoop je brief er nog dikwyls by
te zien.
Allen gegroet.
De Jbügdreoactkur.
Kerk* cn Hchoolnlenw».
ZESTAL
te LeeuwardenR. E. v. Arkel te Soest
C. Bouma te Schoonebeek
J. C. Brussaard te Meppel
D. Hoogenbirk te Charlois
J. G. Kunst te Barendrecht
J. L. Schouten te Arnhem.
TWEETAL
te 's GravelandJ. Krtiger te Maarssen
P. A. Zeilstra te Mildam
te Waarder: J. H. Jonker te Voorburg;
C. J. Wielenga te Hazerswoude.
BEROEPEN
te Elburg: J. Gootjes te Engwierum
te Siddeburen H. Enserink te Wilsum
(Bentheim)
te Oldekerk E. v. d. Laan te Onstwedde
te Schoonoord H. Hasper te Schiermonnikoog
te UrkT. Rispens te Oude-Pekela
te DussenH. N. Basoski te Moerdyk.
BEDANKT
voor HelmondJ. R. Goris, cand. te Zeven
bergen
voor Zuilicbem: G. de Jager te Wolfaartsdyk
voor Bodegraven: J. Waterink te Appelscha;
voor Hendrik-Ido-AmbachtG. D. Seheepsma
te Roodeschool
voor Sliedrecht: F. W. H. Bramer van
Heinkenszand.
Aan de Vrye Univ. slaagde voor het doet.
ex. ds. C. Bouma te Schoonebeek.
Aan de Theol. School slaagden voor het
cand. ex. eerste gedeelte de heer A. v Enk van
Kampen en de heer P. de Jong van Zwolle.
De Geref. kerk van Weesp B, vacant ge
worden door het vertrek van d9 Goedhuis,
zal voorloopig niet beroepen. Wil men mis
schien eerst vereenigen
Intree te Watergraafsmeer dr. V. Hepp,
overgekomen van Klundert, met 1 Joh. 2 18
21, na bevestigd te zyn door ds. J. Douma van
den Haag met I Cor. 1 21.
Geslaagd voor het prop. ex. theol. aan de
Vrye Univ., de heer J. H. Kuiper van Delft.
Intree te Oostermeer ds. B. J. v. d. Meulen
met Joh. 3 2529, na bevestigd te zyn door
ds. S. v. Leeuwen van Houwerzyl met 1 Cor.
4 1te Brielle c. a. cand. M. Gravendyk van
Rotterdam, met Joh. 1 29, na bevestigd te
zyn door ds. Mol van Zwartewaal met 2 Tim.
4 2a en Phil. 2 29.
Geslaagd voor het propaed. ex. aan de
Theol. School te Kampen, de heeren G. O.
Donner van Amersfoort, J. v. Herksen te Zwolle
en P. Deddens te Rotterdam.
De heer J. R. Goris, cand. te Zevenbergen
verzoekt vriendelyk aan de kerkeraden van va
cante gemeenten voorloopig nog geen beroep
op hem te willen uitbrengen. Indien wy ons
wel herinneren, is jaren geleden in „De Bazuin"
de vraag besproken, of een cand., indien hy een
beroep ontvangt, bedanken mag, en ontkennend
beantwoord, daar men zich aan den dienst van
God heeft gewyd. Deze vraag dringt tegen
woordig weer, nu zoovele vacante Kerken op
een Dienaar des Woords zitten te waclTen.
„Maar enfin, ik wil toch eens informeeren,"
ging Mevrouw voort; „ik stel nog al hooge
eischen al zeg ik het zelf, maar ik geef ook een
hooge huur, honderd gulden is geen kleinig
heid, en dan nog vyf-en-twintig gulden waseh-
geld, en véél verval. Wat dunkt u er van
'tls veel geld moest Volders toestemmen.
Maar Gode zy dank, juist by tyds, als by in
geving, of misschien door dat gezegde van
Mevrouw, waren hem de schellen van de oogen
gevallen.
Ja, het was waar, de hooge huur en het vele
verval hadden hem aangelokt, meer dan hy
zich zelf had willen bekennen.
Hy had berekend dat Lena dan geheel van
haar huur gekleed zou kunnen gaan, nog wat
geld naar huis sturen misschieD, en dan al het
verval naar de postspaarbank brengen.
Zoo kon zy dus goed door de wereld komen.
Maar of haar in dien dienst ook gedurig her
innerd zou worden dat zy eens uit de wereld
zou moeten, en hoe? Zie het scheen wel, als
wa9 dat een oogenblik byzaak voor hem geweest.
Mevrouw verlangde een dienstbode van den
P. G., welken godsdienst zy waarschynlyk zeil
ook huldigde, maar ach, de Protestantsche
Godsdienst is zulk een rekbaar begrip 'fc Wil
eigenlyk niet meer te kennen geven dan dat
men een Roomsch of een Joodsch meisje niet
zou kunnen gebruiken, aangezien die godsdienst
zoo lastig is.
(Wordt vervolgd.)