FEUILLETON.
Terechtgebracht.
Openbaring XII.
Een verhaal nit het volksleven onzer dagen
Onze roeping tegenover de leden der
Hervormde Kerk.
Een troost, dien ik zeer behoef bij het ge
denken aan ai mijn tekort, aan het groote ge
brek, aan zooveel, dat had moeten gedaan worden
en ongedaan bleef, aan zooveel, dat beter on
gedaan ware gebleven. Ach er was ook in mijn
arbeiden vaak vreemd vuur, niet altijd de wijs
heid, die zielen vangt, niet altijd de teerheid
der liefde Christi en soms vergat de knecht,
dat het zijns Heeren akkerwerk is, waarin hij
medearbeidt. En soms vergat bij, dat hij om
niet moet geven, wat hij om niet ontvangen
heeft.
O vergeef m\j dit alles.
Ach, hoe vaak heeft mij dit alles benauwd
en bekommerd, mij wijzende op karakter-zonde,
hoe is het mij tot drukkende schuld voor God
geworden; en hoe grijpt soms de vrees mij aan,
dat ik anderen predikende zelf nog verwerpelijk
zal bevonden worden."
Zulk een bekentenis eert dezen forschen man,
die de zonde zoo stout kan bestraffen.
Bij zelfkennis voegt zich het geloof. Hoor
maar „De Heere is getrouw. Wat Hij be
loofde, doet Hij.
Hij laat Zijn handenwerk niet varen maar
Hii voleindt, wat Hij begon.
Dit is mijn hope.
Mijne hope, ook als ik zie op de groote taak,
waaraan ik nevens anderen mijn beste krachten
geven mocht.
Het pogen om de kerk en de wetenschap
reformatie te leiden en door reformatie van
beiden al het leven te brengen tot de geho<
zaamheid aan de wet en aan het getuigei
Gods.
Met hoe blijden moed, met welk een gehed
zelfovergave, onder hoe vurige gebeden entrant
is dat werk begonnen en voortgezet. Hoeve
leed en gevaar en smaad en opoffering heq
het velen met mij gekost.
Hoe hoopte ik nog, toen ik vóór 25 jaar mij
dienst hier aanving.
En nu Ach soms kan ik schier den drani
niet weerstaan, om met den diep teleurgestelde!
godsman van den ouden dag uit te roepen
Heere het is genoeg, neem nu mjjn ziel maal'
van mij
Immers het schijnt thans, alsof die reformati
van Kerk en School uitloopt op separatie me
een ijdel vertoon van reformatie.
Geplant is er. En waar zijn de natmakers
Zal de Heere den wasdom geven
Ik wensch den Heere te zwijgen en u verj
beiden.
En wat ook teleurstelle, wie ook mag vallen
het Woord des Heeren blijft eeuwig en allj
derzelfde beloften zijn in Christus ja en zij]
in Hem amen."
Men beluistert hier nog iets van het enthou
siasme, waarmede deze dienaar van het evan
gelie eenmaal den strijd aangebonden heef
teneinde het hooge ideaal, dat hem wenkte, t
naderen en wie weet met welk een ijver h?
gearbeid heeft, beseft welk een bittere teleur
stelling zich uit in de klacht, dat het alle
schijnt uitgeloopen te zijn op separatie, waar
voor men zoo bevreesd was. Gods gedachten)
zijn hooger dan onze gedachten, geldt ook vooi
hen, die den strijd aanbinden tegen alle vijandig*
machten in het koninkrijk en daarin vindt hei
teleurgestelde hart rust.
Toch heeft zulk 0en klacht ook iets te zeg
gen aan allen, die het heil van Christus' kerlj
in deze landen zoeken, opdat zij verstaan, hoevel
we nog zjjn van het doel, waartoe we zouden
moeten komen.
„En wat mij aangaat", zoo zegt hij verder,\
„mijn bede isVerwerp mij niet in den tijd
des ouderdoms, verlaat mij niet, terwijl mijn
kracht vergaat. Terwijl de ouderdom en de
grijsheid daar is, verlaat mij niet o God; tot
dat ik dezen geslachte verkondige Uw arm,
allen nakomelingen Uw macht."
Rijk en mild worde deze bede verhoord.
Bouma.
N.B. Deze leerrede is uitgegeven b\j den
heer P. den Boer te Utrecht.
IV.
Stond Openb. 12 maar niet in den Bijbel
Ex ungue leonem uit de klauw kent men
den leeuw. Uit die woorden blijkt duidelijk
DOOE
ANTHONIA MARGARETHA.
hoezeer deze theoloog en schriftverklaarder met
den goddelijken factor der inspiratie en bizon-
dere openbaring heeft afgerekend en aüeen met
natuurlijke en menschelijke factoren'bij zijne
Schriftuitlegging wenscht te rekenen.
Het schijnt wel, dat de verklaarders uit de
„religionsgeschicktliche" School meenen, dat een
apostel als Johannes (tevoren een visscher op
het meer van Gennesareth) zoowat alle mytho-
logiën der oude volkeren had bestudeerd Hoe
komen ze er bij
Markant vinden we bij hen de onderlinge
verdeeldheid. Wezen ze nog allen heen naar
één bron, en beweerden ze dit visioen ontleend
zijn voorstellingsvormen aan de grieksche sa
gen, er ware misschien eene toegeeflijke
meening aan onze zijde te boeken, zoodat we
de mogelijkheid daarvan niet geheel en al zouden
willen buitensluiten. Maar het motief, waaruit
die verklaringen voortkomen, deugt niet. Het
kostte wat het kostte, maar Johannes moet uit
een mythologische bron geput hebben. Dat
staat voor die heeren van tevoren rast. Maar
dat is het juist, wat wij, die vasthouden aan
Gods bizondere openbaring, ten stelligste be
strijden. Waarom toch moet Johannes de
beelden uit dit visioen ontleend hebben of vol
gens den een aan eene joodsche traditie, of vol
gens den ander aan eene grieksche sage, of
volgens derden aan de babylonische mythologie,
of volgens een vierde aan de godenleer van
8)
„Ja, arme pop, je ben al even arm als ik,
maar ik kan er toch niets aan doen, hoor!"
fluisterde zij de pop in 't eenige halve oor dat
deze nog bezat.
De pop gaf geen antwoord en er was niemand
van 't geheele gezelschap die ook maar op haar
lette. Dit vond Mientje minder prettig, zij liet
zich daarom zachtjes van haar stoel af glijden,
en trok Volders stilletjes aan z\jn jas.
„Wat wil je, kleine meid vroeg deze vrien
delijk.
„De pop is net zoo arm als ik!" sprak het
kind met een ernstig gezichtje.
„Ben jij dan zoo arm, Mientje, dat wist ik
niet," informeerde Volders, terwijl hij het kleine
meisje op zijn knie tilde.
„Ja, ik ben veel armer dan Trijntje, en de
pop ook."
„Trijntje heeft zondagsche en daagsche kleer
tjes en genoeg te eten, dat heb jij toch ook
'tls nog de vraag of Trijntje zoo'n mooi wit
schortje heeft als jij," liet hü er gekscherend
op volgen.
„Ja, maar Trijntje heeft een vader, en die
zelve zal u den kop vermorzë
het de verzenen vermorzelen."
Juist uit de mythologiën der oude volkei
kunnen we opmaken, welk een ontzaglijke]
indruk dat Godswoord in Edenshof gemaak
moet hebben op den mensch en op heel d(
menschenwereld waaraan het door mondelinge
overlevering werd nagelaten.
Buiten de bizondere openbaring om, die alleer
de waarheid van deze moederbelofte tot rijke
ontplooiïog bracht, zijn de volkeren met ver
duisterd verstand over deze mysterieuze belofte
Gods gaan nadenken enfantaseeren. Endaar-
uit zijn o.i. de mythologische voorstellingen der
oude volkeren voortgesproten.
Het visioen uit Openbaring XII is evenwel
o i. een loot, direkt ontsproten aan de moeder-j
belofte in Genesis 3 15 geboektdus eene
nadere ontplooiing van wat reeds in het Para-
heb ik niet. Ik heb alleen maar een moeder,
en de pop ook, zij is even armik ben de
moeder van de pop, maar een vader heeft ze
niet."
„Dan moet je maar denken, dat Gerrithaar
vader is."
„Dan is de pop weer rijker dan ik ben, en
dat is voor mij weer niet prettig, nu zijn we
tenminste allebei arm."
„Vraag dan aan je moeder of je ook weer
een vader krijgt," fluisterde hij haar zacht in
't oor. „Zult ge het doen Niet vergeten,
hoor
„Neen," sprak het kind, verheugd bij dit
nieuwe denkbeeld. „Wil ik 't maar eerst gaan
vragen
't Heeft zoo'n haast niet, morgen is 't nog
vroeg genoeg. Vandaag heeft moeder het veel
te druk."
Heeft moeder het vandaag te druk om mij
een nieuwen vader te geven
Eer Volders deze kinderlijke vraag beant
woorden kon, sprak Zwart luide:
„'t Wordt langzamerhand tijd voor de kerk,
broeders en zusters
De gasten begonnen zich nu gereed te maken,
en na verloop van enkele oogenblikken begaf
de stoet zich op weg.
't Deed het oog aangenaam aan, die jonge
luidjes zoo in allen eenvoud wandelend naar
het bedehuis te zien gaan. Men kon hen aan
zien, dat zij zich gelukkig gevoelden. Nu,
Befje kon dan ook met haar Bruidegom voor
den dag komen. H\j zag er vandaag zoo in
de puntjes uit! De hooge, glimmende zijden
dijs in knop, was geopenbaard. Dus niet uit
Johannes' fantaseerend brein voortgekomen, en
ook niet aan heidensche mythpn ontleend, maar
alleen aan dezen apostel op Pathmos door bi
zondere openbaring van uit den hemel ter aan
schouwing gegeven, en dat wel tot krachtige
vertroosting van Gods Kerk in alle volgende
eeuwen tot op de voleinding toe. Kerkhof.
(Wordt vervolgd
REFERAAT gehouden op de
Zeeuwsche Pastorale Conferentie te
Goes, den 9 Juni 1914.
IV. (Slot.)
Wéleerwaarde Heeren en Broeders.
Welke is dan nu onze roeping, de roeping
van ons, leden en dienaren der Geref. kerken
tegenover de Herv. kerk
Deze roeping is niet ten opzichte van ieder
deel gelijk, maar verschilt, naar gelang we te
doen hebben met zoodanigen, die de Geref.
leer belijden, daarvan in meer of minder mate
afwijken of geheel van de waarheid Gods ver
vreemd zijn.
I. Wat onze roeping betreft ten opzichte
van hen, die de Geref. leer belijden, hebben
m
Als ik sprak van een opscherpen en prik
kelen der consciëntie door ons woord is niet
bedoeld wonden te slaan, maar wondenjtte
heelen. Onze actie tegenover de Geref. broede
ren in de Herv. kerk drage daarom een nobel
karakter en zij gespeend aan alle hatelijke
scherpte. In ons woord kloppe het broederhart,
dat over het gescheiden leven smart gevoelt en
dorst naar de weelde der gemeenschap. Wij
moeten ons aan hen niet aandienen als leiders,
ook niet als raadgevers, maar eenvoudig hen
tot trouw vermanen, tot toepassing van de Geref.
Belijdenis op hun kerkelijk leven. Want dit
alleen kan tot vrijmaking der Kerk leiden.
II. Ten tweede dient hier besproken onze
roeping tegenover hen, die van de Geref. Be
lijdenis afweken, waaronder zijn saam te vatten
Ethischen, Evangelischen en Modernen. Hen
hebben wij tot de Geref. Belijdenis terug te
roepen. Voorzeker een niet gemakkelijke taak,
waar zij juist de Geref. Belijdenis het felst en
het scherpst bestrijden. Hun groot schrikbeeld
zijn de drie Formulieren. Die noemen zij „een
papieren paus, bij welks uitspraken het Geref.
volk zweert". En antipapist als zij meestal
zijn, is ook deze „papieren paus" hun een doorn
in het oog. De vervulling van dit deel onzer
roeping zou dan ook vrijwel tot de onmoge
lijkheden kunnen gerekend worden, ware het
niet, dat soms op verrassende wijze blijkt, hoe
er bij hen ondanks hun formulieren-vrees, on-
1
-